A. TITEL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken;

Ottawa, 14 augustus 2007

B. TEKST1

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van Canada,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Overwegend dat inbreuken op de douanewetgeving schadelijk zijn voor de economische, fiscale, sociale en culturele belangen en de belangen op het gebied van de volksgezondheid, veiligheid en handel van hun staten;

Gelet op het belang van een juiste vaststelling van de douanerechten en belastingen die bij invoer of uitvoer worden geïnd en van het waarborgen van een juiste handhaving van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

Erkennend de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van de douanewetgeving van hun staten;

Overwegend dat de illegale grensoverschrijdende handel in wapens, explosieven, chemische, biologische en nucleaire stoffen alsmede in verdovende middelen, psychotrope stoffen, bedreigde dier- en plantensoorten, gevaarlijke stoffen en andere verboden goederen of aan voorschriften of toezicht onderworpen goederen een bijzonder gevaar voor de samenleving vormt;

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door nauwe samenwerking tussen hun douaneadministraties;

Gelet op de Aanbeveling inzake wederzijdse administratieve bijstand, de Verklaring inzake verbetering van douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand (Verklaring van Cyprus) en de Resolutie inzake veiligheid en facilitatie van de internationale logistieke keten, aangenomen door de Internationale Douaneraad, tegenwoordig bekend als de Werelddouaneorganisatie, in respectievelijk december 1953, juli 2000 en juni 2002;

Tevens gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder „douaneadministratie’’ verstaan:

    • i. wat Canada betreft: het Canadese Grensagentschap (CBSA);

    • ii. wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft: de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van de douanewetgeving;

  • b. wordt onder „douanewetgeving’’ verstaan: de wet- en regelgeving inzake de invoer en uitvoer van goederen met de administratie en handhaving waarvan de douaneadministraties specifiek zijn belast, en alle door de douaneadministraties ingevolge hun wettelijke bevoegdheden opgestelde voorschriften;

  • c. wordt onder „inbreuk op de douanewetgeving’’ verstaan: elke schending of poging tot schending van de douanewetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen;

  • d. wordt onder „persoon’’ verstaan: zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon;

  • e. wordt onder „persoonsgegevens’’ verstaan: gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

  • f. wordt onder „informatie’’ verstaan: alle gegevens, documenten, rapporten, gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan of andere mededelingen ongeacht in welke vorm, met inbegrip van de elektronische vorm;

  • g. wordt onder „inlichtingen’’ verstaan: informatie die is verwerkt of geanalyseerd teneinde gegevens te verstrekken die van belang zijn voor een inbreuk op de douanewetgeving;

  • h. wordt onder „internationale logistieke keten’’ verstaan: alle processen die van toepassing zijn bij het grensoverschrijdend verkeer van goederen van de plaats van herkomst naar de uiteindelijke plaats van bestemming;

  • i. wordt onder „verzoekende administratie’’ verstaan: de douane-administratie die om bijstand verzoekt;

  • j. wordt onder „aangezochte administratie’’ verstaan: de douane-administratie die om bijstand wordt verzocht.

HOOFDSTUK II

REIKWIJDTE VAN HET VERDRAG

Artikel 2

1. De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douaneadministraties administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving, met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving, alsmede om de veiligheid van de internationale logistieke keten te waarborgen.

2. Bijstand uit hoofde van dit Verdrag wordt door de Verdragsluitende Partijen verleend in overeenstemming met hun nationale wetgeving en binnen de grenzen van de bevoegdheden en beschikbare middelen van hun douaneadministraties.

3. Dit Verdrag laat onverlet de verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden ingevolge de wetgeving van de Europese Unie inzake zijn huidige en toekomstige verplichtingen als lidstaat van de Europese Unie en alle wetgeving die is vastgesteld om die verplichtingen na te komen, alsmede zijn huidige en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie.

4. De douaneadministratie van het Koninkrijk der Nederlanden informeert de douaneadministratie van Canada over verplichtingen als bedoeld in het derde lid die ontstaan na de datum van ondertekening van dit Verdrag en gevolgen zouden kunnen hebben voor de uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen.

5. Dit Verdrag is uitsluitend bedoeld voor de wederzijdse administratieve bijstand tussen de Verdragsluitende Partijen; particulieren kunnen aan de bepalingen van dit Verdrag niet het recht ontlenen informatie te verkrijgen, bewijsmateriaal te doen achterhouden of ontoelaatbaar te doen verklaren dan wel de uitvoering van een verzoek te doen beletten.

6. Indien bijstand ter zake van in dit Verdrag geregelde aspecten dient te worden verleend in overeenstemming met een andere geldende samenwerkingsovereenkomst tussen de Verdragsluitende Partijen, geeft de aangezochte administratie aan welke autoriteiten het betreft.

HOOFDSTUK III

REIKWIJDTE VAN DE BIJSTAND

Artikel 3

De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie en inlichtingen ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving, met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving, alsmede om de veiligheid van de internationale logistieke keten te waarborgen. Deze informatie kan betrekking hebben op:

  • a. wetshandhavingstechnieken die hun doeltreffendheid hebben bewezen;

  • b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen betreffende het maken van inbreuken op de douanewetgeving; en

  • c. alle andere gegevens die de douaneadministraties van nut kunnen zijn bij de risicobeoordeling.

HOOFDSTUK IV

BIJZONDERE VORMEN VAN BIJSTAND

Artikel 4

De aangezochte administratie verstrekt de verzoekende administratie op haar verzoek de volgende informatie:

  • a. of goederen die zijn ingevoerd in het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze werden uitgevoerd uit het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij;

  • b. of goederen die werden uitgevoerd uit het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij en de douaneregeling waaronder de goederen eventueel zijn geplaatst.

Artikel 5

Op verzoek houdt de aangezochte administratie, voor zover mogelijk, toezicht op en verstrekt zij de verzoekende administratie informatie en inlichtingen over:

  • a. personen van wie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of van wie het vermoeden bestaat dat zij op het punt staan een inbreuk te maken op de douanewetgeving op het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij, in het bijzonder diegenen die het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij betreden en verlaten;

  • b. goederen in vervoer of in opslag waarvan bekend is dat zij gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat zij gebruikt worden voor het maken van een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij;

  • c. vervoermiddelen waarvan bekend is dat zij gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat zij gebruikt worden voor het maken van een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij.

Artikel 6

1. De douaneadministraties verstrekken elkaar op verzoek of uit eigen beweging informatie en inlichtingen over voorgenomen, lopende of voltooide activiteiten die een inbreuk op de douanewetgeving vormen of lijken te vormen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

2. In gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare veiligheid, met inbegrip van de veiligheid van de internationale logistieke keten, of voor andere vitale belangen van de ene Verdragsluitende Partij met zich kunnen brengen, verstrekt de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij, waar mogelijk, uit eigen beweging en onverwijld informatie of inlichtingen.

Artikel 7

De douaneadministraties kunnen elkaar, door middel van een wederzijdse regeling overeenkomstig artikel 21, tweede lid, automatisch informatie en inlichtingen verstrekken die onder dit Verdrag vallen.

Artikel 8

De douaneadministraties kunnen elkaar, door middel van een wederzijdse regeling overeenkomstig artikel 21, tweede lid, specifieke informatie en inlichtingen verstrekken voorafgaand aan de aankomst van zendingen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 9

De douaneadministraties kunnen, overeenkomstig hun nationale wetgeving, met wederzijdse instemming, toestemming verlenen voor de onder hun toezicht verrichte invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het grondgebied van hun respectieve staten van goederen die betrokken zijn bij ongeoorloofde handel om deze ongeoorloofde handel tegen te gaan. Indien de douaneadministratie niet bevoegd is bedoelde toestemming te verlenen, tracht die administratie samenwerking te bewerkstelligen met de nationale autoriteiten die daartoe wel bevoegd zijn of draagt zij de zaak aan hen over.

HOOFDSTUK V

DESKUNDIGEN EN GETUIGEN

Artikel 10

1. De ene douaneadministratie kan op verzoek van de andere douaneadministratie haar functionarissen machtigen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij als getuige of deskundige in gerechtelijke of administratieve procedures te verschijnen en de dossiers, documenten of ander materiaal of gewaarmerkte kopieën daarvan die kunnen worden beschouwd als zijnde essentieel voor de procedure, over te leggen.

2. Wanneer getuigen of deskundigen in de in het eerste lid genoemde omstandigheden verschijnen in gerechtelijke of administratieve procedures, genieten zij de volledige bescherming van de wet van de verzoekende Verdragsluitende Partij inzake getuigenissen die gevrijwaard zijn van gerechtelijke toetsing of getuigenissen van vertrouwelijke aard die kunnen worden beschermd tegen openbaarmaking ingevolge die wet.

HOOFDSTUK VI

TOEZENDING VAN VERZOEKEN

Artikel 11

1. Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden, schriftelijk of elektronisch, rechtstreeks aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij gericht en gaan vergezeld van alle informatie die voor de inwilliging van het verzoek nuttig wordt geacht. De aangezochte administratie kan schriftelijke bevestiging van elektronische verzoeken verlangen. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, die zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd dienen te worden, of, indien beide douaneadministraties daarmee instemmen, elektronisch.

2. Verzoeken ingevolge het eerste lid bevatten de volgende gegevens:

  • a. de identiteit van de functionaris die het verzoek doet;

  • b. het onderwerp van en de redenen voor het verzoek, alsmede de aard van de verzochte bijstand;

  • c. de namen en adressen van de personen op wie het verzoek betrekking heeft, voor zover bekend; en

  • d. een korte beschrijving van de desbetreffende zaak en van de wettelijke bepalingen die erop van toepassing zijn.

3. De douaneadministratie van de aangezochte Verdragsluitende Partij voldoet aan een verzoek bij het beantwoorden van een verzoek een bepaalde methode of techniek te hanteren, tenzij die methode of techniek in strijd zou zijn met de wet- en regelgeving, het beleid of de uitvoeringspraktijk van de aangezochte Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK VII

INFORMATIE EN INLICHTINGEN

Artikel 12

Een douaneadministratie verzoekt uitsluitend om originele informatie in gevallen waarin niet met afschriften kan worden volstaan en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden. De rechten van de aangezochte administratie of van derden ter zake van dergelijke originele informatie blijven onverlet.

HOOFDSTUK VIII

UITVOERING VAN VERZOEKEN

Artikel 13

1. Indien de aangezochte administratie de aangewezen autoriteit is en niet over de gevraagde informatie beschikt, stelt zij een onderzoek in om die informatie te verkrijgen in overeenstemming met haar nationale wetgeving.

2. Indien de aangezochte administratie onder de gegeven omstandigheden niet de aangewezen autoriteit is, zal zij, in overeenstemming met haar nationale wetgeving, hetzij:

  • a. het verzoek onverwijld aan de aangewezen autoriteit doorzenden; of

  • b. aangeven welke de desbetreffende autoriteiten zijn.

Artikel 14

Ten behoeve van onderzoek naar een inbreuk op de douanewetgeving kunnen door de verzoekende administratie speciaal hiertoe aangewezen functionarissen, met instemming van de aangezochte administratie en onder voorwaarden die laatstgenoemde hieraan kan verbinden, op schriftelijk verzoek:

  • a. aanwezig zijn bij een door de aangezochte administratie geleid onderzoek op het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij dat van belang is voor de verzoekende administratie;

  • b. ten kantore van de aangezochte administratie documenten en alle andere informatie met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving onderzoeken, en daarvan afschriften verkrijgen.

Artikel 15

Indien de aangezochte administratie het wenselijk acht dat functionarissen van de verzoekende administratie aanwezig zijn wanneer, overeenkomstig een verzoek, bijstandsmaatregelen worden uitgevoerd, kan zij de verzoekende administratie uitnodigen daartoe functionarissen ter beschikking te stellen, met inachtneming van alle door haar daaraan verbonden voorwaarden.

Artikel 16

Indien functionarissen van de douaneadministratie van de ene Verdragsluitende Partij aanwezig zijn op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Verdrag, dienen zij te allen tijde in staat te zijn hun identiteit en officiële hoedanigheid aan te tonen.

HOOFDSTUK IX

VERTROUWELIJK KARAKTER VAN INFORMATIE

Artikel 17

1. Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie of inlichtingen mogen slechts voor de doeleinden van dit Verdrag en door de douaneadministraties worden gebruikt, behalve in gevallen waarin de douaneadministratie die deze informatie of inlichtingen heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring hecht aan het gebruik daarvan voor andere doeleinden of door andere autoriteiten; in dat geval is dat gebruik onderworpen aan eventuele beperkingen die zijn vastgelegd door de douaneadministratie die de informatie of inlichtingen heeft verstrekt.

2. Informatie of inlichtingen die uit hoofde van dit Verdrag worden ontvangen mogen slechts bij strafrechtelijke vervolgingen worden gebruikt nadat het openbaar ministerie of de rechterlijke autoriteiten op het grondgebied van de verstrekkende Verdragsluitende Partij met dit gebruik hebben ingestemd.

3. Uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie of inlichtingen worden vertrouwelijk behandeld en daarvoor geldt dezelfde bescherming als die welke voor soortgelijke informatie of inlichtingen geldt krachtens de nationale wetgeving van de ontvangende Verdragsluitende Partij.

4. Het verstrekken van informatie of inlichtingen aan de Europese Commissie of de douaneadministraties van de lidstaten van de Europese Unie ingevolge de in artikel 2 van dit Verdrag genoemde verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden geschiedt uitsluitend voor zover dit nodig is. Wanneer informatie of inlichtingen ingevolge dit lid gedeeld worden, wordt Canada voorafgaand aan het delen van de informatie daarover geïnformeerd.

Artikel 18

1. Uit hoofde van dit Verdrag uitgewisselde persoonsgegevens vallen onder een beschermingsniveau dat gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt, wordt gehanteerd.

2. De Verdragsluitende Partijen verschaffen elkaar alle wetgeving en administratieve bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens in hun respectieve staten welke van belang zijn voor dit artikel.

3. Persoonsgegevens worden niet uitgewisseld voordat de Verdragsluitende Partijen overeenkomstig artikel 21, tweede lid, van dit Verdrag zijn overeengekomen dat het beschermingsniveau op hun grondgebieden gelijkwaardig is.

HOOFDSTUK X

ONTHEFFING

Artikel 19

1. In gevallen waarin de bijstand uit hoofde van dit Verdrag een inbreuk zou vormen op de soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of een ander wezenlijk belang van een Verdragsluitende Partij of tot schending van een industrieel of een commercieel, dan wel een beroepsgeheim zou leiden, of strijdig zou zijn met haar nationale wetgeving, kan een Verdragsluitende Partij bijstand weigeren.

2. Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

3. De bijstand kan door de aangezochte administratie worden uitgesteld op grond van het feit dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden die de aangezochte administratie verlangt.

4. Ingeval de bijstand wordt geweigerd of uitgesteld, dienen de redenen voor de weigering of het uitstel te worden gegeven.

HOOFDSTUK XI

KOSTEN

Artikel 20

1. Met inachtneming van het tweede lid zien de douaneadministraties af van alle vorderingen tot vergoeding van ter uitvoering van dit Verdrag gemaakte kosten.

2. Indien met de uitvoering van het verzoek aanmerkelijke kosten of kosten van buitengewone aard zijn of zullen zijn gemoeid, plegen de Verdragsluitende Partijen overleg om de voorwaarden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.

HOOFDSTUK XII

UITVOERING VAN HET VERDRAG

Artikel 21

1. De douaneadministraties nemen maatregelen opdat hun met het onderzoek of de bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving belaste functionarissen persoonlijke en rechtstreekse betrekkingen met elkaar kunnen onderhouden.

2. De douaneadministraties besluiten over nadere regelingen ter vergemakkelijking van de uitvoering van dit Verdrag.

3. De douaneadministraties streven ernaar eventuele problemen of twijfels naar aanleiding van de uitlegging of toepassing van dit Verdrag op te lossen.

HOOFDSTUK XIII

TOEPASSING

Artikel 22

1. Wat Canada betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied waarop de Canadese douanewetgeving van toepassing is.

2. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op zijn grondgebied in Europa. Het kan evenwel, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of tot Aruba.

3. De in het tweede lid bedoelde uitbreiding wordt met wederzijds goedvinden van de Verdragsluitende Partijen van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, met inbegrip van voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, die nader worden vastgesteld en overeengekomen bij diplomatieke notawisseling.

HOOFDSTUK XIV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

Artikel 24

1. Dit Verdrag wordt in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide Verdragsluitende Partijen kan het te allen tijde door middel van een kennisgeving langs diplomatieke weg opzeggen.

2. De beëindiging wordt van kracht één maand na de datum van de kennisgeving van opzegging aan de andere Verdragsluitende Partij. Lopende procedures op het tijdstip van beëindiging mogen niettemin worden voltooid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 25

De Verdragsluitende Partijen komen op verzoek bijeen om het Verdrag te herzien.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Ottawa op 14 augustus 2007, in tweevoud in de Nederlandse, de Engelse en de Franse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

K.P.M. DE BEER

Voor de Regering van Canada

A. JOLICOEUR


Agreement between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of Canada on mutual administrative assistance in customs matters

The Government of the Kingdom of the Netherlands

and

the Government of Canada,

hereafter referred to as the Contracting Parties,

Considering that offences against Customs law are prejudicial to the economic, fiscal, social, cultural, public health, security and commercial interests of their States;

Considering the importance of accurate assessment of customs duties and taxes collected at importation or exportation and of ensuring proper enforcement of measures of prohibition, restriction and control;

Recognizing the need for international cooperation in matters related to the application and enforcement of the Customs laws of their States;

Considering that illegal cross-border trafficking in weapons, explosives, chemical, biological and nuclear substances as well as in narcotic drugs, psychotropic substances, endangered species, hazardous goods and other prohibited, regulated or controlled goods constitutes a particular danger to society;

Convinced that action against Customs offences can be made more effective by close cooperation between their Customs Administrations;

Having regard to the Recommendation on Mutual Administrative Assistance, the Declaration on the Improvement of Customs Co-operation and Mutual Administrative Assistance (the Cyprus Declaration) and the Resolution on Security and Facilitation of the International Trade Supply Chain, adopted in December 1953, July 2000 and June 2002, respectively, by the Customs Co-operation Council, now known as the World Customs Organization;

Having regard also to international conventions containing prohibitions, restrictions and special measures of control in respect of specific goods;

Have agreed as follows:

CHAPTER I

DEFINITIONS

Article 1

For the purposes of this Agreement:

  • a. the term ‘‘Customs Administration’’ shall mean:

    • i. for Canada, the Canada Border Services Agency;

    • ii. for the Kingdom of the Netherlands, the central administration responsible for the implementation of Customs law;

  • b. the term ‘‘Customs law’’ shall mean: the statutory and regulatory provisions concerning the importation and exportation of goods, the administration and enforcement of which are specifically charged to the Customs Administrations, and any regulations made by the Customs Administrations under their statutory powers;

  • c. the term ‘‘Customs offence’’ shall mean: any contravention of Customs law of either Contracting Party as well as any such attempted contravention;

  • d. the term ‘‘person’’ shall mean: either a human being or a legal entity;

  • e. the term ‘‘personal data’’ shall mean: data concerning an identified or identifiable human being;

  • f. the term ‘‘information’’ shall mean: any data, documents, reports, certified or authenticated copies thereof, or other communications in any format, including electronic;

  • g. the term ‘‘intelligence’’ shall mean: information which has been processed or analysed to provide an indication relevant to a Customs offence;

  • h. the term ‘‘international trade supply chain’’ shall mean: all processes involved in the cross-border movement of goods from the place of origin to the place of final destination;

  • i. the term ‘‘requesting Administration’’ shall mean: the Customs Administration which requests assistance;

  • j. the term ‘‘requested Administration’’ shall mean: the Customs Administration from which assistance is requested.

CHAPTER II

SCOPE OF THE AGREEMENT

Article 2

1. The Contracting Parties, through their Customs Administrations, shall afford each other administrative assistance, under the terms set out in this Agreement, for the proper application of Customs law, for the prevention, investigation and combating of Customs offences and to ensure the security of the international trade supply chain.

2. The Contracting Parties shall provide assistance under this Agreement in accordance with their national legislation and within the limits of their Customs Administrations’ competence and available resources.

3. This Agreement is without prejudice to the obligations of the Kingdom of the Netherlands under the legislation of the European Union concerning its present and future obligations as a Member State of the European Union and any legislation enacted to implement those obligations, as well as its present and future obligations resulting from international agreements between the Member States of the European Union.

4. The Customs Administration of the Kingdom of the Netherlands shall inform the Customs Administration of Canada of any obligations referred to in paragraph 3, arising after the date of signing this Agreement, which would affect the obligations arising in this Agreement.

5. This Agreement is intended solely for the mutual administrative assistance between the Contracting Parties; the provisions of this Agreement shall not give rise to a right on the part of any private person to obtain information, suppress or exclude any evidence or to impede the execution of a request.

6. If assistance on matters dealt with in this Agreement should be afforded in accordance with another cooperation agreement in force between the Contracting Parties, the requested Administration shall indicate which relevant authorities are concerned.

CHAPTER III

SCOPE OF ASSISTANCE

Article 3

The Customs Administrations shall provide each other, either on request or on their own initiative, with information and intelligence which is intended to ensure proper application of Customs law, the prevention, investigation and combating of Customs offences and the security of the international trade supply chain. Such information may relate to:

  • a. law enforcement techniques that have proven effective;

  • b. new trends, means or methods of committing Customs offences; and

  • c. any other data that may assist the Customs Administrations with risk assessment.

CHAPTER IV

SPECIAL TYPES OF ASSISTANCE

Article 4

On request, the requested Administration shall provide the requesting Administration with the following information:

  • a. whether goods which are imported into the territory of the requesting Contracting Party have been lawfully exported from the territory of the requested Contracting Party;

  • b. whether goods which are exported from the territory of the requesting Contracting Party have been lawfully imported into the territory of the requested Contracting Party and the customs procedure, if any, under which the goods have been placed.

Article 5

On request, the requested Administration shall, to the extent possible, maintain surveillance over and provide the requesting Administration with information and intelligence on:

  • a. persons known to have committed a Customs offence or suspected of being about to commit a Customs offence in the territory of the requesting Contracting Party, particularly those moving into and out of the territory of the requested Contracting Party;

  • b. goods, either in transport or in storage, known to have been used or suspected of being used to commit a Customs offence in the territory of the requesting Contracting Party;

  • c. means of transport known to have been used or suspected of being used to commit a Customs offence in the territory of the requesting Contracting Party.

Article 6

1. The Customs Administrations shall provide each other, either on request or on their own initiative, with information and intelligence on activities, whether planned, ongoing, or completed, which constitute or appear to constitute a Customs offence in the territory of the other Contracting Party.

2. In cases that could involve substantial damage to the economy, public health, public security, including the security of the international trade supply chain, or any other vital interest of one Contracting Party, the Customs Administration of the other Contracting Party shall, wherever possible, supply information and intelligence on its own initiative without delay.

Article 7

The Customs Administrations may, by mutual arrangement in accordance with paragraph 2 of Article 21, transmit to one another any information and intelligence covered by this Agreement on an automatic basis.

Article 8

The Customs Administrations may, by mutual arrangement in accordance with paragraph 2 of Article 21, transmit specific information and intelligence to one another in advance of the arrival of consignments in the territory of the other Contracting Party.

Article 9

The Customs Administrations may permit, according to their national legislation, by mutual consensus, under their control, the importation into, exportation from or transit via the territory of their respective States of goods involved in illicit traffic in order to suppress such illicit traffic. If granting such permission is not within the competence of the Customs Administration, that Administration shall endeavour to initiate cooperation with the national authorities that have such competence or it shall transfer the case to those authorities.

CHAPTER V

EXPERTS AND WITNESSES

Article 10

1. One Customs Administration may authorize its officials, upon the request of the other Customs Administration, to appear as witnesses or experts in judicial or administrative proceedings in the territory of the other Contracting Party and to produce such files, documents or other materials, or authenticated copies thereof, as may be considered essential for the proceedings.

2. When appearing in judicial or administrative proceedings under the circumstances of paragraph 1, such witnesses or experts shall be afforded the full protection of the law of the requesting Contracting Party pertaining to testimony of a privileged or confidential nature which may be protected from disclosure under that law.

CHAPTER VI

COMMUNICATION OF REQUESTS

Article 11

1. Requests for assistance under this Agreement shall be addressed directly to the Customs Administration of the other Contracting Party, either in writing or electronically, and shall be accompanied by any information deemed useful for compliance with the request. The requested Administration may require written confirmation of electronic requests. Where the circumstances so require, requests may be made verbally, to be confirmed as soon as possible in writing or, if acceptable to both Customs Administrations, electronically.

2. Requests made pursuant to paragraph 1 shall include the following details:

  • a. the identity of the official making the request;

  • b. the matter at issue, the type of assistance requested, and reasons for the request;

  • c. the names and addresses of the persons to whom the request relates, if known; and

  • d. a brief description of the case under review and the applicable legal provisions.

3. The Customs Administration of the requested Contracting Party shall comply with a request to follow a certain method or technique in responding to a request, unless that method or technique would conflict with the laws and regulations, policies or normal practice of the requested Contracting Party.

CHAPTER VII

INFORMATION AND INTELLIGENCE

Article 12

Customs Administration shall only request original information in cases where copies would be insufficient and shall return any such information at the earliest opportunity. The rights of the requested Administration or of third parties relating to such original information shall remain unaffected.

CHAPTER VIII

EXECUTION OF REQUESTS

Article 13

1. If the requested Administration is the appropriate authority and does not have the information requested, it shall, in accordance with its national legislation, initiate inquiries to obtain that information.

2. If the requested Administration is not the appropriate authority under the circumstances, it shall, in accordance with its national legislation, either:

  • a. promptly transmit the request to the appropriate authority; or

  • b. indicate which relevant authorities are concerned.

Article 14

For the purpose of investigating a Customs offence, officials specially designated by the requesting Administration may, on written request, with the authorization of the requested Administration and subject to conditions the latter may impose:

  • a. be present during an inquiry conducted by the requested Administration in the territory of the requested Contracting Party that is relevant to the requesting Administration;

  • b. examine in the offices of the requested Administration documents and any other information in respect of that Customs offence, and be supplied with copies thereof.

Article 15

Where the requested Administration considers it appropriate for officials of the requesting Administration to be present when measures of assistance are carried out pursuant to a request, the requested Administration may invite the participation of officials of the requesting Administration subject to any terms and conditions that it may specify.

Article 16

When officials of either Customs Administration are present in the territory of the other Contracting Party under the terms of this Agreement, they must at all times be able to furnish proof of their identity and official capacity.

CHAPTER IX

CONFIDENTIALITY OF INFORMATION

Article 17

1. Any information or intelligence received under this Agreement shall be used solely for the purposes of this Agreement and by the Customs Administrations, except in cases where the Customs Administration which has provided such information or intelligence has expressly approved its use for other purposes or by other authorities; such use shall then be subject to any restrictions imposed by the Customs Administration which has provided the information or intelligence.

2. Any information or intelligence received under this Agreement may only be used in criminal prosecutions after the public prosecution or judicial authorities in the territory of the providing Contracting Party have agreed to such use.

3. Any information or intelligence received under this Agreement shall be treated as confidential and shall be subject to the same protection as is applicable to similar kinds of information or intelligence under the national legislation of the receiving Contracting Party.

4. The disclosure of information or intelligence to the European Commission or any of the Customs Administrations of the European Union’s Member States under the obligations of the Kingdom of the Netherlands referred to in Article 2 of this Agreement shall occur only on a need-to-know basis. Where information or intelligence is shared pursuant to this paragraph, Canada shall be so informed in advance of sharing the information.

Article 18

1. Personal data exchanged under this Agreement shall be subject to a level of protection equivalent to the level of protection maintained by the Contracting Party providing the data.

2. Contracting Parties shall provide each other with all legislation and administrative provisions relevant to this Article, concerning the personal data protection of their respective States.

3. Personal data exchange shall not occur until the Contracting Parties have agreed in accordance with paragraph 2 of Article 21 of this Agreement, that the level of protection in their territories is equivalent.

CHAPTER X

EXEMPTIONS

Article 19

1. In cases where assistance under this Agreement would infringe upon the sovereignty, security, public policy or other substantial national interest of a Contracting Party, or would involve a violation of industrial, commercial or professional secrecy or would be inconsistent with its national legislation, a Contracting Party may refuse assistance.

2. If the requesting Administration would be unable to comply if a similar request were made by the requested Administration, it shall draw attention to that fact in its request. Compliance with such a request shall be at the discretion of the requested Administration.

3. Assistance may be postponed by the requested Administration on the grounds that it will interfere with an ongoing investigation, prosecution or proceeding. In such a case, the requested Administration shall consult with the requesting Administration to determine if assistance can be given subject to such terms or conditions as the requested Administration may require.

4. Where assistance is denied or postponed, reasons for the denial or postponement shall be given.

CHAPTER XI

COSTS

Article 20

1. Subject to paragraph 2, the Customs Administrations shall waive all claims for reimbursement of costs incurred in the execution of this Agreement.

2. If expenses of a substantial or extraordinary nature are or will be required to execute the request, the Contracting Parties shall consult to determine the terms and conditions under which the request will be executed as well as the manner in which the costs shall be borne.

CHAPTER XII

IMPLEMENTATION OF THE AGREEMENT

Article 21

1. The Customs Administrations shall take measures so that their officials responsible for the investigation or combating of Customs offences maintain personal and direct relations with each other.

2. The Customs Administrations shall decide on detailed arrangements to facilitate the implementation of this Agreement.

3. The Customs Administrations shall endeavour to resolve any problem or doubt arising from the interpretation or application of this Agreement.

CHAPTER XIII

APPLICATION

Article 22

1. As far as Canada is concerned, this Agreement shall apply to the territory to which Canadian Customs law applies.

2. As far as the Kingdom of the Netherlands is concerned, this Agreement shall apply to its territory in Europe. It may, however, be extended either in its entirety or with any necessary modifications to the Netherlands Antilles or to Aruba.

3. The extension referred to in paragraph 2 shall take effect by mutual consent between the Contracting Parties from such date and be subject to such modifications and conditions, including conditions as to termination, as may be specified and agreed in notes to be exchanged through diplomatic channels.

CHAPTER XIV

FINAL PROVISIONS

Article 23

This Agreement shall enter into force on the first day of the second month after the Contracting Parties have notified each other in writing through diplomatic channels that the constitutional or internal requirements for the entry into force of this Agreement have been met.

Article 24

1. This Agreement is intended to be of unlimited duration but either Contracting Party may terminate it at any time by notification through diplomatic channels.

2. Termination shall take effect one month from the date of the notification of denunciation to the other Contracting Party. Ongoing proceedings at the time of termination may nonetheless be completed in accordance with the provisions of this Agreement.

Article 25

The Contracting Parties shall meet in order to review this Agreement on request.

IN WITNESS whereof the undersigned, being duly authorized thereto, have signed this Agreement.

DONE at Ottawa, on the 14th day of August 2007, in duplicate, in the Dutch, English and French languages, each version being equally authentic.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands

K.P.M. DE BEER

For the Government of Canada

A. JOLICOEUR


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 23 in werking treden op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

J. VERWIJZINGEN

Titel:Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad; Brussel, 15 december 1950
Tekst:Trb. 1951, 120 (Frans en Engels)Trb. 1953, 51 (vertaling)
Laatste Trb. :Trb. 2001, 156
   
Titel:Aanbeveling van de Internationale Douaneraad inzake wederzijdse administratieve bijstand;Brussel, 5 december 1953
Tekst:Trb. 1985, 63 (rubriek J)

Uitgegeven de negentiende september 2007

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN


XNoot
1

De Franse tekst is niet afgedrukt.

Naar boven