A. TITEL

Protocol nr. 14 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, betreffende wijziging van het controlesysteem van het Verdrag;

Straatsburg, 13 mei 2004

B. TEKST

De tekst van het Protocol is geplaatst in Trb. 2004, 191.

C. VERTALING

Protocol nr. 14 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, betreffende wijziging van het controlesysteem van het Verdrag

Preambule

De lidstaten van de Raad van Europa, die dit Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 (hierna te noemen „het Verdrag") hebben ondertekend,

Gelet op Resolutie nr. 1 en de Verklaring aangenomen op de Europese Ministeriële Conferentie inzake de rechten van de mens die op 3 en 4 november 2000 plaatsvond te Rome;

Gelet op de Verklaringen aangenomen door het Comité van Ministers op 8 november 2001, 7 november 2002 en 15 mei 2003 tijdens respectievelijk de honderdnegende, honderdelfde en honderdtwaalfde zitting;

Gelet op opinie nr. 251 (2004) aangenomen door de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van 28 april 2004;

Overwegende dat het dringend noodzakelijk is een aantal bepalingen van het Verdrag te wijzigen teneinde de doeltreffendheid van het controlesysteem voor de lange termijn te handhaven en te verbeteren, voornamelijk gezien de toenemende werkdruk van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en van het Comité van Ministers van de Raad van Europa;

In het bijzonder overwegende de noodzaak te waarborgen dat het Hof zijn preëminente rol bij de bescherming van de mensenrechten in Europa kan blijven spelen;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Het tweede lid van artikel 22 van het Verdrag komt te vervallen.

Artikel 2

Artikel 23 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 23 – Ambtstermijn en ontheffing uit het ambt

1. De rechters worden gekozen voor een periode van negen jaar. Zij zijn niet herkiesbaar.

2. De ambtstermijn van rechters eindigt wanneer zij de leeftijd van 70 jaar bereiken.

3. De rechters blijven in functie tot hun vervanging. Zij handelen evenwel de zaken af die zij reeds in behandeling hebben.

4. Een rechter kan slechts van zijn functie worden ontheven indien de overige rechters bij een meerderheid van tweederde besluiten dat die rechter niet meer aan de vereiste voorwaarden voldoet."

Artikel 3

Artikel 24 van het Verdrag komt te vervallen.

Artikel 4

Artikel 25 van het Verdrag wordt artikel 24 en de tekst wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 24 – Griffie en rapporteurs

1. Het Hof beschikt over een griffie, waarvan de taken en de organisatie worden vastgesteld in het reglement van het Hof.

2. Indien het Hof zitting houdt als alleenzittende rechter, wordt het bijgestaan door rapporteurs die fungeren onder de bevoegdheid van de President van het Hof. Zij maken deel uit van de griffie van het Hof."

Artikel 5

Artikel 26 van het Verdrag wordt artikel 25 („Hof in voltallige vergadering bijeen") en de tekst ervan wordt als volgt gewijzigd:

1. De komma aan het einde van onderdeel d wordt vervangen door een puntkomma en het woord „en" wordt geschrapt.

2. De punt aan het einde van onderdeel e wordt vervangen door een puntkomma.

3. Een nieuw onderdeel f wordt ingevoegd dat luidt als volgt:

  • „f. dient verzoeken in uit hoofde van artikel 26, tweede lid."

Artikel 6

Artikel 27 van het Verdrag wordt artikel 26 en de tekst wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 26 - Alleenzittende rechters, comités, Kamers en Grote Kamer

1. Ter behandeling van bij het Hof aanhangig gemaakte zaken, houdt het Hof zitting als alleenzittende rechter, in comités van drie rechters, in Kamers van zeven rechters en in een Grote Kamer van zeventien rechters. De Kamers van het Hof stellen comités in voor bepaalde tijd.

2. Op verzoek van het Hof in voltallige vergadering bijeen, kan het Comité van Ministers, bij eenparig besluit, en voor een bepaalde termijn, het aantal rechters van de Kamers beperken tot vijf.

3. Alleenzittende rechters behandelen geen verzoekschriften ingediend tegen de Hoge Verdragsluitende Partij voor welke die rechters zijn gekozen.

4. De rechter die is gekozen voor de betrokken Hoge Verdragsluitende Partij maakt van rechtswege deel uit van de Kamer en de Grote Kamer. In geval van ontstentenis of belet van die rechter, wijst de President van het Hof een persoon van een vooraf door die Partij overgelegde lijst aan om daarin als rechter zitting te hebben.

5. De Grote Kamer bestaat mede uit de President van het Hof, de Vice-Presidenten, de Voorzitters van de Kamers en andere rechters, aangewezen overeenkomstig het reglement van het Hof. Wanneer een zaak op grond van artikel 43 naar de Grote Kamer wordt verwezen, mag een rechter van de Kamer die uitspraak heeft gedaan, geen zitting nemen in de Grote Kamer, met uitzondering van de voorzitter van de Kamer en de rechter die daarin zitting had voor de betrokken Hoge Verdragsluitende Partij."

Artikel 7

Na het nieuwe artikel 26 wordt een nieuw artikel 27 in het Verdrag gevoegd dat luidt als volgt:

„Artikel 27 – Bevoegdheden van de alleenzittende rechters

1. De alleenzittende rechter kan een op grond van artikel 34 ingediend verzoekschrift niet-ontvankelijk verklaren of van de rol van het Hof schrappen, indien deze beslissing zonder nader onderzoek kan worden genomen.

2. De beslissing geldt als einduitspraak.

3. Indien de alleenzittende rechter een verzoekschrift ontvankelijk verklaart of niet van de rol schrapt, verwijst deze het door naar een comité of Kamer voor verdere behandeling."

Artikel 8

Artikel 28 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 28 – Bevoegdheden van comités

1. Ter zake van een op grond van artikel 34 ingediend verzoekschrift kan het comité, met eenparigheid van stemmen,

  • a. het niet-ontvankelijk verklaren of van de rol schrappen, wanneer deze beslissing zonder nader onderzoek kan worden genomen; of

  • b. het ontvankelijk verklaren en tegelijkertijd uitspraak doen over de gegrondheid, indien de onderliggende vraag van de zaak, betreffende de interpretatie of de toepassing van het Verdrag of de Protocollen daarbij, reeds behoort tot de vaste rechtspraak van het Hof.

2. Beslissingen en uitspraken op grond van het eerste lid gelden als einduitspraken.

3. Indien de rechter die voor de betrokken Hoge Verdragsluitende Partij is gekozen geen lid is van het comité, kan het comité die rechter in elk stadium van de procedure uitnodigen de plaats in te nemen van een van de leden van het comité, met inachtneming van alle relevante factoren, waaronder de vraag of die Partij bezwaar heeft gemaakt tegen de toepassing van de procedure vervat in het eerste lid, onderdeel b."

Artikel 9

Artikel 29 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: „Indien geen beslissing ingevolge artikel 27 of 28 is genomen, of geen uitspraak is gedaan uit hoofde van artikel 28, doet een Kamer uitspraak over de ontvankelijkheid en gegrondheid van individuele verzoekschriften ingediend op grond van artikel 34. De beslissing inzake ontvankelijkheid kan afzonderlijk worden genomen."

2. Aan het einde van het tweede lid wordt een nieuwe zin toegevoegd, die luidt als volgt: „De beslissing inzake de ontvankelijkheid wordt afzonderlijk genomen, tenzij het Hof, in uitzonderlijke gevallen, anders beslist."

3. Het derde lid komt te vervallen.

Artikel 10

Artikel 31 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het einde van onderdeel a wordt het woord „en" geschrapt.

2. Onderdeel b wordt onderdeel c en een nieuw onderdeel b wordt ingevoegd dat luidt als volgt:

  • „b. doet uitspraak over door het Comité van Ministers in overeenstemming met artikel 46, vierde lid, aan het Hof voorgelegde kwesties; en".

Artikel 11

Artikel 32 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

Aan het einde van het eerste lid, worden een komma en het getal 46 ingevoegd na het getal 34.

Artikel 12

Het derde lid van artikel 35 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

„3. Het Hof verklaart elk individueel verzoekschrift, ingediend op grond van artikel 34, niet ontvankelijk, wanneer het van oordeel is dat:

  • a. het verzoekschrift niet verenigbaar is met de bepalingen van het Verdrag of de Protocollen daarbij, kennelijk ongegrond is of een misbruik betekent van het recht tot het indienen van een verzoekschrift; of

  • b. de verzoeker geen wezenlijk nadeel heeft geleden, tenzij de eerbiediging van de in het Verdrag en de Protocollen daarbij omschreven rechten van de mens noopt tot onderzoek van het verzoekschrift naar de gegrondheid ervan en mits op deze grond geen zaken worden afgewezen die niet naar behoren zijn behandeld door een nationaal gerecht."

Artikel 13

Een nieuw derde lid wordt toegevoegd na het einde van artikel 36 van het Verdrag, dat luidt als volgt:

„3. In alle zaken die voor een Kamer of de Grote Kamer aanhangig zijn, kan de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa schriftelijke conclusies indienen en aan hoorzittingen deelnemen."

Artikel 14

Artikel 38 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 38 – Behandeling van de zaak

Het Hof behandelt de zaak tezamen met de vertegenwoordigers van de partijen en verricht, indien nodig, nader onderzoek, voor de goede voortgang waarvan de betrokken Hoge Verdragsluitende Partijen alle noodzakelijke faciliteiten leveren."

Artikel 15

Artikel 39 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 39 – Minnelijke schikkingen

1. In elk stadium van de procedure kan het Hof zich ter beschikking stellen van de betrokken partijen teneinde tot een minnelijke schikking van de zaak te komen op basis van eerbiediging van de in het Verdrag en de Protocollen daarbij omschreven rechten van de mens.

2. De in het eerste lid omschreven procedure is vertrouwelijk.

3. Indien het tot een minnelijke schikking komt, schrapt het Hof de zaak van de rol bij een beslissing, die beperkt blijft tot een korte uiteenzetting van de feiten en de bereikte oplossing.

