A. TITEL

Protocol van 1996 bij het Verdrag betreffende de minimumnormen op koopvaardijschepen van 1976, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar vierentachtigste zitting;

Genève, 22 oktober 1996

B. TEKST

De tekst van het Protocol is geplaatst in Trb. 1997, 220.

C. VERTALING

Protocol van 1996 bij het Koopvaardijverdrag (minimumnormen), 1976

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,

Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen in haar vierentachtigste zitting op 8 oktober 1996; en

Gelet op de bepalingen van artikel 2 van het Koopvaardijverdrag (minimumnormen) 1976 (hierna te noemen „het Hoofdverdrag"), waarin met name wordt bepaald:

„Ieder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt neemt de verplichting op zich om:

  • a. ten aanzien van schepen die teboekgesteld zijn binnen zijn grondgebied, wetgeving uit te vaardigen met betrekking tot:

    • i. veiligheidsnormen, met inbegrip van normen voor de vakbekwaamheid, werktijden en de samenstelling van de bemanning van het schip, teneinde de veiligheid van mensenlevens aan boord van het schip te waarborgen;

    • ii. passende maatregelen op het gebied van de sociale zekerheid;

    • iii. werk- en leefomstandigheden aan boord, voor zover deze, naar de mening van dat Lid, niet vallen onder collectieve arbeidsovereenkomsten of zijn vastgesteld door bevoegde rechterlijke colleges op een wijze die de betrokken reders en zeevarenden gelijkelijk bindt;

en zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van deze wetgeving wezenlijk gelijkwaardig zijn aan de Verdragen of artikelen van Verdragen waarnaar wordt verwezen in de Bijlage bij dit Verdrag, voor zover dat Lid niet anderszins gehouden is uitvoering te geven aan de betrokken Verdragen"; en

Tevens gelet op de bepalingen van artikel 4, eerste lid, van het Hoofdverdrag, waarin wordt bepaald:

„Indien een Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en in welks haven een schip binnenloopt in de gewone uitoefening van zijn dienst of om bedrijfstechnische redenen, een klacht ontvangt of bewijsmateriaal in handen krijgt dat het schip niet voldoet aan de normen van dit Verdrag, nadat het van kracht is geworden, kan het een rapport opstellen, gericht aan de regering van het land waarin het schip is teboekgesteld, met een afschrift aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, en kan het maatregelen nemen die nodig zijn ter verbetering van alle omstandigheden aan boord die duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid"; en

In herinnering roepend artikel 1, eerste lid, van het Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep), 1958, waarin wordt bepaald:

„Voor de toepassing van dit Verdrag omvat de uitdrukking 'discriminatie':

  • a. elk onderscheid, elke uitsluiting of voorkeur gebaseerd op ras, huidskleur, geslacht, godsdienst, politieke overtuiging, nationale afstamming of sociale afkomst, leidend tot ontzegging of aantasting van de gelijkheid van kansen of van de behandeling inzake arbeid of beroep;

  • b. elk ander onderscheid, elke andere uitsluiting of voorkeur leidend tot ontzegging of aantasting van de gelijkheid van kansen of van de behandeling in arbeid of beroep, als zodanig aangemerkt door het betrokken Lid na overleg met de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, zo deze bestaan, en met andere passende organen"; en

Herinnerend aan de inwerkingtreding, op 16 november 1994, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, 1982; en

Herinnerend aan het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978, zoals gewijzigd in 1995, van de Internationale Maritieme Organisatie;

Besloten hebbende tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot de gedeeltelijke herziening van het Hoofdverdrag, welk onderwerp als vierde punt op de agenda van de zitting voorkomt; en

Vastgesteld hebbende dat deze voorstellen de vorm dienen te krijgen van een Protocol bij het Hoofdverdrag;

neemt heden, de tweeëntwintigste oktober van het jaar negentienhonderd zesennegentig, het volgende Protocol aan, dat kan worden aange- haald als het Protocol van 1996 bij het Koopvaardijverdrag (minimumnormen), 1976:

Artikel 1

1. Elk Lid dat dit Protocol bekrachtigt, breidt de lijst van Verdragen in de Bijlage bij het Hoofdverdrag uit met de Verdragen in Deel A van de Aanvullende Bijlage en, in voorkomend geval, met die in Deel B van de Aanvullende Bijlage genoemde Verdragen die het aanvaardt in overeenstemming met artikel 3 hieronder.

2. De uitbreiding met een in Deel A van de Aanvullende Bijlage genoemd Verdrag dat nog niet in werking is, wordt pas van kracht wanneer dat Verdrag in werking treedt.

Artikel 2

Een Lid kan dit Protocol tegelijk met het Hoofdverdrag bekrachtigen of te eniger tijd daarna, door zijn formele bekrachtiging van het Protocol ter registratie mede te delen aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau.

Artikel 3

1. Elk Lid dat dit Protocol bekrachtigt vermeldt, waar van toepassing, in een verklaring die de akte van bekrachtiging vergezelt, welk Verdrag of welke Verdragen genoemd in Deel B van de Aanvullende Bijlage, het aanvaardt.

2. Een Lid dat niet alle in Deel B van de Aanvullende Bijlage genoemde Verdragen heeft aanvaard, kan in een latere verklaring gericht aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau vermelden welk ander Verdrag of welke andere Verdragen het aanvaardt.

Artikel 4

1. Voor de toepassing van artikel 1, eerste lid, en artikel 3 van dit Protocol, voert de bevoegde autoriteit vooraf overleg met de representatieve organisaties van reders en zeevarenden.

2. De bevoegde autoriteit stelt, zodra het uitvoerbaar is, aan de representatieve organisaties van reders en zeevarenden informatie beschikbaar met betrekking tot de bekrachtigingen, verklaringen en opzeggingen die door de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau overeenkomstig artikel 8, eerste lid, zijn medegedeeld.

Artikel 5

Voor de toepassing van dit Protocol wordt het Verdrag betreffende de repatriëring van zeevarenden (herzien), 1987, ingeval een Lid dit Verdrag heeft aanvaard, beschouwd als een vervanging van het Verdrag betreffende repatriëring van schepelingen, 1926.

Artikel 6

1. Dit Protocol is slechts verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie die hun bekrachtiging bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau hebben doen registreren.

2. Dit Protocol treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtigingen van vijf Leden, waarvan drie elk een koopvaardijvloot hebben met een brutotonnage van ten minste een miljoen, zijn geregistreerd.

3. Vervolgens treedt dit Protocol voor elk Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd.

Artikel 7

Elk Lid dat dit Protocol heeft bekrachtigd, kan het opzeggen wanneer het Hoofdverdrag zelf voor opzegging openstaat in overeenstemming met artikel 7 daarvan, door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring. De opzegging van dit Protocol wordt eerst van kracht een jaar na de datum waarop zij is geregistreerd.

Artikel 8

1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen, verklaringen en akten van opzegging die de Leden van de Organisatie hem hebben doen toekomen.

2. Wanneer aan de in artikel 6, tweede lid, genoemde voorwaarden is voldaan, vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Protocol in werking treedt.

Artikel 9

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie in overeenstemming met artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en akten van opzegging die hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 10

De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer deze dit noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Protocol en onderzoekt of het wenselijk is een gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 11

Voor de herziening van dit Protocol en voor de sluiting ervan voor bekrachtiging, zijn de bepalingen van artikel 11 van het Hoofdverdrag mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 12

De Engelse en de Franse tekst van dit Protocol zijn gelijkelijk authentiek.

Aanvullende Bijlage

Deel A

Verdrag betreffende de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen (aanvullende bepalingen), 1970 (Nr. 133) en

Verdrag betreffende de werktijden van zeevarenden en de bemanning van schepen,1996 (Nr. 180)

Deel B

Verdrag identiteitsbewijzen zeevarenden, 1958 (Nr. 108)

Verdrag betreffende de vertegenwoordigers van de werknemers, 1971 (Nr 135)

Verdrag betreffende de bescherming van de gezondheid en de medische zorg voor zeevarenden, 1987 (Nr. 164)

Verdrag betreffende de repatriëring van zeevarenden (herzien), 1987 (Nr. 166)

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Protocol, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar vierentachtigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de tweeëntwintigste oktober 1996.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekening hebben geplaatst op de tweeëntwintigste oktober 1996.

De Voorzitter van de Conferentie,

(w.g.) JAMES HUBBARD

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau,

(w.g.) MICHEL HANSENNE


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1998, 220.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1998, 220.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1998, 220.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1998, 220.

Voor het op 28 juni 1919 te Versailles tot stand gekomen Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie zie ook, laatstelijk, Trb. 1998, 290.

Voor het op 22 oktober 1996 te Genève tot stand gekomen Verdrag Nr. 180 betreffende de werktijden van zeevarenden en de bemanning van schepen zie ook Trb. 1999, 23.

Uitgegeven de negenentwintigste januari 1999

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven