A. TITEL

Protocol tot nadere wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij Protocol ondertekend te 's-Gravenhage op 18 december 1989;

's-Gravenhage, 26 november 2001

B. TEKST

Protocol tot nadere wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij Protocol ondertekend te 's-Gravenhage op 18 december 1989

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Oostenrijk,

Geleid door de wens het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, en gewijzigd bij Protocol ondertekend te 's-Gravenhage op 18 december 1989 (in dit Protocol genoemd „het Verdrag"), nader te wijzigen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I

In het Verdrag zullen de volgende wijzigingen plaatsvinden:

A. Artikel 18 wordt verwijderd en vervangen door het volgende:

„Artikel 18 Artiesten en sportbeoefenaars

1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 15 en 16, mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een van de Staten als artiest, zoals een toneelspeler, film-, radio-, of televisie-artiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere Staat, worden belast in die andere Staat.

2. Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toeko-men, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 15 en 16, worden belast in de Staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.

3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn voordelen of inkomsten, verkregen uit werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, die zijn uitgevoerd krachtens een tussen de Staten overeengekomen culturele overeenkomst of regeling of verkregen door een niet op het maken van winst gerichte organisatie, als zodanig erkend in een onderlinge overlegprocedure krachtens artikel 26 van dit Verdrag, of door een artiest of sportbeoefenaar ter zake van aan een dergelijke organisatie verleende diensten, vrijgesteld van belasting in de Staat waarin deze werkzaamheden worden verricht."

B. In artikel 19 wordt de verwijzing naar artikel „20, eerste lid" verwijderd en vervangen door de verwijzing „20, tweede lid, sub a, en vierde lid."

C. Artikel 20 wordt verwijderd en vervangen door:

„Artikel 20 Overheidsfuncties en sociale zekerheid

1. a. Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.

  • b. Deze salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen zijn echter slechts in de andere Staat belastbaar, indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner is van die Staat, die:

    • i. onderdaan is van die Staat; of

    • ii. niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat werd.

2. a. Pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam mogen in die Staat worden belast.

  • b. Deze pensioenen zijn echter alleen in de andere Staat belastbaar, indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

3. De bepalingen van de artikelen 16, 17, 18 en 19 zijn van toepassing op salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen en op pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf, uitgeoefend door een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

4. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede en derde lid, mogen pensioenen en andere beloningen, betaald aan een inwoner van een van de Staten krachtens de bepalingen van een socialezekerheidsstelsel van de andere Staat, in die andere Staat worden belast."

D. In het tweede lid van artikel 24 worden de verwijzingen „18, 20" uit de opsomming in de tweede zin verwijderd en vervangen door de verwijzingen „20, eerste lid, sub a, tweede lid, sub a, en vierde lid,". In de derde zin van dat lid wordt de verwijzing „en 14, vijfde lid" verwijderd en vervangen door de verwijzingen „14, vijfde lid, en 18, eerste en tweede lid".

Artikel II

1. Dit Protocol treedt in werking op de dertigste dag na de laatste der beide data waarop de Regeringen van de twee Verdragsluitende Staten elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat aan de in hun onderscheiden Staten constitutioneel vereiste formaliteiten is voldaan, en de bepalingen ervan vinden toepassing voor de belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen, of in het geval van aan de bron verschuldigde belastingen, voor betalingen die zijn gedaan, op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden.

2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid van dit artikel zullen, wat betreft voordelen en inkomsten als bedoeld in artikel 18 van het Verdrag de bepalingen van dat artikel zoals gewijzigd door artikel I, onderdeel A, van dit Protocol naar keuze van een inwoner van een van de Verdragsluitende Staten en in het geval van een inwoner van Nederland, in combinatie met de relevante bepalingen van het tweede lid van artikel 24 van het Verdrag zoals gewijzigd door artikel I, onderdeel D, van dit Protocol toepassing vinden voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen, of in het geval van aan de bron geheven belastingen, voor betalingen die zijn gedaan, op of na 1 januari 1997.

TEN BLIJKE WAARVAN de gemachtigden van de twee Verdragsluitende Staten, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage de 26e november 2001, in tweevoud, in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) J. J. VAN AARTSEN

Voor de Republiek Oostenrijk,

(w.g.) B. M. FERRERO-WALDNER


Protokoll zur neuerlichen Abänderung des zwischen dem Königreich der Niederlande und der Republik Österreich am 1. September 1970 in Wien unterzeichneten Abkommens zur Vermeidung der Doppelbesteuerung auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen samt Schlussprotokoll in der Fassung des am 18. Dezember 1989 in Den Haag unterzeichneten Protokolls

Das Königreich der Niederlande

und

die Republik Österreich,

von dem Wunsche geleitet, das zwischen dem Königreich der Niederlande und der Republik Österreich am 1. September 1970 in Wien unterzeichnete Abkommen zur Vermeidung der Doppelbesteuerung auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen samt Schlussprotokoll, in der Fassung des am 18. Dezember 1989 in Den Haag unterzeichneten Protokolls (im Folgenden als »Abkommen« bezeichnet), neuerlich abzuändern,

haben Folgendes vereinbart:

I

Im Abkommen werden folgende Änderungen vorgenommen:

A. Artikel 18 wird gestrichen und durch folgende Bestimmung ersetzt:

»Artikel 18 Künstler und Sportler

1. Ungeachtet der Artikel 7, 15 und 16 dürfen Einkünfte, die eine in einem der beiden Staaten ansässige Person als Künstler, wie Bühnen-, Film-, Rundfunk- und Fernsehkünstler sowie Musiker, oder als Sportler aus ihrer im anderen Staat persönlich ausgeübten Tätigkeit bezieht, im anderen Staat besteuert werden.

2. Fließen Einkünfte aus einer von einem Künstler oder Sportler in dieser Eigenschaft persönlich ausgeübten Tätigkeit nicht dem Künstler oder Sportler selbst, sondern einer anderen Person zu, so dürfen diese Einkünfte ungeachtet der Artikel 7, 15 und 16 in dem Staat besteuert werden, in dem der Künstler oder Sportler seine Tätigkeit ausübt.

3. Ungeachtet der Absätze 1 und 2 dieses Artikels werden Einkünfte, die aus einer in Absatz 1 angeführten Tätigkeit auf Grund eines Kulturabkommens oder Kulturübereinkommens zwischen den beiden Staaten bezogen werden, oder die eine nicht auf Gewinn gerichtete Organisation, welche als solche in einem Verständigungsverfahren gemäß Artikel 26 dieses Abkommens anerkannt wurde, bezieht, oder die ein Künstler oder Sportler aus für eine solche Organisation erbrachten Diensten bezieht, in dem Staat, in dem diese Tätigkeit ausgeübt wird, nicht besteuert.«

B. In Artikel 19 wird die Zitierung Artikel »20 Absatz 1« gestrichen und durch die Zitierung »20 Absatz 2, lit. a und Absatz 4« ersetzt.

C. Artikel 20 wird gestrichen und durch folgende Bestimmung ersetzt:

»Artikel 20 Öffentlicher Dienst und Sozialversicherung

1. a. Gehälter, Löhne und ähnliche Vergütungen, ausgenommen Ruhegehälter, die von einem der beiden Staaten oder einer seiner Gebietskörperschaften an eine natürliche Person für die diesem Staat oder der Gebietskörperschaft geleisteten Dienste gezahlt werden, dürfen in diesem Staat besteuert werden.

  • b. Diese Gehälter, Löhne und ähnlichen Vergütungen dürfen jedoch nur im anderen Staat besteuert werden, wenn die Dienste in diesem Staat geleistet werden und die natürliche Person in diesem Staat ansässig ist und

    • (i) ein Staatsangehöriger dieses Staates ist oder

    • (ii) nicht ausschließlich deshalb in diesem Staat ansässig geworden ist, um die Dienste zu leisten.

2. a. Ruhegehälter, die von einem der beiden Staaten oder einer seiner Gebietskörperschaften oder aus einem von diesem Staat oder der Gebietskörperschaft errichteten Sondervermögen an eine natürliche Person für die diesem Staat oder der Gebietskörperschaft geleisteten Dienste gezahlt werden, dürfen in diesem Staat besteuert werden.

  • b. Diese Ruhegehälter dürfen jedoch nur im anderen Staat besteuert werden, wenn die natürliche Person in diesem Staat ansässig ist und ein Staatsangehöriger dieses Staates ist.

3. Auf Gehälter, Löhne und ähnliche Vergütungen und Ruhegehälter für Dienstleistungen, die im Zusammenhang mit einer gewerblichen Tätigkeit eines der beiden Staaten oder einer seiner Gebietskörperschaften erbracht werden, sind die Artikel 16, 17, 18 oder 19 anzuwenden.

4. Ungeachtet der Absätze 2 und 3 dürfen Ruhegehälter und andere Zahlungen, die an eine in einem der beiden Staaten ansässige Person gemäß den Bestimmungen eines Sozialversicherungssystems des anderen Staates geleistet werden, im anderen Staat besteuert werden.«

D. In Artikel 24 Absatz 2 wird die Zitierung »18, 20« aus der Aufzählung im 2. Satz gestrichen und durch die Zitierung »20 Absatz 1, lit. a, Absatz 2, lit. a und Absatz 4« ersetzt. Im dritten Satz dieses Absatzes wird die Zitierung »und 14 Absatz 5« gestrichen und durch die Zitierung »14 Absatz 5 und 18 Absätze 1 und 2« ersetzt.

II

1. Dieses Protokoll tritt am dreißigsten Tag nach dem Datum der letzten Mitteilung in Kraft, an dem die Regierungen der beiden Vertragsstaaten einander schriftlich mitgeteilt haben, dass die im jeweiligen Staat verfassungsmäßig vorgesehenen Vorschriften erfüllt worden sind, und seine Bestimmungen finden für Steuerjahre und Steuerzeiträume Anwendung, die am oder nach dem ersten Jänner des Kalenderjahres beginnen, das dem Jahr folgt, in dem das Protokoll in Kraft getreten ist, oder, bei an der Quelle erhobenen Steuern, für Zahlungen, die am oder nach dem ersten Jänner des Kalenderjahres geleistet werden, das dem Jahr folgt, in dem das Protokoll in Kraft getreten ist.

2. Ungeachtet des Absatzes 1 dieses Artikels finden nach Wahl einer in einem der beiden Vertragsstaaten ansässigen Person hinsichtlich der in Artikel 18 des Abkommens angeführten Einkünfte die Bestimmungen dieses Artikels in der Fassung des Artikels I Teil A dieses Protokolls und für eine in den Niederlanden ansässige Person gemeinsam mit den diesbezüglichen Bestimmungen des Artikels 24 Absatz 2 des Abkommens in der Fassung des Artikels I, Teil D dieses Protokolls für Steuerjahre und Steuerzeiträume Anwendung, die am oder nach dem ersten Jänner 1997 beginnen, oder, bei an der Quelle erhobenen Steuern, für Zahlungen, die am oder nach dem ersten Jänner 1997 geleistet werden.

ZU URKUND DESSEN haben die hierzu gehörig Bevollmächtigten der beiden Vertragsstaaten dieses Protokoll unterzeichnet.

GESCHEHEN zu Den Haag, am 26. November 2001, in zweifacher Ausfertigung, jede in niederländischer und deutscher Sprache, wobei jeder Text gleichermaßen authentisch ist.

Für das Königreich der Niederlande:

(gez.) J. J. VAN AARTSEN

Für die Republik Österreich:

(gez.) B. M. FERRERO-WALDNER


D. PARLEMENT

Het Protocol behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Protocol, zullen ingevolge artikel II van het Protocol in werking treden op de dertigste dag na de datum van de laatste kennisgeving door de Verdragsluitende staten dat aan hun onderscheiden constitutioneel vereiste formaliteiten voor inwerkingtreding is voldaan.

J. GEGEVENS

Van het op 1 september 1970 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, zoals gewijzigd bij het hieronder genoemde Protocol van 1989, tot nadere wijziging van welk Verdrag het onderhavige Protocol strekt, is de tekst geplaatst in Trb. 1970, 169. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1991, 17.

Van het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, naar welk Protocol onder meer in de titel van het onderhavige Protocol wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1990, 13. Zie ook Trb. 1991, 18.

Uitgegeven de achtste januari 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven