A. TITEL

Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;

Straatsburg, 20 april 1959

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1965, 10. Zie ook Trb. 1969, 63.

Het Verdrag is aangevuld bij een Protocol van 17 maart 1978.

Zie voor ondertekeningen van het Verdrag ook Trb. 1969, 63, Trb. 1982, 7, Trb. 1990, 117, Trb. 1993, 131, Trb. 1996, 63, Trb. 1997, 280 en Trb. 2001, 165.

Het Verdrag is voorts nog in overeenstemming met artikel 27, eerste lid, ondertekend voor de volgende staat:

Azerbeidzjan 7 november 2001

C. VERTALING

Zie Trb. 1965, 10, Trb. 1969, 63 en Trb. 1996, 63.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1969, 63, Trb. 1990, 117, Trb. 1991, 79 en Trb. 1993, 131.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1965, 10, Trb. 1969, 631, Trb. 1974, 163, Trb. 1977, 212, Trb. 1982, 7, Trb. 1990, 117, Trb. 1991, 79, Trb. 1993, 131, Trb. 1996, 633, Trb. 1997, 280 en Trb. 2002, 165.

Behalve de aldaar genoemde heeft nog de volgende staat in overeenstemming met artikel 27, eerste lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa nedergelegd:

Armenië4 25 januari 2002

F. TOETREDING

Zie Trb. 1969, 631, Trb. 1974, 163, Trb. 1977, 21, Trb. 1982, 7, Trb. 1990, 117, Trb. 1993, 131, Trb. 1996, 63, Trb. 1997, 280 en Trb. 2001, 165.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1965, 10, Trb. 1969, 63, Trb. 1990, 117, Trb. 1991, 79 en Trb. 1993, 131.

H. TOEPASSELIJKVERKLARING

Zie Trb. 1990, 117, Trb. 1991, 79, Trb. 1993, 131, Trb. 1996, 63 en Trb. 2001, 165.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa medegedeeld dat een overeenkomst als bedoeld in Artikel 25, vijfde lid, van het onderhavige Verdrag met betrekking tot het Eiland Man tot stand is gekomen tussen het Verenigd Koninkrijk en de volgende staten:

Oostenrijk 1 februari 2002
Zweden 28 februari 2002

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1965, 10, Trb. 1969, 63, Trb. 1974, 163, Trb. 1977, 21, Trb. 1982, 7, Trb. 1990, 117, Trb. 1991, 79, Trb. 1993, 131, Trb. 1996, 63, Trb. 1997, 280 en Trb. 2001, 165.

Verwijzingen

Titel:Europees Verdrag betreffende uitlevering; Parijs, 13 december 1957
Laatste Trb. :2002, 54

Notawisseling van 9 oktober 1953 en 8 juni 1954 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië inzake de wederzijdse mededeling van strafvonnissen (tekst op blz. 8 e.v. van rubriek J van Trb. 1974, 163).

In verband met het uiteenvallen van Joegoslavië zijn op 25 februari en 21 april 1992 nota's gewisseld waarin de regering van Kroatië en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot overeenstemming komen over onder meer de voortgezette toepassing van het in de nota's van 1953 en 1954 vervatte verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Kroatië. Zie voor relevante passages uit de bedoelde notawisseling rubriek J van Trb. 1995, 98. Vervolgens zijn te 's-Gravenhage op 30 augustus 1999 en 3 februari 2000 nota's gewisseld waarin de regering van Kroatië en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot overeenstemming komen over de voortzetting van het bovengenoemde verdrag tussen de beide staten. Zie voor de bedoelde notawisseling rubriek J van Trb. 2002, 234.

Op 31 juli 1992 is te Ljubljana een gezamenlijke verklaring ondertekend waarin de regering van Slovenië en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden besluiten tot de voortgezette toepassing van het in de nota's van 1953 en 1954 vervatte verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Slovenië. Zie voor de verklaring rubriek J van Trb. 1995, 98.

Op 27 juni en 11 juli 1994 zijn te Skopje en 's-Gravenhage nota's gewisseld waarin de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot overeenstemming komen over de voortgezette toepassing van het in de nota's van 1953 en 1954 vervatte verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Zie voor de bedoelde notawisseling rubriek J van Trb. 1997, 278.

Op 21 september 1995, 29 februari 1996 en 25 augustus 1998 zijn te Sarajevo en 's-Gravenhage nota's gewisseld waarin de regering van de Republiek Bosnië en Herzegovina en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot overeenstemming komen over de voortgezette toepassing van het in de nota's van 1953 en 1954 vervatte verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bosnië en Herzegovina. Zie voor de bedoelde notawisseling rubriek J van Trb. 1998, 269.

Op 9 en 20 augustus 2002 zijn te 's-Gravenhage nota's gewisseld waarin de regering van de Federale Republiek Joegoslavië en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot overeenstemming komen over de voorlopige buitenwerkingtreding van het in de nota's van 1953 en 1954 vervatte verdrag per 20 augustus 2002. Zie voor de bedoelde notawisseling rubriek J van Trb. 2002, 181.

Uitgegeven de vijftiende december 2002

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. DE HOOP SCHEFFER


XNoot
1

Zwitserland heeft op 29 januari 2002 verklaringen als volgt gewijzigd:

``Article 11:

The Swiss Federal Council declares that the competent authorities in Switzerland for the issue of warrants for the arrest of persons in custody who are transferred to the Swiss authorities under Article 11, paragraphs 1 and 2, of the Convention is the Federal Office of Justice of the Federal Department of Justice and Police in Berne.

Article 15:

The list of the Swiss central authorities territorially competent to which a request can be addressed, can be consulted online at the following address: http://www.elorge.admin.ch. The Swiss Federal Council declares that the competent authorities in Switzerland are:

1. the Federal Office of Justice of the Federal Department of Justice and Police in Berne, for the receipt or transmission of all requests for mutual assistance emanating from abroad or from Switzerland which Article 15 requires to be transmitted by the Ministry of Justice of the requesting Party to the Ministry of Justice of the requested Party; and

2. the Federal Office of Justice in Berne, for the submission and receipt of requests for extracts from judicial records, in accordance with the first sentence of Article 15, paragraph 3.

Article 24:

The Swiss Federal Council declares that the following authorities shall be regarded as Swiss judicial authorities for the purposes of the Convention:

– the Tribunals, their courts, chambers or sections;

– the Public Prosecutor (Ministère public) of the Confederation;

– the Federal Office of Justice;

– the authorities empowered by cantonal or federal law to hold an enquiry in criminal cases, to issue warrants or summonses (mandats de répressions) and to take decisions in a procedure connected with a criminal case. Since the denominations of the function of such authorities vary, the competent authority will, whenever necessary at the time of transmitting a request for assistance, expressly confirm that it is a judicial authority within the meaning of the Convention.".

XNoot
2

Luxemburg heeft op 10 oktober 2001 de bij bekrachtiging gemaakte voorbehouden als volgt gedeeltelijk ingetrokken:

``The reservations with respect to Article 2 of the Convention, are modified as follows:

``The State General Prosecutor of the Grand Duchy of Luxembourg reserves the right not to comply with a request for assistance:

a. in so far as it concerns a prosecution or proceedings incompatible with the principle ``non bis in idem",

b. in so far as it concerns an inquiry into acts for which the accused person is being prosecuted in the Grand Duchy of Luxembourg.".

This reservation is modified according to Article 13 of the Law of Luxembourg dated 8 August 2000 which has entered into force on 1 October 2000."

XNoot
3

Bulgarije heeft op 11 maart 2002 de bij de bekrachtiging afgelegde verklaring met betrekking tot artikel 16 als volgt gewijzigd:

``The Republic of Bulgaria declares that it will require that requests for assistance and annexed documents be accompanied by a translation into Bulgarian, or in the absence of such, by a translation into either of the official languages of the Council of Europe.".

XNoot
4

Armenië heeft bij bekrachtiging de volgende voorbehouden gemaakt en de volgende verklaringen afgelegd:

``Reservations

In conformity with Article 23 of the European Convention on Mutual Assistance in Criminal Matters, the Republic of Armenia makes the following reservations:

1. In addition to the grounds provided for in Article 2, the Republic of Armenia reserves the right to refuse assistance in any one of the following cases:

a. if the offence, in respect of which legal assistance is requested, is not qualified as a ``crime" and is not punishable under the legislation of the Republic of Armenia,

b. if, in respect of the criminal offence for which legal assistance is requested, an action is brought in the Republic of Armenia,

c. if there is a judgement in force or another final decision regarding the criminal offence, in respect of which legal assistance is requested.

2. In accordance with Article 3 of the Convention, the Republic of Armenia at the time of execution of any letters rogatory for procuring evidence of witnesses will take into account Article 42 of the Constitution according to which a person shall not be compelled to be a witness against himself or herself, or to be a witness against his or her spouse or against a close relative.

In conformity with Article 5 of the Convention, the Republic of Armenia reserves the right to make the execution of letters rogatory for search and/or seizure of property dependent on the conditions, provided for in sub-paragraphs a, b, c, paragraph 1 of Article 5 of the Convention.

Declarations

1. In accordance with Article 7 of the Convention, the letters rogatory for service of summons shall be transmitted not less than 50 days before the date set for appearance.

2. In accordance with Article 15, paragraph 6, a copy of all requests for assistance, which are communicated between judicial authorities, in the cases provided in paragraph 2 of the same Article, shall be transmitted simultaneously to the Ministry of Justice of the Republic of Armenia.

3. In accordance with Article 16, paragraph 2, requests and annexed documents shall be accompanied by certified translation into the Armenian language or one of the official languages of the Council of Europe.

4. In accordance with Article 24 of the Convention, for the purposes of the Convention, the judicial authorities for the Republic of Armenia shall be: Ministry of Justice

General Prosecutor's Office

Ministry of Internal Affairs

Ministry of National Security

Court of Cassation

Courts of Review

District courts of first instance of Yerevan City

Kotayk Region court of first instance

Ararat Region court of first instance

Armavir Region court of first instance

Aragatzotn Region court of first instance

Shirak Region court of first instance

Tavoush Region court of first instance

Gegharqunik Region court of first instance

Vayotz Tzor Region court of first instance

Sjuniq Region court of first instance.".

XNoot
1

Israël heeft op 14 januari 2002 zijn verklaring met betrekking tot artikel 24 als volgt gewijzigd:

``For the purposes of the Convention, the following authorities shall be considered Judicial Authorities by the State of Israel:

– Any competent court or tribunal

– The Attorney General of the State of Israel

– The State Attorney of the State of Israel

– The Director of the Department of International Affairs of the Ministry of Justice

– The Deputy Director of the Department of International Affairs of the Ministry of Justice.".

Naar boven