Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2007, 4 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2007, 4 | Verdrag |
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied;
Münster, 8 november 2006
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
en
de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,
Hierna te noemen: „de Overeenkomstsluitende Partijen’’,
Zich bewust van hun verplichtingen in het kader van het Noord-Atlantisch Verdrag van 4 april 1949, het Verdrag van Brussel van 17 maart 1948, zoals aangevuld door het Protocol tot wijziging en aanvulling van het Verdrag van Brussel van 23 oktober 1954, het Verdrag betreffende de Europese Unie van 29 juli 1992, het Verdrag van Nice tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 26 februari 2001 alsmede het Handvest van de Verenigde Naties van 1945,
Vastbesloten de thans in de EU Hoofddoelstelling 2010 voor militaire capaciteiten en in het NAVO-initiatief betreffende de defensievermogens vastgelegde Europese militaire capaciteiten te versterken alsmede de verantwoordelijkheid te aanvaarden in het kader van het door de Europese Raad in Laken (december 2001) overeengekomen Europese actieprogramma ter verbetering van de militaire capaciteiten,
In aanmerking nemend het Verdrag inzake de aanwezigheid van buitenlandse strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland van 23 oktober 1954,
In aanmerking nemend het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de stationering van strijdkrachten van de Bondsrepublik Duitsland in het Koninkrijk der Nederlanden van 6 oktober 1997,
Met inachtneming van de Gemeenschappelijke Verklaring van 30 maart 1993 van de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Minister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de oprichting van een multinationaal legerkorps met initiële Nederlandse en Duitse deelname,
Gesterkt door de succesvolle herstructurering van de staf van het 1 (Duits-Nederlandse) Legerkorps tot een voor vredeshandhavingsoperaties onder leiding van de NAVO en de EU beschikbaar High Readiness Forces (Land) Headquarter met inachtneming van de geldende regelingen tussen de NAVO en de EU,
In aanmerking nemend het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens van 18 april 2001,
Vastbesloten voort te bouwen op de intensieve militaire samenwerking tussen de Nederlandse en de Duitse strijdkrachten,
In de overtuiging dat de Europese bondgenoten de effectiviteit en efficiëntie van hun defensie-inspanningen moeten verhogen door de ontwikkeling van innovatieve gemeenschappelijke maatregelen teneinde de versplintering van hun inspanningen te beperken,
Indachtig de regelingen tussen de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Minister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied waarin reeds rekening wordt gehouden met de toenemende kwaliteit van bi- en multinationale samenwerking op defensiegebied,
Zijn het volgende overeengekomen:
In deze Overeenkomst worden de grondbeginselen van de samenwerking bij defensievraagstukken en van verdere integratie van de strijdkrachten van beide Overeenkomstsluitende Partijen vastgelegd.
1. De samenwerking bij defensievraagstukken zal betrekking hebben op gebieden van wederzijds belang en geschieden op basis van effectiviteit, efficiëntie en wederkerigheid.
2. Deze kan onder andere de volgende gebieden omvatten:
1. politieke consultaties tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland, militair-politieke en militaire consultaties tussen het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland,
2. gebruik van opleidingsfaciliteiten en oefenterreinen,
3. samenwerking in het kader van de staf van het 1 (Duits-Nederlandse) Legerkorps,
4. oprichting van gemeenschappelijke bureaus,
5. oefeningen,
6. samenwerking in het kader van operaties,
7. uitwisseling van personeel,
8. opleiding,
9. uitwisseling van informatie,
10. vermindering van de administratieve druk,
11. samenwerking op nieuwe gebieden met het oog op integratie en overleg met betrekking tot de besluitvorming en de grondbeginselen en methoden van bevelvoering en operaties.
3. Op uitnodiging van de Overeenkomstsluitende Partijen staat de samenwerking open voor de deelname door andere staten.
De samenwerkingsgebieden worden nader geregeld in uitvoeringsregelingen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen of tussen het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland.
1. Nationale wetten en voorschriften die buiten de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland vallen, blijven onverlet.
2. Nationale voorschriften die onder de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland vallen, blijven in de regel onverlet. Ter bevordering van de binationale samenwerking en efficiëntie komen de Overeenkomstsluitende Partijen overeen dat het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland aan bepaalde militaire autoriteiten de bevoegdheid kunnen verlenen van deze voorschriften af te wijken.
3. Afwijkingen die buiten de gebieden/het kader vallen als omschreven in het tweede lid kunnen door de aangewezen militaire autoriteiten via de in artikel 5 genoemde stuurgroep voor overleg en ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland.
1. Alle werkzaamheden van de Ministeries van Defensie in het kader van deze Overeenkomst worden gecoördineerd door een stuurgroep (High Level Steering Group), die de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Minister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland bij alle vraagstukken daaromtrent adviseert.
2. De stuurgroep (High Level Steering Group) wordt gevormd door de beleidsdirecteur van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het hoofd van de stafafdeling voor militair beleid (Stabsabteilungsleiter Militärpolitik) van het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland. De stuurgroep wordt zo nodig versterkt met deskundigen van de Ministeries van Defensie van beide Overeenkomstsluitende Partijen.
1. De rechtspositie van het personeel van de Overeenkomstsluitende Partijen en van hun gezinsleden wordt bepaald door het beginsel van wederkerigheid.
2. Met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van een Overeenkomstsluitende Partij en hun gezinsleden die zich op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij bevinden, komt in het bijzonder de toepassing van een of eventueel meerdere van de volgenden verdragen in aanmerking:
1. Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (NAVO-Statusverdrag) van 19 juni 1951,
2. Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd op 18 maart 1993, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten,
3. Notawisseling van 25 september 1990, zoals gewijzigd op 12 september 1994, juncto het NAVO-Statusverdrag, de sub 2 genoemde Aanvullende Overeenkomst en de desbetreffende regelingen,
4. Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse krijgsmachten van 6 oktober 1997,
5. Protocol bij de Aanvullende Overeenkomst van 6 oktober 1997 bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse krijgsmachten van 6 oktober 1997.
1. Door beide staten gebruikte voorzieningen/faciliteiten of terreinen op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen kunnen door binationale wachtposten worden bewaakt, voor zover de wachtsoldaten van de zendstaat dezelfde bevoegdheden hebben als de wachtsoldaten van de ontvangende staat.
2. Binationale wachtposten staan tijdens de wachtdienst uitsluitend onder het gezag van de meerderen van de wachtposten van de ontvangende staat.
3. Voor binationale wachtposten buiten het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen worden bijzondere regelingen toegepast.
1. De samenwerking in het kader van deze Overeenkomst geschiedt op basis van wederkerigheid en een evenwichtige verdeling van de lasten.
2. Gedetailleerde financiële regelingen dienen te worden vastgelegd in de desbetreffende uitvoeringsregeling voor het specifieke samenwerkingsgebied.
De bepalingen van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens van 18 april 2001 zijn van toepassing.
Alle geschillen die voortvloeien uit of verband houden met deze Overeenkomst worden uitsluitend door onderling overleg en onderlinge consultaties tussen de Overeenkomstsluitende Partijen op een zo laag mogelijk niveau beslecht.
1. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar hebben medegedeeld dat aan de nationale vereisten voor inwerkingtreding is voldaan. Bepalend is de datum van ontvangst van de laatste mededeling.
2. De Overeenkomst wordt met ingang van de datum van ondertekening voorlopig toegepast met inachtneming van het respectieve nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partijen.
3. Wijzigingen van deze Overeenkomst geschieden in onderling overleg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen. Op de inwerkingtreding ervan is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
4. Deze Overeenkomst kan door elke Overeenkomstsluitende Partij met inachtneming van een termijn van twaalf maanden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgezegd. De Overeenkomstsluitende Partijen consulteren elkaar teneinde voor alle partijen acceptabele voorwaarden voor opzegging overeen te komen.
5. Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden geldt deze Overeenkomst uitsluitend voor het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.
GEDAAN te Münster op 8 november 2006 in twee originele exemplaren, elk in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
KAMP
Voor de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland
U. BRANDENBURG
CHRISTIAN SCHMIDT
Abkommen zwischen der Regierung des Königreichs der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland über die Zusammenarbeit im Verteidigungsbereich
Die Regierung des Königreichs der Niederlande,
und
die Regierung der Bundesrepublik Deutschland,
nachstehend »Vertragsparteien« genannt,
im Bewusstsein ihrer Verpflichtungen im Rahmen des Nordatlantikvertrags vom 4. April 1949, des Brüsseler Vertrags vom 17. März 1948, ergänzt durch das Protokoll vom 23. Oktober 1954 zur Modifizierung und Vervollständigung des Brüsseler Vertrags, des Vertrags vom 29. Juli 1992 über die Europäische Union, des Vertrags von Nizza zur Änderung des Vertrags über die Europäische Union, der Verträge vom 26. Februar 2001 zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft sowie der Charta der Vereinten Nationen von 1945,
in dem Entschluss, die zurzeit im Europäischen Streitkräfteplanziel 2010 und in der NATO-Initiative zur Verteidigungsfähigkeit definierten europäischen militärischen Fähigkeiten zu stärken und Verantwortung im Rahmen des auf der Tagung des EU-Rates in Laeken (Dezember 2001) vereinbarten Europäischen Aktionsplans zur Verbesserung der Streitkräftefähigkeiten zu übernehmen,
in Anbetracht des Vertrags vom 23. Oktober 1954 über den Aufenthalt ausländischer Streitkräfte in der Bundesrepublik Deutschland,
in Anbetracht des Vertrags vom 6. Oktober 1997 zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über die Stationierung von Truppen der Bundesrepublik Deutschland im Königreich der Niederlande,
in Beachtung der gemeinsamen Entschließung des Ministers der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und des Bundesministers der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland vom 30. März 1993 über die Aufstellung eines multinationalen Korps zunächst unter Beteiligung der Niederlande und Deutschlands,
ermutigt durch die erfolgreiche Umstrukturierung des Stabs des I. (Deutsch-Niederländischen) Korps in ein für NATO- und EU-geführte friedensunterstützende Operationen zur Verfügung stehendes High Readiness Forces (Land) Headquarter unter Berücksichtigung der geltenden Regelungen zwischen NATO und EU,
in Anbetracht des Abkommens vom 18. April 2001 zwischen der der Regierung des Königreichs der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland über den gegenseitigen Schutz von Verschlusssachen,
entschlossen, auf der umfassenden militärischen Zusammenarbeit zwischen den niederländischen und den deutschen Streitkräften aufzubauen,
in der Überzeugung, dass die europäischen Verbündeten die Effektivität und Effizienz ihrer Verteidigungsanstrengungen durch die Entwicklung innovativer gemeinsamer Maßnahmen erhöhen müssen, um die Aufsplitterung ihrer Bemühungen zu verringern,
eingedenk der Vereinbarungen zwischen dem Minister der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und dem Bundesminister der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland über die Zusammenarbeit im Verteidigungsbereich, die bereits die zunehmende Qualität bi- und multinationaler Kooperation im Verteidigungsbereich berücksichtigen
sind wie folgt übereingekommen:
Mit diesem Abkommen werden die Grundsätze für die Zusammenarbeit in Verteidigungsfragen und für eine vertiefte Integration der Streitkräfte beider Vertragsparteien festgelegt.
1. Die Zusammenarbeit in Verteidigungsfragen wird sich auf Bereiche von beiderseitigem Interesse beziehen und den Grundsätzen der Effektivität, Effizienz und Gegenseitigkeit folgen.
2. Sie kann unter anderem die folgenden Bereiche umfassen:
1. Politische Konsultationen zwischen dem Ministerium für auswärtige Angelegenheiten des Königreichs der Niederlande und dem Auswärtigen Amt der Bundesrepublik Deutschland, militärpolititsche und militärische Konsultationen zwischen dem Ministerium der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und dem Bundesministerium der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland,
2. Nutzung von Ausbildungseinrichtungen und Übungsplätzen,
3. Zusammenarbeit im Rahmen des Stabes des I. (Deutsch-Niederländischen) Korps,
4. Einrichtung von gemeinsamen Dienststellen,
5. Übungen,
6. Zusammenarbeit im Einsatz,
7. Personalaustausch,
8. Ausbildung,
9. Informationsaustausch,
10. Verringerung des Verwaltungsaufwands,
11. Zusammenarbeit in neuen Bereichen mit dem Ziel der Integration und Abstimmung auf dem Gebiet der Entscheidungsfindung, der Führungs- und Einsatzgrundsätze und -verfahren.
3. Auf Einladung der Vertragsparteien steht die Zusammenarbeit der Teilnahme anderer Staaten offen.
Die Bereiche der Zusammenarbeit werden in Durchführungsvereinbarungen zwischen den Vertragsparteien oder zwischen dem Ministerium der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und dem Bundesministerium der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland näher geregelt.
1. Nationale Gesetze und Vorschriften, die über den Zuständigkeitsbereich des Ministeriums der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und des Bundesministeriums der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland hinausgehen, bleiben unberührt.
2. Nationale Vorschriften, die in den Zuständigkeitsbereich des Ministeriums der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und des Bundesministeriums der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland fallen, bleiben in der Regel unberührt. Zur Förderung der binationalen Zusammenarbeit und Effizienz einigen sich die Vertragsparteien dahingehend, dass das Ministerium der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und das Bundesministerium der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland bestimmten Militärbehörden die Befugnis zur Abweichung von diesen Vorschriften erteilen können.
3. Abweichungen, die über die/den in Absatz 2 festgelegten Bereiche/Umfang hinaus gehen, können von den bestimmten Militärbehörden über den in Artikel 5 beschriebenen Lenkungsausschuss dem Ministerium der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und dem Bundesministerium der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland zur Beratung und Genehmigung vorgeschlagen werden.
1. Alle Tätigkeiten der Verteidigungsministerien im Rahmen dieses Abkommens werden von einem Lenkungsausschuss (High Level Steering Group) koordiniert, der den Minister der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und den Bundesminister der Verteidigung der Bundesrepublik Deutschland in allen diesbezüglichen Fragen berät.
2. Der Lenkungsausschuss (High Level Steering Group) wird durch den politischen Direktor im Ministerium der Verteidigung des Königreichs der Niederlande und den Stabsabteilungsleiter Militärpolitik im Bundesministerium der Verteidiging der Bundesrepublik Deutschland gebildet. Er wird bei Bedarf durch Experten der Verteidigungsministerien beider Vertragsparteien verstärkt.
1. Die Rechtsstellung des Personals der Vertragsparteien und dessen Angehöriger wird vom Prinzip der Gegenseitigkeit getragen.
2. In Bezug auf die Rechtsstellung des Personals einer Vertragspartei und dessen Angehöriger, die sich im Hoheitsgebiet der anderen Vertragspartei aufhalten, kommt insbesondere die Anwendung einer oder gegebenenfalls mehrerer der folgenden Abkommen in Betracht:
1. Abkommen vom 19. Juni 1951 zwischen den Parteien des Nordatlantikvertrages über die Rechtsstellung ihrer Truppen (NATO-Truppenstatut),
2. Zusatzabkommen vom 3. August 1959 in der geänderten Fassung vom 18. März 1993 zu dem Abkommen zwischen den Parteien des Nordatlantikvertrags über die Rechtsstellung ihrer Truppen hinsichtlich der in der Bundesrepublik Deutschland stationierten ausländischen Truppen,
3. Notenwechsel vom 25. September 1990 in der Fassung vom 12. September 1994 in Verbindung mit dem NATO-Truppenstatut, dem unter Nummer 2 genannten Zusatzabkommen und den diesbezüglichen Vereinbarungen,
4. Zusatzabkommen vom 6. Oktober 1997 zu dem Abkommen vom 19. Juni 1951 zwischen den Parteien des Nordatlantikvertrags über die Rechtsstellung ihrer Truppen hinsichtlich der im Königreich der Niederlande stationierten deutschen Truppen,
5. Protokoll vom 6. Oktober 1997 zum Zusatzabkommen vom 6. Oktober 1997 zu dem Abkommen vom 19. Juni 1951 zwischen den Parteien des Nordatlantikvertrags über die Rechtstellung ihrer Truppen hinsichtlich der im Königreich der Niederlande stationierten deutschen Truppen.
1. Von beiden Staaten genutzte Anlagen/Einrichtungen oder Liegenschaften im Hoheitsgebiet der Vertragsparteien können durch binationale Wachen bewacht werden, soweit die Wachsoldaten des Entsendestaats die gleichen Befugnisse wie die Wachsoldaten des Aufnahmestaats haben.
2. Binationale Wachen unterstehen im Wachdienst ausschließlich den Wachvorgesetzten des Aufnahmestaats.
3. Für binationale Wachen außerhalb des Hoheitsgebiets der Vertragsparteien werden besondere Vereinbarungen angewandt.
1. Die Zusammenarbeit im Rahmen dieses Abkommens erfolgt nach den Grundsätzen der Gegenseitigkeit und der ausgewogenen Verteilung der Lasten.
2. Detaillierte finanzielle Regelungen sind in der jeweiligen Durchführungsvereinbarung für den spezifischen Bereich der Zusammenarbeit festzulegen.
Die Bestimmungen des Abkommens vom 18. April 2001 zwischen der Regierung des Königreichs der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland über den gegenseitigen Schutz von Verschlusssachen finden Anwendung.
Alle Streitigkeiten, die sich aus diesem Abkommen oder im Zusammenhang damit ergeben, werden ausschließlich durch gegenseitige Verhandlungen und Konsultationen zwischen den Vertragsparteien auf möglichst niedriger Ebene beigelegt.
1. Dieses Abkommen tritt am ersten Tag des zweiten Monats nach dem Tag in Kraft, an dem die Vertragsparteien einander mitgeteilt haben, dass die innerstaatlichen Voraussetzungen für das Inkrafttreten erfüllt sind. Maßgebend ist der Tag des Eingangs der letzten Mitteilung.
2. Das Abkommen wird vom Tag der Unterzeichnung an nach Maßgabe des jeweiligen innerstaatlichen Rechts der Vertragsparteien vorläufig angewandt.
3. Änderungen dieses Abkommens werden im gegenseitigen Einvernehmen der Vertragsparteien vorgenommen. Für ihr Inkrafttreten ist Absatz 1 entsprechend anzuwenden.
4. Dieses Abkommen kann von jeder Vertragspartei unter Einhaltung einer Frist von zwölf Monaten gegenüber der anderen Vertragspartei schriftlich gekündigt werden. Die Vertragsparteien konsultieren einander, um für alle Seiten annehmbare Kündigungsbedingungen zu vereinbaren.
5. In Bezug auf das Königreich der Niederlande gilt dieses Abkommen ausschließlich für das Hoheitsgebiet des Königreichs in Europa.
GESCHEHEN zu Münster am 8. November 2006 in zwei Urschriften, jede in niederländischer und deutscher Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.
Für die Regierung des Königreichs der Niederlande
KAMP
Für die Regierung der Bundesrepubliek Deutsland
U. BRANDENBURG
CHRISTIAN SCHMIDT
De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.
De Overeenkomst wordt ingevolge artikel 11, tweede lid, vanaf 8 november 2006 voorlopig toegepast.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt ingevolge artikel 11, vijfde lid, de voorlopige toepassing alleen voor Nederland.
De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 11, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na de datum van ontvangst van de laatste nota, waarin de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat aan de nationale vereisten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is voldaan.
Titel | : | Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Tekst | : | Stb. 1945, 253 (Engels) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2006, 254 |
Titel | : | Verdrag tot regeling van de samenwerking op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede van de collectieve zelfverdediging; Brussel, 17 maart 1948 |
Tekst | : | Stb. 1948, 519 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. | : | Trb. 1995, 102 |
Titel | : | Noord-Atlantisch Verdrag; Washington, 4 april 1949 |
Tekst | : | Stb. 1949, 355 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 154 |
Titel | : | Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten; Londen, 19 juni 1951 |
Tekst | : | Trb. 1951, 114 (Engels en Frans) Trb. 1953, 10 (vertaling) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2001, 28 |
Titel | : | Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Franse Republiek en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de aanwezigheid van buitenlandse strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland; Parijs, 23 oktober 1954 |
Tekst | : | Trb. 1954, 180 (Engels, Duits en vertaling) |
Titel | : | Protocol tot wijziging en aanvulling van het Verdrag van Brussel; Parijs, 23 oktober 1954 |
Tekst | : | Trb. 1954, 179 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. | : | Trb. 1966, 265 |
Titel | : | Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noordatlantische Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten; Bonn, 3 augustus 1959 |
Tekst | : | Trb. 1960, 37 (Engels en Duits) Trb. 1961, 119 (vertaling) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 254 |
Titel | : | Briefwisseling tussen de Nederlandse, de Belgische, de Canadese, de Franse, de Amerikaanse en de Britse Regering, enerzijds, en de Duitse Bondsregering, anderzijds, houdende verlenging van het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten en de Aanvullende Overeenkomst betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten; Bonn, 25 september 1990 |
Tekst | : | Trb. 1990, 166 (Duits en Engels) |
Laatste Trb. | : | Trb. 1994, 224 |
Titel | : | Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992 |
Tekst | : | Trb. 1992, 74 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 122 |
Titel | : | Overeenkomst tot wijziging van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959 bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noordatlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van21 oktober 1971 en 18 mei 1981; Bonn, 18 maart 1993 |
Tekst | : | Trb. 1993, 121 (Engels en Duits) Trb. 1995, 43 (vertaling) |
Laatste Trb. | : | Trb. 1998, 128 |
Titel | : | Briefwisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, Canada, de Franse Republiek, de Verenigde Staten van Amerika en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Bondsrepubliek Duitsland houdende een verdrag tot wijziging van de notawisseling van 25 september 1990 bij het Verdrag van 19 juni 1951; Bonn, 12 september 1994 |
Tekst | : | Trb. 1994, 224 (Duits) Trb. 1994, 256 (vertaling) |
Laatste Trb. | : | Trb. 1996, 326 |
Titel | : | Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de stationering van strijdkrachten van de Bondsrepubliek Duitsland in het Koninkrijk der Nederlanden; Bergen (Duitsland), 6 oktober 1997 |
Tekst | : | Trb. 1998, 123 (Nederlands en Duits) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2001, 10 |
Titel | : | Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten; (met Protocol) Bergen (Duitsland), 6 oktober 1997 |
Tekst | : | Trb. 1998, 124 (Nederlands en Duits) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2000, 79 |
Titel | : | Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de algemene voorwaarden voor het 1 (Duits/Nederlandse) legerkorps en de aan het korps verbonden eenheden en instellingen; Bergen (Duitsland), 6 oktober 1997 |
Tekst | : | Trb. 1998, 117 (Engels, Nederlands en Duits) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2001, 4 |
Titel | : | Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de organisatie en de activiteiten van het (Duits/Nederlandse) Legerkorps en het Air Operations Coordination Center; Bergen (Duitsland), 6 oktober 1997 |
Tekst | : | Trb. 1998, 118 (Engels, Nederlands en Duits) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2001, 5 |
Titel | : | Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten; Nice, 26 februari 2001 |
Tekst | : | Trb. 2001, 47 (Nederlands) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2006, 241 |
Titel | : | Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Berlijn, 18 april 2001 |
Tekst | : | Trb. 2001, 100 (Nederlands en Duits) |
Laatste Trb. | : | Trb. 2002, 50 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2007-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.