4. De beslissing wordt toegezonden aan het Comité van Ministers dat toeziet op de tenuitvoerlegging van de voorwaarden van de minnelijke schikking als vervat in de beslissing."

Artikel 16

Artikel 46 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 46 – Bindende kracht en tenuitvoerlegging van uitspraken

1. De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe zich te houden aan de einduitspraak van het Hof in de zaken waarbij zij partij zijn.

2. De einduitspraak van het Hof wordt toegezonden aan het Comité van Ministers dat toeziet op de tenuitvoerlegging ervan.

3. Indien het Comité van Ministers van mening is dat het toezicht op de tenuitvoerlegging van een einduitspraak wordt belemmerd vanwege een probleem met de interpretatie van de uitspraak, kan het de zaak voorleggen aan het Hof voor een uitspraak over vragen betreffende de interpretatie. Beslissingen tot verwijzing dienen te worden genomen met een tweederde meerderheid van de vertegenwoordigers die gerechtigd zijn in het Comité zitting te hebben.

4. Indien het Comité van Ministers van mening is dat een Hoge Verdragsluitende Partij weigert zich te houden aan een einduitspraak in een zaak waarbij zij partij is, kan het, na die Partij daarvan formeel in kennis te hebben gesteld en op grond van een beslissing genomen met een meerderheid van tweederden van de vertegenwoordigers die gerechtigd zijn in het Comité zitting te hebben, aan het Hof de vraag voorleggen of die Partij verzuimd heeft te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van het eerste lid.

5. Indien het Hof constateert dat er sprake is van een schending van het eerste lid, legt het de zaak voor aan het Comité van Ministers teneinde te overwegen welke maatregelen dienen te worden getroffen. Indien het Hof constateert dat er geen sprake is van een schending van het eerste lid, legt het de zaak voor aan het Comité van Ministers dat het onderzoek van de zaak sluit."

Artikel 17

Artikel 59 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

1. Een nieuw tweede lid wordt ingevoegd dat luidt als volgt:

  • „2. De Europese Unie kan toetreden tot dit Verdrag."

2. Het tweede, derde en vierde lid worden respectievelijk het derde, vierde en vijfde lid.

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 18

1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa die het Verdrag hebben ondertekend, die hun instemming erdoor te worden gebonden tot uitdrukking kunnen brengen door:

  • a. ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of

  • b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

2. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

Artikel 19

Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop alle Partijen bij het Verdrag in overeenstemming met de bepalingen van artikel 18 hun instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht.

Artikel 20

1. Vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit Protocol, zijn de bepalingen ervan van toepassing op alle verzoekschriften die bij het Hof aanhangig zijn, alsmede op alle uitspraken ter zake waarvan het Comité van Ministers toeziet op de tenuitvoerlegging.

2. Het nieuwe ontvankelijkheidscriterium dat bij artikel 12 van dit Protocol wordt ingevoegd in artikel 35, derde lid, onderdeel b, van het Verdrag is niet van toepassing op verzoekschriften die voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Protocol ontvankelijk zijn verklaard. Gedurende de twee jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol mag het nieuwe ontvankelijkheidscriterium uitsluitend worden toegepast door de Kamers en de Grote Kamer van het Hof.

Artikel 21

De ambtstermijn van rechters die op de datum van inwerkingtreding van dit Protocol hun eerste ambtsperiode vervullen wordt van rechtswege verlengd tot een termijn van in totaal negen jaar. De overige rechters voltooien hun ambtstermijn die van rechtswege met twee jaar zal worden verlengd.

Artikel 22

De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt alle lidstaten van de Raad van Europa in kennis van:

  • a. alle ondertekeningen;

  • b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;

  • c. de datum van inwerkingtreding van dit Protocol in overeenstemming met artikel 19; en

  • d. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Protocol.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Straatsburg, op 13 mei 2004, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa zal voor eensluidend gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2004, 191.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie Trb. 2004, 191.

PartijOndertekeningRatificatieType1In werkingOpzeggingBuiten werking
Armenië13-05-04     
Denemarken13-05-04     
Estland13-05-04     
Frankrijk13-05-04     
Georgië13-05-04     
Griekenland13-05-04     
Ierland13-05-04     
IJsland13-05-04     
Italië13-05-04     
Kroatië13-05-04     
Letland13-05-04     
Liechtenstein20-09-04     
Luxemburg13-05-04     
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek15-09-04     
Malta 04-10-04DO   
Nederlanden, het Koninkrijk der13-05-04     
Noorwegen13-05-04     
Portugal27-05-03     
Roemenië13-05-04     
Slovenië13-05-04     
Slowakije22-10-04     
Turkije06-10-04     
Verenigd Koninkrijk, het13-07-04     
Zweden03-09-04     
Zwitserland13-05-04     

1 DO=Definitieve ondertekening, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2004, 191.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2004, 191.

Uitgegeven de dertigste november 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven