Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 1997, 26 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 1997, 26 | Verdrag |
Verdrag inzake verkeerstekens, met Bijlagen;
Wenen, 8 november 1968
De tekst van Verdrag en Bijlagen is geplaatst in Trb. 1974, 361.
Zie Trb. 1974, 36 en 175.
Zie Trb. 1974, 36.
Zie Trb. 1974, 36.
Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten in overeenstemming met artikel 37, tweede lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties:
de Sowjet-Unie12 | 7 juni 1974 |
Witrusland13 | 18 juni 1974 |
de Oekraïne14 | 12 juli 1974 |
Chili5 | 27 december 1974 |
Luxemburg6 | 25 november 1975 |
Hongarije7 | 16 maart 1976 |
Iran8 | 21 mei 1976 |
Joegoslavië9 | 6 juni 1977 |
Tsjechoslowakije10 | 7 juni 1978 |
de Bondsrepubliek Duitsland11 | 3 augustus 1978 |
Bulgarije12 | 28 december 1978 |
Roemenië13 | 9 december 1980 |
Oostenrijk14 | 11 augustus 1981 |
Polen15 | 23 augustus 1984 |
Finland16 | 1 april 1985 |
Noorwegen17 | 1 april 1985 |
Zweden18 | 25 juli 1985 |
Denemarken19 | 3 november 1986 |
België20 | 16 november 1988 |
Zwitserland21 | 11 december 1991 |
Zie Trb. 1974, 361.
In overeenstemming met artikel 37, derde lid, van het Verdrag hebben de volgende Staten een akte van toetreding nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties:
Seychellen2 | 11 april 1977 |
Zaïre3 | 25 juli 1997 |
Cuba4 | 30 september 1997 |
Pakistan5 | 14 januari 1980 |
India6 | 10 mei 1980 |
Koeweit7 | 13 mei 1980 |
Marokko8 | 29 december 1982 |
Ivoorkust9 | 24 juli 1985 |
Griekenland10 | 18 december 1986 |
Centraalafrikaanse Republiek11 | 3 februari 1988 |
Irak12 | 18 december 1988 |
Litouwen13 | 20 november 1991 |
Estland14 | 24 augustus 1992 |
Letland15 | 19 oktober 1992 |
Turkmenistan16 | 14 juni 1993 |
Tadzjikistan | 9 maart 1994 |
Kazachstan | 4 april 1994 |
Oezbekistan | 17 januari 1995 |
Verklaring van voortgezette gebondenheid
De volgende Staten hebben een verklaring van voortgezette gebondenheid aan het Verdrag afgelegd:
Slowakije17 | 28 mei 1993 |
Tsjechië | 2 juni 1993 |
Kroatië | 2 november 1993 |
Bosnië-Herzegowina | 12 januari 1994 |
De bepalingen van het Verdrag zijn ingevolge artikel 39, eerste lid, op 6 juni 1978 in werking getreden.
Voor Staten die na 6 juni 1977 bekrachtigen of toetreden, treedt het Verdrag ingevolge artikel 39, tweede lid, in werking twaalf maanden na nederlegging van de betreffende akte van bekrachtiging of toetreding.
Het Koninkrijk der Nederlanden is niet Partij bij het Verdrag.
Zie Trb. 1974, 36 en 175.
Verwijzingen
Voor het op 8 november 1968 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake het wegverkeer zie ook Trb. 1997, 25.
Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest van de Verenigde Naties zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 277.
Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Statuut van het Internationale Gerechtshof zie ook, laatstelijk, Trb. 1987, 114.
Voor het op 26 oktober 1956 te New York tot stand gekomen Statuut van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie zie ook, laatstelijk, Trb. 1990, 51.
Wijzigingen
De Belgische Regering heeft in overeenstemming met artikel 41, eerste lid, wijzigingen van het Verdrag voorgesteld, welke de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in overeenstemming met hetzelfde artikellid, op 31 mei 1994 ter kennis heeft gebracht van alle Verdragsluitende Partijen. De wijzigingen zijn ingevolge artikel 41, tweede lid, letter b, op 30 november 1995 voor alle Verdragsluitende Partijen in werking getreden. De paragrafen 4 en 6 van Bijlage 1, Deel G, onderdeel V, zijn alleen voor Oostenrijk1 niet in werking getreden.
De Engelse en de Franse tekst1 van de wijzigingen2 luiden als volgt:
A. PROPOSED AMENDMENTS TO THE CONVENTION
Amendments which apply to the entire text of the Convention and its annexes
1. Replace the word “weight" by “mass".
2. Use the metric system only for mass and dimensions; distances shall be expressed in “km (miles)".
Amendments to the main text of the Convention
Amend to read:
“The annexes to this Convention, namely:
Annex 1: Road signs;
Section A: Danger warning signs;
Section B: Priority signs
Section C: Prohibitory or restrictive signs;
Section D: Mandatory signs;
Section E: Special regulation signs;
Section F: Information, facilities or service signs;
Section G: Direction, position or indication signs;
Section H: Additional panels;
Annex 2: Road markings;
Annex 3: Reproduction in colour of signs, symbols and panels referred to in Annex 1;
are integral parts of this Convention."
Paragraph 1, subparagraph b)
Add:
“(iv) Special regulation signs."
Paragraph 1, subparagraph c)
Amend to read:
“c) Informative signs: These signs are intended to guide road-users while they are travelling or to provide them with other information which may be useful; they are subdivided into:
(i) Information, facilities or service signs;
(ii) Direction, position or indication signs: Advance direction signs; Direction signs; Road identification signs; Place identification signs; Confirmatory signs; Indication signs;
(iii) Additional panels."
Paragraph 2
Add:
“In this case, one of the following three options shall be used:
a) The sign with, if necessary, the addition of a vertical arrow shall be placed above the lane concerned, or
b) The sign will be placed on the nearside edge of the carriageway when the road markings indicate without doubt that the sign applies solely to the traffic lane on the nearside of the carriageway and that the only purpose of this sign is to confirm a local regulation already indicated by means of road markings, or
c) Signs E, 1 or E, 2 described in Annex 1, section E, subsection II, paragraphs 1 and 2 to this Convention or signs G, 11 and G, 12 described in Annex 1, section G, subsection V, paragraphs 1 and 2 will be placed on the edge of the carrageway."
Paragraph 4
Amend the first sentence of subparagraph c) to read:
“c) That the dimensions of danger warning signs and of regulatory signs (except special regulation signs) shall be standardized in the territory of each Contracting Party. ..."
Paragraph 1
Add:
“Dark or light graphic element of different colours in the signs may be differentiated by means of contrasting light or dark narrow strips respectively."
Insert a new paragraph 1 bis to read:
“1bis. In cases where variable message signs are used, the inscriptions and symbols reproduced on them must also conform to the system of signs and signals prescribed in this Convention. When, however, the technical requirements of a given type of system of signs and signals so warrant, particularly so as to ensure satisfactory legibility, and provided that no error of interpretation is possible, the prescribed dark-coloured signs or symbols may appear in a light colour, light-coloured backgrounds then being replaced by dark backgrounds. The red colour of the symbol of a sign and its border shall not be changed."
Paragraph 4
Amend to read:
“4. Where the competent authorities consider it advisable to make the meaning of a sign or symbol more explicit or to limit the application of a sign to certain periods, this can be done by inscriptions on the sign as provided in Annex 1 to this Convention or on an additional panel. If regulatory signs are to be restricted to certain road users or if certain road users are to be exempt from the regulation, this is done through additional panels according to Annex 1, section H, paragraph 4 (panels H, 5a; H, 5b and H, 6)."
Paragraph 1
Amend to read:
“1. Section A, subsection 1 of Annex 1 to this Convention indicates the models for danger warning signs; Section A, subsection II indicates the symbols to be placed on these signs and gives some instructions for their use. In conformity with Article 46, paragraph 2 of this Convention, each State shall notify the Secretary-General whether it has selected Aa or Ab as the model for danger warning signs."
Paragraph 4
Replace the words:
“... in an additional panel conforming to model 1 in Annex 7 to this Convention and placed in accordance with the provisions of that Annex; ..."
by:
“... in an additional panel H, 1 of Annex 1, section H to this Convention and placed in accordance with the provisions of that section; ..."
Paragraph 5
Amend the last part of this paragraph to read:
“... and level crossings, it shall be open to Contracting Parties to apply the following provisions:
A rectangular panel having its longer sides vertical and bearing three oblique red bars on a white or yellow ground may be placed below any danger warning sign bearing one of the symbols A, 5; A, 25; A, 26 or A, 27 described in Annex 1, section A, subsection II, paragraphs 5, 25, 26 and 27 to this Convention, provided that additional signs consisting of panels of the same shape bearing respectively one or two oblique red bars on a white or yellow ground are set up at about one-third and two-thirds of the distance between the sign and the railway line. These signs may be repeated on the opposite side of the carriageway. The panels mentioned in this paragraph are further depicted in section A, subsection II, paragraph 29 of Annex 1 to this Convention."
Paragraph 6
Amend the last part of this paragraph to read:
“..., this shall be done on an additional panel H, 2 of Annex 1, section H to this Convention, placed in accordance with the provisions of that section."
Heading “Regulatory signs other than standing and parking signs" placed over Article 10
Amend this heading to read:
“Regulatory signs"
Paragraph 1
Amend to read:
“1. The signs for notifying or informing road-users of the special rules of priority at intersections are signs B, 1; B, 2; B, 3 and B, 4. The signs for informing road-users of a rule of priority on narrow sections of road are signs B, 5 and B, 6. These signs are described in Annex 1, section B to this Convention."
Paragraph 4
Amend to read:
“4. Sign B, 1 or B, 2 may be placed elsewhere than at an intersection if the competent authorities consider it necessary."
Paragraph 6
Amend to read:
“6. To give advance warning of sign B, 1 the same sign supplemented by an additional panel H, 1, described in Annex 1, section H to the Convention, shall be used.
To give advance warning of sign B, 2, sign B, 1, supplemented by a rectangular panel bearing the `STOP' symbol and a figure indicating the distance to the sign B, 2 shall be used."
Paragraph 7
Amend the last part of this paragraph to read:
“...; the sign or signs set up in advance of that point shall then bear an additional panel H, 1 of Annex 1, section H."
Paragraph 8
Amend the beginning of this paragraph to read:
“8. If warning of an intersection is given on a road by a danger warning sign bearing one of the A, 19 symbols, or if ..."
Amend to read:
“Section C of Annex 1 to this Convention describes the prohibitory and restrictive signs and gives their meaning. It also describes the signs notifying the end of these prohibitions and restrictions or of any one of them."
Amend to read:
“Section D of Annex 1 to this Convention describes the mandatory signs and gives their meaning."
Amend the title of this Article to read:
“Provisions applying generally to the signs described in Annex 1, sections C and D to this Convention"
Paragraph 1
Amend the last sentence to read:
“... An additional pannel H, 1 of Annex 1, section H shall be placed under signs set up in advance of the point where the obligation, restriction or prohibition applies."
Insert new paragraphs 3, 4 and 5 to read:
“3. Prohibitory and restrictive signs shall apply as from the place they are displayed until the point where a contrary sign is displayed, otherwise until the next intersection. If the prohibition or restriction should continue to be applied after the intersection the sign shall be repeated in accordance with provisions in domestic legislation.
4. Where a regulatory sign applies to all roads in a zone (zonal validity), it shall be displayed in the way described in Annex 1, section E, subsection II, paragraph 8 a) to this Convention.
5. The exit from the zones referred to in paragraph 4 above shall be indicated in the way described in Annex 1, section E, subsection II, paragraph 8 b) to this Convention."
Insert a new article to read:
1. Section E of Annex 1 to this Convention describes the special regulation signs and gives their meaning.
2. Signs E, 7a; E, 7b; E, 7c or E, 7d and E, 8a; E, 8b; E, 8c or E, 8d shall notify road-users that the general regulations governing traffic in built-up areas in the territory of the State apply from signs E, 7a; E, 7b; E, 7c; or E, 7d to signs E, 8a; E, 8b; E, 8c; or E, 8d except in so far as different regulations may be notified by other signs on certain sections of road in the built-up area. However, sign B, 4 shall always be placed on a priority road marked with sign B, 3 if that road ceases to have priority where it passes through the built-up area. The provisions of Article 14, paragraphs 2, 3 and 4 apply to this signs.
3. Signs E, 12a; E, 12b or E, 12c shall be placed at pedestrian crossings when the competent autorities consider it advisable.
4. The special regulation signs shall be set up, with due regard for the requirements of Article 6, paragraph 1, only where the competent authorities consider it essential. They may be repeated; an additional panel placed below the sign may show the distance between the sign and the point which it indicates; this distance may also be inscribed on the lower part of the sign itself."
Heading “Informative signs other than parking signs" placed over Article 14
Amend this heading to read:
“Informative signs"
Paragraph 1
Amend to read:
“1. Sections F and G of Annex 1 to this Convention describe the signs which convey useful information to road-users, or give examples of such signs, and also give some instructions for their use."
Paragraph 2
Amend the beginning of this paragraph to read:
“2. The inscription of words on informative signs (ii) of Article 5, paragraph 1 c), in countries not using the Latin alphabet shall be ..."
Replace paragraphs 1, 2 and 3 by the following text:
“Place identification signs may be used to show the frontier between two countries or the boundary between two administrative divisions of the same country or the name of a river, mountain pass, beauty spot, etc. These signs shall differ conspicuously from the signs referred to in Article 13 bis, paragraph 2, of this Convention."
Delete this article
Paragraph 1
Amend the first sentence to read:
“1. The informative signs referred to in Articles 15 to 19 of this Convention shall be set up where the competent authorities consider it advisable. ..."
Heading “Standing and parking signs" placed over Article 22
Delete this heading
Delete this article
Insert a new paragraph 3 bis to read:
“a) The provisions of Article 6, paragraphs 1, 2 and 3, of the Convention which relate to road signs shall apply to traffic light signals other than those used at level-crossings.
b) Traffic light signals at intersections shall be placed before the intersection or in the middle of and above it; they may be repeated at the far side of the intersection and/or at the driver's eye level.
c) In addition, it is recommended that domestic legislation should provide that traffic light signals:
(i) Shall be so placed as not to impede vehicles moving in traffic on the carriageway and, in the case of signals set up on verges, as to impede pedestrians as little as possible;
(ii) Shall be easily visible from a distance and readily understandable as they are approached; and
(iii) Shall be standardized in the territory of each Contracting Party for the various categories of roads."
Paragraph 9
Amend to read:
“9. In a three-colour system, the red, amber and green lights may be replaced by arrows of the same colour on a black background. When lighted up, these arrows have the same significance as the lights, but the prohibition or authorization is restricted to the direction or directions indicated by the arrow or arrows. Arrows signifying that traffic may or may not proceed straight ahead shall point upwards. Black arrows on a red, amber or green background may be used. These arrows have the same significance as the above-mentioned arrows."
Paragraph 11
Mark the existing text of paragraph 11 as subparagraph a)
Insert a new subparagraph b) to read:
“b) When the competent authorities judge it necessary to introduce an `intermediate' or `transition' signal for the light signals, it should be in the form of an amber or white arrow pointing diagonally downwards to the left or to the right, or two such arrows, one pointing in each direction; these arrows may be flashing. These amber or white arrows mean that the lane is about to be closed to traffic and that the road-users on that lane must move over to the lane indicated by the arrow."
Insert a new paragraph 5 to read:
“5. Light signals for pedestrians may be supplemented by audible or tactile signals at pedestrian crossings to facilitate crossings of the carriageway by blind pedestrians."
Paragraph 2
Add:
“c) Double broken lines may be used to delineate a lane or lanes in which the direction of the traffic flow may be reversed in conformity with Article 23, paragraph 11, of this Convention."
Paragraph 4
Amend to read:
“4. For the purposes of this article, longitudinal lines used to mark the edges of the carriageway in order to make them more visible, longitudinal lines connected to transverse lines used to demarcate parking spaces on the carriageway, and longitudinal lines showing a prohibition or restrictions on standing or parking shall not be regarded as longitudinal markings."
Insert a new article to read:
1. The marking of lanes reserved for certain categories of vehicle shall be by means of lines which should be clearly distinguished from other continuous or broken lines on the carriageway, notably by being wider and with less space between strokes.
2. When a lane is reserved for regular public transport service vehicles the worded road marking shall be the word `BUS' or the letter `A'. The sign indicating such a line shall be of the square type described in annex 1, section E, or of the round type described in annex 1, section D, of the present Convention, showing the white symbol of a bus on a blue ground. Diagrams A, 58a and A, 58b shown in annex 2 to this Convention are examples of markings for a lane reserved for regular public transport service vehicles.
3. Domestic legislation shall specify under what conditions other vehicles may use or go across the lane referred to in paragraph 1."
Paragraph 1
Amend the first sentence to read:
“1. A transverse marking consisting of a continuous line across one or more traffic lanes shall mark ..."
Paragraph 3
Amend the first sentence to read:
“3. A transverse marking consisting of a broken line across one or more traffic lanes shall show ..."
Paragraph 3
Amend to read:
“3. A zigzag line at the side of the carriageway shall mean that parking on that side of the carriageway is prohibited as far as the line extends. Such line possibly together with the word `BUS' or with the letter `A' may be used to indicate a bus or trolleybus stop."
Amend to read:
“Annex 2 to this Convention is a set of recommendations relating to the layout and design of road markings."
Paragraph 2
Amend to read:
“2. At all level-crossings which have neither gates nor half-gates there shall be placed, in the immediate vicinity of the railway line, sign A, 28 as described in Annex 1, section A. If there is a light signal giving warning of the approach of trains or sign B, 2 `STOP', sign A, 28 shall be placed on the same support as the light signal or sign B, 2. Placing of sign A, 28 is not mandatory at: ..." (the remaining text without change).
Paragraph 3
Delete this paragraph
Paragraph 1
Amend subparagraph a) to read:
“a) To have one of the danger warning signs bearing one of the symbols A, 25; A, 26 or A, 27 placed in advance of all level-crossings; however, no sign needs to be set up ..." (the remaining text without change).
Amendments to annexes of the Convention
For the existing texts of annexes 1 to 7 substitute:
1. The `A' DANGER WARNING signs shall be of model Aa or model Ab both described here and reproduced in Annex 3, except signs A, 28 and A, 29 described in paragraphs 28 and 29 below respectively. Model Aa is an equilateral triangle having one side horizontal and the opposite vertex above it; the ground is white or yellow and the border red. Model Ab is a square with one diagonal vertical; the ground is yellow and the border, which is only a rim, is black. Unless the description specifies otherwise, the symbols displayed on these signs shall be black or dark blue.
2. The side of the normal sized sign of model Aa shall measure approximately 0.90 m; that of the small seized sign of model Aa shall measure not less than 0.60 m. The side of the normal sized sign of model Ab shall measure approximately 0.60 m; that of the small sign of model Ab shall measure not less than 0.40m.
3. As regards the choice between models Aa and Ab, see Article 5, paragraph 2, and Article 9, paragraph 1, of this Convention.
Warning of a dangerous bend or succession of dangerous bends shall be given by one of the follewing symbols, whichever is appropriate:
a) A, 1a: left bend
b) A, 1b: right bend
c) A, 1c: double bend, or succession of more than two bends, the first to the left
d) A, 1d: double bend, or succession of more than two bends, the first to the right.
a) To give warning of a steep descent symbol A, 2a shall be used with the sign of model Aa, or symbol A, 2b with the sign of model Ab.
b) The left-hand part of symbol A, 2a shall occupy the left-hand corner of the sign panel and its base shall extend over the whole width of the panel. The figure in symbols A, 2a and A, 2b shows the gradient as a percentage; it may be replaced by a ratio (1 : 10). It shall, however, be open to Contracting Parties taking into account as far as possible the provisions of article 5, paragraph 2 b) of this Convention, to use, instead of symbol A, 2a of A, 2b, symbol A, 2c if they have adopted the sign of model Aa and symbol A, 2d if they have adopted the sign of model Ab.
a) To give warning of a steep ascent, symbol A, 3a shall be used with the sign of model Aa, or symbol A, 3b with the sign of model Ab.
b) The right-hand part of symbol A, 3a shall occupy the right-hand corner of the sign panel and its base shall extend over the whole width of the panel. The figure in symbols A, 3a and A, 3b shows the gradient as a percentage; it may be replaced by a ratio (1 : 10). It shall, however, be open to Contracting Parties which have chosen symbol A, 2c as the symbol for a dangerous descent to use symbol A, 3c instead of A, 3a, and to Contracting Parties which have chosen symbol A, 2d to use symbol A, 3d instead of A, 3b.
Warning that the carriageway ahead is narrower shall be given by the symbol A, 4a or by symbol showing the outline of the road more clearly, such as A, 4b.
a) Warning of a swing bridge shall be given by the symbol A, 5.
b) A rectangular panel of model A, 29a described in paragraph 29 below may be placed below the danger warning sign bearing symbol A, 5, provided that panels of model A, 29b and A, 29c described in that paragraph are set up at approximately one-third and two-thirds of the distance between the sign bearing symbol A, 5 and the swing bridge.
Warning that the road is about to lead on to a quay or river bank shall be given by symbol A, 6.
a) Warning of dips, hump bridges or ridges, or of sections where the carriageway is in bad condition shall be given by symbol A, 7a.
b) To give warning of a hump bridge or ridge, symbol A, 7a may be replaced by symbol A, 7b.
c) To give warning of a dip, symbol A, 7a may be replaced by symbol A, 7c.
a) Warning of a section of road where the shoulders are particularly dangerous shall be given by symbol A, 8.
b) The symbol may be reversed.
Warning that the section of road ahead may be particularly slippery shall be given by symbol A, 9.
Warning of a section of road on which gravel may be thrown up shall be given by symbol A, 10a used with the sign of model Aa or by symbol A, 10b with the sign of model Ab.
a) Warning of a section of road on which there is danger from falling rocks and the consequent presence of rocks on the carriageway shall be given by symbol A, 11a used with the sign of model Aa or by symbol A, 11b with the sign of model Ab.
b) The right-hand part of the symbol shall occupy the right-hand corner of the sign panel in both cases.
c) The symbol may be reversed.
a) Warning of a pedestrian crossing indicated either by road markings, or by signs E, 12 shall be given by symbol A, 12 of which there are two models: A 12a and A, 12b.
b) The symbol may be reversed.
a) Warning of a section of road frequented by children, such as the exit from a school of playground shall be given by symbol A, 13.
b) The symbol may be reversed.
a) Warning of a point at which cyclists frequently enter or cross the road shall be given by symbol A, 14.
b) The symbol may be reversed.
a) Warning of a section of road on which there is a particular danger of animals crossing shall be given by a symbol representing the silhouette of the animal, domestic or wild, most frequently encoutered, such as symbol A, 15a for a domestic animal and symbol A, 15b for a wild animal.
b) The symbol may be reversed.
Warning that work is in progress on the section of road ahead shall be given by symbol A, 16.
a) If it is considered essential to give warning of a section of road on which traffic is regulated by three-colour light signals, because road users would not expect such a section, symbol A, 17 shall be used. There are three models of symbol A, 17: A, 17a; A, 17b; and A, 17c, which correspond to the arrangements of lights in the three colour system described in Article 23, paragraphs 4 to 6 of this Convention.
b) This symbol shall be in the three colours of the lights of which it gives warning.
a) Warning of an intersection where the priority is that prescribed by the general priority rule in force in the country shall be given by symbol A, 18a used with sign Aa or by symbol A, 18b used with sign Ab.
b) Symbols A, 18a and A, 18b may be replaced by symbols which show the nature of the intersection more clearly, such as A, 18c; A 18d; A, 18e; A, 18f and A, 18g.
a) Warning of an intersection with a road the users of which must give way shall be given by symbol A, 19a.
b) Symbol A, 19a may be replaced by symbols which show the nature of the intersection more clearly, such as A, 19b and A, 19c.
c) These symbols may be used on a road only if sign B, 1 or sign B, 2 is placed on the road or roads with which it forms the intersection of which warning is given, or if these roads are such (for example, paths or earth-tracks) that, under domestic legislation, drivers using them are required to give way at the intersection even in the absence of such signs. The use of these symbols on roads on which sign B, 3 is set up shall be confined to certain exceptional cases.
a) If the `GIVE WAY' sign B, 1 is placed at the intersection, the symbol A, 20 shall be used at the approach.
b) If the `STOP' sign B, 2 is placed at the intersection, the symbol used at the approach shall be A, 21a or A, 21b whichever corresponds to the model of sign B, 2 set up.
c) However, instead of sign Aa with these symbols, sign B, 1 or signs B, 2 may be used in conformity with Article 10, paragraph 6, of this Convention.
Warning of a roundabout shall be given by symbol A, 22.
If traffic at the intersection is regulated by a light signal, a sign Aa or Ab, bearing symbol A, 17 described in paragraph 17 above may be set up to supplement or replace the signs described in paragraphs 18 to 21 above.
a) Warning of a section of road temporarily or permanently carrying two-way traffic on the same carriageway when, on the previous section, traffic was carried on a one-way road or on a road comprising several one-way traffic carriageways, shall be given by the symbol A, 23.
b) The sign bearing this symbol shall be repeated at the beginning of the section and along the section as frequently as may be necessary.
a) Warning that there may be traffic congestion on the section of road ahead shall be given by symbol A, 24.
b) The symbol may be reversed.
Warning of level-crossings with gates or staggered half-gates on either side of the railway line, shall be given by symbol A, 25.
Warning of other level-crossings shall be given by symbol A, 26a or A, 26b, or by symbol A, 27 as appropriate.
To give warning of an intersection with a tramway line, unless such intersection is a level-crossing as defined in Article 1 of the Convention, symbol A, 27 may be used.
NOTE – If it is considered necessary to give warning of intersections between a road and a railway track at which rail traffic proceeds very slowly and road traffic is regulated by a railwayman accompanying the railway vehicles and making the necessary hand signals, sign A, 32 described in paragraph 32 below shall be used.
a) There are three models of sign A 28 referred to in Article 35, paragraph 2 of this Convention: A, 28a; A, 28b and A, 28c.
b) Models A, 28a and A, 28b shall have a white or yellow ground and a red or black border; model A, 28c shall have a white or yellow ground and a black border; the inscription on model A, 28c shall be in black letters. Model A, 28b shall be used only if the railway line comprises at least two tracks; with model A, 28c the additonal panel shall be affixed only if the line comprises at least two tracks, in which case it shall indicate the number of tracks.
c) The normal length of the arms of the cross shall be not less than 1.20 m. If sufficient space is not available, the sign may be placed with its points directed upwards and downwards.
a) The panels mentioned in Article 9, paragraph 5 of this Convention are signs A, 29a, A 29b and A, 29c. The bars shall slope downwards towards the carriageway.
b) The danger warning sign for the level-crossing or swing bridge may be placed above signs A, 29b and A, 29c in the same way as it shall be placed above sign A, 29a.
a) Warning of a section of road likely to be flown over at low altitude by aircraft taking off from or landing on an airfield shall be given by symbol A, 30.
b) The symbol may be reversed.
a) Warning of a section of road on which there is often a strong cross-wind shall be given by symbol A, 31.
b) The symbol may be reversed.
a) Warning of a section of road on which there is a danger other than those enumerated in paragraphs 1 to 31 above or in section B of this annex may be given by symbol A, 32.
b) It shall, however, be open to Contracting Parties to adopt graphic symbols in conformity with the provisions of Article 3, paragraph 1 a) (ii) of this Convention.
c) Sign A, 32 may be used, in particular, to give warning of intersections with railway tracks at which rail traffic proceeds very slowly and road traffic is regulated by a railwayman accompanying the railway vehicles and making the necessary hand signals.
NOTE – At an intersection comprising a priority road in which there is a bend, an additional panel H, 8 bearing a diagram of the intersection which shows the outline of the priority road may be placed below danger signs giving warning of the intersection or below priority signs, whether they are set up at the intersection or not.
a) The `GIVE WAY' sign shall be sign B, 1. It shall consist of an equilateral triangle having one side horizontal and the opposite vertex below it. The ground shall be white or yellow and the border red. The sign shall bear no symbol.
b) The side of the normal sized sign shall measure approximately 0.90 m; the side of the small sign shall measure not less than 0.60 m.
a) The `STOP' sign shall be sign B, 2, of which there are two models:
(i) Model B, 2a is octagonal with a red ground bearing the word `STOP' in white in English or in the language of the State concerned; the height of the word shall be not less than one-third of the height of the panel;
(ii) Model B, 2b is circular with a white or yellow ground and a red border; it bears within it sign B, 1 without any inscription, and near the top, in large letters, the word `STOP' in black or dark blue, in English or in the language of the State concerned.
b) The height of the normal sized sign B, 2a and the diameter of the normal sized sign B, 2b shall be approximately 0.90 m; the same dimensions of the small signs shall be not less than 0.60 m.
c) As regards the choice between models B, 2a and B, 2b, see Article 5, paragraph 2, and Article 10, paragraph 2, and Article 10, paragraph 3, of this Convention.
a) The `PRIORITY ROAD' sign shall be sign B, 3. It shall consist of a square with one diagonal vertical. The rim of the sign shall be black; the sign shall have in its centre a yellow or orange square with a black rim; the space between the two squares shall be white.
b) The side of the normal sized sign shall measure approximately 0.50 m; the side of the small sign shall measure not less than 0.35 m.
The `END OF PRIORITY' sign shall be sign B, 4. It shall consist of sign B, 3 above with the addition of a black or grey median band perpendicular to the lower left and upper right sides of the square, or of black or grey parallel lines forming such a band.
a) If, on a narrow section of road where passing is difficult or impossible, traffic is regulated and if, because drivers can see the whole length of the section clearly both at night and by day, such regulation is carried out by giving priority to traffic moving in one direction and not by installing traffic light signals, sign B, 5 `PRIORITY FOR ONCOMING TRAFFIC' shall be set up facing the traffic on the side which does not have priority. This sign shall mean that entry into the narrow section is prohibited so long as it is not possible to pass through that section without obliging oncoming vehicles to stop.
b) This sign shall be round, with a white or yellow ground and a red border; the arrow indicating the direction having priority shall be black and that indicating the other direction red.
a) To notify drivers that on a narrow section of road they have priority over oncoming vehicles the sign used shall be B, 6.
b) This sign shall be rectangular with a blue ground; the arrow pointing upwards shall be white and the other arrow red.
c) When sign B, 6 is used, a sign B, 5 shall be placed on the road, at the other end of the narrow section, for traffic moving in the opposite direction.
1. Prohibitory and restrictive signs shall be circular; their diameter shall be not less than 0.60 m outside built-up areas and not less than 0.40 m or 0.20 m for signs prohibiting or restricting standing and parking in built-up areas.
2. Unless otherwise specified where the signs in question are described, prohibitory or restrictive signs shall have a white or yellow ground or blue ground for signs prohibiting or restricting standing and parking with a wide red border; the symbols and the inscriptions, if any, shall be black or dark blue and the oblique bars, if any, shall be red and shall slope downwards from left to right.
a) Notification that entry is prohibited for all vehicles shall be given by sign C, 1, `NO ENTRY', of which there are two models: C, 1a, and C, 1b.
b) Notification that all vehicular traffic is prohibited in both directions shall be given by sign C, 2, `CLOSED TO ALL VEHICLES IN BOTH DIRECTIONS'.
c) Notification that entry is prohibited for a certain category of vehicle or road-user only, shall be given by a sign bearing as a symbol the silhouette of the vehicles or road-users whose entry is prohibited. Signs C, 3a; C, 3b; C, 3c; C, 3d; C, 3e; C, 3f; C, 3g; C, 3h; C, 3i; C, 3j; C, 3k and C, 3l shall have the following meanings:
C, 3a `NO ENTRY FOR ANY POWER DRIVEN VERHICLE EXCEPT TWO-WHEELED MOTOR CYCLES WITHOUT SIDE-CAR'
C, 3b `NO ENTRY FOR MOTOR CYCLES'
C, 3c `NO ENTRY FOR CYCLES'
C, 3d `NO ENTRY FOR MOPEDS'
C, 3e `NO ENTRY FOR GOODS VEHICLES'
The inscription of a tonnage figure, either in a light colour on the silhouette of the vehicle or, in accordance with Article 8, paragraph 4 of this Convention, on an additional panel placed below sign C, 3e, shall mean that the prohibition applies only if the permissible maximum mass of the vehicle or combination of vehicles exceeds that figure.
C, 3f `NO ENTRY FOR ANY POWER DRIVEN VEHICLE DRAWING A TRAILER OTHER THAN A SEMI-TRAILER OR A SINGLE AXLE TRAILER'
The inscription of a tonnage figure, either in a light colour on the silhouette of the trailer or, in accordance with Article 8, paragraph 4, of this Convention, on an additional panel placed below sign C, 3f, shall mean that the prohibition applies only if the permissible maximum mass of the trailer exceeds that figure.
It shall be open to Contracting Parties, in cases where they see fit to do so, to replace, in the symbol, the silhouette of the rear end of a lorry by that of the rear end of a private car, and the trailer silhouette by that of a trailer which can be attached to a private car.
C, 3g `NO ENTRY FOR ANY POWER-DRIVEN VEHICLE DRAWING A TRAILER'
The inscription of a tonnage figure, either in a light colour on the silhouette of the trailer or, in accordance with article 8, paragraph 4 of this Convention, on an additional panel placed below sign C, 3g, shall mean that the prohibition applies only if the permissible maximum mass of the trailer exceeds that figure.
C, 3h `NO ENTRY FOR VEHICLES CARRYING DANGEROUS GOODS FOR WHICH SPECIAL SIGN PLATING IS PRESCRIBED'
To indicate no entry for vehicles carrying certain types of dangerous goods, the sign C, 3h may be used in conjunction, if necessary, with an additional panel. The information given on this additional panel specifies that this prohibition applies only to the carriage of dangerous goods as defined by domestic legislation.
C, 3i `NO ENTRY FOR PEDESTRIANS'
C, 3j `NO ENTRY FOR ANIMAL-DRAWN VEHICLES'
C, 3k `NO ENTRY FOR HANDCARTS'
C, 3l `NO ENTRY FOR POWER DRIVEN AGRICULTURAL VEHICLES'
NOTE – It shall be open to Contracting Parties to omit from signs C, 3a to C, 3l the red oblique bar joining the upper left quadrant and the lower right quadrant or, provided that this does not make the symbol less easy to see and understand, not to interrupt the bar where it crosses the symbol.
d) Notification that entry is prohibited for several categories of vehicle or road user, may be given either by displaying as many prohibitory signs as there are prohibited classes, or by a single prohibitory sign which shows the silhouettes of the various vehicles or road users whose entry is prohibited. Signs C, 4a `NO ENTRY FOR POWER DRIVEN VEHICLES'; and C, 4b `NO ENTRY FOR POWER DRIVEN VEHICLES OR ANIMAL-DRAWN VEHICLES' are examples of such signs.
Signs showing more than two silhouettes may not be set up outside built-up areas, and signs showing more than three silhouettes may not be set up in built-up areas.
e) Notification that entry is prohibited for vehicles whose mass or dimensions exceed certain limits shall be given by the signs:
C, 5 `NO ENTRY FOR VEHICLES HAVING AN OVERALL WIDTH EXCEEDING ... METRES'
C, 6 `NO ENTRY FOR VEHICLES HAVING AN OVERALL HEIGHT EXCEEDING ... METRES'
C, 7 `NO ENTRY FOR VEHICLES EXCEEDING ... TONNES LADEN MASS'
C, 8 `NO ENTRY FOR VEHICLES HAVING A MASS EXCEEDING ... TONNES ON ONE AXLE'
C, 9 `NO ENTRY FOR VEHICLES OR COMBINATIONS OF VEHICLES EXCEEDING ... METRES IN LENGTH'
f) Notification that vehicles shall not be driven closer together than the distance indicated on the sign shall be given by sign C, 10, `DRIVING OF VEHICLES LESS THAN ... METRES APART PROHIBITED'.
Notification that turning is prohibited (to the right or to the left according to the direction of the arrow) shall be given by sign C, 11a `NO LEFT TURN' or sign C, 11b `NO RIGHT TURN'.
a) Notification that U-turns are prohibited shall be given by sign C, 12 `NO U-TURNS'.
b) The symbol may be reversed, if appropriate.
a) Notification that, in addition to the general rules on overtaking laid down by the regulations in force, the overtaking of power-driven vehicles other than two-wheeled mopeds and two-wheeled motor cycles without side-car travelling on a road is prohibited, shall be given by sign C, 13a `OVERTAKING PROHIBITED'.
There are two models of this sign: C, 13aa and C, 13ab.
b) Notification that overtaking is prohibited only for goods vehicles having a permissible maximum mass exceeding 3.5 tons shall be given by sign C, 13b `OVERTAKING BY GOODS VEHICLES PROHIBITED'.
There are two models of this sign: C, 13ba and C, 13bb.
An inscription on an additional panel placed below the sign in accordance with Article 8, paragraph 4 of this Convention may change the permissible maximum mass above which the prohibitions applies.
a) Notification of a speed limit shall be given by sign C, 14, `MAXIMUM SPEED LIMITED TO THE FIGURE INDICATED'. The figure appearing on the sign shall indicate the maximum speed in the unit of measurement most commonly used to express the speed of vehicles in the country concerned. After or below the figure expressing the speed may be added, for instance, `Km' (Kilometres) or `m' (Miles).
b) To indicate a speed limit applicable only to vehicles of a permissible maximum mass exceeding a given figure, an inscription comprising that figure shall be placed on an additional panel below the sign in accordance with Article 8, paragraph 4 of this Convention.
Notification that the use of audible warning devices is prohibited, except to avoid an accident, shall be given by sign C, 15 ` USE OF AUDIBLE WARNING DEVICES PROHIBITED'. This sign, if not placed at the beginning of a built-up area beside or shortly after the sign identifying the built-up area, shall be accompanied by an additional panel H, 2 described in section H of this annex, showing the distance over which the prohibition applies. It is recommended that this sign should not be placed at the beginning of built-up areas when the prohibition applies in all built-up areas and that it be provided that the sign identifying a built-up area placed at the beginning of that area shall notify road users that the traffic regulations applicable to built-up areas in that country apply from that point onwards.
a) Notification of the proximity of a Custom-house at which a stop is compulsory shall be given by sign C, 16, `PASSING WITHOUT STOPPING PROHIBITED'. Notwithstanding Article 8 of this Convention, the symbol of this sign shall include the word `Customs', preferably in two languages; Contracting Parties using C, 16 signs shall endeavour to reach a regional agreement to the effect that this word shall appear in the same language on all the signs they set up.
b) This sign may also be used to notify drivers that passing without stopping is prohibited for other reasons; in this case the word `Customs' shall be replaced by another very brief inscription indicating the reason for the stop.
a) The point at which all prohibitions notified by prohibitory signs for moving vehicles cease to apply shall be indicated by sign C, 17a `END OF ALL LOCAL PROHIBITIONS IMPOSED ON MOVING VEHICLES'. This sign shall be circular and have a white or yellow ground; it shall have no border or only a black rim, and shall bear a diagonal band, sloping downward from right to left, which may be black or dark grey or consist of black or grey parallel lines.
b) The point at which a particular prohibition or restriction notified to moving vehicles by a prohibitory or restrictive sign ceases to apply shall be indicated by sign C, 17b `END OF SPEED LIMIT' or sign C, 17c `END OF PROHIBITION OF OVERTAKING', or sign C, 17d `END OF PROHIBITION OF OVERTAKING FOR GOODS VEHICLES'. These signs shall be similar to sign C, 17a, but shall show, in addition, in light grey the symbol of the prohibition or restriction which has ceased.
c) Notwithstanding the provisions of Article 6, paragraph 1 of this Convention, the signs referred to in this paragraph 8 may be placed on the reverse side of the prohibitory or restrictive sign intended for traffic coming in the opposite direction.
a) (i) Places where parking is prohibited shall be indicated by sign C, 18, `PARKING PROHIBITED'; places where standing and parking are prohibited shall be indicated by sign C, 19, `STANDING AND PARKING PROHIBITED'.
(ii) Sign C, 18 may be replaced by a circular sign with a red border and a red transverse bar, bearing the letter or ideogram used in the State concerned to denote 'Parking', in black on a white or yellow ground.
(iii) The scope of the prohibition may be restricted by inscriptions on an additional plate below the sign specifying, as the case may be,
The days of the week or month or the times of day during which the prohibition applies; The time in excess of which parking is prohibited by sign C, 18 or standing and parking is prohibited by sign C, 19;
The exceptions granted for certain classes of road user.
(iv) The time in excess of which parking or standing is prohibited may also be inscribed on the lower part of the red circle of the sign instead of appearing on an additional plate.
b) (i) Where parking is authorized on opposite sides of the road alternately, signs C, 20a and C, 20b, `ALTERNATE PARKING', shall be used instead of sign C, 18;
(ii) The prohibition of parking shall apply to the sign C, 20a side on odd number dates and to the sign C, 20b side on even number dates; the time at which the side changes shall be prescribed by domestic legislation and need not necessarily midnight. Domestic legislation may also prescribe an alternation other than a daily alternation for parking; the numerals I and II shall in that case be replaced on the signs by the period of alternation, e.g. 1–15 and 16–31 for an alternation on the first and sixteenth day of each month.
(iii) Sign C, 18 may be used by States which do not adopt sign C, 19; C, 20a and C, 20b, supplemented by additional inscriptions, as provided in Article 8, paragraph 4 of this Convention.
c) (i) Except in special cases, the signs shall be so placed that their disc is perpendicular to the axis of the road, or at a slight angle to the plane perpendicular to that axis.
(ii) All the prohibitions and restrictions of parking shall apply only on the side of the carriageway on which the signs are placed.
(iii) Except as may be otherwise indicated:
On an additional panel H, 2 of section H of this annex and showing the distance over which the prohibition applies; or
In conformity with subparagraph c) (v) of this paragraph, the prohibitions shall apply from a point level with the sign to the next point of entry of a road.
(iv) An additional panel H, 3a or H, 4a depicted in section H of this annex may be placed below the sign at the point where the prohibition begins. An additional panel H, 3b or H, 4b depicted in section H of this annex may be placed below signs repeating the prohibition. A further prohibition sign supplemented by an additional panel H, 3c or H, 4c depicted in section H of this annex may be placed at the point where the prohibition ceases to apply. Panels H, 3 shall be placed parallel to the axis of the road, and panels H, 4 perpendicular to that axis. The distances, if any, shown by panels H, 3 shall be those over which the prohibition applies in the direction of the arrow.
(v) If the prohibition ceases to apply before the next point of entry of a road, the sign bearing the additional end-of-prohibition panel described in subparagraph c) (iv) above shall be set up. However, where the prohibition applies only over a short distance, it shall be permissible to set up only one sign:
Showing in the red circle the distance on which it applies, or
Bearing an additional panel H, 3.
(vi) Where parking-meters are installed, their presence shall signify that parking is subject to payment and is limited to the period for which the meter operates.
(vii) In zones in which the duration of parking is limited but parking is not subject to payment, this limitation, instead of being indicated by sign C, 18 supplemented by additional panels, may be notified by a blue band at a height of approximately 2 m on lampposts, trees, etc., bordering the carriageway, or by lines on the kerb.
1. Mandatory signs shall be circular, except signs D, 10 described in subsection II, paragraph 10 of this section which shall be rectangular; their diameter shall be not less than 0.60 m outside built-up areas and not less than 0.40 m in built-up areas. However, signs having a diameter of not less than 0.30 m may be used in conjunction with traffic light signals or on bollards on traffic islands.
2. Unless provided otherwise, the signs shall be blue and the symbols shall be white or of a light colour, or, alternatively, the signs shall be white with a red rim and the symbols shall be black.
The direction in which vehicles are obliged to proceed, or the only directions in which they are permitted to proceed, shall be indicated by model D, 1a of sign D, 1, `DIRECTION TO BE FOLLOWED', on which the arrow or arrows shall point in the appropriate direction or directions. However, instead of using sign D, 1a, sign D, 1b may be used notwithstanding the provisions of subsection I of this section. Sign D, 1b shall be black with a white rim and a white symbol.
Sign D, 2, `PASS THIS SIDE', placed, notwithstanding the provisions of Article 6, paragraph 1 of this Convention, on an island or before an obstacle on the carriageway, shall mean that vehicles must pass on the side of the island or obstacle indicated by the arrow.
Sign D, 3 `COMPULSORY ROUNDABOUT', shall notify drivers that they must comply with the rules concerning roundabouts.
Sign D, 4 `COMPULSORY CYCLE TRACK' shall notify cyclists that the track at the entrance to which it is placed is reserved for them, and shall notify the drivers of other vehicles that they are not entitled to use that track. Cyclists shall be required to use the track if the track is running along a carriageway, footpath or track for riders on horseback and leading into the same direction. However, drivers of mopeds shall also be required, in the same conditions, to use the cycle track if domestic legislation so provides or if notification of this requirement is given by an additional panel bearing an inscription or the symbol of sign C, 3d.
Sign D, 5 `COMPULSORY FOOTPATH' shall notify pedestrians that the path at the entrance to which it is placed is reserved for them, and shall notify other road users that they are not entitled to use that path. Pedestrians shall be required to use the path if the path is running along a carriageway, cycle track or track for riders on horseback and leading into the same direction.
Sign D, 6 `COMPULSORY TRACK FOR RIDERS ON HORSEBACK' shall notify riders on horseback that the track at the entrance of which it is placed is reserved for them and shall notify other road users that they are not entitled to use that track. Riders on horseback shall be required to use the track if the track is running along a carriageway, cycle track or footpath and leading into the same direction.
Sign D, 7 `COMPULSORY MINIMUM SPEED', shall mean that vehicles using the road at the entrance to which it is placed shall travel at not less than the speed specified, the figure shown on the sign shall express this speed in the unit of measurement most commonly used to express the speed of vehicles in the country concerned. After the figure specifying the speed may be added, for instance, `Km' (Kilometres) or `m' (Miles).
Sign D, 8 `END OF COMPULSORY MINIMUM SPEED', shall mean that the compulsory minimum speed imposed by sign D, 7 is no longer in effect. Sign D, 8 shall be identical to sign D, 7, except that it shall be crossed by an oblique red bar running from the upper right edge to the lower left edge.
Sign D, 9, `SNOW CHAINS COMPULSORY' shall mean that vehicles travelling on the road at the entrance to which it is placed shall have snow chains fitted to not less than two of their driving wheels.
Sign D, 10a; D, 10b and D, 10c shall indicate the direction in which vehicles carrying dangerous goods shall proceed.
a) Notification that a path or track is reserved to two categories of road users and prohibited to other users shall be indicated by a mandatory sign bearing the two symbols for the categories of users entitled to use the path or track at the entrance to which it is placed.
b) When the symbols are placed side by side on the sign and separated by a vertical line through the centre of the sign, each symbol shall be understood to mean that the relevant category must use the side of the path or track reserved for that category and shall notify other road users that they are not entitled to use that side. The two sides of the path or track shall be clearly separated, by physical means or road markings.
c) When the symbols are placed one above the other, the sign shall notify the relevant categories of users that they may jointly use the path or track. The order in which the symbols are placed shall be optional. Where necessary the precautions to be taken by both categories of users shall be laid down in domestic legislation.
Sign D, 11a and D, 11b are examples of the combination of signs D, 4 and D, 5.
Special regulation signs are usually square of rectangular with a blue ground and a light coloured symbol or inscription, or with a light coloured ground and a dark coloured symbol or inscription.
Signs such as those given below shall mean that a regulation or danger warning applies only to one or more lanes, defined by longitudinal lane markings, on a multi-lane carriageway for traffic moving in the same direction. They may also indicate lanes allocated to oncoming traffic. The sign relating to the regulation or danger warning shall be shown on each of the arrows concerned:
(i) E, 1a `COMPULSORY MINIMUM SPEED APPLYING TO DIFFERENT LANES'.
(ii) E, 1b `COMPULSORY MINIMUM SPEED APPLYING TO ONE LANE'. This sign may be used as a way of creating a `slow lane'.
(iii) E, 1c `SPEED LIMITS APPLYING TO DIFFERENT LANES'. Borders of the circles shall be red and letters black.
Signs such as E, 2a and E, 2b are examples of signs showing the position of the lane reserved for buses in accordance with article 26 bis, paragraph 2.
a) Two different `ONE-WAY' signs may be set up where it is necessary to indicate a road or carriageway which is one-way:
(i) Sign E, 3a placed approximately perpendicular to the axis of the carriageway; its panel shall be square.
(ii) Sign E, 3b placed approximately parallel to the axis of the carriageway; its panel shall be an elongated rectangle the long side of which is horizontal. The words `one way' may be inscribed on the arrow of sign E, 3b in the national language or one of the national languages of the country concerned.
b) Signs E, 3a and E, 3b may be set up irrespective of whether prohibitory or mandatory signs are set up at the entrance to the road in question.
Example of a sign for preselection at intersections on roads with several lanes: E, 4.
a) Sign E, 5a, `MOTORWAY', shall be placed at the point where the special rules to be observed on a motorway begin to apply.
b) Sign E, 5b `END OF MOTORWAY', shall be placed at the point where those rules cease to apply.
c) Sign E, 5b may also be used and repeated to give warning of the ending of a motorway; the distance between each sign set up for this purpose and the end of the motorway shall be inscribed on the lower part of the sign.
d) These signs shall have blue or green ground.
a) Sign E, 6a, `ROAD FOR MOTOR VEHICLES', shall be placed at the point where special traffic rules begin to apply on roads other than motorways which are reserved for motor vehicle traffic and do not serve properties bordering on the road. An additional panel may be placed under sign E, 6a to show that, by way of exception, the access of motor vehicles to properties bordering on the road is permitted.
b) Sign E, 6b, `END OF ROAD FOR MOTOR VERHICLES', may also be used and repeated to give warning of the ending of the road; the distance between each sign set up for this purpose and the end of the road shall be inscribed on the lower part of the sign.
c) These signs shall have blue or green ground.
a) The sign to indicate the beginning of a built-up area shall bear the name of the built-up area or the symbol showing the silhouette of a built-up area or the two combined. Signs E, 7a; E, 7b; E, 7c and E, 7d are examples of signs showing the beginning of a built-up area.
b) The sign showing the end of a built-up area shall be identical except that it shall be crossed by an oblique bar coloured red or consisting of parallel lines coloured red running from the upper right edge to the lower left edge. Signs E, 8a; E, 8b; E 8c and E, 8d are examples of signs indicating the end of a built-up area.
Notwithstanding the provisions of Article 6, paragraph 1 of this Convention these signs may be placed on the reverse side of signs identifying a built-up area.
c) The signs covered by this paragraph shall be used in conformity with the provisions of the Convention, Article 13 bis, paragraph 2.
a) Beginning of a zone
(i) To indicate that a sign applies to all roads in a zone (zonal validity), the sign shall be displayed on a rectangular panel with a light-coloured ground. The word `ZONE' or its equivalent in the national language may be displayed above or below the sign on the panel. Specific details of the restrictions, prohibitions or obligations indicated by the sign may be given below the sign on the panel or on an additional panel.
Signs applying to all roads in a zone (zonal validity) shall be set up at all roads giving access to the zone concerned. The zone preferably should only include roads which have similar characteristics.
(ii) Signs E, 9a; E, 9b; E, 9c and E, 9d are examples of signs applying to all roads in a zone (zonal validity):
E, 9a – Zone in which parking is prohibited;
E, 9b – Zone in which parking is prohibited at certain times;
E, 9c – Parking zone;
E, 9d – Maximum speed zone.
b) Exit from a zone
(i) To indicate the exit from a zone in which a sign has zonal validity, the same sign displayed on a rectangular panel shall be set up as that placed at the entry to the zone but it shall be grey on a rectangular panel with a light coloured ground. A black or dark grey diagonal band or parallel grey or black lines forming such a band shall slope downwards across the sign from right to left.
Signs indicating the exit from a zone shall be set up on all roads which may be used to leave that zone.
(ii) Signs E, 10a; E, 10b; E, 10c and E, 10d are examples of signs indicating the exit from a zone in which a sign applies to all roads (zonal validity):
E, 10a – End of zone in which parking is prohibited;
E, 10b – End of zone in which parking is prohibited at certain times;
E, 10c – End of parking zone;
E, 10d – End of maximum speed zone.
a) Sign E, 11a `TUNNEL' may be used, and repeated, to indicate the approach to a tunnel; each sign set up for this purpose shall carry either an inscription in its lower part showing the distance between the sign and the beginning of the tunnel where the special rules apply, or an additional panel H, 1 described in section H of this annex.
The name of the tunnel and its length may also be inscribed on the panel.
b) Sign E, 11b `END OF TUNNEL' may be placed at the point from which the special rules no longer apply.
a) Sign E, 12a, `PEDESTRIAN CROSSING', is used to show pedestrians and drivers the position of a pedestrian crossing. The ground of the panel shall be blue or black, the triangle white or yellow and the symbol black or dark blue; the symbol displayed shall be symbol A, 12.
b) However, the sign E, 12b, having the shape of an irregular pentagon, a blue ground and a white symbol or the sign E, 12c, having a dark ground and white symbol may also be used.
a) This sign shall be used to notify drivers of vehicles that they should take the precautions required near medical establishments; in particular, that they should not make any unnecessary noise. There are two models of this sign: E, 13a and E, 13b.
b) The red cross on sign E, 13b may be replaced by one of the symbols referred to in section F, subsection II, paragraph 1.
a) Sign E, 14a, `PARKING', which may be set up parallel to the axis of the road, shall indicate places where the parking of vehicles is authorized. The panel shall be square. It shall bear the letter or ideogram used in the State concerned to denote `Parking'. The ground of this sign shall be blue.
b) The direction in which the parking place lies of the categories of vehicle for which it is reserved may be shown on the sign itself or on an additional panel below the sign. Such inscriptions may also limit the period for which parking is permitted or indicate that public transport is accessible from the parking place by means of a `+ sign' followed by an indication of the type of transport, in word or symbol form.
Signs E, 14b and E, 14c are examples of the signs which may be used to indicate a car park more particularly intended for vehicles whose drivers wish to use a means of public transport.
E, 15 `BUS STOP' and E, 16 `TRAMWAY STOP'.
1. `F' signs shall have a blue or green ground; they shall bear a white or yellow rectangle on which the symbol shall be displayed.
2. On the blue or green band at the bottom of the sign, the distance to the facility indicated, or to the entry to the road leading to it, may be inscribed in white; on the sign bearing symbol F, 5 the word `HOTEL' or `MOTEL' may be inscribed in the same way. The signs may also be set up at the entry to the road leading to the facility and may then bear a white directional arrow on the blue or green part at the bottom. The symbol shall be black or dark blue, except symbols F, 1a, F, 1b and F, 1c, which shall be red.
The symbols depicting first-aid stations in the States concerned shall be used. These symbols shall be red. Examples of these symbols are F, 1a, F, 1b and F, 1c.
F, 2. `BREAKDOWN SERVICE'
F, 3 `TELEPHONE'
F, 4 `FILLING STATION'
F, 5 `HOTEL or MOTEL'
F, 6 `RESTAURANT'
F, 7 `REFRESHMENTS or CAFETARIA'
F, 8 `PICNIC SITE'
F, 9 `STARTING-POINT FOR WALKS'
F, 10 `CAMPING SITE'
F, 11 `CARAVAN SITE'
F, 12 `CAMPING AND CARAVAN SITE'
F, 13 `YOUTH HOSTEL'
1. Informative signs are usually rectangular; however, direction signs may be in the shape of an elongated rectangle with the longer side horizontal, terminating in an arrowhead.
2. Informative signs shall bear either white or light-coloured symbols or inscriptions on a dark ground, or dark-coloured symbols or inscriptions on a white or light-coloured ground; the colour red may be used only exceptionally and must never predominate.
3. Advance direction signs or direction signs relating to motorways or roads treated as motorways shall bear white symbols or inscriptions on a blue or green ground. On such signs the symbols used on signs E, 5a and E, 6a may be reproduced on reduced scale.
4. Signs indicating temporary conditions such as road works, diversions or detours may have orange or yellow ground with black symbols and inscriptions.
5. On signs G, 1; G, 4; G, 5; G, 6 and G, 10 it is recommended to show place names in the language of the country, or subdivision thereof, where the localities referred to are situated.
Examples of advance direction signs: G, 1a, G, 1b and G, 1c.
a) Examples of advance direction signs for `NO THROUGH ROAD': G, 2a and G, 2b
b) Example of advance direction sign for route to be followed in order to turn left, where a left turn at the next intersection is prohibited: G, 3.
NOTE: Advance direction signs G, 1 may bear the symbols used on other signs informing road users of the characteristics of the route or of traffic conditions (for examples: signs A, 2; A, 5; C, 3e; C, 6; E, 5a; F, 2).
1. Examples of signs showing the direction of a place: G, 4a; G, 4b; G, 4c and G, 5.
2. Examples of signs showing the direction of an airfield: G, 6a; G, 6b and G, 6c.
3. Sign G, 7 shows the direction of a camping site.
4. Sign G, 8 shows the direction of a youth hostel.
5. Examples of signs showing the direction of a car parking more particularly intended for vehicles whose drivers wish to use means of public transport: G, 9a and G, 9b. The type of public transport may be indicated on the sign by an inscription or symbol.
NOTE: Direction signs G, 4; G, 5 and G, 6 may bear the symbols used on other signs informing road users of the characteristics of the route or traffic conditions (for example: signs A, 2; A, 5; C, 3e; C, 6; E, 5a; F, 2)
Sign G, 10 is an example of a confirmatory sign.
Notwithstanding the provisions of Article 6, paragraph 1, of this Convention, this sign may be placed on the reverse side of another sign intended for traffic proceeding in the opposite direction.
Signs such as G, 11a; G, 11b and G, 11c shall be used to notify drivers on the number and direction of traffic lanes. They must comprise the same number of arrows as the number of lanes allocated to traffic in the same direction; they may also indicate lanes allocated to oncoming traffic.
Signs such as G, 12a and G, 12b shall indicate to drivers closure of a traffic lane.
Sign G, 13, `NO THROUGH ROAD', placed at the entry to a road, shall mean that there is no throughway.
Sign G, 14, `GENERAL SPEED LIMITS', shall be used, especially near national frontiers, to notify the general speed limits in force in a country or in a subdivision of that country. The name or distinguishing sign of the country, possibly accompanied by the national emblem, shall be placed at the top of the sign. On the sign the general speed limits in force in a country will be shown in the following order: (1) in built-up areas; (2) outside built-up areas; (3) on motorways. If appropriate, the symbol of sign E, 6a, `Road for motor vehicles', may be used to indicate the general speed limit on roads for motor vehicles.
The border of the sign and its upper part shall be in blue; the country name and the ground of the three squares shall be in white. The symbols used in the upper and central squares shall be in black and the symbol in the central square shall have an oblique red line across it.
a) Sign G, 15, `ROAD OPEN OR CLOSED', shall be used to show whether a mountain road, particularly a section leading over a pass, is open or closed; the sign shall be placed at the entry to the road or roads leading to the section in question.
The name of the section of road (or pass) shall be inscribed in white. On the sign shown, the name `Furka' is given as an example.
Panels 1, 2 and 3 shall be removable.
b) If the section of road is closed, panel 1 shall be red and shall bear the inscription `CLOSED'; if the section is open, panel 1 shall be green and shall bear the inscription `OPEN'. The inscriptions shall be in white and preferably in several languages.
c) Panels 2 and 3 shall have a white ground with inscriptions and symbols in black.
If the section of road is open, panel 3 shall remain blank and panel 2, according to the state of the road, shall either be blank, or display sign D, 9, `SNOW CHAINS COMPULSORY', or display symbol G, 16, `CHAINS OR SNOW TYRES RECOMMENDED'. This symbol shall be black.
If the section of road is closed, panel 3 shall show the name of the place up to which the road is open and panel 2 shall display, according to the state of the road, either the inscription `OPEN AS FAR AS', or symbol G, 16, or sign D, 9.
Sign G, 17 `ADVISORY SPEED' shall be used to show the speed at which it is advisable to drive if circumstances permit and if the driver is not required to comply with a lower limit specific to his category of vehicle. The figure or range of figures appearing on the sign shall indicate the speed in the unit of measurement most commonly used to express the speed of vehicles in the country concerned. This unit may be specified on the sign.
G, 18 `ADVISED ITINERARY FOR HEAVY VEHICLES'
Sign G, 19 `ESCAPE LANE' shall be used to indicate an escape lane on steep descent. This sign, with a plate showing distance to the escape lane, should be placed in conjunction with sign A, 2 at the top of the descent, where the danger zone begins and at the entry to the escape lane. Depending on the length of the descent the sign should be repeated as necessary, again with a distance plate.
The symbol may be varied corresponding to the sitting of the escape lane in relation to the road concerned.
a) Sign G, 20 is used to indicate a pedestrian overpass or underpass.
b) Sign G, 21 is used to indicate an overpass or underpass without steps. The symbol for handicapped persons may also be used on this sign.
Signs G, 22a; G, 22b and G, 22c are examples of advance signs for notifying an exit from a motorway. These signs shall bear the indication of a distance to the exit from a motorway, as determined by domestic legislation, provided that signs bearing respectively one and two oblique bars are set up at one-third and two-thirds of the distance between the sign bearing three oblique bars and the exit from a motorway.
1. These panels shall have either a white or yellow ground and a black, dark blue or red rim, in which case the distance or length or symbol shall be inscribed in black or dark blue; or a black or dark blue ground and a white, yellow or red rim, in which case the distance or length or symbol shall be inscribed in white or yellow.
2. a) Additional panels H, 1 show the distance from the sign to the beginning of the dangerous section of road or of the zone to which the regulation applies.
b) Additional panels H, 2 show the length of the dangerous section of road or of the zone to which the regulation applies.
c) Additional panels are placed under the signs. However in the case of danger warning signs of model Ab, the information to be given on the additional panels may be inscribed on the lower part of the sign.
3. The additional panels H, 3 and H, 4 concerning parking prohibitions or restrictions are of models H, 3a; H, 3b and H, 3c and H, 4a; H, 4b and H, 4c respectively. (See: section C, paragraph 9 c) of this annex).
4. Regulatory signs may be restricted to particular road users by displaying the symbol for their category. For example: H, 5a and H, 5b.
In cases where the regulatory sign is to be regarded as not applying to a certain category of road users this is indicated by the symbol for their category and by the term `except' in the language of the particular country. For example: H, 6. If necessary the symbol may be replaced by an inscription in that language.
5. To indicate parking space reserved for handicapped persons, panel H, 7 should be used with signs C, 18 or E, 14.
6. The additional panel H, 8 displays a diagram of the intersection in which broad strokes indicate priority roads and thin strokes indicate the roads on which signs B, 1 or B, 2 are set up.
7. To indicate that the section of road ahead is slippery because of ice or snow the additional panel H, 9 should be used.
NOTE APPROPRIATE TO THE WHOLE OF ANNEX I: In countries where traffic keeps to the left, signs and/or symbols shall be reversed as appropriate."
Annex 8 (Road markings)
Renumber this annex as Annex 2
CHAPTER II
Insert a new subchapter G to read:
“G. Road markings for a lane reserved for certain categories of vehicle
The marking of lanes reserved for certain categories of vehicle shall be by means of lines which should be clearly distinguished from other continuous or broken lines of the carriageway, notably by being wider and with less space between strokes. With respect to a lane reserved primarily for buses, the word “BUS" or the letter “A" shall be marked on the reserved lane wherever necessary and specifically at the beginning of the lane and after intersections. Diagrams A, 58a and 58b show examples of markings for a lane reserved for regular public transport service vehicles."
Diagrams of annex 8 (new annex 2)
Insert the following new diagrams:
Diagram A 58a
Diagram A 58b
Annex 9 (REPRODUCTION IN COLOUR OF SIGNS, SYMBOLS AND PANELS REFERRED TO IN ANNEXES 1 TO 7)
Renumber this annex as Annex 3 and amend its title to read:
“REPRODUCTION IN COLOUR OF SIGNS, SYMBOLS AND PANELS REFERRED TO IN ANNEX 1"
Renumber, supplement and delete signs, symbols and panels contained therein, as follows:
Proposed new numbers | Corresponding numbers in the present Convention |
Aa and Ab | The same |
A, 1a to A, 7c | The same |
A, 8 | – 1) |
A, 9 | A, 8 |
A, 10a and A, 10b | A, 9a and A, 9b |
A, 11a and A, 11b | A, 10a and A, 10b |
A, 12a and A, 12b | A, 11a and A, 11b |
A, 13 | A, 12 |
A, 14 | A, 13 |
A, 15a and A, 15b | A, 14a and A, 14b |
A, 16 | A, 15 |
A, 17a to A, 17c | A, 16a to A, 16c |
A, 18a to A, 18g | A, 21a to A, 21g |
A, 19a to A, 19c | A, 22a to A, 22c |
A, 20 | A, 23 |
A, 21a and A, 21b | A, 24a and A, 24b |
A, 22 | A, 25 |
A, 23 | A, 19 |
A, 24 | – 1) |
A, 25 | A, 26 |
A, 26a and A, 26b | A, 27a and A, 27b |
A, 28a to A, 28c | B, 7a to B, 7c |
A, 29a to A, 29c | The same |
A, 30 | A, 17 |
A, 31 | A, 18 |
A, 32 | A, 20 |
B, 1 to B. 6 | The same |
C, 1 to C, 3f | The same |
C, 3g and C, 3h | – 1) |
C, 3i | C, 3g |
C, 3j | C, 3h |
C, 3k | C, 3j |
C, 3l | C, 3k |
C, 4a to C, 17c | The same |
C, 17d | – 1) |
C, 18 to C, 20b | The same |
– | C, 21 2) |
D, 1a to D, 9 | The same |
D, 10a to D, 10c | – 1) |
D, 11a and D, 11b | – 1) |
E, 1a to E, 1c | – 1) |
E, 2a and E, 2b | – 1) |
E, 3a and E, 3b | E, 13a and E, 13b |
E, 4 | The same |
E, 5a and E, 5b | E, 15 and E, 16 |
E, 6a and E, 6b | E, 17 and E, 18 |
E, 7a | E, 9a |
E, 7b and E, 7c | – 1) |
E, 7d | E, 9b |
E, 8a | E, 9c |
E, 8b and E, 8c | – 1) |
E, 8d | E, 9d |
E, 9a to E, 9d | – 1) |
E, 10a to E, 10d | – 1) |
E, 11a and E, 11b | – 1) |
E, 12a and E, 12b | E, 11a and E, 11b |
E, 12c | – 1) |
E, 13a and E, 13b | E, 12a and E, 12b |
E, 14a | E, 23 |
E, 14b and E, 14c | – 1) |
E, 15 | E, 19 |
E, 16 | E, 20 |
F | The same |
F, 1a to F, 13 | The same |
G, 1a to G, 1c | E, 1a to E, 1c |
G, 2a and G, 2b | E, 2a and E, 2b |
G, 3 | E, 3 |
G, 4a to G, 4c | E, 5a to E, 5c |
G, 5 | E, 5d |
G, 6a to G, 6c | E, 6a to E, 6c |
G, 7 | E, 7 |
G, 8 | E, 8 |
G, 9a and G, 9b | – 1) |
G, 10 | E, 10 |
G, 11a to G, 11c | – 1) |
G, 12a and G, 12b | – 1) |
G, 13 | E, 14 |
G, 14 | – 1) |
G, 15 | E, 21 |
G, 16 | E, 22 |
– | E, 24 2) |
G, 17 | – 1) |
G, 18 | – 1) |
G, 19 | – 1) |
G, 20 | – 1) |
G, 21 | – 1) |
G, 22a to G, 22c | – 1) |
Model of additional panels: | |
H, 1 | 1 |
H, 2 | 2 |
H, 3a to H, 3c | 3a to 3c |
H, 4a to H, 4c | 4a to 4c |
H, 5a and H, 5b | – 1) |
H, 6 | – 1) |
H, 7 | – 1) |
H, 8 | – 1) |
H, 9 | – 1) |
1) The proposed new signs, symbols or panels which are reproduced at the end of this document;
2) The sign proposed to be deleted from the Convention.
A. PROJECTS D'AMENDEMENTS À LA CONVENTION
Amendements concernant l'ensemble du texte de la Convention et de ses annexes
1. Remplacer le mot «poids» par le mot «masse».
2. Utiliser le système métrique uniquement pour les masses et les dimensions; les distances seront exprimées en «km (miles)».
Amendements au texte principal de la Convention
Modifier comme suit:
«Les annexes de la présente Convention, à savoir:
Annexe 1: Signaux routiers;
Section A: Signaux d'avertissement de danger;
Section B: Signaux de priorité;
Section C: Signaux d'interdiction ou de restriction;
Section D: Signaux d'obligation;
Section E: Signaux de prescriptions particulières;
Section F: Signaux d'information, d'installation ou de service;
Section G: Signaux de direction, de jalonnement ou d'indication;
Section H: Panneaux additonnels;
Annexe 2: Marques routières;
Annexe 3: Reproduction en couleur des signaux, symboles et panneaux dont il est question dans l'annexe 1;
font partie intégrante de la présente Convention.»
Paragraphe 1, alinéa b)
«(iv) Signaux de prescriptions particulières.»
Paragraphe 1, alinéa c)
Modifier comme suit:
«c) Signaux d'indication: Ces signaux ont pour objet de guider les usagers de la route au cours de leurs déplacements ou de leur fournir d'autres indications pouvant leur être utiles; ils se subdivisent en:
(i) Signaux d'information, d'installation ou de service;
(ii) Signaux de direction, de jalonnement ou d'indication: Signalisation avancée ou présignalisation: Signaux de direction; Signaux d'identification des routes; Signaux de localisation; Signaux de confirmation; Signaux d'indication;
(iii) Panneaux additonnels.»
Paragraphe 2
Ajouter:
«Dans ce cas, il est fait usage d'une signalisation correspondant à l'une des trois possibilités suivantes:
a) ou bien le signal, complété si nécessaire, par une flèche verticale, est placé au-dessus de la voie de circulation en question;
b) ou bien le signal est placé au bord de la chaussée, lorsque les marques routières indiquent sans doute possible que le signal concerne uniquement la voie de circulation longeant le bord de la chaussée correspondant au sens de la circulation et que ce signal a pour seul but de confirmer une réglementation locale déjà matérialisée par les marques routières;
c) ou bien les signaux E, 1 ou E, 2 décrits à l'annexe 1, section E, sous-section II, paragraphes 1 et 2, de la présente Convention ou les signaux G, 11 et G, 12 décrits à l'annexe 1, section G, sous-section V, paragraphes 1 et 2, placés au bord de la chaussée.»
Paragraphe 4
Modifier comme suit la première phrase de l'alinéa c):
«c) Les dimensions des signaux d'avertissement de danger et celles des signaux de réglementation (à l'exception des signaux de prescriptions particulières) seront normalisées sur le territoire de chaque Partie contractante. ...»
Paragraphe 1
Ajouter:
«Les symboles en différentes couleurs, foncées ou claires, utilisés sur les signaux peuvent être délimités par des bandes étroites contrastées, claires ou foncées, selon le cas.»
Ajouter un nouveau paragraphe 1 bis libellé comme suit:
«1bis. Dans le cas où il est fait usage de signaux à messages variables, les inscriptions et les symboles qui y sont reproduits doivent également être conformes au système de signalisation prescrit dans la présente Convention. Toutefois, lorsque, pour un système de signalisation déterminé, des nécessités techniques le justifient, notamment pour permettre une visibilité satisfaisante, et à conditon qu'aucune erreur d'interprétation ne soit possible, les signaux ou symboles de teinte sombre peuvent apparaître en teinte claire, les fonds de teinte claire étant alors remplacés par des fonds sombres. La couleur rouge du symbole d'un signal et de sa bordure ne sera pas modifiée.»
Paragraphe 4
Modifier le texte comme suit:
«4. Dans le cas où les autorités compétentes estiment utile de préciser la signification d'un signal ou d'un symbole ou, pour des signaux de réglementation, d'en limiter la portée à certaines périodes, les indications nécessaires pourront être données par des inscriptions apposées sur le signal dans les conditions définies à l'annexe 1 de la présente Convention, ou sur un panneau additionnel. Si les signaux de réglementation doivent être réservés à certaines catégories d'usagers de la route ou si certains usagers doivent être exemptés de ce règlement, cela est indiqué par des panneaux additionnels conformément au paragraphe 4 de la section H de l'annexe 1 (panneaux H, 5a; H, 5b et H, 6).»
Paragraphe 1
Modifier le texte comme suit:
«1. L'annexe 1 de la présente Convention indique, dans sa section A, sous-section I, les modèles de signaux d'avertissement de danger, et dans sa section A, sous-section II, les symboles à placer sur ces signaux ainsi que certaines prescriptions pour l'emploi desdits signaux. Conformément au paragraphe 2 de l'article 46 de la présente Convention, chaque Etat notifie au Secrétaire général s'il a choisi le modèle Aa ou Ab comme signal d'avertissement.»
Paragraphe 4
Remplacer les mots:
«... dans un panneau additionnel du modèle 1 de l'annexe 7 de la présente Convention et placé conformément aux dispositions de ladite annexe; ...»
par:
«... dans un panneau additionnel H, 1 de l'annexe 1, section H, de la présente Convention et placé conformément aux dispositions de ladite section; ...»
Paragraphe 5
Modifier comme suit la dernière partie de ce paragraphe:
«... et les passages à niveau, les Parties contractantes peuvent appliquer les dispositions suivantes:
Au-dessous de tout signal d'avertissement de danger portant un des symboles A, 5; A, 25; A, 26 ou A, 27 décrits à l'annexe 1, section A, sous-section II, paragraphes 5, 25, 26 et 27, de la présente Convention, il peut être placé un panneau rectangulaire à grand côté vertical portant trois barres obliques rouges sur fond blanc ou jaune, mais alors il sera placé, approximativement au tiers et aux deux tiers de la distance entre le signal et la voie ferrée, des signaux supplémentaires constitués par des panneaux de forme identique et portant respectivement une ou deux barres obliques rouges sur fond blanc ou jaune. Ces signaux peuvent être répétés sur le côté opposé de la chaussée. La description des panneaux mentionnés dans le présent paragraphe est précisée à l'annexe 1, section A, sous-section II, paragraphe 29, de la présente Convention.»
Paragraphe 6
Modifier comme suit la dernière partie de ce paragraphe:
«..., cette indication sera donnée sur un panneau additonnel H, 2, de l'annexe 1, section H, de la présente Convention, et placée conformément aux dispositions de ladite section.»
Titre «Signaux de réglementation à l'exception de ceux qui concernent l'arrêt ou le stationnement» placé au-dessus de l'article 10
Lire comme suit ce titre:
«Signaux de réglementation»
Paragraphe 1
Modifier comme suit:
«1. Les signaux destinés à notifier ou à porter à la connaissance des usagers de la route des règles particulières de priorité à des intersections sont les signaux B, 1; B, 2; B, 3 et B, 4. Les signaux destinés à porter à la connaissance des usagers une règle de priorité aux passages étroits sont les signaux B, 5 et B, 6. Ces signaux sont décrits à l'annexe 1, section B, de la présente Convention.»
Paragraphe 4
Modifier comme suit:
«4. Le signal B, 1 ou le signal B, 2 peut être placé ailleurs qu'à une intersection lorsque les autorités compétentes le jugent nécessaire.»
Paragraphe 6
Modifier comme suit:
«6. La présignalisation du signal B, 1 se fait à l'aide du même signal complété par un panneau additonnel H, 1, décrit à l'annexe 1, section H, de la Convention.
Le présignalisation du signal B, 2 se fait à l'aide du signal B, 1 complété par un panneau rectangulaire qui portera le symbole «STOP» et un chiffre indiquant à quelle distance se trouve la signal B, 2.»
Paragraphe 7
Modifier comme suit la dernière partie de ce paragraphe:
«...; le ou les signaux placés avant cet endroit porteront alors un panneau additonnel H, 1 de l'annexe 1, section H.»
Paragraphe 8
Modifier comme suit le début de ce paragraphe:
«8. Si, sur une route, l'approche d'une intersection est annoncée par un signal d'avertissement de danger portant l'un des symboles A, 19, ou si ...»
Modifier comme suit:
«La section C de l'annexe 1 de la présente Convention décrit les signaux d'interdiction ou de restriction et donne leur signification. Cette section décrit également les signaux notifiant la fin de ces interdictions et restrictions ou de l'une d'entre elles.»
Modifier comme suit:
«La section D de l'annexe 1 de la présente Convention décrit les signaux d'obligation et donne leur signification.»
Modifier comme suit le titre de cet article:
«Prescriptions communes aux signaux décrits aux sections C et D de l'annexe 1 de la présente Convention.»
Paragraphe 1
Modifier comme suit la dernière phrase:
«... Sous les signaux placés avant l'endroit où l'obligation, la restriction ou l'interdiction s'impose, il est placé un panneau additionnel H de l'annexe 1, section H.»
Insérer les nouveaux paragraphes 3, 4 et 5 libellés:
«3. Les signaux d'interdiction ou de restriction s'appliquent de l'endroit où ils sont placés jusqu'à l'endroit où est placée une signalisation contraire, sinon jusqu'à la prochaine intersection. Si l'interdiction ou la restriction doit s'appliquer au-delà de l'intersection, le signal est répété selon les dispositions de la législation nationale.
4. Lorsqu'un signal de réglementation s'applique à toutes les routes situées dans une zone donnée (validité zonale), il est représenté de la façon indiquée au paragraphe 8 a) de la sous-section II de la section E de l'annexe 1 de la présente Convention.
5. La fin des zones visées au paragraphe 4 ci-dessus est représentée de la façon indiquée au paragraphe 8 b) de la sous-section II de la section E de l'annexe 1 de la présente Convention.»
Insérer un nouvel article libellé:
1. La section E de l'annexe 1 de la présente Convention décrit les signaux de prescriptions particulières et en donne la signification.
2. Les signaux E, 7a; E, 7b; E, 7c ou E, 7d et E, 8a; E, 8b; E, 8c ou E, 8d notifient aux usagers de la route que la réglementation générale régissant la circulation dans les agglomérations sur le territoire de l'Etat est celle qui est applicable à partir des signaux E, 7a; E, 7b; E, 7c ou E, 7d jusqu'aux signaux E, 8a; E, 8b; E, 8c ou E, 8d, sauf dans la mesure où une autre réglementation serait notifiée par d'autres signaux sur certaines sections des routes de l'agglomération. Toutefois, le signal B, 4 devra toujours être placé, pour autant que la priorité cesse à la traversée de l'agglomération, sur les routes à priorité signalée par le signal B, 3. Les dispositions des paragraphes 2, 3 et 4 de l'article 14 s'appliquent à ces signaux.
3. Les signaux E, 12a; E, 12bou E, 12c sont placés aux passages pour piétons lorsque les autorités compétentes les estiment utiles.
4. Les signaux de prescriptions particulières ne sont placés, compte tenu de prescriptions du paragraphe 1 de l'article 6, que là où les autorités compétentes les estiment essentiels. Ils peuvent être répétés; un panneau additionnel placé au-dessous du signal peut indiquer la distance entre le signal et l'endroit ainsi signalé; cette distance peut également figurer au bas du signal lui-même.»
Titre «Signaux d'indication à l'exception de ceux qui concernent le stationnement» placé au-dessus de l'article 14
Modifier ce titre comme suit:
«Signaux d'indication»
Paragraphe 1
Modifier comme suit:
«1. Les sections F et G de l'annexe 1 de la présente Convention décrivent les signaux donnant les indications utiles aux usagers de la route, ou en donnent des exemples; elles donnent aussi certaines prescriptions pour leur emploi.»
Paragraphe 2
Modifier comme suit le début de ce paragraphe:
«2. Les mots figurant sur les signaux d'indication ii) du paragraphe 1 c) de l'article 5 seront, dans les pays qui n'utilisent pas l'alphabet latin ...»
Remplacer les paragraphes 1, 2 et 3 par le texte suivant:
«Les signaux de localisation peuvent être utilisés pour indiquer la frontière entre deux pays ou la limite entre deux divisions administratives du même pays ou le nom d'une rivière, d'un col, d'un site, etc. Ces signaux doivent être absolument distincts des signaux visés au paragraphe 2 de l'article 13 bis de la présente Convention.»
Supprimer cet article
Paragraphe 1
Modifier comme suit la première phrase:
«1. Les signaux d'indication visés aux articles 15 à 19 de la présente Convention sont placés là où les autorités compétentes les estiment utiles. ...»
Titre «Signaux relatifs à l'arrêt et au stationnement» placé au-dessus de l'article 22
Supprimer ce titre
Supprimer cet article
Ajouter un nouveau paragraphe 3 bis libellé comme suit:
«a) Les dispositions des paragraphes 1, 2 et 3 de l'article 6 de la Convention, relatives aux signaux routiers, sont applicables aux signaux lumineux de circulation, à l'exception de ceux qui sont employés aux passages à niveau.
b) Les signaux lumineux de circulation aux intersections seront placés avant l'intersection ou au milieu et au-dessus de celle-ci; ils peuvent être répétés de l'autre côté de l'intersection et/ou à la hauteur des yeux du conducteur.
c) En outre, il est recommandé que les législations nationales prévoient que les signaux lumineux de circulation:
(i) soient placés de manière à ne pas gêner la circulation des véhicules sur la chaussée et, pour ceux qui sont implantés sur les accotements, à gêner les piétons le moins possible;
(ii) soient facilement visibles de loin et facilement compréhensibles quand on s'en approche;
(iii) soient normalisés sur le territoire de chaque Partie contractante, compte tenu des catégories de routes.»
Paragraphe 9
Modifier le texte comme suit:
«9. Dans le système tricolore, le feu rouge, le feu jaune et le feu vert peuvent être remplacés par des flèches de même couleur sur fond noir. Lorsqu'elles s'allument, ces flèches ont la même signification que le feu, mais l'interdiction ou l'autorisation est limitée à la direction ou aux directions indiquées par la ou les flèches. Les flèches signifiant autorisation ou interdiction d'aller tout droit auront la pointe dirigée vers le haut. L'utilisation de flèches noires sur fond rouge, jaune-auto ou vert est autorisée. Ces flèches ont la même signification que les flèches susmentionnées.»
Paragraphe 11
Le texte actuel du paragraphe 11 devient l'alinéa a).
Ajouter un nouvel alinéa b) libellé comme suit:
«b) Lorsque les autorités compétentes jugent nécessaire d'introduire un signal «intermédiaire» ou de «transition» pour les signaux lumineux, ce signal doit avoir la forme d'une flèche de couleur jaune-auto ou blanche dont la pointe est dirigée diagonalement vers le bas, vers la gauche ou vers la droite, ou de deux flèches semblables inclinées respectivement dans l'un et l'autre sens; ces flèches peuvent être clignotantes. Ces flèches jaune-auto ou blanches signifient que la voie est sur le point d'être fermée à la circulation et que les usagers se trouvant sur cette voie doivent passer sur la voie indiquée par la flèche.»
Ajouter un nouveau paragraphe 5 libellé comme suit:
«5. Les signaux lumineux pour piétons peuvent être complétés par des signaux audibles ou tactiles aux passages pour piétons en vue de faciliter aux aveugles la traversée de la chaussée.»
Paragraphe 2
Ajouter:
«c) Des lignes discontinues doubles pourront être utilisées pour délimiter une ou plusieurs voies sur lesquelles le sens de la circulation peut être inversé conformément au paragraphe 11 de l'article 23 de la présente Convention.»
Paragraphe 4
Modifier le texte comme suit:
«4. Au sens du présent article, ne sont pas des marques longitudinales les lignes longitudinales qui délimitent, pour les rendre plus visibles, les bords de la chaussée ou qui, reliées à des lignes transversales, délimitent sur la surface de la chaussée des emplacements de stationnement ou qui indiquent une interdition ou des limitations concernant l'arrêt ou le stationnement.»
Ajouter un nouvel article libellé comme suit:
1. Le marquage des voies réservées à certaines catégories de véhicules est réalisé au moyen de lignes qui se distingent clairement des autres lignes continues ou discontinues apposées sur la chaussée, notamment par leur plus grande largeur et par les intervalles plus réduits entre les traits;
2. Lorsqu'une voie est réservée aux véhicules des services réguliers de transport en commun, l'inscription est le mot «BUS» ou la lettre «A». Le signal prévu sera soit du type carré, selon l'annexe 1, section E, soit du type rond, selon l'annexe 1, section D, de la présente Convention, montrant la silhouette blanche d'un autobus sur fond bleu. Les diagrammes A, 58a 58b (voir annexe 2 de la présente Convention) sont des illustrations du marquage de voie réservée aux véhicules des services réguliers de transport en commun;
3. La législation nationale doit préciser les conditions dans lesquelles d'autres véhicules peuvent emprunter la voie visée au paragraphe 1.»
Paragraphe 1
Modifier la première phrase comme suit:
«1. Une marque transversale consistant en une ligne continue apposée sur la largeur d'une ou plusieurs voies de circulation ...»
Paragraphe 3
Modifier la première phrase comme suit:
«3. Une marque transversale consistant en une ligne discontinue apposée sur la largeur d'une ou plusieurs voies de circulation ...»
Paragraphe 3
Modifier le texte comme suit:
«3. Une ligne en zigzag sur le côté de la chaussée signifie qu'il est interdit de stationner du côté en cause de la chaussée sur la longueur de cette ligne. La ligne en zigzag, éventuellement complétée par l'inscription «BUS» ou par la lettre «A», peut être utilisée pour signaler un arrêt d'autobus ou de trolleybus.»
Modifier comme suit:
«L'annexe 2 de la présente Convention constitue un ensemble de recommandations relatives aux schémas et dessins des marques routières.»
Paragraphe 2
Modifier comme suit:
«2. A tout passage à niveau sans barrières ni demi-barrières, il est placé, au voisinage immédiat de la voie ferrée, le signal A, 28, décrit à la section A de l'annexe 1. S'il existe une signalisation lumineuse de l'approche des trains ou un signal B, 2 «ARRET», le signal A, 28 est placé sur le même support que cette signalisation ou le signal B, 2. L'apposition du signal A, 28 n'est pas obligatoire: ...» (le reste du texte ne change pas).
Paragraphe 3
Supprimer ce paragraphe.
Paragraphe 1
Modifier comme suit l'alinéa a):
«a) A faire placer avant tout passage à niveau un des signaux d'avertissement de danger portant un des symboles A, 25; A, 26 ou A, 27; toutefois, un signal pourra ne pas être placé ...» (le reste du texte ne change pas).
Amendements aux annexes de la Convention
Remplacer le texte actuel des annexes 1 à 7 par:
1. Le signal «A» AVERTISSEMENT DE DANGER est du modèle Aa ou du modèle Ab, tous deux décrits ci-après et reproduits à l'annexe 3, sauf les signaux A, 28 et A, 29 qui sont décrits aux paragraphes 28 et 29 ci-dessous, respectivement. Le modèle Aa est un triangle équilatéral dont un côté est horizontal et dont le sommet opposé est en haut; le fond est blanc ou jaune, la bordure est rouge. Le modèle Ab est un carré dont une diagonale est verticale; le fond est jaune, la bordure qui se réduit à un listel est noire. Les symboles qui sont placés sur ces signaux sont, sauf indication contraire dans leur description, noirs ou de couleur bleu foncé.
2. Le côté des signaux Aa de dimensions normales est d'environ 0,90 m; le côté des signaux Aa de petites dimensions ne doit pas être inférieur à 0,60 m. Le côté des signaux Ab de dimensions normales est d'environ 0,60 m; le côté des signaux Ab de petites dimensions ne doit pas être inférieur à 0,40 m.
3. Pour le choix entre les modèles Aa et Ab, voir le paragraphe 2 de l'article 5 et le paragraphe 1 de l'article 9 de la Convention.
Pour annoncer un virage dangereux ou une succession de virages dangereux, il sera employé, selon le cas, l'un des signaux suivants:
a) A, 1a; virage à gauche
b) A, 1b: virage à droite
c) A, 1c: double virage, ou succession de plus de deux virages, le premier à gauche
d) A, 1d: double virage, ou succession de plus de deux virages, la premier à droite.
a) Pour annoncer une descente à forte inclinaison, il sera employé avec le signal du modèle Aa, le symbole A, 2a, et avec le signal du modèle Ab, le symbole A, 2b.
b) La partie gauche du symbole A, 2a occupe l'angle gauche du panneau du signal et sa base s'étend sur toute la largeur de ce panneau. Dans les symboles A, 2a et A, 2b, le chiffre indique la pente en pourcentage; cette indication peut être remplacée par celle d'un rapport (1: 10). Toutefois, les Parties contractantes pourront, au lieu du symbole A, 2a ou A, 2b, mais en tenant compte, autant qu'il leur sera possible, des dispositions du paragraphe 2 b) et de l'article 5 de la Convention, choisir, si elles ont adopté le modèle de signal Aa, le symbole A, 2c et, si elles ont adopté le modèle Ab, le symbole A, 2d.
a) Pour annoncer une montée à forte inclinaison, il sera employé, avec le modèle de signal Aa, le symbole A, 3a et, avec le modèle Ab, le symbole A, 3b.
b) La partie droite du symbole A, 3a occupe l'angle droit du panneau du signal et sa base s'étend sur toute la largeur de ce panneau. Dans les symboles A, 3a et A, 3b, le chiffre indique la pente en pourcentage; cette indication peut être remplacée par celle d'un rapport (1: 10). Toutefois, les Parties contractantes ayant choisi le symbole A, 2c comme symbole de descente dangereuse pourront, au lieu du symbole A, 3a choisir le symbole A, 3c, et es Parties contractantes ayant choisi le symbole A, 2d pourront, au lieu du symbole A, 3b choisir le symbole A, 3d.
Pour annoncer un rétrécissement de la chaussée, il sera employé le symbole A, 4a ou un symbole indiquant plus clairement la configuration des lieux, tel que A, 4b.
a) Pour annoncer un pont mobile, il sera employé le symbole A, 5.
b) Au-dessous du signal d'avertissement comportant ce symbole A, 5, il pourra être placé un panneau rectangulaire du modèle A, 29a décrit au paragraphe 29 ci-dessous, mais il sera alors placé approximativement au tiers et aux deux tiers de la distance entre le signal comportant le symbole A, 5 et le pont mobile, des panneaux des modèles A, 29b et A, 29c décrits audit paragraphe.
Pour annoncer que la route va déchoucher sur un quai ou une berge, il sera employé le symbole A, 6.
a) Pour annoncer un cassis, un pont en dos-d'âne, un dos-d'âne ou un passage où la chaussée est en mauvais état, il sera employé le symbole A, 7a.
b) Pour annoncer un pont en dos d'âne ou un dos d'âne, le symbole A, 7a pourra être remplacé par le symbole A, 7b.
c) Pour annoncer un cassis le symbole A, 7a peut être remplacé par le symbole A, 7c.
a) Pour annoncer une section de route où les accotements sont particulièrement dangereux, c'est le symbole A, 8 qui est utilisé.
b) Le symbole peut être inversé.
Pour annoncer une section de route où la chassée risque d'être particulièrement glissante, il sera employé le symbole A, 9.
Pour annoncer une section de route où des projections de gravillons risquent de se produire, il sera employé, avec le signal du modèle Aa, le symbole A, 10a, et avec le signal du modèle Ab, le symbole A, 10b.
a) Pour annoncer un passage où un danger existe du fait de chutes de pierres et de la présence de pierres sur la route qui en résulte, il sera employé avec le signal du modèle Aa, le symbole A, 11a, et avec le signal du modèle Ab, le symbole A, 11b.
b) Dans les deux cas, la partie droite du symbole occupe le coin droit du panneau de signalisation.
c) Le symbole peut être inversé.
a) Pour annoncer un passage pour piétons indiqué soit par des marques sur la chaussée, soit par les signaux E, 12, il sera employé le symbole A, 12, dont il existe deux modèles: A, 12a et A, 12b.
b) Le symbole peut être inversé.
a) Pour annoncer un passage fréquenté par des enfants, tel que la sortie d'une école ou d'un terrain de jeux, il sera employé le symbole A, 13.
b) Le symbole peut être inversé.
a) Pour annoncer un passage où fréquemment des cyclistes débouchent sur la route ou la traversent, il sera employé le symbole A, 14.
b) Le symbole peut être inversé.
a) Pour annoncer une section de route où existe un risque particulier de traversée de la route par des animaux, il sera employé un symbole représentant la silhouette d'un animal de l'espèce, domestique ou vivant en liberté, dont il s'agit principalement, tel que: le symbole A, 15a pour un animal domestique et le symbole A, 15b pour un animal vivant en liberté.
b) Le symbole peut être inversé.
Pour annoncer une section de route où des travaux sont en cours, il sera employé le symbole A, 16.
a) S'il est jugé indispensable d'annoncer un passage où la circulation est réglée par des feux tricolores de signalisation, parce que les usagers de la route ne peuvent guère s'attendre à rencontrer un tel passage, il sera employé le symbole A, 17. Il y a trois modèles de symbole A, 17, A, 17a, A, 17b, A, 17c qui correspondent à la disposition des feux dans le système tricolore décrit aux paragraphes 4 à 6 de l'article 23 de la Convention.
b) Ce symbole est en trois couleurs, celles des feux dont il annonce l'approche.
a) Pour annoncer une intersection où la priorité est celle qui est définie par la règle générale de priorité en vigueur dans le pays, il sera employé avec le signal du modèle Aa, le symbole A, 18a, et avec le signal du modèle Ab, le symbole a, 18b.
b) Les symboles A, 18a et A, 18b pourront être remplacés par des symboles indiquant plus clairement la nature de l'intersection, tels que A, 18c; A, 18d; A, 18e; a, 18f et A 18g.
a) Pour annoncer une intersection avec une route dont les usagers doivent céder le passage, il sera employé le symbole A, 19a.
b) Le symbole A, 19a pourra être remplacé par des symboles indiquant plus clairement la nature de l'intersection, tels que: A, 19b et A, 19c.
c) Ces symboles ne pourront être employés sur une route que s'il est placé sur la route ou les routes avec lesquelles elle forme l'intersection annoncée, le signal B, 1 ou le signal B, 2 ou si ces routes sont telles (par exemple, des sentiers ou des chemins de terre) qu'en vertu de la législation nationale, les conducteurs y circulant doivent, même en l'absence de ces signaux, céder le passage à l'intersection. L'emploi de ces symboles sur les routes où est placé le signal B, 3 sera limité à certains cas exceptionnels.
a) Si à l'intersection le signal «CEDEZ LE PASSAGE» B, 1 est apposé, il sera employé le symbole A, 20 aux abords de celle-ci.
b) Si à l'intersection le signal «ARRET» B, 2 est apposé, le symbole employé aux abords de celle-ci sera celui des deux symboles A, 21aet A, 21b qui correspond au modèle du signal B, 2.
c) Toutefois, au lieu d'employer le signal Aa avec ces symboles, il pourra être employé le signal B, 1 ou les signaux B, 2 conformément au paragraphe 6 de l'article 10 de la Convention.
Pour annoncer une intersection à sens giratoire, il sera employé le symbole A, 22.
Dans le cas où la circulation est réglée à l'intersection par une signalisation lumineuse, il pourra être placé en supplément ou en remplacement des signaux décrits aux paragraphes 18 à 21 ci-dessus un signal Aa ou Ab portant le symbole A, 17 décrit au paragraphe 17 ci-dessus.
a) Pour annoncer une section de route où la circulation se fait, provisoirement ou de façon permanente, dans les deux sens et sur la même chaussée alors que dans la section précédente elle se faisait sur une route à sens unique ou sur une route avec plusieurs chaussées réservées pour la circulation à sens unique, il sera employé le symbole A, 23.
b) Le signal portant ce symbole sera répété à l'entrée de la section ainsi que, aussi souvent qu'il sera nécessaire, sur la section.
a) Pour annoncer une section de la route où la circulation peut être entravée par des bouchons, il sera employé le symbole A, 24.
b) Ce symbole peut être inversé.
Pour annoncer les passages à niveau munis de barrières complètes ou de demi-barrières disposées en chicane de chaque côté de la voie ferrée, il sera employé le symbole A, 25.
Pour annoncer les autres passages à niveau, il sera employé le symbole A, 26a ou A, 26b, ou encore le symbole A, 27, selon le cas.
Pour annoncer un croisement avec une voie de tramway, à moins qu'il ne s'agisse pas d'un passage à niveau au sens de la définition donnée à l'article premier de la Convention, le symbole A, 27 pourra être employé.
NOTE – S'il est jugé nécessaire d'annoncer les croisements de routes et de voies ferrées où à la fois la circulation ferroviaire est très lente et la circulation routière est réglée par un convoyeur de véhicules ferroviaires faisant avec le bras les signaux nécessaires, il sera employé le signal A, 32 décrit au paragraphe 32 ci-dessous.
a) Il y a trois modèles du signal A, 28 visé au paragraphe 2 de l'article 35 de la Convention: A, 28a; A, 28bet A, 28c.
b) Les modèles A, 28a et A, 28b sont à fond blanc ou jaune et bordure rouge ou noire; le modèle A, 28c est à fond blanc ou jaune et bordure noire; l'inscription du modèle A, 28c est en lettres noires. Le modèle A, 28b n'est à employer que si la ligne a au moins deux voies ferrées; dans le modèle A, 28c le panneau additonnel n'est placé que si la ligne comporte au moins deux voies ferrées et il indique alors le nombre de voies.
c) La longueur normale des bras de la croix est d'au moins 1,20 m. A défaut d'espace suffisant, le signal peut être presenté avec ses pointes dirigées vers le haut et vers le bas.
a) Les panneaux mentionnés au paragraphe 5 de l'article 9 de la Convention sont les signaux A, 29a, A, 29b et A, 29c. La pente descendante des barres est orientée vers la chaussée.
b) Au-dessus des signaux A, 29b et A, 29c peut être placé, de la même façon qu'il doit l'être au-dessus du signal A, 29a, le signal d'avertissement de danger de passage à niveau ou de pont mobile.
a) Pour annoncer un passage où la route risque d'être survolée à basse altitude par des aéronefs décollant ou atterrissant sur un aérodrome, il sera employé le symbole A, 30.
b) Le symbole peut être inversé.
a) Pour annoncer une section de route où souffle fréquemment un vent latéral violent, il sera employé le symbole A, 31.
b) Le symbole peut être inversé.
a) Pour annoncer un passage comportant un danger autre que ceux qui sont énumérés aux paragraphes 1 à 31 ci-dessus ou à la section B de la présente annexe, il pourra être employé le symbole A, 32.
b) Les Parties contractantes peuvent toutefois adopter des symboles expressifs conformément aux dispositions du paragraphe 1 a), ii) de l'article 3 de la Convention.
c) Le signal A, 32 peut être employé notamment pour annoncer les traversées de voies ferrées où à la fois la circulation ferroviaire est très lente et la circulation routière est réglée par un convoyeur de véhicules ferroviaires faisant avec le bras les signaux nécessaires.
NOTE – Lorsque, à une intersection comportant une route prioritaire, le tracé de cette dernière s'infléchit, un panneau additionnel H, 8 montrant sur un schéma de l'intersection le tracé de la route prioritaire pourra être placé au-dessous des signaux d'avertissement de danger annonçant l'intersection ou de signaux de priorité, placés ou non, à l'intersection.
a) Le signal «CEDEZ LE PASSAGE» est le signal B, 1. Il a la forme d'un triangle équilatéral dont un côté est horizontal et dont le sommet opposé est en bas; le fond est blanc ou jaune, la bordure est rouge; le signal ne porte pas de symbole.
b) Le côté du signal de dimensions normales est d'environ 0,90 m, celui des signaux de petites dimensions ne doit pas être inférieur à 0,60 m.
a) Le signal «ARRET» est le signal B, 2 dont il y a deux modèles:
(i) Le modèle B, 2a est octogonal à fond rouge et porte le mot «STOP» en blanc, en anglais ou dans la langue de l'Etat intéressé; la hauteur du mot est au moins égale au tiers de la hauteur du panneau;
(ii) Le modèle B, 2b est circulaire à fond blanc ou jaune avec bordure rouge; il porte à l'intérieur le signal B, 1 sans inscription et, en outre, vers le haut, en grands caractères, le mot «STOP» en noir ou en bleu foncé, en anglais ou dans la langue de l'Etat intéressé.
b) La hauteur du signal B, 2a de dimensions normales et le diamètre du signal B, 2b de dimensions normales sont d'environ 0.90 m; ceux des signaux de petites dimensions ne doivent pas être inférieurs à 0,60 m.
c) Pour le choix entre les modèles B, 2a et B, 2b, voir le paragraphe 2 de l'article 5 et le paragraphe 3 de l'article 10 de la Convention.
a) Le signal «ROUTE A PRIORITE» est le signal B, 3. Il a la forme d'un carré dont une diagonale est verticale. Le listel du signal est noir; le signal comporte en son centre un carré jaune ou orange avec un listel noir; l'espace entre les deux carrés est blanc.
b) Le côté du signal de dimensions normales est d'environ 0,50 m; celui des signaux de petites dimensions ne doit pas être inférieur à 0,35 m.
Le signal «FIN DE PRIORITÉ» est e signal B, 4. il est constitué par le signal B, 3 ci-dessus auquel est ajouté une bande médiane perpendiculaire aux côtés inférieur gauche et supérieur droit, ou une série de traits noirs ou gris parallèles formant une bande du type sus-indiqué.
a) Si, à un passage étroit où le croisement est difficile ou impossible, la circulation est réglementée et si, les conducteurs pouvant voir distinctement de nuit comme de jour sur toute son étendue le passage en cause, la réglementation consiste dans l'attribution de la priorité à un sens de la circulation et non dans l'installation de signaux limineux de circulation, il sera placé face à la circulation, du côté du passage où celle-ci n'a pas la priorité, le signal B, 5 «PRIORITÉ A LA CIRCULATION VENANT EN SENS INVERSE». Ce signal notifie l'interdiction de s'engager dans le passage étroit tant qu'il n'est pas possible de traverser ledit passage sans obliger des véhicules venant en sens inverse à s'arrêter.
b) Ce signal est circulaire à fond blanc ou jaune avec bordure rouge, la flèche indiquant le sens prioritaire est noire et celle qui indique l'autre sens est rouge.
a) Pour notifier aux conducteurs qu'à un passage étroit ils ont la priorité par rapport aux véhicules venant en sens inverse, il sera employé le signal B, 6.
b) Ce signal est rectangulaire à fond bleu; la flèche dirigée vers le haut est blanche, l'autre rouge.
c) Lorsqu'un signal B, 6 est employé, il est placé sur la route de l'autre côté du passage étroit en cause, le signal B, 5 destiné à la circulation dans l'autre sens.
1. Les signaux d'interdiction ou de restriction sont circulaires; leur diamètre ne doit pas être inférieur à 0,60 m en dehors des agglomérations et à 0,40 m ou 0,20 m pour les signaux d'interdiction ou de limitation de l'arrêt et du stationnement dans les agglomérations.
2. Sauf les exceptions précisées ci-après à l'occasion de la description des signaux en cause, les signaux d'interdiction ou de restriction sont à fond blanc ou jaune, ou à fond bleu pour les signaux d'interdiction ou de limitation de l'arrêt et du stationnement avec large bordure rouge; les symboles ainsi que, s'il en existe, les inscriptions, sont noirs ou de couleur bleu foncé et les barres obliques, s'il en existe, sont rouges et doivent être inclinées de haut en bas en partant de la gauche.
a) Pour notifier l'interdiction d'accès à tout véhicule, il sera employé le signal C, 1 «ACCES INTERDIT» dont il existe deux modèles: C, 1a et C, 1b.
b) Pour notifier que toute circulation de véhicules est interdite dans les deux sens, il sera employé le signal C, 2 «CIRCULATION INTERDITE DANT LES DEUX SENS».
c) Pour notifier l'interdiction d'accès à une certaine catégorie de véhicules ou d'usagers seulement, il sera employé un signal portant comme symbole la silhouette des véhicules ou usagers dont la circulation est interdite. Les signaux C, 3a; C, 3b; C, 3c; C, 3d; C, 3e; C, 3f; C, 3g; C, 3h; C, 3i; C, 3j; C, 3k; C, 3l ont les significations suivantes:
C, 3a «ACCES INTERDIT A TOUS VEHICULES A MOTEUR, A L'EXCEPTION DES MOTOCYCLES A DEUX ROUES SANS SIDE-CAR»
C, 3b «ACCES INTERDIT AUX MOTOCYCLES»
C, 3c «ACCES INTERDIT AUX CYCLES»
C, 3d «ACCES INTERDIT AUX CYCLOMOTEURS»
C, 3e «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES AFFECTES AU TRANSPORT DE MARCHANDISES»
L'inscription, soit en clair sur la silhouette du véhicule, soit, conformément au paragraphe 4 de l'article 8 de la Convention, dans un panneau additionnel placé au-dessous du signal C, 3e, d'un chiffre de tonnage, signifie que l'interdiction ne s'applique que si le poids maximal autorisé du véhicule, ou de l'ensemble des véhicules, dépasse ce chiffre.
C, 3f «ACCES INTERDIT A TOUT VEHICULE A MOTEUR ATTELE D'UNE REMORQUE AUTRE QU'UNE SEMI-REMORQUE OU UNE REMORQUE A UN ESSIEU»
L'inscription, soit en clair sur la silhouette de la remorque, soit conformément au paragraphe 4 de l'article 8 de la Convention, dans un panneau additionnel placé au-dessous du signal C, 3f, d'un chiffre de tonnage signifie que l'interdiction ne s'applique que si le poids maximal autorisé de la remorque dépasse ce chiffre.
Les Parties contractantes pourront, dans les cas où elles le jugeront approprié, remplacer dans le symbole la silhouette de l'arrière du camion par celle de l'arrière d'une voiture de tourisme, et la silhouette de la remorque telle qu'elle est dessinée par celle d'une remorque attelable derrière une telle voiture.
C, 3g «ACCES INTERDIT A TOUT VEHICULE A MOTEUR ATTELE D'UNE REMORQUE»
L'indication et caractères de couleur claire soit sur la silhouette de la remorque, soit, conformément au paragraphe 4 de l'article 8 de la Convention, sur un panneau additionnel placé au-dessus du signal C, 3g, d'un tonnage, signifie que l'interdiction ne s'applique que si la masse totale autorisée en charge de la remorque dépasse ce chiffre.
C, 3h «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES TRANSPORTANT DES MARCHANDISES DANGEREUSES POUR LESQUELLES UNE SIGNALISATION SPECIALE EST PRESCRITE»
Pour indiquer une interdiction d'accès à des véhicules transportant certaines catégories de marchandises dangereuses, il peut être fait usage du signal C, 3h, complété si nécessaire, par un panneau additionnel. Les indications portées sur ce panneau additionnel spécifient que l'interdiction ne s'applique que pour le transport des marchandises dangereuses déterminées par la législation nationale.
C, 3i «ACCES INTERDIT AUX PIETONS»
C, 3j «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES A TRACTION ANIMALE»
C, 3k «ACCES INTERDIT AUX CHARRETTES A BRAS»
C, 3l «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES AGRICOLES A MOTEUR»
NOTE – Les Parties contractantes pourront choisir de ne pas faire figurer sur les signaux C, 3a à C, 3l la barre rouge oblique reliant le quadrant supérieur gauche au quadrant inférieur droit ou, si cela ne nuit pas à la visibilité et à la compréhension du symbole, de ne pas interrompre la barre au droit de celui-ci.
d) Pour notifier l'interdiction d'accès à plusieurs catégories de véhicules ou d'usagers, il pourra être employé, soit autant de signaux d'interdiction qu'il y a de catégories interdites, soit un signal d'interdiction comportant les diverses silhouettes des véhicules ou usagers dont la circulation est interdite. Les signaux C, 4a «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES A MOTEUR» et C, 4b «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES A MOTEUR ET AUX VEHICULES A TRACTION ANIMALE» sont des exemples d'un tel signal.
Il ne pourra être placé designal comportant plus de deux silhouettes en dehors des agglomérations ni plus de trois dans les agglomérations.
e) Pour notifier l'interdiction d'accès aux véhicules dont la masse ou les dimensions dépassent certaines limites, il sera employé les signaux.
C, 5 «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES AYANT UNE LARGEUR SUPERIEURE A ... METRES»
C, 6 «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES AYANT UNE HAUTEUR TOTALE SUPERIEURE A ... METRES»
C, 7 «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES AYANT UNE MASSE EN CHARGE DE PLUS DE ... TONNES»
C, 8 «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES PESANT PLUS DE ... TONNES SUR UN ESSIEU»
C, 9 «ACCES INTERDIT AUX VEHICULES OU ENSEMBLES DE VEHICULES AYANT UNE LONGUEUR SUPERIEURE A ... METRES»
f) Pour notifier l'interdiction aux véhicules de circuler sans maintenir entre eux un intervalle au moins égal à celui qui est indiqué sur le signal d'interdiction, il sera employé le signal C, 10 «INTERDICTION AUX VEHICULES DE CIRCULER SANS MAINTENIR ENTRE EUX UN INTERVALLE D'AU MOINS ... METRES».
Pour notifier l'interdiction de tourner (à droite ou à gauche selon le sens de la flèche), il sera employé le signal C, 11a «INTERDICTION DE TOURNER A GAUCHE» ou le signal C, 11b «INTERDICTION DE TOURNER A DROITE».
a) Pour notifier l'interdiction de faire demi-tour, il sera employé le signal C, 12 «INTERDICTION DE FAIRE DEMI-TOUR»
b) Le symbole peut être inversé s'il y a lieu.
a) Pour notifier qu'en supplément des prescriptions générales imposées pour le dépassement par les textes en vigueur, il est interdit de dépasser les véhicules à moteur autres que les cyclomoteurs à deux roues et les motocycles à deux roues sans side-car circulant sur route, il sera employé le signal C, 13a «INTERDICTION DE DEPASSER».
Il existe deux modèles de ce signal: C, 13aa et C, 13ab.
b) Pour notifier que le dépassement n'est interdit qu'aux véhicules affectés au transport de marchandises dont la masse maximale autorisée dépasse 3,5 tonnes, il sera employé le signal C, 13b «DEPASSEMENT INTERDIT AUX VEHICULES AFFECTES AU TRANPSORT DE MARCHANDISES».
Il existe deux modèles de ce signal C, 13ba et C, 13bb.
Une inscription dans un panneau additionnel placé au-dessous du signal conformément au paragraphe 4 de l'article 8 de la Convention peut modifier le poids maximal autorisé du véhicule au-dessus duquel l'interdiction s'applique.
a) Pour notifier une limitation de vitesse, il sera employé le signal C, 14 «VITESSE MAXIMALE LIMITEE AU CHIFFRE INDIQUE». Le chiffre apposé dans le signal indique la vitesse maximale dans l'unité de mesure la plus couramment employée dans le pays pour désigner la vitesse des véhicules. A la suite ou au-dessous du chiffre de la vitesse peut être ajouté, par exemple, «km» (kilomètres) ou «M» (miles).
b) Pour notifier une limitation de vitesse applicable seulement aux véhicules dont la masse maximale autorisée dépasse un chiffre donné, une inscription comportant ce chiffre sera placée dans un panneau additionnel au-dessous du signal conformément au paragraphe 4 de l'article 8 de la Convention.
Pour notifier l'interdiction de faire usage d'avertisseurs sonores, sauf en vue d'éviter un accident, il sera employé le signal C, 15 «INTERDICTION DE FAIRE USAGE D'AVERTISSEURS SONORES». Ce signal, lorsqu'il n'est pas placé à l'entree d'une agglomération à l'aplomb du signal de localisation de l'agglomération ou peu après ce signal, doit être complété par un panneau additionnel du modèle H, 2, décrit à la section H de la présente annexe, indiquant la longueur sur laquelle l'interdiction s'applique. Il est recommandé de ne pas placer ce signal à l'entrée des agglomérations lorsque l'interdiction est édictée pour toutes les agglomérations et de prévoir qu'à l'entrée d'une agglomération le signal de localisation de l'agglomération notifie aux usagers que la réglementation de la circulation devient celle qui est applicable sur son territoire dans les agglomérations.
a) Pour notifier la proximité d'un poste de douane, où l'arrêt est obligatoire, il sera employé le signal C, 16 «INTERDICTION DE PASSER SANS S'ARRÊTER». Par dérogation à l'article 8 de la Convention, le symbole de ce signal comporte le mot «Douane»; l'inscription est portée de préférence en deux langues; les Parties contractantes qui implanteront des signaux C, 16 devront s'efforcer de s'entendre à l'échelon régional pour que ce mot figure dans une même langue sur les signaux qu'elles implantent.
b) Ce même signal peut être employé pour indiquer d'autres interdictions de passer sans s'arrêter; en ce cas le mot «douane» est remplacé par une autre inscription très courte indiquant le motif de l'arrêt.
a) Pour indiquer le point où toutes les interdictions notifiées par des signaux d'interdiction pour des véhicules en mouvement cessent d'être valables, il sera employé le signal C, 17a «FIN DE TOUTES LES INTERDICTIONS LOCALES IMPOSÉES AUX VEHICULES EN MOUVEMENT». Ce signal sera circulaire, à fond blanc ou jaune, sans bordure ou avec un simple listel noir, et comportera une bande diagonale, inclinée de haut en bas en partant de la droite, qui pourra être noire ou gris foncé ou consister en lignes parallèles noires ou grises.
b) Pour indiquer le point où une interdiction ou une restriction donnée notifiée aux véhicules en mouvement par un signal d'interdiction ou de restriction cesse d'être valable, il sera employé le signal C, 17b «FIN DE LA LIMITATION DE VITESSE» ou le signal C, 17c «FIN DE L'INTERDICTION DE DEPASSER» ou le signal C, 17d «FIN DE L'INTERDICTION DE DEPASSER POUR LES VEHICULES AFFECTES AU TRANSPORT DE MARCHANDISES». Ces signaux seront analogues au signal C, 17a, mais montreront, en outre, en gris clair le symbole de l'interdiction ou de la restriction à laquelle il est mis fin.
c) Par dérogation aux dispositions du paragraphe 1 de l'article 6 de la Convention, les signaux visés au présent paragraphe 8 peuvent être placés au revers du signal d'interdiction ou de restriction destiné à la circulation venant en sens inverse.
a) (i) Pour notifier les endrois où le stationnement est interdit, il sera employé le signal C, 18 «STATIONNEMENT INTERDIT»; pour notifier les endroits où l'arrêt et le stationnement sont interdits, il sera employé le signal C, 19 «ARRET ET STATIONNEMENT INTERDITS».
(ii) Le signal C, 18 peut être remplacé par un signal circulaire à bordure rouge et barre transversale rouge, portant en noir sur fond blanc ou jaune la lettre ou l'idéogramme qui désigne le stationnement dans l'Etat intéressé.
(iii) Des inscriptions dans une plaque additionnelle apposée au-dessous du signal peuvent restreindre la portée de l'interdiction en indiquant, selon le cas, Les jours de la semaine ou du mois ou les heures de la journée pendant lesquels l'interdiction s'applique,
La durée au-delà de laquelle le signal C, 18 interdit le stationnement ou la durée au-delà de laquelle le signal C, 19 interdit l'arrêt et le stationnement,
Les exceptions concernant certaines catégories d'usagers de la route.
(iv) L'inscription concernant la durée au-delà de laquelle le stationnement ou l'arrêt est interdit peut, au lieu d'être portée dans une plaque additionnelle, être apposée dans la partie inférieure du cercle rouge du signal.
b) (i) Lorsque le stationnement est autorisé tantôt d'un côté, tantôt de l'autre de la route, il est employé, au lieu du signal C, 18, les signaux C, 20a et C, 20b «STATIONNEMENT ALTERNE».
(ii) L'interdiction de stationner s'applique du côté du signal C, 20a, les jours impairs et, du côté du signal C, 20b, les jours pairs, l'heure du changement de côté étant fixée par la législation nationale, sans nécessairement l'être à minuit. La législation nationale peut aussi fixer une périodicité non quotidienne de l'alternance du stationnement; les chiffres I et II sont alors remplacés sur les signaux par les périodes d'alternance, par exemple 1–15 et 16– 31 pour une alternance le 1er et le 16 de chaque mois.
(iii) Le signal C, 18 peut être employé par les Etats qui n'adoptent pas les signaux C, 19, C, 20a et C, 20b, complété par des inscriptions additionnelles, conformément aux dispositions du paragraphe 4 de l'article 8 de la Convention.
c) (i) Sauf dans des cas particuliers, les signaux sont implantés de façon que leur disque soit perpendiculaire à l'axe de la route ou peu incliné par rapport au plan perpendiculaire à cet axe.
(ii) Toutes les interdictions et restrictions de stationnement ne s'appliquent que du côté de la chaussée sur lequel les signaux sont apposés.
(iii) Sauf indications contraires qui pourront être données,
Soit sur un panneau additionnel H, 2 de la section H de la présente annexe et indiquant la longueur sur laquelle s'applique l'interdiction.
Soit conformément aux prescriptions de l'alinéa c) (v) ci-après, les interdictions s'appliquent à partir de l'aplomb du signal jusqu'au prochain débouché d'une route.
(iv) Au-dessous du signal placé à l'endroit où commence l'interdiction, peut être placé un panneau additionnel H, 3a ou H, 4a représenté à la section H de la présente annexe. Au-dessous des signaux répétant l'interdiction, peut être placé un panneau additionnel, H, 3b ou H 4b représenté à la section H de la présente annexe. A l'endroit où prend fin l'interdiction, peut être placé un nouveau signal d'interdiction complété par un panneau additionnel H, 3c ou H, 4c représenté à la section H de la présente annexe. Les panneaux H, 3 sont placés parallèlement à l'axe de la route et les panneaux H, 4 perpendiculairement à cet axe. Les distances éventuellement mentionnées par les panneaux H, 3 sont celles sur lesquelles s'applique l'interdiction dans le sens de la flèche.
(v) Si l'interdiction cesse avant le prochain débouché d'une route, il est apposé le signal avec panneau additionnel de fin d'interdiction décrit ci-dessus à l'alinea c) (iv). Toutefois, si l'interdiction ne s'applique que sur une courte longueur, il pourra n'être apposé qu'un seul signal portant:
Dans le cercle rouge, l'indication de la longueur sur laquelle elle s'applique, ou
Un panneau additionnel du modèle H, 3.
(vi) Aux emplacements munis de parcomètres, la présence de ceux-ci notifie que le stationnement est payant et que sa durée est limitée à celle du fonctionnement de la minuterie.
(vii) Dans les zones où la durée du stationnement est limitée mais où le stationnement n'est pas payant, la limitation peut, au lieu d'être notifiée par des signaux C, 18 complétés par des panneaux additionnels, être notifiée par une bande de couleur bleue apposée,à une hauteur d'environ 2 m, sur les supports d'éclairage, les arbres, etc., bordant la chaussée, ou par des lignes sur la bordure de la chaussée.
1. Les signaux d'obligation sont circulaires, sauf le signal D, 10 décrit au paragraphe 10 de la sous-section II de la présente section, qui est rectangulaire; leur diamètre ne doit pas être inférieur à 0,60 m en dehors des agglomérations et à 0,40 m dans les agglomérations. Toutefois, des signaux dont le diamètre n'est pas inférieur à 0,30 m peuvent être associés à des signaux lumineux ou placés sur les bornes des refuges.
2. Sauf disposition contraire, les signaux sont de couleur bleue et les symboles sont blancs ou de couleur claire, ou bien les signaux sont blancs avec un listel rouge et les symboles sont noirs.
Pour notifier la direction que les véhicules ont l'obligation de suivre ou les seules directions que les véhicules peuvent emprunter, il sera employé le modèle D, 1a du signal D, 1 «DIRECTION OBLIGATOIRE» dans lequel la ou les flèches seront dirigées dans la ou les directions en cause. Toutefois, au lieu d'employer le signal D, 1a, il peut être employé, par dérogation aux dispositions de la sous-section I de la présente section, le signal D, 1b; ce signal D, 1b est noir avec un listel blanc et un symbole blanc.
Le signal D, 2 «CONTOURNEMENT OBLIGATOIRE» placé, par dérogation au paragraphe 1 de l'article 6 de la Convention, sur un refuge ou devant un obstacle sur la chaussée, notifie que les véhicules ont l'obligation de passer du côté du refuge ou de l'obstacle indiqué par la flèche.
Le signal D, 3 «INTERSECTION A SENS GIRATOIRE OBLIGATOIRE» notifie aux conducteurs qu'ils sont tenus de se conformer aux règles concernant les intersections à sens giratoire.
Le signal D, 4 «PISTE CYCLABLE OBLIGATOIRE» notifie aux cyclistes que le chemin à l'entrée duquel il est placé leur est réservé et aux conducteurs d'autres véhicules qu'ils n'ont pas le droit d'emprunter cette piste. Les cyclistes sont tenus d'utiliser la piste si celle-ci longe une chaussée, un chemin pour piétons ou un chemin pour cavaliers et va dans la même direction. Toutefois, les conducteurs de cyclomoteurs sont aussi tenus, dans les mêmes conditions, d'utiliser la piste cyclable, si la législation nationale le prévoit ou si cela est imposé par un panneau additionnel comportant une inscription ou le symbole du signal C, 3d.
Le signal D, 5 «CHEMIN OBLIGATOIRE POUR PIETONS» notifie aux piétons que le chemin à l'entrée duquel il est placé leur est réservé et aux autres usagers de la route qu'ils n'ont pas le droit de l'emprunter. Les piétons sont tenus d'utiliser le chemin si celui-ci longe une chaussée, une piste cyclable ou un chemin pour cavaliers et va dans la même direction.
Le signal D, 6 «CHEMIN OBLIGATOIRE POUR CAVALIERS» notifie aux cavaliers que le chemin à l'entrée duquel il est placé leur est réservé et aux autres usagers de la route qu'ils n'ont pas le droit de l'emprunter. Les cavaliers sont tenus d'utiliser le chemin si celui-ci longe une chaussée, une piste cyclable ou un chemin pour piétons et va dans la même direction.
Le signal D, 7 «VITESSE MINIMALE OBLIGATOIRE» notifie que les véhicules circulant sur la route à l'entrée de laquelle il est placé sont tenus de circuler au moins à la vitesse indiquée; le chiffre apposé dans le signal indique cette vitesse dans l'unité de mesure le plus couramment employée dans le pays pour désigner la vitesse des véhicules. A la suite du chiffre de la vitesse peut être ajouté, par exemple, «km» (kilomètres) ou «m» (miles).
Le signal D, 8 «FIN DE LA VITESSE MINIMALE OBLIGATOIRE» indique la fin de la vitesse minimale obligatoire prescrite par le signal D, 7. Le signal D, 8 est identique au signal D, 7 mais il est traversé par une barre oblique rouge allant du bord supérieur droit du signal à son bord inférieur gauche.
Le signal D, 9 «CHAINES A NEIGE OBLIGATOIRES» indique que les véhicules circulant sur la route à l'entrée de laquelle il est placé sont tenus de ne circuler qu'avec des chaînes à neige sur au moins deux roues motrices.
Les signaux D, 10a; D, 10b et D, 10c indiquent la direction que doivent prendre les véhicules transportant des marchandises dangereuses.
a) Pour notifier qu'une voie est réservée à la circulation de deux catégories d'usagers et interdite aux autres usagers de la route, il est employé un signal d'obligation comportant les symboles combinés des catégories d'usagers admis à circuler sur la voie à l'entrée de laquelle il est placé.
b) Lorsque les symboles sont juxtaposés et séparés par un trait médian vertical, chaque symbole comporte pour l'usager auquel il se rapporte, l'obligation d'emprunter le côté de la voie réservée à sa catégorie et pour les autres usagers l'interdiction d'y circuler; les deux parties de la voie seront nettement séparées par des moyens matériels ou des marquages.
c) Lorsque les symboles sont superposés, le signal notifie aux catégories d'usagers auxquelles les symboles se rapportent, le droit d'emprunter la voie en commun. L'ordre des symboles est facultatif. Il incombe aux législations nationales de déterminer les obligations de précaution réciproque des usagers admis en commun à utiliser ces voies.
Les signaux D, 11a et D, 11b sont des exemples de combinaison des signaux D, 4 et D, 5.
Les signaux de prescriptions particulières sont généralement carrés ou circulaires, à fond bleu avec un symbole ou une inscription de couleur claire, ou à fond clair avec un symbole ou une inscription de couleur foncée.
Les signaux tels que ceux cités plus bas signifient l'existence d'une prescription ou d'un danger concernant seulement une ou plusieurs voies matérialisées par un marquage longitudinal, sur une chaussée à plusieurs voies destinées à la circulation dans le même sens. Ils peuvent aussi indiquer les voies affectées à la circulation en sens inverse. Le signal relatif à la prescription ou au danger indiqué doit être représenté sur chaque flèche à laquelle s'applique:
(i) E, 1a «VITESSE MINIMALE OBLIGATOIRE S'APPLIQUANT A DIFFERENTES VOIES»
(ii) E, 1b «VITESSE MINIMALE OBLIGATOIRE S'APPLIQUANT A UNE VOIE». Ce signal peut être utilisé pour signifier que la voie contiguë est affectée aux véhicules lents.
(iii) E, 1c «VITESSES DIFFERENTES S'APPLIQUANT A DIFFERENTES VOIES». La bordure des cercles doit être rouge et les chiffres doivent être noirs.
Les signaux tels que E, 2a et E, 2b sont des exemples de signaux indiquant la position de la voie réservée aux autobus conformément au paragraphe 2 de l'article 26 bis.
a) Deux signaux différents «SENS UNIQUE» peuvent être placés lorsqu'il est jugé nécessaire d'indiquer qu'une route ou une chaussée est à sens unique:
(i) Le signal E, 3a placé de façon sensiblement perpendiculaire à l'axe de la chaussée; son panneau est carré;
(ii) Le signal E, 3b placé à peu près parallèlement à l'axe de la chaussée; son panneau est un rectangle allongé dont le grand côté est horizontal. Les mots «sens unique» peuvent être inscrits sur la flèche du signal, E, 3b dans la langue nationale ou dans l'une des langues nationales du pays.
b) L'implantation des signaux E, 3a et E, 3b est indépendante de l'implantation, avant l'entrée de la rue, de signaux d'interdiction ou d'obligation.
Exemple de signal pour la présélection des intersections sur les routes à plusieurs voies: E, 4.
a) Le signal E, 5a «AUTOROUTE» est placé à l'endroit à partir duquel s'appliquent les règles spéciales de circulation sur les autoroutes.
b) Le signal E, 5b «FIN D'AUTOROUTE» est placé à l'endroit où ces règles cessent d'être appliquées.
c) Le signal E, 5b peut également être employé et répété pour annoncer l'approche de la fin d'une autoroute; chaque signal ainsi implanté porte dans sa partie inférieure la distance entre son point d'implantation et la fin de l'autoroute.
d) Ces signaux sont à fond bleu ou vert.
a) Le signal E, 6a «ROUTE POUR AUTOMOBILES» est placé à l'endroit à partir duquel s'appliquent les règles spéciales de la circulation sur les routes autres que les autoroutes, qui sont réservées à la circulation automobile et ne desservent pas les propriétés riveraines. Un panneau additionnel placé au-dessous du signal E, 6a pourra indiquer que, par dérogation, l'accès des automobiles aux propriétés riveraines est autorisé.
b) Le signal E, 6b «FIN DE ROUTE POUR AUTOMOBILES» pourra également être employé et répété pour annoncer l'approche de la fin de la route; chaque signal ainsi implanté portera dans sa partie inférieure la distance entre son point d'implantation et la fin de la route.
c) Ces signaux sont à fond bleu ouvert.
a) Le signal indiquant l'entrée d'une agglomération porte le nom de l'agglomération ou le symbole représentant la silhouette d'une agglomération ou les deux à la fois. Les signaux E, 7a, E, 7b; E, 7c et E, 7d sont des exemples de signaux indiquant l'entrée d'une agglomération.
b) Le signal indiquant la fin d'une agglomération est identique sauf qu'il est traversé par une barre oblique de couleur rouge ou constituée de lignes parallèles de couleur rouge allant du coint supérieur droit au coin inférieur gauche. Les signaux E, 8a; E, 8b; E 8c et E, 8d sont des exemples de signaux indiquant la fin d'une agglomération.
Par dérogation aux dispositions du paragraphe 1 de l'article 6 de la Convention, ces signaux peuvent être placés au revers des signaux de localisation d'une agglomération.
c) Les signaux visés par le présent paragraphe sont utilisés conformément aux dispositions du paragraphe 2 de l'article 13bis de la Convention.
a) Début de zone
(i) Pour indiquer qu'un signal s'applique à toutes les routes situées dans une zone donnée (validité zonale), le signal est représenté sur un panneau rectangulaire à fond clair. Le mot «ZONE» ou l'équivalent dans la langue du pays intéressé pourra figurer sur le panneau au-dessus ou au-dessous du signal. Des informations précises sur les restrictions, interdictions ou obligations transmises par le signal pourront figurer sur le panneau, au-dessous du signal, ou sur un panneau additionnel.
Les signaux s'appliquant à toutes les routes situées dans une zone donnée (validité zonale) sont installés sur toutes les routes accédant à la zone en question. La zone devra de préférence ne comporter que des routes présentant des caractéristiques homogènes.
(ii) Les signaux E, 9a; E, 9b; E, 9c et E, 9d sont des exemples de signaux s'appliquant à toutes les routes situées dans une zone donnée (validité zonale):
E, 9a – Zone où le stationnement est interdit;
E, 9b – Zone où le stationnement est interdit à certaines périodes;
E, 9c – Zone de parcage;
E, 9d – Zone de vitesse maximale.
b) Fin de zone
(i) Pour annoncer la sortie d'une zone, marquée d'un signal à validité zonale, on représentera le même signal que celui qui est installé à l'entrée de la zone en question, mais il sera gris sur un panneau rectangulaire à fond clair. Une bande diagonale noire ou gris foncé ou une série de traits parallèles noirs ou gris formant une telle bande surchargera le panneau en descendant de la droite vers la gauche;
Des signaux de fin de zone sont installés sur toutes les routes susceptibles d'être empruntées pour quitter la zone en question.
(ii) Les signaux E, 10a; E, 10b; E, 10c et E, 10d sont des exemples de signaux indiquant la fin d'une zone dans laquelle un signal de réglementation s'applique à toutes les routes (validité zonale):
E, 10a – Fin de zone où le stationnement est interdit;
E, 10b – Fin de zone où le stationnement est interdit à certaines périodes;
E, 10c – fin de zone de parcage;
E, 10d– Fin de zone de vitesse maximale.
a) Le signal, E, 11a «TUNNEL» pourra être employé et répété pour annoncer l'approche d'un tunnel; chaque signal ainsi implanté porte, soit dans sa partie inférieure, la distance entre son point d'implantation et le commencement du tunnel où s'appliquent les règles particulières, soit un panneau additionnel H, 1 décrit à la section H de la présente annexe.
Le nom du tunnel et sa longueur peuvent éventuellement être inscrits sur le panneau.
b) Un signal E, 11b «FIN DE TUNNEL» pourra être placé à l'endroit à partir duquel les règles particulières ne s'appliquent plus.»
a) Le signal E, 12a «PASSAGE POUR PIETONS» est employé pour indiquer aux piétons et aux conducteurs l'aplomb d'un passage pour piétons. Le fond du panneau est de couleur bleue ou noire, le triangle est blanc ou jaune et le symbole est noir ou bleu foncé; le symbole est le symbole A, 12.
b) Toutefois, le signal E, 12b, en forme de pentagone irrégulier, à fond bleu et symbole blanc ou le signal E, 12c à fond foncé et symbole blanc, pourront aussi être utilisés.
a) Ce signal est employé pour indiquer aux conducteurs de véhicules qu'il convient de prendre les précautions que réclame la proximité d'établissements médicaux, en particulier d'éviter le bruit dans la mesure du possible. Il y a deux modèles pour ce signal, E, 13a et E, 13b.
b) La croix rouge qui figure dans le signal E, 13b peut être remplacée par l'un des symboles visés au paragraphe 1 de la sous-section II de la section F.
a) Le signal E, 14a «PARCAGE», qui peut être placé parallèlement à l'axe de la route, indique les emplacements où le parcage (stationnement) des véhicules est autorisé. Le panneau est carré. Il portera la lettre ou l'idéogramme utilisé dans l'Etat intéressé pour indiquer «Parcage». Ce signal est sur fond bleu.
b) La direction de l'emplacement du parcage ou les catégories de véhicules auxquelles est affecté l'emplacement peuvent être indiquées sur le signal proprement dit ou sur une plaque additionnelle placée sous le signal. De telles inscriptions peuvent également limiter la durée du parcage autorisé ou préciser qu'un transport en commun est accessible à partir du parc de stationnement à l'aide d'un signe «+» suivi de l'indication du moyen de transport spécifié, soit à l'aide d'une mention littérale, soit à l'aide d'un symbole.
Les signaux E, 14b et E, 14c sont des exemples pour la signalisation d'un parc de stationnement plus particulièrement destiné aux véhicules dont les conducteurs veulent utiliser un moyen de transport en commun.
E, 15 «ARRET D'AUTOBUS» et E, 16 «ARRET DE TRAMWAY»
1. Les signaux «F» sont à fond bleu ou vert; ils portent un rectangle blanc ou de couleur jaune sur lequel apparaît le symbole.
2. Dans la bande bleue ou verte de la base des signaux peut être inscrite en blanc la distance à laquelle se trouve l'installation signalée ou l'entrée du chemin qui y mène; sur le signal dans lequel est inscrit le symbole F, 5 peut être portée de la même façon l'inscription «HOTEL» ou «MOTEL». Les signaux peuvent être aussi placés à l'entrée du chemin qui mène à l'installation et comporter alors dans la partie bleue ou verte à leur base une flèche directionnelle en blanc. Le symbole est noir ou bleu foncé, sauf les symboles F, 1a, F, 1b et F, 1c qui sont rouges.
Les symboles représentant les postes de secours dans les Etats intéressés seront utilisés. Les symboles sont rouges. Des exemples de ces symboles sont: F, 1a, F, 1b et F, 1c.
F, 2 «POSTE DE DEPANNAGE»
F, 3 «POSTE TELEPHONIQUE»
F, 4 «POSTE D'ESSENCE»
F, 5 «HOTEL» ou «MOTEL»
F, 6 «RESTAURANT»
F, 7 «DEBIT DE BOISSONS DU CAFETARIA»
F, 8 «EMPLACEMENT AMENAGE POUR PIQUE-NIQUE»
F, 9 «EMPLACEMENT AMENAGE COMME POINT DE DEPART D'EXCURSIONS A PIED»
F, 10 «TERRAIN DE CAMPING»
F, 11 «TERRAIN DE CARAVANING»
F, 12 «TERRAIN DE CAMPING ET CARAVANING»
F, 13 «AUBERGE DE JEUNESSE»
1. Les signaux d'indication sont normalement rectangulaires; toutefois, les signaux de direction peuvent avoir la forme d'un rectangle allongé à grand côté horizontal et se terminant par une pointe de flèche.
2. Les signaux d'indication montrent soit des symboles ou inscriptions blancs ou de couleur claire sur fond de couleur foncée, soit des symboles ou inscriptions de couleur foncée sur fond blanc ou de couleur claire; la couleur rouge ne peut être employée qu'à titre exceptionnel et ne doit jamais prédominer.
3. Les signaux de présignalisation ou de direction concernant les autoroutes ou les routes assimilées aux autoroutes portent des symboles ou inscriptions en blanc sur fond bleu ou vert. Sur ces signaux, les symboles utilisés sur les signaux E, 5a et E, 6a peuvent être reproduits à échelle réduite.
4. Les signaux indiquant un état temporaire tel qu'un chantier ou une déviation peuvent avoir un fond orange ou jaune et porter des symboles ou inscriptions en noir.
5. Il est recommandé d'indiquer, sur les signaux G, 1; G, 4; G, 5; G, 6 et G, 10, le nom de la localité signalée dans la langue du pays ou de la subdivision du pays où se trouve la localité.
Exemples de signaux de présignalisation directionnelle: G, 1a; G, 1b et G, 1c.
a) Exemples de signaux de présignalisation pour une «ROUTE SANS ISSUE»: G, 2a et G, 2b.
b) Exemple de signal de présignalisation pour l'itinéraire à suivre pour aller à gauche dans le cas où le virage à gauche est interdit à l'intersection suivante: G, 3.
NOTE: Il est possible d'ajouter sur les signaux de présignalisation G, 1 la reproduction d'autres signaux informant les usagers de la route des particularités du parcours ou du mode de circulation (par exemple signaux A, 2; A, 5; C, 3e; C, 6; E, 5a; F, 2).
1. Exemples de signaux indiquant la direction d'une localité: G, 4a; G, 4b; G, 4c et G, 5.
2. Exemples de signaux indiquant la direction d'un aérodrome: G, 6a; G, 6b et G, 6c.
3. Le signal G, 7 indique la direction d'un terrain de camping.
4. Le signal G, 8 indique la direction d'une auberge de jeunesse.
5. Exemples de signaux indiquant la direction d'un parc de stationnement plus particulièrement destiné aux véhicules dont les conducteurs veulent utiliser un transport en commun: G, 9a et G, 9b. Les caractéristiques de ce dernier peuvent être indiquées par une mention littérale ou un symbole.
NOTE: Il est possible d'ajouter sur les signaux indicateurs de direction G, 4; G, 5 et G, 6, la reproduction d'autres signaux informant les usagers de la route des particularités du parcours ou du mode de circulation (par exemple signaux A, 2; A, 5; C, 3e; C, 6; E, 5a; F, 2).
Le signal G, 10 est un exemple de signal de confirmation.
Par dérogation aux dispositions du paragraphe 1 de l'article 6 de la présente Convention, ce signal peut être placé au revers d'un autre signal destiné à la circulation venant en sens inverse.
Les signaux tels que G, 11a; G, 11b et G, 11c sont utilisés pour indiquer aux conducteurs le nombre et le sens des voies de circulation. Ils doivent porter le même nombre de flèches que le nombre de voies affectées à la circulation dans le même sens; ils peuvent aussi indiquer les voies affectées à la circulation en sens inverse.
Les signaux tels que G, 12a et G, 12b indiquent aux conducteurs la fermeture d'une voie de circulation.
Le signal G, 13 «ROUTE SANS ISSUE» placé à l'entrée d'une route indique que la route est sans issue.
Le signal G, 14 «LIMITES DE VITESSE GENERALES» est employé, particulièrement à proximité des frontières nationales, pour indiquer les limites de vitesse générales en vigueur dans un pays ou dans une de ses subdivisions. Le nom ou le signe distinctif du pays, accompagné si possible de l'emblème national, figure au haut du signal. Le signal indique les limites de vitesse générales en vigueur dans le pays, dans l'ordre suivant: 1) dans les agglomérations; 2) hors des agglomérations; 3) sur les autoroutes. Les cas échéant, le symbole du signal E, 6a «Route pour automobiles» peut être utilisé pour indiquer la limite de vitesse générale sur les routes pour automobiles.
La bordure du signal et sa partie supérieure sont bleues; le nom du pays et le fond des trois cases sont blancs. Les symboles utilisés dans les cases supérieure et centrale sont noirs, et le symbole figurant dans la case centrale porte une barre oblique rouge.
a) Le signal G, 15 «PRATICABILITE DE LA ROUTE» est employé pour indiquer si une route de montagne, notamment au passage d'un col, est ouverte ou fermée; il est placé à l'entrée de la route ou des routes menant au passage en cause.
Le nom du passage (du col) est inscrit en blanc. Dans le signal le toponyme «Furka» est donné à titre d'exemple.
Les panneaux 1, 2 et 3 sont amovibles.
b) Si le passage est fermé, le panneau 1 est de couleur rouge et porte l'inscription «FERME»; si le passage est ouvert, il est de couleur verte et porte l'inscription «OUVERT». Les inscriptions sont en blanc et, de préférence, en plusieurs langues.
c) Les panneaux 2 et 3 sont à fond blanc avec inscriptions et symboles en noir.
Si le passage est ouvert, le panneau 3 ne porte aucune indication et le panneau 2, selon l'état de la route, ou bien ne porte aucune indication, ou bien montre le signal D, 9 «CHAINES A NEIGE OBLIGATOIRES», ou le symbole G, 16 «CHAINES OU PNEUMATIQUES A NEIGE RECOMMANDES»; ce symbole doit être noir.
Si le passageest fermé, le panneau 3 porte le nom de la localité jusqu'à laquelle la route est ouverte et le panneau 2 porte, selon l'état de la route, soit l'inscription «OUVERT JUSQU'A», soit le symbole G, 16, soit le signal D, 9.
Le signal G, 17 «VITESSE CONSEILLEE» est employé pour notifier une vitesse à laquelle il est conseillé de circuler si les circonstances le permettent et si l'usager n'est pas tenu de respecter une vitesse inférieure spécifique à la catégorie du véhicule qu'il conduit. Le chiffre ou la série de chiffres apposé sur le signal indique la vitesse dans l'unité de mesure la plus couramment employée dans le pays pour désigner la vitesse des véhicules. Cette unité de mesure peut être précisée sur le signal.
G, 18 «ITINERAIRE CONSEILLE POUR POIDS LOURDS»
Le signal G, 19 «VOIRE DE DETRESSE» est employé pour indiquer une voie de détresse dans une descente raide. Ce signal, muni d'un panneau précisant la distance à laquelle se trouve la voie de détresse, doit être installé conjointement avec un signal A, 2 au sommet de la descente, à l'endroit où commence la zone de danger et à l'entrée de la voie de détresse. Suivant la longueur de la descente, le signal doit être répété au besoin, là encore avec un panneau indiquant la distance.
Le symbole peut varier selon l'emplacement de la voie de détresse par rapport à la route en question.
a) Le signal G, 20 est utilisé pour indiquer aux piétons une passerelle ou un passage souterrain.
b) Le signal G, 21 est utilisé pour indiquer une passerelle ou un passage souterrain sans marches. Le symbole correspondant aux personnes handicapées peut aussi être utilisé sur ce signal.
Les signaux G, 22a; G, 22b et G, 22c sont des exemples de signaux de présignalisation indiquant une sortie d'autoroute. Ces signaux portent l'indication de la distance jusqu'à la sortie de l'autoroute, conformément à la législation nationale; des signaux portant une et deux barres obliques sont placés respectivement à un tiers et à deux tiers de la distance entre le signal portant les trois barres obliques et la sortie de l'autoroute.
1. Ces panneaux sont soit à fond blanc ou jaune et à listel noir, bleu foncé ou rouge, la distance ou la longueur ou le symbole étant inscrit en noir ou en bleu foncé; soit à fond noir ou bleu foncé et à listel blanc, jaune ou rouge, la distance ou la longueur ou le symbole étant alors inscrit en blanc ou en jaune.
2. a) Les panneaux additionnels H, 1 indiquent la distance entre le signal et le début du passage dangereux ou de la zone dans laquelle s'applique la réglementation.
b) Les panneaux additionnels H, 2 indiquent la longueur de la section dangereuse ou de la zone dans laquelle la prescription s'applique.
c) Les panneaux additionnels sont placés sous les signaux. Toutefois, pour les signaux d'avertissement de danger du modèle Ab, les indications prévues pour les panneaux additionnels peuvent être portées sur la partie basse du signal.
3. Les panneaux additionnels H, 3 et H, 4 relatifs aux interdictions ou aux restrictions de stationnement sont les modèles H, 3a; H, 3b et H, 3c et H, 4a; H, 4b et H, 4crespectivement. (Voir le paragraphe 9 c) de la section C de la présente annexe).
4. Par l'indication du symbole de la catégorie d'usagers de la route, les signaux de réglementation peuvent être limités à cette catégorie: par exemple modèles H, 5a et H, 5b.
Au cas où une catégorie d'usagers est à exclure de la disposition d'un signal de réglementation, cela sera exprimé par le symbole de cette catégorie et par le message verbal «sauf» dans la langue nationale respective. Par exemple: H, 6. Le symbole peut être remplacé au besoin par une inscription dans cette langue.
5. Pour indiquer les places de stationnement réservées aux handicapés, on utilise le panneau H, 7 avec les signaux C, 18 ou E, 14.
6. Le panneau additionnel H, 8 présente un diagramme de l'intersection dans lequel les bandes larges représentent les routes prioritaires et les bandes fines représentent des routes sur lesquelles les signaux B, 1 ou B, 2 sont placés.
7. Pour annoncer une section de route où la chaussée est rendue glissante pour cause de verglas ou de neige, il sera employé le panneau additionnel H, 9.
NOTE CONCERNANT L'ENSEMBLE DE L'ANNEXE I: Dans les pays où le sens de la circulation est à gauche, les signaux et/ou les symboles sont inversés»
Annexe 8 (MARQUES ROUTIERES)
Renuméroter annexe 2 cette annexe.
CHAPITRE II
Ajouter une nouvelle section G libellée comme suit:
«G. Marquage d'une voie réservée à certaines catégories de véhicules
Le marquage des voies réservées à certaines catégories de véhicules sera réalisé au moyen de lignes qui se distinguent clairement des autres lignes continues ou discontinues apposées sur la chaussée, notamment par leur plus grande largeur et par les intervalles plus réduits entre les traits. En ce qui concerne les voies réservées principalement aux véhicules des services réguliers de transports en commun, le mot «BUS» ou la lettre «A» seront peints sur la voie réservée, chaque fois qu'il est nécessaire et notamment au début de la voie et après les intersections. Les diagrammes A, 58a et 58b donnent des exemples de marquage d'une voie réservée aux véhicules des services réguliers de transports en commun.»
Diagrammes de l'annexe 8 (nouvelle annexe 2)
Ajouter les nouveaux diagrammes suivants:
Diagramme A 58a
Diagramme A 58b
Annexe 9 (REPRODUCTION EN COULEUR DES SIGNAUX, SYMBOLES ET PANNEAUX DONT IL EST QUESTION DANS LES ANNEXES 1 à 7)
Renuméroter annexe 3 cette annexe et en modifier le titre comme suit:
«REPRODUCTION EN COULEUR DES SIGNAUX, SYMBOLES ET PANNEAUX DONT IL EST QUESTION DANS L'ANNEXE 1»
Renuméroter, compléter et supprimer comme suit les signaux, symboles et panneaux contenus dans cette annexe:
Nouveaux numéros proposés | Numéros correspondants dans la présente Convention |
Aa et Ab | Les mêmes |
A, 1a à A, 7c | Les mêmes |
A, 8 | – 1) |
A, 9 | A, 8 |
A, 10a et A, 10b | A, 9a et A, 9b |
A, 11a et A, 11b | A, 10a et A, 10b |
a, 12a et A, 12b | A, 11a et A, 11b |
A, 13 | A, 12 |
A, 14 | A, 13 |
A, 15a et A, 15b | A, 14a et A, 14b |
A, 16 | A, 15 |
A, 17a à A, 17c | A, 16a à A, 16c |
A, 18a à A, 18g | A, 21a à A, 21g |
A, 19a à A, 19c | A, 22a à A, 22c |
A, 20 | A, 23 |
A, 21a et A, 21b | A, 24a et A, 24b |
A, 22 | A, 25 |
A, 23 | A, 19 |
A, 24 | – 1) |
A, 25 | A, 26 |
A, 26a et A, 26b | A, 27a et A, 27b |
A, 28a à A, 28c | B, 7a à B, 7c |
A, 29a à A, 29c | Les mêmes |
A, 30 | A, 17 |
A, 31 | A, 18 |
A, 32 | A, 20 |
B, 1 à B, 6 | Les mêmes |
C, 1 à C, 3f | Les mêmes |
C, 3g et C, 3h | – 1) |
C, 3i | C, 3g |
C, 3j | C, 3h |
C, 3k | C, 3j |
C, 3l | C, 3k |
C, 4a à C, 17c | Les mêmes |
C, 17d | – 1) |
C, 18 à C, 20b | Les mêmes |
– | C, 21 – 2) |
D, 1a à D, 9 | Les mêmes |
D, 10a à D, 10c | – 1) |
D, 11a et D, 11b | – 1) |
E, 1a à E, 1c | – 1) |
E, 2a et E, 2b | – |
E, 3a et E, 3b | E, 13a et E, 13b |
E, 4 | Le même |
E, 5a et E, 5b | E, 15 et E, 16 |
E, 6a et E, 6b | E, 17 et E, 18 |
E, 7a | E, 9a |
E, 7b et E, 7c | – 1) |
E, 7d | E, 9b |
E, 8a | E, 9c |
E, 8b et E, 8c | – 1) |
E, 8d | E, 9d |
E, 9a à E, 9d | – 1) |
E, 10a à E, 10d | – 1) |
E, 11a et E, 11b | – 1) |
E, 12a et E, 12b | E, 11a et E, 11b |
E, 12c | – 1) |
E, 13a et E, 13b | E, 12a et E, 12b |
E, 14a | E, 23 |
E, 14b et E, 14c | – 1) |
E, 15 | E, 19 |
E, 16 | E, 20 |
F | Le même |
F,1a à F,13 | Les mêmes |
G,1a à G,1c | E,1a à E,1c |
G,2a et G,2b | E,2a et E,2b |
G,3 | E,3 |
G,4a à G,4c | E,5a à E,5c |
G,5 | E,5d |
G,6a à G,6c | E,6a à E,6c |
G,7 | E,7 |
G,8 | E,8 |
G,9a et G,9b | – 1) |
G,10 | E,10 |
G,11a à G,11c | – 1) |
G,12a et G,12b | – 1) |
G,13 | E,14 |
G,14 | – 1) |
G,15 | E,21 |
G,16 | E,22 |
– | E,24 2) |
G,17 | – 1) |
G,18 | – 1) |
G,19 | – 1) |
G,20 | – 1) |
G,21 | – 1) |
G,22a à G,22c | – 1) |
Modèle de panneaux additionnels: | |
H,1 | 1 |
H,2 | 2 |
H,3a à H,3c | 3a à 3c |
H,4a à H,4c | 4a à 4c |
H,5a et H,5b | – 1) |
H, 6 | – 1) |
H, 7 | – 1) |
H, 8 | – 1) |
H, 9 | – 1) |
1) Les nouveaux signes, symboles ou panneaux proposés qui sont reproduits à la fin du présent document.
2) Signe qu'il est proposé de supprimer dans la Convention.
De vertaling van de wijzigingen luidt als volgt:
Voorgestelde wijzigingen op het Verdrag inzake verkeerstekens, 1968
A. VOORGESTELDE WIJZIGINGEN OP HET VERDRAG
Wijzigingen die gelden voor de gehele tekst van het Verdrag en de Bijlagen
1. Het woord „gewicht" wordt vervangen door „massa".
2. Het metrieke stelsel wordt alleen gebruikt voor massa en afmetingen; afstanden worden weergegeven in „km (miles)".
Wijzigingen op de hoofdtekst van het Verdrag
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„De Bijlagen bij dit Verdrag, te weten:
Bijlage 1: Verkeerstekens;
Deel A: Gevaarstekens;
Deel B: Voorrangstekens;
Deel C: Verbodstekens of beperkende tekens;
Deel D: Gebodstekens;
Deel E: Tekens die een bijzonder voorschrift inhouden;
Deel F: Tekens betreffende informatie, voorzieningen of diensten;
Deel G: Tekens die een richting aangeven of een bebakening of aanduiding inhouden;
Deel H: Onderborden;
Bijlage 2: Op het wegdek aangebrachte tekens;
Bijlage 3: Weergave in kleuren van tekens, symbolen en onderborden zoals bedoeld in Bijlage 1;
zijn integrerende onderdelen van dit Verdrag."
Eerste lid, letter b
Toegevoegd wordt:
„(iv) Tekens die een bijzonder voorschrift inhouden;
Eerste lid, letter c
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„c. Informatieve tekens: deze tekens hebben ten doel weggebruikers aanwijzingen te geven of hun andere inlichtingen te verschaffen die van nut kunnen zijn; deze tekens zijn onderverdeeld in:
(i) Tekens betreffende informatie, voorzieningen of diensten;
(ii) Tekens die een richting aangeven of een bebakening of aanduiding inhouden:
Vooraanduidingstekens;
Richtingtekens;
Tekens ter identificatie van een weg;
Tekens ter identificatie van een plaats of plek;
Bevestigingstekens;
Tekens die een aanduiding inhouden;
(iii) Onderborden."
Lid 2
Toegevoegd wordt:
„In dit geval wordt een van de drie volgende bebakeningsmogelijkheden toegepast:
a. Het teken, indien nodig met toevoeging van een verticale pijl, wordt boven de desbetreffende rijstrook geplaatst, of
b. Het teken wordt geplaatst aan de rand van de rijbaan wanneer zonder twijfel uit tekens op het wegdek blijkt dat het desbetreffende teken alleen van toepassing is op de rijstrook gelegen aan de rand van de rijbaan die overeenkomt met de rijrichting en dat het enige doel van dit teken is een plaatselijk voorschrift dat reeds door tekens op het wegdek wordt aangegeven, te bevestigen, of
c. De tekens E,1 of E,2 omschreven in Bijlage 1, Deel E, Titel II, paragraaf 1 en 2 van dit Verdrag, of de tekens G,11 en G,12 omschreven in Bijlage 1, Deel G, Titel V, paragraaf 1 en 2, worden aan de rand van de rijbaan geplaatst."
Lid 4
De eerste zin van letter c wordt als volgt gewijzigd:
„c. dat de afmetingen van gevaarstekens en van tekens die een bepaald voorschrift inhouden (behoudens tekens die een bijzonder voorschrift inhouden) op het grondgebied van elke Verdragsluitende Partij genormaliseerd zijn. ..."
Lid 1
Toegevoegd wordt:
„Donkere of lichte grafische elementen van verschillende kleur in de tekens mogen worden geaccentueerd door middel van respectievelijk lichte of donkere contrasterende smalle stroken."
Het volgende nieuwe Lid 1bis wordt toegevoegd:
„1bis. In gevallen waarin installaties voor variabele verkeerstekens worden gebruikt, moeten de hierop weergegeven teksten en symbolen eveneens overeenkomen met het in dit Verdrag voorgeschreven stelsel van verkeerstekens. Indien echter de technische eisen van een bepaald type systeem dit rechtvaardigen, met name om een goede leesbaarheid te waarborgen, en met dien verstande dat geen verkeerde interpretatie mogelijk is, mogen de voorgeschreven donker gekleurde tekens of symbolen in een lichte kleur worden weergegeven; lichte achtergronden worden dan vervangen door donkere achtergronden. De rode kleur van een symbool van een teken en de rand daarvan mogen niet worden gewijzigd."
Lid 4
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„4. In gevallen waarin het bevoegde gezag het raadzaam acht de betekenis van een teken of symbool te verduidelijken of de toepassing van een teken te beperken tot bepaalde tijdvakken, kan dit worden gedaan door middel van een opschrift op het teken, op de wijze bepaald in Bijlage 1 bij dit Verdrag, of op een onderbord. Indien de toepassing van tekens die een bepaald voorschrift inhouden, moet worden beperkt tot bepaalde weggebruikers of indien bepaalde weggebruikers van dit voorschrift worden uitgezonderd, geschiedt dit door middel van onderborden, in overeenstemming met Bijlage 1, Deel H, paragraaf 4 (borden H, 5a; H, 5b en H, 6)."
Lid 1
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„1. In Bijlage 1 bij dit Verdrag zijn in Deel A, Titel I, de modellen weergegeven voor gevaarstekens en in Deel A, Titel II, de symbolen die op deze borden dienen te worden aangebracht; Deel A, Titel II, geeft tevens enige aanwijzingen voor het gebruik. Overeenkomstig Artikel 46, tweede lid, van dit Verdrag, dient elke Staat de Secretaris-Generaal ervan in kennis te stellen of hij voor gevaarstekens Aa of Ab als model heeft gekozen."
Lid 4
De volgende woorden:
„... op een onderbord overeenkomstig model 1 in Bijlage 7 bij dit Verdrag, geplaatst overeenkomstig de bepalingen van die Bijlage; ..."
worden vervangen door:
„... op een onderbord H,1 van Bijlage 1, Deel H, bij dit Verdrag, geplaatst overeenkomstig de bepalingen van dat Deel; ..."
Lid 5
Het laatste deel van dit lid wordt als volgt gewijzigd:
„... en voor overwegen, staat het de Verdragsluitende Partijen echter vrij de volgende bepalingen toe te passen:
Een rechthoekig bord met de langste zijde verticaal en voorzien van drie schuine rode banen op een wit of geel vlak, kan worden geplaatst onder gevaarstekens met een van de symbolen A,5, A,25, A,26 of A,27 beschreven in Bijlage 1, Deel A, Titel II, paragraaf 5, 25, 26 en 27 bij dit Verdrag, mits aanvullende tekens in de vorm van borden met dezelfde vorm met respectievelijk een of twee schuine rode banen op een wit of geel vlak zijn opgesteld op ongeveer eenderde en tweederde van de afstand tussen het teken en de spoorlijn. Deze tekens mogen worden herhaald aan de tegenovergestelde zijde van de rijbaan. De in dit lid genoemde borden worden nader beschreven in Deel A, Titel II, paragraaf 29, van Bijlage 1 bij dit Verdrag."
Lid 6
Het laatste gedeelte van dit lid wordt als volgt gewijzigd:
„..., dient zulks te worden gedaan op een onderbord H,2 van Bijlage 1, Deel H, bij dit Verdrag, dat dient te worden geplaatst in overeenstemming met de bepalingen van dat Deel."
De titel boven Artikel 10 „Tekens die een bepaald voorschrift inhouden, met uitzondering van tekens betreffende stilstaan en parkeren"
wordt als volgt gewijzigd:
„Tekens die een bepaald voorschrift inhouden"
Lid 1
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„1. De tekens om weggebruikers van de bijzondere voorrangsregels bij kruisingen in kennis te stellen zijn tekens B,1, B,2, B,3 en B,4. De tekens om aan weggebruikers een voorrangsregeling op smalle weggedeelten kenbaar te maken zijn de tekens B,5 en B,6. Deze tekens zijn beschreven in Bijlage 1, Deel B, bij dit Verdrag."
Lid 4
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„4. Teken B,1 of B,2 mag op een andere plaats dan bij een kruising worden geplaatst, indien het bevoegde gezag dit noodzakelijk acht."
Lid 6
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„6. Voor het geven van een vóórwaarschuwingsteken voor teken B,1, wordt het zelfde teken gebruikt, voorzien van een onderbord H,1, zoals omschreven in Bijlage 1, Deel H, bij dit Verdrag.
Voor het geven van een vóórwaarschuwingsteken voor teken B,2, wordt teken B,1 gebruikt, voorzien van een onderbord met het ,STOP'-symbool en een getal dat de afstand tot teken B,2 aangeeft."
Lid 7
Het laatste gedeelte van dit lid wordt als volgt gewijzigd:
„...; het teken of de tekens die voor dit punt zijn geplaatst, worden dan voorzien van een onderbord H,1, weergegeven in Bijlage 1, Deel H."
Lid 8
Het begin van dit lid wordt als volgt gewijzigd:
„8. Indien op een weg voor een kruising wordt gewaarschuwd door middel van een gevaarsteken dat een van de symbolen A,19 bevat, of indien..."
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„Deel C van Bijlage 1 bij dit Verdrag beschrijft de verbodstekens en beperkende tekens en geeft hun betekenis weer. Het beschrijft tevens de tekens die het einde van deze verboden en beperkingen, of van een van deze, aanduiden."
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„Deel D van Bijlage 1 bij dit Verdrag beschrijft de gebodstekens en geeft hun betekenis weer.
De titel van dit artikel wordt als volgt gewijzigd:
„Bepalingen die op alle tekens beschreven in Bijlage 1, Delen C en D, bij dit Verdrag van toepassing zijn"
Lid 1
De laatste zin wordt als volgt gewijzigd:
„... Onder de tekens die vóór het punt zijn geplaatst waar het gebod, de beperking of het verbod van toepassing is, wordt een onderbord H,1 geplaatst, weergegeven in Bijlage 1, Deel H."
De volgende nieuwe leden 3, 4 en 5 worden toegevoegd:
„3. Verbodstekens of beperkende tekens zijn van toepassing vanaf de plaats waar zij zijn geplaatst tot aan het punt waar een teken staat dat het verbod of de beperking opheft, of anders tot aan de volgende kruising. Indien het verbod of de beperking van toepassing moet blijven na de kruising, wordt het teken herhaald in overeenstemming met de bepalingen in de nationale wetgeving.
4. Indien een teken dat een bepaald voorschrift inhoudt van toepassing is op alle wegen in een bepaalde zone (zonale geldigheid), wordt het teken weergegeven op de wijze omschreven in Bijlage 1, Deel E, Titel II, paragraaf 8, onder (a), bij dit Verdrag.
5. Het einde van de in het vierde lid hierboven genoemde zones, wordt aangegeven op de wijze omschreven in Bijlage 1, Deel E, Titel II, paragraaf 8, onder (b), bij dit Verdrag."
Het volgende nieuwe artikel wordt toegevoegd:
1. In deel E van Bijlage 1 bij dit Verdrag worden de tekens beschreven die een bijzonder voorschrift inhouden en wordt hun betekenis verklaard.
2. De tekens E,7a, E,7b , E,7c of E,7d en E,8a, E,8b, E,8c of E,8d wijzen de weggebruikers op het feit dat de algemene bepalingen die op het grondgebied van de Staat het verkeer in de bebouwde kom regelen, van toepassing zijn vanaf de tekens E,7a, E,7b, E,7c of E,7d tot aan de tekens E,8a, E,8b, E,8c of E,8d, behoudens afwijkende voorschriften, aangeduid door andere tekens op bepaalde weggedeelten in de bebouwde kom. Teken B,4 wordt echter altijd geplaatst op een voorrangsweg die wordt aangegeven door middel van teken B,3 wanneer deze weg binnen de bebouwde kom ophoudt een voorrangsweg te zijn. De bepalingen van artikel 14, tweede, derde en vierde lid, zijn op deze tekens van toepassing.
3. De tekens E,12a, E,12b of E,12c worden geplaatst bij voetgangersoversteekplaatsen indien het bevoegde gezag zulks raadzaam acht.
4. De tekens die een bijzonder voorschrift inhouden worden, met inachtneming van de vereisten van artikel 6, eerste lid, alleen geplaatst op plaatsen waar het bevoegde gezag dit noodzakelijk acht. Deze tekens mogen worden herhaald; door middel van een onderbord mag de afstand tussen het teken en het aangegeven punt worden vermeld; deze afstand mag ook op het onderste gedeelte van het teken zelf worden vermeld."
De titel boven artikel 14 „Informatieve tekens met uitzondering van tekens betreffende het parkeren"
wordt als volgt gewijzigd:
„Informatieve tekens"
Lid 1
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„1. In de delen F en G van Bijlage 1 bij dit Verdrag worden de tekens beschreven die nuttige informatie kenbaar maken aan weggebruikers, of worden voorbeelden gegeven van deze tekens; in deze Delen worden tevens enkele aanwijzingen voor het gebruik gegeven."
Lid 2
Het begin van dit lid wordt als volgt gewijzigd:
„2. Het opschrift op de informatieve tekens (ii) bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, dient in landen die geen Latijnse letters gebruiken ..."
Het eerste, tweede en derde lid worden vervangen door de volgende tekst:
„De tekens die worden gebruikt ter identificatie van een plaats of plek kunnen worden gebruikt om de grens tussen twee landen, of de grens tussen twee bestuurlijke onderdelen van hetzelfde land, of de naam van een rivier, een bergpas, een mooi plekje, enz. aan te duiden. Deze tekens dienen op opvallende wijze te verschillen van de in artikel 13bis, tweede lid, bij dit Verdrag, genoemde tekens."
Dit artikel komt te vervallen.
De eerste zin wordt als volgt gewijzigd:
„1. De informatieve tekens zoals bedoeld in de artikelen 15 tot en met 19 van dit Verdrag, dienen te worden geplaatst waar het bevoegde gezag zulks raadzaam acht. ..."
De titel boven Artikel 22 „Tekens betreffende stilstaan en parkeren"
wordt verwijderd.
Dit artikel komt te vervallen.
Het volgende nieuwe lid 3bis wordt toegevoegd:
„a. De bepalingen van artikel 6, eerste, tweede en derde lid, van het Verdrag die betrekking hebben op verkeerstekens, zijn van toepassing op verkeerslichten, behalve die welke worden gebruikt bij overwegen.
b. Verkeerslichten bij kruisingen dienen te worden geplaatst voor de kruising of in het midden van en boven de kruising; zij kunnen worden herhaald aan de overzijde van de kruising en/of op ooghoogte van de bestuurders.
c. Daarnaast verdient het aanbeveling dat de nationale wetgeving bepaalt dat verkeerslichten:
(i) zo worden geplaatst dat zij voertuigen die zich in het verkeer op de rijbaan voortbewegen niet hinderen en, in geval van in de berm geplaatste verkeerslichten, dat zij voetgangers zo min mogelijk hinderen;
(ii) gemakkelijk zichtbaar moeten zijn van een afstand en onmiddellijk te begrijpen wanneer men ze nadert; en
(iii) op het grondgebied van elke Verdragsluitende Partij worden genormaliseerd voor de verschillende categorieën wegen."
Lid 9
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„9. Het rode, amberkleurige en groene licht van een driekleurenstelsel mag worden vervangen door pijlen in dezelfde kleur op een zwarte achtergrond. De verlichte pijlen hebben dezelfde betekenis als de lichten, maar het verbod of de toestemming beperkt zich tot de richting of richtingen die door de pijl of pijlen worden aangeduid. Pijlen die betekenen dat het verkeer al dan niet rechtdoor mag rijden, dienen omhoog te wijzen. Hiervoor mogen zwarte pijlen op een rode, amberkleurige of groene achtergrond worden gebruikt. Deze pijlen hebben dezelfde betekenis als de bovengenoemde pijlen."
Lid 11
De bestaande tekst van lid 11 wordt verletterd tot letter a
De volgende nieuwe letter b wordt toegevoegd:
„b. Indien het bevoegde gezag het noodzakelijk acht bij lichten een ,tussen- of overgangsteken' in te voeren, dient dit teken de vorm te hebben van een amberkleurige of witte diagonaal naar links of rechts beneden gerichte pijl, of twee van dergelijke respectievelijk naar links en rechts beneden gerichte pijlen; deze pijlen mogen knipperen. Deze amberkleurige of witte pijlen betekenen dat de rijstrook weldra voor het verkeer wordt gesloten en dat de weggebruikers op deze rijstrook zich op de door de pijl aangeduide rijstrook dienen te begeven."
Het volgende nieuwe lid 5 wordt toegevoegd:
„5. Voetgangerslichten bij voetgangersoversteekplaatsen mogen worden aangevuld met hoorbare of tastbare signalen om het oversteken van de rijbaan voor blinde voetgangers te vergemakkelijken."
Lid 2
De volgende tekst wordt toegevoegd:
„c. Dubbele onderbroken strepen mogen worden gebruikt om een rijstrook of rijstroken aan te duiden waarop het verkeer in tegengestelde richting kan rijden, in overeenstemming met artikel 23, elfde lid, bij dit Verdrag."
Lid 4
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„4. Voor de toepassing van dit artikel worden niet als strepen in de lengterichting beschouwd: strepen die worden gebruikt om de zijkanten van de rijbaan aan te geven ten einde deze beter zichtbaar te maken, strepen die een geheel vormen met strepen die dwars op het wegdek zijn aangebracht om er parkeerplaatsen op de rijbaan mee aan te duiden, of strepen die worden gebruikt om een verbod of beperking voor parkeren of stilstaan aan te duiden."
Het volgende nieuwe artikel wordt toegevoegd:
1. Het markeren van rijstroken die zijn voorbehouden aan bepaalde categorieën voertuigen dient te geschieden door middel van strepen die zich duidelijk onderscheiden van andere doorgetrokken of onderbroken strepen op de rijbaan, met name door een grotere breedte van de streep en een kortere lengte van de onderbrekingen in de streep.
2. Indien een rijstrook is voorbehouden aan voertuigen voor geregelde openbaarvervoersdiensten, wordt dit op het wegdek aangegeven door middel van het opschrift ,BUS' of de letter ,A'. Het teken dat een dergelijke rijstrook aanduidt, dient te zijn een vierkant teken zoals omschreven in Bijlage 1, Deel E, of een rond teken zoals omschreven in Bijlage 1, Deel D, bij dit Verdrag, met daarop het witte symbool van een bus op een blauw vlak. Diagrammen A,58a en A,58b in Bijlage 2 bij dit Verdrag zijn voorbeelden van markeringen voor een rijstrook die is voorbehouden aan voertuigen voor geregelde openbaarvervoersdiensten.
3. De nationale wetgeving bepaalt onder welke omstandigheden andere voertuigen van de in het eerste lid genoemde rijstrook gebruik mogen maken of deze mogen overschrijden."
Lid 1
De eerste zin wordt als volgt gewijzigd:
„1. Een teken dat dwars op het wegdek is aangebracht en dat bestaat uit een doorgetrokken streep die dwars over één of meer rijstroken loopt, geeft de lijn aan ..."
Lid 3
De eerste zin wordt als volgt gewijzigd:
„3. Een dwars op het wegdek aangebracht teken dat uit een onderbroken streep bestaat die dwars over één of meer rijstroken loopt, geeft de lijn aan ..."
Lid 3
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„3. Een zigzagstreep aan de zijde van de rijbaan betekent dat parkeren aan die zijde van de rijbaan over de gehele lengte van die streep verboden is. Een dergelijke lijn, eventueel in combinatie met het woord ,BUS' of met de letter ,A', kan worden gebruikt om een bushalte of trolleybushalte aan te duiden."
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„Bijlage 2 bij dit Verdrag bevat een aantal aanbevelingen met betrekking tot de indeling en de ontwerpen voor tekens die op het wegdek worden aangebracht."
Lid 2
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„2. Bij alle overwegen die niet met bomen of met halve bomen zijn uitgerust, dient in de onmiddellijke nabijheid van de spoorlijn een teken A,28 te worden aangebracht, zoals beschreven in Bijlage 1, Deel A. Indien er een licht is dat voor naderende treinen waarschuwt, of een teken B,2 ,STOP', dient het teken A,28 op dezelfde paal of op dezelfde standaard te worden aangebracht als het licht of als teken B,2. Het plaatsen van het teken A,28 is niet verplicht bij: ..." (de rest van de tekst blijft ongewijzigd)
Lid 3
komt te vervallen
Lid 1
Letter a wordt als volgt gewijzigd:
„a. vóór alle overwegen een van de gevaarstekens te laten plaatsen met een van de symbolen A,25, A,26 of A,27; zo'n teken hoeft echter niet geplaatst te worden: ..." (de rest van de tekst blijft ongewijzigd).
Wijzigingen op de Bijlagen bij het Verdrag
De bestaande tekst van Bijlagen 1 tot en met 7 wordtvervangen door:
1. De tekens ,A', gevaarstekens, dienen te zijn zoals model Aa of als model Ab, die beide hier zijn beschreven en zijn afgebeeld in Bijlage 3, behalve de tekens A,28 en A,29 die respectievelijk in paragraaf 28 en 29 hieronder zijn beschreven. Model Aa is een gelijkzijdige driehoek met één zijde horizontaal en met de daartegenover liggende hoek er boven; het vlak is wit of geel en de rand rood. Model Ab is een vierkant met één diagonaal verticaal; het vlak is geel en de rand, die slechts de omtrek aangeeft, is zwart. Tenzij hun omschrijving anderszins voorschrijft, dienen de symbolen die op deze tekens zijn aangebracht zwart of donkerblauw te zijn.
2. De zijde van het teken model Aa van het normale formaat dient ongeveer 90 cm lang te zijn; die van het kleine model Aa dient ten minste 60 cm lang te zijn. De zijde van het teken Ab van het normale formaat dient ongeveer 60 cm lang te zijn; die van het kleine model Ab dient ten minste 40 cm lang te zijn.
3. Wat betreft de keuze tussen modellen Aa en Ab, zie artikel 5, tweede lid, en artikel 9, eerste lid, bij dit Verdrag.
Een waarschuwing voor een gevaarlijke bocht of een opeenvolging van gevaarlijke bochten dient door een van de volgende symbolen te worden aangegeven, naar gelang welk teken van toepassing is:
a. A,1a: bocht naar links
b. A,1b: bocht naar rechts
c. A,1c: dubbele bocht, of een opeenvolging van meer dan twee bochten, waarvan de eerste naar links is
d. A,1d: dubbele bocht, of een opeenvolging van meer dan twee bochten, waarvan de eerste naar rechts is.
a. Ten einde te waarschuwen voor een steile nederwaartse helling dient symbool A,2a te worden gebruikt met teken model Aa, of symbool A,2b met teken model Ab.
b. Het linkerdeel van symbool A,2a dient in de linkerhoek van het bord te staan en de onderkant dient de hele breedte van het bord te beslaan. Het cijfer op symbolen A,2a en A,2b geeft de hellingshoek aan in percenten uitgedrukt; dit kan worden vervangen door de verhouding (1:10). De Verdragsluitende Partijen mogen echter, met inachtneming voor zover mogelijk van de bepalingen van artikel 5, tweede lid, onder b, bij dit Verdrag, in plaats van symbool A,2a of A,2b, symbool A, 2c gebruiken indien zij teken model Aa hebben aangenomen, en symbool A,2d indien zij teken model Ab hebben aangenomen.
a. Ten einde te waarschuwen voor een steile opwaartse helling dient symbool A,3a te worden gebruikt, met teken model Aa, of symbool A,3b, met teken model Ab.
b. Het rechterdeel van symbool A,3a dient in de rechterhoek van het bord te staan en de onderkant dient de hele breedte van het bord te beslaan. Het cijfer op de symbolen A,3a en A,3b geeft de hellingshoek aan in percenten uitgedrukt; dit kan worden vervangen door de verhouding (1:10). De Verdragsluitende Partijen die symbool A,2c hebben gekozen als symbool voor een gevaarlijke nederwaartse helling, mogen echter symbool A,3c gebruiken in plaats van A,3a, en Verdragsluitende Partijen die symbool A,2d hebben gekozen, mogen symbool A,3d gebruiken in plaats van A,3b.
De waarschuwing dat de rijbaan verderop smaller wordt, dient te worden gegeven door symbool A,4a of door een symbool dat de begrenzing van de weg duidelijker weergeeft, zoals A,4b.
a. De waarschuwing voor een beweegbare brug dient te worden gegeven door symbool A,5.
b. Een rechthoekig bord van model A,29a, beschreven in paragraaf 29 hieronder, kan worden geplaatst onder het gevaarsteken met symbool A,5, mits de borden van model A,29b en A,29c, in die paragraaf beschreven, zijn opgesteld op ongeveer eenderde en tweederde van de afstand tussen het teken met symbool A,5 en de beweegbare brug.
De waarschuwing dat de weg even verder uitkomt op een kade of rivieroever dient te worden gegeven door symbool A,6.
a. De waarschuwing voor uithollingen of kuilen, hoge bruggetjes of richels of voor weggedeelten waar de rijbaan zich in slechte toestand bevindt, dient te worden gegeven door symbool A,7a.
b. Een waarschuwing voor een hoog bruggetje of een richel kan worden gegeven door symbool A,7b in plaats van door symbool A,7a.
c. Een waarschuwing voor een uitholling of kuil kan worden gegeven door symbool A,7c in plaats van door symbool A,7a.
a. De waarschuwing voor een weggedeelte waar de berm uitzonderlijk gevaarlijk is, dient te worden gegeven door symbool A,8.
b. Het symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
De waarschuwing dat het komende weggedeelte uitzonderlijk glad kan zijn, dient te worden aangegeven door symbool A,9.
De waarschuwing voor een weggedeelte met opspattend steenslag dient te worden gegeven door symbool A,10a, samen met het teken model Aa, of door symbool A,10b met teken model Ab.
a. De waarschuwing voor een weggedeelte waar het gevaar bestaat van steenval en als gevolg daarvan de aanwezigheid van stenen op de rijbaan dient te worden aangegeven door symbool A,11a, samen met teken model Aa, of door symbool A,11b, samen met teken model Ab.
b. Het rechterdeel van het symbool dient in beide gevallen in de rechterhoek van het bord te staan.
c. Het symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
a. De waarschuwing voor een voetgangersoversteekplaats, die is aangegeven door tekens op het wegdek dan wel door tekens E,12, dient te worden gegeven door symbool A,12, waarvan twee modellen bestaan: A,12a en A,12b.
b. Dit symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
a. De waarschuwing voor een weggedeelte dat veel door kinderen wordt gebruikt, zoals bij de uitgang van een school of speelplaats, dient te worden gegeven door symbool A,13.
b. Dit symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
a. De waarschuwing dat men een plaats nadert waar fietsers zich dikwijls op de weg begeven of deze oversteken, dient te worden aangegeven door symbool A,14.
b. Dit symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
a. De waarschuwing voor een weggedeelte waar dieren plegen over te steken, dient te worden aangegeven door een symbool met het silhouet van het dier, vee of wild, dat men daar het veelvuldigst op de weg aantreft, zoals symbool A,15a voor vee en symbool A,15b voor wild.
b. Dit symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
De waarschuwing dat op het komende weggedeelte werk in uitvoering is, dient te worden gegeven door symbool A,16.
a. Indien het onontbeerlijk wordt geacht het verkeer te waarschuwen dat het een weggedeelte nadert waarop het verkeer door verkeerslichten van het driekleurenstelsel wordt geregeld – omdat weggebruikers een dergelijk weggedeelte niet verwachten – dient symbool A,17 te worden gebruikt. Er zijn drie modellen van symbool A,17, A,17a, A,17b en A,17c, die overeenkomen met de rangschikking van de lichten van het driekleurenstelsel zoals beschreven in artikel 23, vierde tot en met zesde lid, bij dit Verdrag.
b. Dit symbool is in dezelfde drie kleuren als die van de lichten waarvoor het waarschuwt.
a. De waarschuwing voor een kruising waar de voorrang is zoals voorgeschreven bij de algemene voorrangsregel die in het land van kracht is, dient te worden gegeven door teken Aa met symbool A,18a, of door teken Ab met symbool A,18b.
b. Symbolen A,18a en A,18b mogen worden vervangen door symbolen die de aard van de kruising duidelijker aangeven, zoals A,18c, A,18d, A,18e, A,18f en A,18g.
a. De waarschuwing voor een voorrangskruising dient te worden gegeven door symbool A,19a.
b. Symbool A,19a mag worden vervangen door symbolen die de aard van de kruising duidelijker aangeven, zoals A,19b en A,19c.
c. Deze symbolen mogen alleen op een weg worden geplaatst indien tekens B,1 of B,2 zijn geplaatst op de weg of wegen waarmee deze weg de kruising vormt en waarvoor de waarschuwing is bedoeld, of indien deze wegen zodanig van aard zijn (bijvoorbeeld paden of onverharde wegen) dat, ingevolge de nationale wetgeving, bestuurders die zich daarop bevinden bij de kruising voorrang moeten verlenen, ook indien dergelijke tekens niet zijn geplaatst. Het gebruik van deze symbolen op wegen waarop teken B,3 is aangebracht, dient tot uitzonderlijke gevallen te worden beperkt.
a. Indien het teken B,1 VOORRANG VERLENEN bij de kruising is geplaatst, dient symbool A,20 te worden gebruikt.
b. Indien het STOP-teken B,2 bij de kruising is geplaatst, dient symbool A,21a of A,21b te worden gebruikt, al naar gelang welk model overeenstemt met het geplaatste teken B,2.
c. In plaats van teken Aa met deze symbolen kan echter ook teken B,1 of B,2 worden gebruikt, overeenkomstig artikel 10, zesde paragraaf, bij dit Verdrag.
De waarschuwing voor een verkeersplein dient te worden gegeven door symbool A,22.
Indien het verkeer bij een kruising wordt geregeld door verkeerslichten, mag het teken Aa of Ab, met symbool A,17, zoals beschreven in paragraaf 17 hierboven, worden geplaatst ter aanvulling of vervanging van de tekens beschreven in de paragrafen 18 tot en met 21 hierboven.
a. De waarschuwing dat op een weggedeelte het verkeer zich tijdelijk of permanent in beide richtingen voortbeweegt op dezelfde rijbaan, terwijl op het daarvóór gelegen weggedeelte het verkeer zich in slechts één richting voortbewoog dan wel de weg bestond uit verscheidene rijbanen, elk bestemd voor het verkeer in één richting, dient te worden gegeven door symbool A,23.
b. Het teken met dit symbool dient te worden herhaald bij het begin van dit weggedeelte en tevens langs dit weggedeelte zo dikwijls als nodig wordt geacht.
a. De waarschuwing dat op het komende weggedeelte mogelijk een file staat, dient te worden gegeven door symbool A,24.
b. Dit symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
De waarschuwing voor overwegen met bomen of halve bomen die schuin tegenover elkaar aan elke zijde van de spoorlijn zijn geplaatst, dient te worden gegeven door symbool A,25.
Andere overwegen dienen, afhankelijk van het geval, te worden aangegeven door symbool A,26a, A,26b of A,27.
De waarschuwing voor een kruising met een tramlijn mag, mits een dergelijke kruising geen overweg is als bedoeld in artikel 1 bij dit Verdrag, worden gegeven door symbool A,27.
Noot – Indien het noodzakelijk wordt geacht te waarschuwen voor een kruising van een weg en een spoorbaan waarover het spoorwegverkeer zich zeer langzaam voortbeweegt, en waar het wegverkeer wordt geregeld door een spoorwegemployé die de railvoertuigen begeleidt en met de hand de noodzakelijke tekens geeft, dient teken A,32 te worden gebruikt, zoals beschreven in paragraaf 32 hieronder.
a. Er zijn drie modellen van teken A,28 zoals bedoeld in artikel 35, tweede paragraaf, bij dit Verdrag: A,28a, A,28b en A,28c.
b. Modellen A,28a en A,28b dienen een wit of geel vlak te hebben met een rode of zwarte rand; model A,28c dient een wit of geel vlak te hebben met een zwarte rand; het opschrift op model A,28c dient met zwarte letters te zijn aangebracht. Model A,28b dient uitsluitend te worden gebruikt indien de spoorlijn uit ten minste twee sporen bestaat; bij het model A,28c mag alleen een onderbord worden gebruikt wanneer de spoorlijn uit ten minste twee sporen bestaat, in welk geval het teken het aantal sporen dient aan te geven.
c. De normale lengte van de balken van het kruis dient ten minste 1,20 m te zijn. Indien er niet voldoende ruimte is, mag het teken ook worden geplaatst met de punten van de balken naar boven en naar beneden.
a. De borden genoemd in artikel 9, vijfde paragraaf, bij dit Verdrag zijn de tekens A,29a, A,29b en A,29c. De banen dienen schuin naar beneden te lopen in de richting van de rijbaan.
b. Het gevaarsteken voor overwegen of beweegbare bruggen mag boven de tekens A,29b en A,29c worden geplaatst op dezelfde wijze als het boven het teken A,29a dient te worden geplaatst.
a. De waarschuwing voor laag vliegende vliegtuigen boven een weg, die bezig zijn te landen op, of op te stijgen van een vliegveld, dient te worden gegeven door symbool A,30.
b. Dit symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
a. De waarschuwing dat op een bepaald weggedeelte dikwijls sterke zijwind voorkomt, dient te worden aangegeven door symbool A,31.
b. Dit symbool mag in spiegelbeeld worden aangebracht.
a. De waarschuwing voor een weggedeelte met gevaren van andere aard dan die welke zijn genoemd in de paragrafen 1 tot en met 31 of in Deel B van deze Bijlage, kan worden gegeven door symbool A,32.
b. De Verdragsluitende Partijen kunnen echter ook symbolen gebruiken overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, eerste paragraaf, onder a) (ii), bij dit Verdrag.
c. Symbool A,32 kan met name worden gebruikt om te waarschuwen voor kruisingen met een spoorbaan waarover het spoorwegverkeer zich zeer langzaam voortbeweegt en waar het wegverkeer wordt geregeld door een spoorwegemployé die de railvoertuigen begeleidt en met de hand de noodzakelijke tekens geeft.
Noot – Bij een kruising van een weg met een voorrangsweg waarin zich een bocht bevindt, kan onder de gevaarstekens die voor de kruising waarschuwen, of onder tekens die de voorrang regelen, ongeacht of deze al dan niet bij de kruising zijn opgesteld, een onderbord H,8 worden geplaatst met een schematische plattegrond van de kruising die de loop van de voorrangsweg aangeeft.
a. Het teken VOORRANG VERLENEN dient het teken B,1 te zijn. Dit dient te bestaan uit een gelijkzijdige driehoek, waarvan één zijde horizontaal en met de daartegenover liggende hoek er onder. Het vlak dient wit of geel te zijn en de rand rood. Op dit teken mag geen symbool worden aangebracht.
b. De zijde van dit teken van het normale formaat dient ongeveer 90 cm lang te zijn; de zijde van het teken van het kleine formaat dient ten minste 60 cm lang te zijn.
a. Het STOP-teken dient teken B,2 te zijn, waarvan twee modellen bestaan:
(i) Model B,2a is een achthoek met een rood vlak met daarop in het wit het woord STOP in het Engels of in de taal van de desbetreffende Staat; de hoogte van dit woord dient ten minste een derde te zijn van de hoogte van het bord;
(ii) Model B,2b is rond met een wit of geel vlak en een rode rand; daarbinnen staat het teken B,1 zonder enig opschrift, en bovenaan met grote letters het woord STOP in zwart of donkerblauw, in het Engels of in de taal van de desbetreffende Staat.
b. De hoogte van het normale formaat van teken B,2a en de diameter van het normale formaat van teken B,2b dienen ongeveer 90 cm te zijn; dezelfde afmetingen van deze tekens van het kleine formaat dienen ten minste 60 cm te zijn.
c. Wat betreft de keuze tussen modellen B,2a en B,2b, zie artikel 5, tweede paragraaf, en artikel 10, derde paragraaf, van dit Verdrag.
a. Het teken VOORRANGSWEG dient teken B,3 te zijn. Het dient te bestaan uit een vierkant waarvan één diagonaal verticaal staat. De buitenste rand van het teken dient zwart te zijn; het teken dient in het midden een geel of oranje vierkant te tonen met een zwarte omlijsting. De ruimte tussen de beide vierkanten dient wit te zijn.
b. De zijde van dit teken van het normale formaat dient ongeveer 50 cm te zijn; de zijde van het teken van het kleine formaat dient ten minste 35 cm te zijn.
Het teken EINDE VOORRANGSWEG dient teken B,4 te zijn. Dit dient te bestaan uit teken B,3, als hierboven beschreven, waarop in het midden een zwarte of grijze band is aangebracht, die loodrecht staat op de zijden linksonder en rechtsboven van het vierkant, dan wel parallel lopende zwarte of grijze lijnen die een zodanige band vormen.
a. Indien op een smal weggedeelte, waar voorbijgaan moeilijk of onmogelijk is, het verkeer wordt geregeld, en indien, omdat bestuurders dat hele weggedeelte 's nachts en overdag duidelijk kunnen zien, de regeling van het verkeer bestaat uit voorrang verlenen aan verkeer in één richting, en niet door het plaatsen van verkeerslichten, dient het teken B,5 VOORRANG VOOR TEGEMOETKOMEND VERKEER te worden geplaatst met de voorzijde naar het verkeer dat geen voorrang heeft. Dit teken geeft aan dat het verboden is zich op het smalle weggedeelte te begeven zolang het niet mogelijk is tot het eind van dit weggedeelte te rijden zonder tegemoetkomende voertuigen tot stoppen te dwingen.
b. Dit teken dient rond te zijn, met een wit of geel vlak en een rode rand; de pijl die aangeeft welke rijrichting voorrang heeft, dient zwart te zijn en de pijl die de andere rijrichting aangeeft, rood.
a. Om bestuurders kenbaar te maken dat zij op een smal weggedeelte voorrang hebben op tegemoetkomende voertuigen, dient teken B,6 te worden gebruikt.
b. Dit teken dient rechthoekig te zijn met een blauw vlak; de naar boven wijzende pijl dient wit te zijn, de andere rood.
c. Indien teken B,6 wordt gebruikt, dient teken B,5 op de weg te worden geplaatst aan het andere eind van het smalle weggedeelte, voor het verkeer in tegengestelde richting.
1. Verbodstekens en beperkende tekens dienen rond te zijn; hun diameter dient ten minste 60 cm te zijn buiten de bebouwde kom en ten minste 40 cm binnen de bebouwde kom.
2. Tenzij bij de beschrijving van de tekens anders is aangegeven, dienen verbodstekens en beperkende tekens een wit of geel vlak te hebben of, bij tekens die een verbod of beperking inhouden voor stilstaan of parkeren, een blauw vlak met een brede rode rand; de symbolen en eventueel nodige opschriften dienen zwart of donkerblauw te zijn en indien er schuine banen op voorkomen, dienen deze rood te zijn en te lopen van links boven naar rechts beneden.
a. De aanduiding dat het voor alle voertuigen verboden is een weg in te rijden, dient te worden gegeven door het teken C,1 VERBODEN IN TE RIJDEN, waarvan twee modellen zijn: C,1a en C,1b.
b. De aanduiding dat alle verkeer met voertuigen in beide richtingen is verboden, dient te worden gegeven door teken C,2 GESLOTEN VOOR ALLE VOERTUIGEN IN BEIDE RICHTINGEN.
c. De aanduiding dat het slechts voor een bepaalde categorie voertuigen of weggebruikers verboden is een weg in te rijden, dient te worden gegeven door een teken met als symbool een silhouet van het soort voertuig of weggebruiker dat hier niet mag inrijden. Tekens C,3a, C,3b, C,3c, C,3d, C,3e, C,3f, C,3g, C,3h, C,3i, C,3j, C,3k en C,3l hebben de volgende betekenis:
C,3a VERBODEN VOOR GEMOTORISEERDE VOERTUIGEN BEHALVE VOOR MOTORFIETSEN ZONDER ZIJSPANWAGEN
C,3b VERBODEN VOOR MOTORFIETSEN
C,3c VERBODEN VOOR FIETSEN
C,3d VERBODEN VOOR BROMFIETSEN
C,3e VERBODEN VOOR VRACHTVOERTUIGEN.
Een opschrift met een tonnagecijfer, hetzij in lichte kleur op het silhouet van het voertuig, hetzij overeenkomstig artikel 8, vierde paragraaf, van dit Verdrag, op een onderbord dat onder teken C,3e is aangebracht, betekent dat het verbod alleen geldt indien de toegestane maximum massa van het voertuig of het samenstel van voertuigen dit cijfer te boven gaat.
C,3f VERBODEN VOOR ALLE GEMOTORISEERDE VOERTUIGEN MET AANHANGWAGEN(S), MET UITZONDERING VAN EEN OPLEGGER OF VAN EEN EENASSIGE AANHANGWAGEN
Een opschrift met een tonnagecijfer, hetzij in lichte kleur op het silhouet van de aanhangwagen, hetzij overeenkomstig artikel 8, vierde paragraaf, bij dit Verdrag, op een onderbord dat onder teken C,3f is aangebracht, betekent dat het verbod alleen geldt indien de toegestane maximum massa van de aanhangwagen dit cijfer te boven gaat.
De Verdragsluitende Partijen kunnen, in gevallen waarin zij zulks nodig achten, op het symbool het silhouet van de achterzijde van de vrachtauto vervangen door het achterste deel van een personenauto, en het silhouet van de aanhangwagen door dat van een aanhangwagen die aan een personenauto kan worden gekoppeld.
C,3g VERBODEN TOEGANG VOOR ALLE GEMOTORISEERDE VOERTUIGEN MET AANHANGWAGEN(S)
Een opschrift met een tonnagecijfer, hetzij in lichte kleur op het silhouet van de aanhangwagen, hetzij overeenkomstig artikel 8, vierde paragraaf, van dit Verdrag, op een onderbord dat onder teken C,3g is aangebracht, betekent dat het verbod alleen geldt indien de toegestane maximum massa van de aanhangwagen dit cijfer te boven gaat.
C,3h VERBODEN TOEGANG VOOR VOERTUIGEN MET GEVAARLIJKE STOFFEN WAARVOOR EEN SPECIALE SIGNALERING IS VOORGESCHREVEN
Voor de aanduiding dat inrijden voor voertuigen met bepaalde gevaarlijke stoffen is verboden, kan teken C,3h worden gebruikt, indien nodig voorzien van een onderbord. De informatie op dit onderbord geeft aan dat dit verbod alleen geldt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals beschreven in de nationale wetgeving.
C,3i VERBODEN VOOR VOETGANGERS
C,3j VERBODEN VOOR BESPANNEN WAGENS
C,3k VERBODEN VOOR HANDKARREN
C,3l VERBODEN VOOR GEMOTORISEERDE LANDBOUWVOERTUIGEN
Noot – De Verdragsluitende Partijen kunnen op tekens C,3a tot en met C,3l de schuine rode balk, die van links boven naar rechts onder loopt, weglaten, of, mits zulks het niet moeilijker maakt het symbool te zien en te begrijpen, deze balk niet onderbreken waar deze door het symbool heen loopt.
d. De aanduiding dat inrijden voor verschillende soorten voertuigen of weggebruikers is verboden, mag worden gegeven, hetzij door evenveel verbodstekens te plaatsen als er verboden soorten zijn, dan wel door één enkel verbodsteken dat de silhouetten toont van de verschillende soorten voertuigen of weggebruikers voor wie dit inrijverbod geldt. De tekens C,4a VERBODEN VOOR ALLE GEMOTORISEERDE VOERTUIGEN; en C,4b VERBODEN VOOR ALLE GEMOTORISEERDE VOERTUIGEN EN ALLE BESPANNEN WAGENS zijn voorbeelden hiervan.
Tekens met meer dan twee silhouetten mogen niet buiten de bebouwde kom worden geplaatst, en tekens met meer dan drie silhouetten mogen niet binnen de bebouwde kom worden geplaatst.
e. De aanduiding dat inrijden is verboden voor voertuigen waarvan de massa of de afmetingen bepaalde maxima te boven gaan, dient met de volgende tekens te worden gegeven:
C,5 VERBODEN VOOR VOERTUIGEN WAARVAN DE GROOTSTE BREEDTE .. METER TE BOVEN GAAT
C,6 VERBODEN VOOR VOERTUIGEN WAARVAN DE GROOTSTE HOOGTE .. METER TE BOVEN GAAT
C,7 VERBODEN VOOR VOERTUIGEN WAARVAN DE TOTALE MASSA .. TON TE BOVEN GAAT
C,8 VERBODEN VOOR VOERTUIGEN WAARVAN DE ASDRUK .. TON TE BOVEN GAAT
C,9 VERBODEN VOOR VOERTUIGEN OF SAMENSTELLEN VAN VOERTUIGEN DIE EEN LENGTE VAN .. METER TE BOVEN GAAN.
f. De aanduiding dat voertuigen niet dichter achter elkaar mogen rijden dan de op het teken aangeduide afstand, wordt gegeven door het teken C,10 HET IS VERBODEN MET VOERTUIGEN MINDER DAN .. METER AFSTAND TE HOUDEN.
De aanduiding dat het verboden is links of rechts af te slaan, al naar gelang de richting van de pijl, dient te worden gegeven door teken C,11a LINKSAF VERBODEN, of door teken C,11b RECHTSAF VERBODEN.
a. De aanduiding dat het verboden is te keren, dient te worden gegeven door teken C,12 KEREN VERBODEN.
b. Indien van toepassing mag het symbool in spiegelbeeld worden aangebracht.
a. De aanduiding dat, als aanvulling op de algemene regels die met betrekking tot inhalen van kracht zijn, het inhalen door gemotoriseerde voertuigen, met uitzondering van tweewielige bromfietsen en tweewielige motorfietsen zonder zijspanwagen, op een bepaalde weg is verboden, dient te worden gegeven door teken C,13a INHALEN VERBODEN.
Er zijn twee modellen van dit teken: C,13aa en C,13ab.
b. De aanduiding dat inhalen alleen is verboden voor vrachtvoertuigen met een toegestane maximum massa die 3,5 ton te boven gaat, dient te worden gegeven door teken C,13b INHALEN DOOR VRACHTVOERTUIGEN VERBODEN.
Er zijn twee modellen van dit teken: C,13ba en C,13bb.
Een opschrift op een onderbord dat onder het teken wordt geplaatst, overeenkomstig artikel 8, vierde paragraaf, van dit Verdrag, kan de toegestane maximum massa waarboven het verbod geldt, wijzigen.
a. De aanduiding van een snelheidsbeperking dient te worden gegeven door teken C,14 MAXIMUM SNELHEID BEPERKT TOT HET AANGEGEVEN CIJFER. Het cijfer op het teken dient de maximumsnelheid aan te geven in de meeteenheid van het stelsel dat in het betrokken land gewoonlijk wordt gebruikt om er de snelheid van voertuigen in uit te drukken. Achter of onder het cijfer dat de snelheid aangeeft kan bijvoorbeeld ,km' (kilometer) of ,m' (mijl) worden toegevoegd.
b. Teneinde een snelheidsbeperking aan te geven voor voertuigen die een toegestane maximum massa te boven gaan, dient het cijfer dat hierop betrekking heeft op een onderbord te worden aangegeven, welk bord onder het teken dient te worden geplaatst, overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van dit Verdrag.
De aanduiding dat het is verboden inrichtingen voor geluidssignalen te gebruiken, behalve om een ongeval te vermijden, dient te worden gegeven door het teken C,15 VERBODEN INRICHTINGEN VOOR GELUIDSSIGNALEN TE GEBRUIKEN. Indien dit teken niet is geplaatst bij het begin van een bebouwde kom, of kort na een teken dat de bebouwde kom aangeeft, dient het vergezeld te gaan van een onderbord H,2, beschreven in Deel H van deze Bijlage, waarop de afstand is aangegeven waarover het verbod geldt. Het verdient aanbeveling dit teken niet bij het begin van een bebouwde kom te plaatsen indien dit verbod voor alle bebouwde kommen geldt, en ervoor te zorgen dat het teken dat het begin van de bebouwde kom aangeeft, weggebruikers ervan in kennis stelt dat de verkeersregels die in dat land voor de bebouwde kom gelden, van dit punt af van toepassing zijn.
a. Bij het naderen van een douanekantoor waar stoppen verplicht is, wordt hiervan kennis gegeven door teken C,16 VERBODEN OM ZONDER STOPPEN DOOR TE RIJDEN. Onverminderd artikel 8 bij dit Verdrag, dient het symbool van dit teken het woord DOUANE te bevatten, bij voorkeur in twee talen; de Verdragsluitende Partijen die het teken C,16 gebruiken, dienen te trachten tot een regionale overeenkomst te komen zodat het woord DOUANE op alle door hen geplaatste tekens in dezelfde taal voorkomt.
b. Dit teken mag ook worden gebruikt om bestuurders ervan in kennis te stellen dat stoppen om andere redenen verplicht is; in dit geval dient het woord DOUANE te worden vervangen door een ander kort opschrift dat de reden voor het verplichte stoppen aangeeft.
a. Het punt waar alle verboden ophouden die door verbodstekens zijn aangeduid ten aanzien van rijdende voertuigen, dient te worden aangegeven door teken C,17a EINDE VAN ALLE PLAATSELIJKE VERBODEN VOOR RIJDENDE VOERTUIGEN. Dit teken dient rond te zijn met een wit of geel vlak; het mag geen rand hebben ofwel alleen een smalle zwarte lijst en dient een schuine band te tonen, van rechts boven naar links onder, die zwart of grijs mag zijn of die kan bestaan uit zwarte of grijze evenwijdig lopende strepen.
b. Het punt waar een bepaald verbod of een bepaalde beperking voor rijdende voertuigen ophoudt, dient te worden aangegeven door teken C,17b EINDE SNELHEIDSBEPERKING of C,17c EINDE INHAALVERBOD, of C17d EINDE INHAALVERBOD VOOR VRACHTVOERTUIGEN. Deze tekens dienen gelijk te zijn aan C,17a, maar dienen bovendien, in lichtgrijs, het symbool te tonen van het verbod of de beperking waaraan hier een eind is gekomen.
c. Onverminderd de bepalingen van artikel 6, eerste lid, van dit Verdrag, kunnen de tekens bedoeld in deze paragraaf (8) worden aangebracht aan de achterkant van de tekens die het verbod of de beperking aanduiden en die zijn bedoeld voor het verkeer in tegengestelde richting.
a. (i) Plaatsen waar parkeren is verboden, dienen te worden aangeduid door teken C,18 PARKEERVERBOD; plaatsen waar stilstaan en parkeren is verboden, dienen te worden aangeduid door teken C,19 STILSTAAN EN PARKEREN VERBODEN.
(ii) Teken C,18 kan worden vervangen door een rond teken met een rode rand en een schuine rode baan, met de letter of het beeld dat in de betrokken Staat PARKEREN betekent, en wel in zwart op een wit of geel vlak.
(iii) De omvang van het verbod kan worden beperkt door een opschrift op het onderbord dat aangeeft, al naar gelang van het geval: De dagen van de week of van de maand, of de uren van de dag waarvoor het verbod geldt;
De tijdsduur waarna parkeren is verboden door teken C,18 of de tijdsduur waarna stilstaan en parkeren is verboden door teken C,19;
De uitzonderingen voor bepaalde groepen weggebruikers.
(iv) De tijd waarna parkeren of stilstaan is verboden kan ook worden aangegeven op het onderste deel van de rode cirkel van het teken in plaats van op een onderbord.
b. (i) Waar parkeren beurtelings aan een van beide zijden van de weg is toegestaan, dienen tekens C,20a en C,20b BEURTELINGS PARKEREN te worden gebruikt in plaats van teken C,18;
(ii) Het parkeerverbod dient van toepassing te zijn aan de zijde van het teken C,20a op de oneven dagen van de maand en aan de zijde van teken C,20b op de even dagen van de maand; het tijdstip waarop van zijde wordt gewisseld, dient door de nationale wetgeving te worden voorgeschreven en behoeft niet middernacht te zijn. De nationale wetgeving kan ook een andere beurtelingse parkeerregeling voorschrijven dan de dagelijkse; in dit geval dienen de cijfers I en II te worden vervangen door de perioden die de beurten aanduiden, bijvoorbeeld 1–15 en 16–31 voor een parkeerwisseling op de eerste en de zestiende van elke maand.
(iii) Teken C,18 kan worden gebruikt door Staten die tekens C,19, C20a en C,20b niet hebben aangenomen, met daaraan toegevoegd extra opschriften zoals voorzien in artikel 8 vierde lid, van dit Verdrag.
c. (i) Uitgezonderd in bijzondere gevallen, dienen de tekens zo te worden geplaatst dat het bord haaks staat op de as van de weg, ofwel met een kleine hoek op het vlak dat haaks op die as staat.
(ii) Alle parkeerverboden en -beperkingen dienen alleen van toepassing te zijn aan de zijde van de rijbaan waar de tekens zijn geplaatst.
(iii) De verbodsbepalingen zijn van toepassing vanaf het punt waar het teken is geplaatst tot het eerstvolgende punt waar een aansluiting van een weg is, behalve wanneer iets anders is aangeduid, hetzij op een onderbord H,2 uit Deel H van deze Bijlage dat de afstand toont waarvoor het verbod van toepassing is, hetzij overeenkomstig (c) (v) van deze paragraaf.
(iv) Een onderbord H,3a of H,4a afgebeeld in Deel H van deze Bijlage, kan onder het teken worden geplaatst op het punt waar het verbod begint. Een onderbord H,3b of H,4b afgebeeld in Deel H van deze Bijlage, kan onder de tekens worden geplaatst die het verbod herhalen. Op het punt waar het bord ophoudt van toepassing te zijn kan nogmaals een verbodsteken worden geplaatst, met een onderbord H,3c of H,4c afgebeeld in Deel H van deze Bijlage. De borden H,3 dienen zo te worden geplaatst, dat zij parallel lopen met de as van de weg en de borden H,4 zo, dat zij haaks staan op de as van de weg. Indien afstanden zijn aangegeven op de borden H,3, dienen deze betrekking te hebben op de afstand waarvoor het verbod nog van toepassing is in de richting van de pijl.
(v) Indien het bord ophoudt van toepassing te zijn vóór de eerstvolgende aansluiting van een weg, dient het teken zo te worden geplaatst, voorzien van een onderbord waarop het einde van het verbod is aangeduid, als beschreven in c (iv) hierboven. Waar het bord echter slechts over een korte afstand van toepassing is, is het toegestaan slechts één teken te plaatsen: dat in de rode cirkel de afstand aangeeft waarop het van toepassing is, of dat een onderbord H,3 heeft.
(vi) Waar parkeermeters zijn geïnstalleerd, wordt hun aanwezigheid geacht aan te geven dat parkeren is toegestaan tegen betaling en dat de duur is beperkt tot die welke de meter aanwijst.
(vii) In zones waar de parkeerduur beperkt is, maar waar voor het parkeren niet hoeft te worden betaald, mag de parkeertijd, in plaats van te worden aangegeven door teken C,18, voorzien van onderborden, worden aangegeven door een blauwe band, op ongeveer 2 meter hoogte aangebracht op langs de weg staande lantaarnpalen, bomen, enz., of door strepen op de trottoirrand.
1. Gebodstekens dienen rond te zijn, behoudens tekens D,10 zoals beschreven in Titel II, paragraaf 10, van dit Deel, die rechthoekig dienen te zijn; hun diameter dient ten minste 60 cm te zijn buiten de bebouwde kom en ten minste 40 cm binnen de bebouwde kom. Tekens met een diameter van ten minste 30 cm mogen echter wel worden gebruikt samen met verkeerslichten of op verkeerszuilen op verkeerseilanden.
2. Tenzij anders bepaald, dienen deze tekens blauw te zijn met witte symbolen of met symbolen in een lichte kleur, ofwel dienen de tekens wit te zijn met een rode rand en de symbolen zwart.
De richting die voertuigen verplicht zijn te volgen, of de enige richting(en) die zij mogen volgen, dienen te worden aangegeven door model D,1a van teken D,1 VERPLICHTE RIJRICHTING, waarop de pijl of pijlen dienen te staan die in de desbetreffende richting of richtingen wijzen. Onverminderd de bepalingen van Titel I van dit Deel, kan in plaats van teken D,1a echter ook D,1b worden gebruikt. Teken D,1b dient zwart te zijn met een witte rand en een wit symbool.
Teken D,2 AAN DEZE ZIJDE PASSEREN, dat, onverminderd de bepalingen van artikel 6, eerste lid, van dit Verdrag, op een verkeerseiland of vóór een belemmering op de rijbaan is geplaatst, betekent dat voertuigen het verkeerseiland of de belemmering moeten passeren aan de zijde die door de pijl is aangegeven.
Teken D,3 VERPLICHTE RIJRICHTING OP VERKEERSPLEIN stelt bestuurders ervan in kennis dat zij zich moeten houden aan de regels met betrekking tot verkeerspleinen.
Teken D,4 VERPLICHT FIETSPAD stelt fietsers ervan in kennis dat het fietspad aan het begin waarvan het teken is geplaatst voor hen bestemd is, en stelt bestuurders van andere voertuigen ervan in kennis dat zij geen gebruik mogen maken van het fietspad. Fietsers moeten het verplichte fietspad gebruiken wanneer dit langs een rijbaan, voetpad of ruiterpad ligt en in dezelfde richting voert. Van bestuurders van bromfietsen kan, op dezelfde voorwaarden, echter ook worden verlangd dat zij het fietspad gebruiken indien de nationale wetgeving daarin voorziet of indien deze eis kenbaar is gemaakt door een onderbord met een opschrift of met het symbool van teken C,3d.
Teken D,5 VERPLICHT VOETPAD stelt voetgangers ervan in kennis dat het pad aan het begin waarvan het teken is geplaatst voor hen bestemd is, en stelt andere weggebruikers ervan in kennis dat zij geen gebruik mogen maken van het voetpad. Voetgangers moeten het verplichte voetpad gebruiken wanneer dit langs een rijbaan, fietspad of ruiterpad ligt en in dezelfde richting voert.
Teken D,6 VERPLICHT RUITERPAD stelt ruiters ervan in kennis dat het pad aan het begin waarvan het teken is geplaatst voor hen bestemd is, en stelt andere weggebruikers ervan in kennis dat zij geen gebruik mogen maken van het ruiterpad. Ruiters moeten het verplichte ruiterpad gebruiken wanneer dit langs een rijbaan, fietspad of voetpad ligt en in dezelfde richting voert.
Teken D,7 VERPLICHTE MINIMUMSNELHEID betekent dat voertuigen gebruik makend van de weg aan het begin waarvan het teken is geplaatst niet langzamer mogen rijden dan de snelheid die op het teken is aangegeven; het cijfer op het teken dient de minimumsnelheid uit te drukken in de meeteenheid van het stelsel dat in het betrokken land gewoonlijk wordt gebruikt om er de snelheid van voertuigen in uit te drukken. Achter het cijfer dat de snelheid aangeeft kan bijvoorbeeld ,km' (kilometer) of ,m' (mijl) worden toegevoegd.
Teken D,8 EINDE VERPLICHTE MINIMUMSNELHEID betekent dat de verplichte minimumsnelheid die is voorgeschreven door teken D,7 niet langer van kracht is. Teken D,8 dient gelijk te zijn aan teken D,7, behalve dat er een schuine rode band over dient te lopen, van rechts boven naar links onder.
Teken D,9 SNEEUWKETTINGEN VERPLICHT betekent dat op voertuigen aan het begin van de weg waar dit teken is geplaatst sneeuwkettingen dienen te worden aangebracht op ten minste twee van de aangedreven wielen.
Tekens D,10a, D,10b en D,10c worden gebruikt om aan te geven welke richting voertuigen moeten volgen die gevaarlijke stoffen vervoeren.
a. Om aan te geven dat een pad bestemd is voor het gebruik door twee categorieën weggebruikers en verboden is voor overige weggebruikers, dient een gebodsteken te worden gebruikt waarop de twee symbolen zijn aangebracht voor de weggebruikers die het pad, aan het begin waarvan het teken is geplaatst, mogen gebruiken.
b. In het geval dat de symbolen naast elkaar op het teken zijn geplaatst en zijn gescheiden door een verticale lijn door het midden van het teken, houdt elk symbool voor de desbetreffende categorie in dat het gedeelte van het pad moet worden gebruikt dat voor die categorie is bestemd, en voor de andere weggebruikers dat zij zich hierop niet mogen begeven; de twee gedeelten van het pad dienen duidelijk te worden gescheiden door middel van bebakening of markering.
c. In het geval dat de symbolen onder elkaar zijn geplaatst, houdt het teken voor de desbetreffende categorieën weggebruikers in dat zij het pad gezamenlijk mogen gebruiken. De volgorde van de symbolen is facultatief. In de nationale wetgeving kan indien nodig worden geregeld op welke wijze de gezamenlijke gebruikers met elkaar rekening moeten houden.
Tekens D,11a en D,11b zijn voorbeelden van de combinatie van tekens D,4 en D,5.
Tekens die een bijzonder voorschrift inhouden zijn gewoonlijk vierkant of rechthoekig met een blauw vlak en een lichtgekleurd symbool of opschrift, dan wel met een wit gekleurd vlak en een donkergekleurd symbool of opschrift.
1. Tekens die een bepaald voorschrift of gevaar inhouden en op een of meer rijstroken van toepassing zijn
Tekens zoals hieronder genoemd geven aan dat een bepaald voorschrift of een waarschuwing voor gevaar slechts geldt voor een of meer rijstroken, aangegeven door een lengtemarkering, op een rijbaan bestaande uit meerdere rijstroken voor verkeer in dezelfde richting. Deze tekens kunnen ook aangeven dat rijstroken worden gebruikt door verkeer in tegengestelde richting. Het teken dat betrekking heeft op het voorschrift of de waarschuwing voor gevaar moet op elk van de gebruikte pijlen worden aangebracht:
(i) E,1a VERPLICHTE MINIMUMSNELHEID VOOR VERSCHILLENDE RIJSTROKEN.
(ii) E,1b VERPLICHTE MINIMUMSNELHEID VOOR ÉÉN RIJSTROOK. Dit teken kan worden gebruikt voor het creëren van een ,kruipstrook'.
(iii) E,1c SNELHEIDSBEPERKINGEN VOOR VERSCHILLENDE RIJSTROKEN. De randen van de cirkels moeten rood zijn en de cijfers zwart.
Tekens zoals E,2a en E,2b zijn voorbeelden van tekens die de positie van de rijstrook aangeven die is voorbehouden aan bussen, overeenkomstig artikel 26bis, tweede paragraaf.
a. Er kunnen twee verschillende tekens EENRICHTINGSWEG worden geplaatst wanneer het noodzakelijk wordt geacht aan te geven dat op een weg of rijbaan het verkeer zich in één richting begeeft:
(i) Teken E,3a, dat ongeveer haaks op de as van de weg of rijbaan dient te worden geplaatst; dit bord dient vierkant te zijn.
(ii) Teken E,3b, dat ongeveer parallel met de as van de rijbaan dient te worden geplaatst; dit bord dient een langwerpige rechthoek te zijn waarvan de lange zijde horizontaal is. Op de pijl van teken E,3b kunnen in de landstaal of in een van de landstalen van het betrokken land de woorden ,één richting' worden aangebracht.
b. Tekens E,3a en E,3b kunnen worden geplaatst ongeacht of bij het begin van de weg in kwestie verbods- of gebodstekens zijn geplaatst.
Voorbeeld van een voorsorteringsteken bij een kruising op wegen met verschillende rijstroken: E,4.
a. Teken E,5a AUTOSNELWEG dient te worden geplaatst op het punt waar de bijzondere regels die op een autosnelweg in acht dienen te worden genomen, van toepassing worden.
b. Teken E,5b EINDE AUTOSNELWEG dient te worden geplaatst op het punt waar deze regels niet meer van toepassing zijn.
c. Teken E,5b kan ook worden gebruikt en herhaald om te waarschuwen voor het einde van de autosnelweg; de afstand tussen elk teken dat voor dit doel is geplaatst en het einde van de autosnelweg dient op het onderste deel van het bord te zijn aangegeven.
d. Deze tekens dienen een blauw of groen vlak te hebben.
a. Teken E,6a AUTOWEG dient te worden geplaatst op het punt waar bijzondere verkeersregels van toepassing worden op wegen die geen autosnelwegen zijn, maar die uitsluitend zijn bestemd voor verkeer met motorvoertuigen en waarop aanliggende percelen geen uitweg hebben. Een onderbord kan onder teken E,6a worden geplaatst om aan te geven dat, als uitzondering, de toegang tot aanliggende percelen voor motorvoertuigen is toegestaan.
b. Teken E,6b EINDE AUTOWEG kan ook worden gebruikt en herhaald om te waarschuwen voor het einde van de weg; de afstand tussen elk teken dat voor dit doel is geplaatst en het einde van de weg dient op het onderste deel van het bord te zijn aangegeven.
c. Deze tekens dienen een blauw of groen vlak te hebben.
a. Op het teken waarmee het begin van een bebouwde kom wordt aangegeven, dient de naam van de bebouwde kom of het symbool met het silhouet van een bebouwde kom te worden aangebracht, of beide. Tekens E,7a, E,7b, E,7c en E,7d zijn voorbeelden van tekens waarmee het begin van een bebouwde kom wordt aangegeven.
b. Het teken waarmee het einde van een bebouwde kom wordt aangegeven, dient identiek te zijn, behalve dat er een schuine roodgekleurde baan of parallel lopende roodgekleurde lijnen van de hoek rechtsboven naar de hoek linksonder lopen. Tekens E,8a, E,8b, E,8c en E,8d zijn voorbeelden van tekens waarmee het einde van een bebouwde kom wordt aangegeven.
Onverminderd de bepalingen van artikel 6, eerste lid, van dit Verdrag, kunnen deze tekens worden aangebracht op de achterkant van de tekens die het begin van een bebouwde kom aangeven.
c. De in deze paragraaf behandelde tekens dienen te worden gebruikt in overeenstemming met de bepalingen van artikel 13bis, tweede lid, van dit Verdrag.
a. Begin van een zone
(i) Om aan te geven dat een teken van toepassing is op alle wegen in een bepaalde zone (zonale geldigheid), dient het teken te worden weergegeven op een rechthoekig bord met een lichtgekleurd vlak. Het woord ZONE of het equivalent daarvan in de landstaal kan boven of onder het teken op het bord worden aangebracht. Bijzondere details betreffende de beperkingen, verboden of geboden die door het teken worden aangeduid, kunnen onder het teken op het bord of op een onderbord worden aangebracht. Tekens die van toepassing zijn op alle wegen in een bepaalde zone (zonale geldigheid) dienen te worden geplaatst op alle wegen die tot de desbetreffende zone toegang geven. De zone dient bij voorkeur alleen wegen te omvatten die soortgelijke eigenschappen hebben.
(ii) Tekens E,9a, E,9b, E,9c en E,9d zijn voorbeelden van tekens die van toepassing zijn op alle wegen in een bepaalde zone (zonale geldigheid):
E,9a - Zone waarin parkeren verboden is;
E,9b - Zone waarin parkeren op bepaalde tijden verboden is;
E,9c - Parkeerzone;
E,9d - Zone maximumsnelheid.
b. Einde van een zone
(i) Om het einde aan te geven van een zone waarin een teken zonale geldigheid heeft, dient hetzelfde teken op een rechthoekig bord te worden geplaatst als dat welke aan het begin van de zone is geplaatst, maar dan in grijs op een rechthoekig bord met een lichtgekleurd vlak. Een zwarte of donkergrijze diagonale band of parallel lopende grijze of zwarte lijnen die een band vormen, dienen van rechts boven naar links onder over het bord te lopen. Tekens die het einde van een zone aangeven, dienen te worden geplaatst op alle wegen die kunnen worden gebruikt om de zone te verlaten.
(ii) Tekens E,10a, E,10b, E,10c en E,10d zijn voorbeelden van tekens die het einde aangeven van een zone waarin een teken op alle wegen van toepassing is (zonale geldigheid):
E,10a - Einde zone waarin parkeren verboden is;
E,10b - Einde zone waarin parkeren op bepaalde tijden verboden is;
E,10c - Einde parkeerzone;
E,10d - Einde zone maximumsnelheid.
a. Teken E,11a TUNNEL kan worden gebruikt, en worden herhaald, om aan te geven dat een tunnel wordt genaderd; elk teken dat hiertoe wordt geplaatst, dient ofwel aan de onderzijde van een opschrift te zijn voorzien dat de afstand aangeeft tussen het teken en het begin van de tunnel waar de bijzondere regels van toepassing zijn, ofwel te zijn voorzien van een onderbord H,1 zoals omschreven in Deel H van deze Bijlage.
De naam en lengte van de tunnel kunnen op het bord worden vermeld.
b. Teken E,11b EINDE TUNNEL kan worden geplaatst op het punt van waar de bijzondere regels niet langer van toepassing zijn.
a. Teken E,12a VOETGANGERSOVERSTEEKPLAATS wordt gebruikt om voetgangers en bestuurders de plaats aan te duiden van een voetgangersoversteekplaats. Het bord dient een blauw of zwart vlak te hebben, met een witte of gele driehoek en een zwart of donkerblauw symbool; het symbool dat hiervoor wordt gebruikt dient symbool A,12 te zijn.
b. Teken E,12b, een ongelijkzijdige vijfhoek met een blauw vlak en een wit symbool, of teken E,12c, met een donker vlak en een wit symbool, mag echter ook worden gebruikt.
a. Dit teken dient te worden gebruikt om bestuurders van voertuigen ervan in kennis te stellen dat zij de nodige voorzorgen dienen te nemen die vereist zijn in de nabijheid van ziekenhuizen, en vooral, dat zij geen onnodig lawaai maken. Van dit teken bestaan twee modellen: E,13a en E,13b.
b. Het rode kruis op teken E,13b kan worden vervangen door een van de symbolen zoals bedoeld in Deel F, Titel II, eerste paragraaf.
a. Teken E,14a PARKEERGELEGENHEID, dat zo kan worden geplaatst dat het bord parallel loopt met de as van de weg, dient de plaatsen aan te geven waar parkeren van voertuigen is toegestaan. Dit bord dient vierkant te zijn. Het dient de letter of het beeld te tonen dat in de betrokken Staat PARKEREN betekent. De ondergrond van dit teken dient blauw te zijn.
b. De richting waarin de parkeergelegenheid ligt of de categorieën voertuigen waarvoor deze is bestemd, mogen op het teken zelf of op een onderbord worden aangegeven. Dergelijke opschriften kunnen ook een beperking aanduiden van de periode waarin parkeren is toegestaan of aangeven dat openbaar vervoer vanaf de parkeergelegenheid bereikbaar is, door middel van een ,+ teken' gevolgd door een indicatie van het type vervoer, in de vorm van woorden of symbolen.
Tekens E,14b en E,14c zijn voorbeelden van tekens die kunnen worden gebruikt om een parkeergelegenheid aan te geven die meer in het bijzonder bedoeld is voor voertuigen waarvan de bestuurders van een openbaar vervoermiddel gebruik wensen te maken.
E,15 BUSHALTE en E,16 TRAMHALTE.
1. ,F'-tekens hebben een blauw of groen vlak; hierop dient een witte of gele rechthoek te zijn aangebracht waarop het symbool dient te worden afgebeeld.
2. Op de blauwe of groene band aan de onderzijde van het teken kan de afstand tot de aangeduide voorziening, of tot het begin van de weg die daarheen leidt, in wit worden aangegeven; op het teken dat symbool F,5 toont, kan het woord HOTEL of MOTEL op dezelfde wijze worden aangegeven. Deze tekens kunnen ook worden geplaatst bij het begin van de weg die naar de voorziening leidt; ze kunnen dan een witte richtingspijl tonen op het blauwe of groene onderste deel van het bord. Het symbool dient zwart of donkerblauw te zijn, behalve symbolen F,1a, F,1b en F,1c, die rood dienen te zijn.
De symbolen die in de betrokken Staten de eerstehulpposten aanduiden, dienen hiervoor gebruikt te worden. De symbolen dienen rood te zijn. Voorbeelden hiervan zijn F,1a, F,1b en F,1c.
F,2 REPARATIEPOST
F,3 TELEFOON
F,4 BENZINEPOMP
F,5 HOTEL of MOTEL
F,6 RESTAURANT
F,7 CAFE of CAFETARIA
F,8 PICKNICKTERREIN
F,9 BEGINPUNT VOOR WANDELINGEN
F,10 KAMPEERTERREIN
F,11 KAMPEERWAGENTERREIN
F,12 KAMPEER- EN KAMPEERWAGENTERREIN
F,13 JEUGDHERBERG
1. Informatieve tekens zijn gewoonlijk rechthoekig; richtingstekens kunnen echter de vorm hebben van een langwerpige rechthoek, waarvan de lange zijde horizontaal is en in een pijlpunt uitloopt.
2. Op informatieve tekens dienen de symbolen of opschriften in wit of in een lichte kleur te worden aangebracht op een donker vlak, dan wel in een donkere kleur op een wit of lichtgekleurd vlak; rood mag slechts bij uitzondering worden gebruikt en mag nooit domineren.
3. Op vooraanduidingstekens of richtingstekens die betrekking hebben op autosnelwegen of wegen die als autosnelwegen worden beschouwd, dienen de symbolen of opschriften in wit te worden aangebracht op een blauw of groen vlak. Op dergelijke tekens kunnen de symbolen die worden gebruikt op de tekens E,5a en E,6a op verkleinde schaal worden weergegeven.
4. Tekens die tijdelijke omstandigheden zoals wegwerkzaamheden of omleidingen aanduiden, mogen een oranje of geel vlak hebben met zwarte symbolen en opschriften.
5. Aanbevolen wordt om op de tekens G,1, G,4, G,5, G,6 en G,10 de naam van de aangegeven plaats weer te geven in de taal van het land of het landsdeel waarin genoemde plaats zich bevindt.
Voorbeelden van vooraanduidingstekens: G,1a, G,1b en G,1c.
a. Voorbeelden van vooraanduidingstekens voor DOODLOPENDE WEG: G,2a en G,2b.
b. Voorbeeld van een vooraanduidingsteken voor een weg die moet worden gevolgd teneinde links af te slaan, wanneer links afslaan bij het volgende kruispunt verboden is: G,3.
NOOT: Op vooraanduidingstekens G,1 mogen de symbolen worden aangebracht die worden gebruikt op andere tekens die de weggebruiker informatie geven omtrent de kenmerken van de weg of de verkeersomstandigheden (bijvoorbeeld tekens A,2, A,5, C,3e, C,6, E,5a en F,2).
1. Voorbeelden van tekens die de richting naar een plaats aangeven: G,4a, G,4b, G,4c en G,5.
2. Voorbeelden van tekens die de richting naar een vliegveld aangeven: G,6a, G,6b en G,6c.
3. Teken G,7 geeft de richting aan naar een kampeerterrein.
4. Teken G,8 geeft de richting aan naar een jeugdherberg.
5. Voorbeelden van tekens die de richting naar een parkeergelegenheid aangeven die meer in het bijzonder bedoeld is voor voertuigen waarvan de bestuurders van een openbaar vervoermiddel gebruik wensen te maken: G,9a en G,9b. Het type openbaar vervoer kan door middel van een opschrift of symbool op het teken worden aangegeven.
NOOT: Op richtingstekens G,4, G,5 en G,6 mogen de symbolen worden aangebracht die worden gebruikt op andere tekens die de weggebruiker informatie geven omtrent de kenmerken van de weg of de verkeersomstandigheden (bijvoorbeeld tekens A,2, A,5, C,3e, C,6, E,5a en F,2).
Teken G,10 is een voorbeeld van een bevestigingsteken.
Onverminderd de bepalingen van artikel 6, eerste paragraaf, bij dit Verdrag, kan dit teken worden aangebracht aan de achterzijde van een ander teken dat is bedoeld voor het verkeer in tegengestelde richting.
Tekens als G,11a, G,11b en G,11c dienen te worden gebruikt om bestuurders in kennis te stellen van het aantal rijstroken en de richting hiervan. De tekens moeten hetzelfde aantal pijlen bevatten als het aantal rijstroken dat is bestemd voor verkeer in dezelfde richting; de tekens kunnen ook rijstroken aanduiden die zijn bestemd voor verkeer in de tegengestelde richting.
Tekens als G,12a en G,12b wijzen bestuurders erop dat een rijstrook is gesloten.
Teken G,13 DOODLOPENDE WEG, geplaatst aan het begin van een weg, geeft aan dat de weg doodloopt.
Teken G,14 ALGEMENE SNELHEIDSBEPERKINGEN dient te worden gebruikt, in het bijzonder bij de landsgrenzen, om de geldende maximumsnelheid in een land of een bestuurlijk onderdeel daarvan aan te duiden. De naam of het onderscheidingsteken van het land, eventueel voorzien van het nationale embleem, dient bovenaan het teken te worden geplaatst. Op het teken dienen de algemene snelheidsbeperkingen die in een land van kracht zijn in de volgende volgorde te worden aangebracht: (1) binnen de bebouwde kom; (2) buiten de bebouwde kom; (3) op autosnelwegen. Indien van toepassing kan het symbool van teken E,6a AUTOWEG worden gebruikt om de algemene snelheidsbeperking aan te geven op wegen voor motorvoertuigen.
De rand van het teken en het bovenste deel daarvan zijn blauw; de landnaam en het vlak van de drie vierkanten zijn wit. De symbolen in het bovenste en middelste vierkant zijn zwart en door het symbool in het middelste vierkant loopt een schuine rode streep.
a. Teken G,15 WEG GEOPEND OF GESLOTEN dient te worden gebruikt om aan te duiden of een bergweg, en speciaal een weggedeelte dat over een pas loopt, voor het verkeer is geopend of gesloten; het teken dient te worden geplaatst bij het begin van de weg of wegen die naar het betrokken weggedeelte leidt (leiden).
De naam van het weggedeelte (of van de pas) dient met witte letters te worden aangegeven. Op het voorbeeld is de naam ,Furka' gebruikt.
De panelen 1, 2 en 3 dienen te kunnen worden verwijderd.
b. Indien het weggedeelte is gesloten, dient paneel 1 rood te zijn en het opschrift GESLOTEN te dragen; indien het weggedeelte open is, dient paneel 1 groen te zijn en het opschrift GEOPEND te dragen. De opschriften dienen met witte letters te zijn aangebracht, en liefst in verschillende talen.
c. De panelen 2 en 3 dienen wit te zijn met zwarte opschriften en symbolen.
Indien het weggedeelte geopend is, dient paneel 3 leeg te blijven en paneel 2 dient, al naar gelang van de toestand van de weg, leeg te zijn dan wel teken D,9 SNEEUWKETTINGEN VERPLICHT of symbool G,16 KETTINGEN OF SNEEUWBANDEN AANBEVOLEN te tonen. Dit symbool dient zwart te zijn.
Indien het weggedeelte geopend is, dient op paneel 3 de naam van de plaats te staan tot waar de weg geopend is en paneel 2 dient, naar gelang de toestand van de weg, het opschrift GEOPEND TOT dan wel symbool G,16 of teken D,9 te tonen.
Teken G,17 ADVIESSNELHEID dient te worden gebruikt om de geadviseerde snelheid aan te duiden indien de omstandigheden dit toestaan en de bestuurder niet wordt geacht een voor zijn voertuig geldende lagere maximum snelheid aan te houden. Het cijfer of de reeks cijfers op het teken dienen de snelheid aan te geven in de meeteenheid van het stelsel dat in het betrokken land gewoonlijk wordt gebruikt om de snelheid van voertuigen in uit te drukken. De meeteenheid mag op het teken worden aangegeven.
G,18 AANBEVOLEN ROUTE VOOR ZWARE VOERTUIGEN
Teken G,19 NOODSPOOR dient te worden gebruikt om een noodspoor aan te geven op een steile helling. Dit teken, voorzien van een bord dat de afstand tot het noodspoor aanduidt, dient te worden geplaatst in combinatie met teken A,2 bovenaan de helling, daar waar de gevarenzone begint en bij de ingang van het noodspoor. Al naar gelang van de lengte van de helling dient het teken waar nodig te worden herhaald, en ook hier te worden voorzien van een bord dat de afstand aanduidt.
Het symbool kan variëren overeenkomstig de ligging van het noodspoor in verhouding tot de desbetreffende weg.
a. Teken G,20 wordt gebruikt om een voetgangersbrug of voetgangerstunnel aan te duiden.
b. Teken G,21 wordt gebruikt om een brug of tunnel zonder treden aan te duiden. Het teken voor gehandicapten mag op dit teken tevens worden gebruikt.
Tekens G,22a, G,22b en G,22c zijn voorbeelden van vooraanduidingstekens (voorwegwijzers) om een afrit van een autosnelweg aan te geven. Op deze tekens dient een aanduiding van de afstand tot aan de afrit te staan, overeenkomstig de nationale wetgeving; tekens met respectievelijk een en twee schuine banen worden geplaatst op eenderde en tweederde van de afstand tussen het teken met drie schuine banen en de afrit van de autosnelweg.
1. Deze borden hebben hetzij een wit of geel vlak met een zwarte, donkerblauwe of rode rand, waarbij de afstand of lengte of het symbool in zwart of donkerblauw worden aangebracht, hetzij een zwart of donkerblauw vlak met een witte, gele of rode rand, waarbij de afstand of lengte of het symbool in wit of geel worden aangebracht.
2. a. De onderborden H,1 duiden de afstand aan tussen het teken en het begin van het gevaarlijke weggedeelte of van de zone waarop het voorschrift van toepassing is.
b. De onderborden H,2 duiden de lengte aan van het gevaarlijke weggedeelte of van de zone waarop het voorschrift van toepassing is.
c. De onderborden worden geplaatst onder de tekens. Bij gevaarstekens van model Ab mag de op de onderborden te verstrekken informatie evenwel worden aangebracht op het onderste gedeelte van het teken.
3. De onderborden H,3 en H,4, betreffende parkeerverboden of -beperkingen zijn de modellen H,3a, H,3b en H,4c, respectievelijk H,4a, H,4b en H,4c. (Zie DEEL C, paragraaf 9, onder c, van deze Bijlage).
4. De toepassing van tekens die een bepaald voorschrift inhouden kan worden beperkt tot een specifieke categorie weggebruikers door middel van plaatsing van het symbool van de desbetreffende categorie. Bijvoorbeeld H,5a en H,5b.
Ingeval het teken dat een bepaald voorschrift inhoudt op een bepaalde categorie weggebruikers niet van toepassing is, wordt zulks aangegeven door middel van het symbool van de bedoelde categorie en het woord ,uitgezonderd', in de taal van het desbetreffende land. Bijvoorbeeld: H6. Indien nodig mag het symbool worden vervangen door een opschrift in de landstaal.
5. Om aan te duiden dat parkeerplaatsen zijn voorbehouden aan gehandicapten, wordt bord H,7 gebruikt in combinatie met tekens C,18 of E,14.
6. Het onderbord H,8 toont een diagram van de kruising waarop brede stroken voorrangswegen aanduiden en smalle stroken de wegen waarlangs tekens B,1 of B,2 zijn geplaatst.
7. Om aan te duiden dat het komende weggedeelte glad is vanwege ijzel of sneeuw, wordt onderbord H,9 gebruikt.
NOOT BETREFFENDE DE GEHELE BIJLAGE I: In landen waar het verkeer links houdt, worden de tekens en/of symbolen naar gebruik in spiegelbeeld aangebracht."
Bijlage 8 (Op het wegdek aangebrachte tekens)
Deze bijlage wordt vernummerd tot Bijlage 2.
HOOFDSTUK II
De volgende nieuwe afdeling G wordt toegevoegd:
„G - Wegmarkeringen voor een rijstrook die is voorbehouden aan bepaalde categorieën voertuigen
De markering van rijstroken die zijn voorbehouden aan bepaalde categorieën voertuigen geschiedt door middel van strepen die zich duidelijk onderscheiden van de overige op de rijbaan aangebrachte doorgetrokken of onderbroken strepen, met name door deze breder te maken en de onderbrekingen kleiner te houden. Wat betreft rijstroken die hoofdzakelijk zijn voorbehouden aan openbaarvervoerbussen, wordt, waar nodig en in het bijzonder bij het begin van de strook en na kruisingen, het woord ,BUS' of de letter ,A' aangebracht op de voorbehouden strook. Diagrammen A,58a en 58b zijn voorbeelden van markeringen van stroken die zijn voorbehouden aan voertuigen voor geregelde openbaarvervoersdiensten."
DIAGRAMMEN VAN BIJLAGE 8 (nieuwe bijlage 2)
De volgende nieuwe diagrammen worden toegevoegd:
Diagram A 58a
Diagram A 58b
Bijlage 9 (WEERGAVE IN KLEUREN VAN TEKENS, SYMBOLEN EN BORDEN ZOALS BEDOELD IN BIJLAGEN 1 TOT 7)
Deze bijlage wordt vernummerd tot Bijlage 3 en de titel wordt als volgt gewijzigd:
„WEERGAVE IN KLEUREN VAN TEKENS, SYMBOLEN EN BORDEN ZOALS BEDOELD IN BIJLAGE 1"
De tekens, symbolen en borden in deze bijlage worden als volgt vernummerd, aangevuld en verwijderd:
Voorgestelde nieuwe nummers | Overeenkomende nummers in het bestaande Verdrag |
Aa en Ab | Hetzelfde |
A,1a t/m A, 7c | Hetzelfde |
A,8 | – 1) |
A,9 | A,8 |
A,10a en A,10b | A,9a en A,9b |
A,11a en A,11b | A,10a en A,10b |
A,12a en A,12b | A,11a en A,11b |
A,13 | A,12 |
A,14 | A,13 |
A,15a en A,15b | A,14a en A,14b |
A,16 | A,15 |
A,17a t/m A,17c | A,16a t/m A,16c |
A,18a t/m A,18g | A,21a t/m A,21g |
A,19a t/m A,19c | A,22a t/m A,22c |
A,20 | A,23 |
A,21a en A,21b | A,24a en A,24b |
A,22 | A,25 |
A,23 | A,19 |
A,24 | – 1) |
A,25 | A,26 |
A,26a en A,26b | A,27a en A,27b |
A,28a t/m A,28c | B,7a t/m B,7c |
A,29a t/m A,29C | Hetzelfde |
A,30 | A,17 |
A,31 | A,18 |
A,32 | A,20 |
B,1 t/m B,6 | Hetzelfde |
C,1 t/m C,3f | Hetzelfde |
C,3g en C,3h | – 1) |
C,3i | C,3g |
C,3j | C,3h |
C,3k | C,3j |
C,3l | C,3k |
C,4a t/m C,17c | Hetzelfde |
C,17d | – 1) |
C,18 t/m C,20b | Hetzelfde |
– | C,21 2) |
D,1a t/m D,9 | Hetzelfde |
D,10a t/m D,10c | – 1) |
D,11a en D,11b | – 1) |
E,1a t/m E,1c | – 1) |
E,2a en E,2b | – 1) |
E,3a en E,3b | E,13a en E,13b |
E,4 | Hetzelfde |
E,5a en E,5b | E,15 en E,16 |
E,6a en E,6b | E,17 en E,18 |
E,7a | E,9a |
E,7b en E,7c | – 1) |
E,7d | E,9b |
E,8a | E,9c |
E,8b en E,8c | – 1) |
E,8d | E,9d |
E,9a t/m E,9d | – 1) |
E,10a t/m E,10d | – 1) |
E,11a en E,11b | – 1) |
E,12a en E,12b | E,11a en E,11b |
E,12c | – 1) |
E,13a en E,13b | E,12a en E,12b |
E,14a | E,23 |
E,14b en E,14c | – 1) |
E,15 | E,19 |
E,16 | E,20 |
F | Hetzelfde |
F,1a t/m F,13 | Hetzelfde |
G,1a t/m G,1c | E,1a t/m E,1c |
G,2a en G,2b | E,2a en E,2b |
G,3 | E,3 |
G,4a t/m G,4c | E,5a t/m E,5c |
G,5 | E,5d |
G,6a t/m G,6c | E,6a t/m E,6c |
G,7 | E,7 |
G,8 | E,8 |
G,9a en G,9b | – 1) |
G,10 | E,10 |
G,11a t/m G,11c | – 1) |
G,12a en G,12b | – 1) |
G,13 | E,14 |
G,14 | – 1) |
G,15 | E,21 |
G,16 | E,22 |
– | E,24 2) |
G,17 | – 1) |
G,18 | – 1) |
G,19 | – 1) |
G,20 | – 1) |
G,21 | – 1) |
G,22a t/m G,22c | – 1) |
Modellen van onderborden: | |
H,1 | 1 |
H,2 | 2 |
H,3a t/m H,3c | 3a t/m 3c |
H,4a t/m H,4c | 4a t/m 4c |
H,5a en H,5b | – 1) |
H,6 | – 1) |
H,7 | – 1) |
H,8 | – 1) |
H,9 | – 1) |
1) De voorgestelde nieuwe tekens, symbolen of borden die aan het einde van dit document worden weergegeven;
2) Het teken waarvan de verwijdering uit het Verdrag wordt voorgesteld.
De Regering van Bulgarije heeft op 6 mei 1994 het bij de ondertekening gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel 44 ingetrokken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag hebben de Regeringen van de Sowjet-Unie, Witrusland en Oekraïne medegedeeld dat zij model Aa hebben gekozen als gevaarsteken en model B, 2a als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Union of Soviet Socialist Republics does not consider itself bound by the provisions of article 44 of the Convention on Road Signs and Signals stating that disputes which relate to the interpretation or application of the Convention may be referred, at the request of any of the Parties, to the International Court of Justice for decision.
The Union of Soviet Socialist Republics declares that the provisions of article 37 of the Convention on Road Signs and Signals, under which a number of States may not become parties to the Convention, are discriminatory in character, and it considers that the Convention on Road Signs and Signals should be open for participation by all interested States without any discrimination or restriction.
The Union of Soviet Socialist Republics declares that the provisions of article 38 of the Convention on Road Signs and Signals are anachronistic and at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)."(VN-vertaling)
De Regering van de Russische Federatie heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties medegedeeld dat “as at 24 December 1991, the Russian Federation maintains full responsibility for all the rights and obligations of the USSR under the Charter of the United Nations and multilateral treaties deposited with the Secretary-General and requests that the name `Russian Federation' be used in the United Nations in place of the name `Union of Soviet Socialist Republics'."
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Byelorussian Soviet Socialist Republic does not consider itself bound by the provisions of article 44 of the Convention on Road Signs and Signals stating that disputes which relate to the interpretation or application of the Convention may be referred, at the request of any of the Parties, to the International Court of Justice for decision.
The Byelorussian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 37 of the Convention on Road Signs and Signals, under which a number of States may not become parties to the Convention, are discriminatory in character, and it considers that the Convention on Road Signs and Signals should be open for participation by all interested States without any discrimination or restriction.
The Byelorussian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 38 of the Convention on Road Signs and Signals are anachronistic and at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)."(VN-vertaling)
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Ukrainian Soviet Socialist Republic does not consider itself bound by the provisions of article 44 of the Convention on Road Signs and Signals stating that disputes which relate to the interpretation or application of the Convention may be referred, at the request of any of the parties, to the International Court of Justice for decision.
The Ukrainian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 37 of the Convention on Road Signs and Signals, under which a number of States may not become parties to this Convention, are discriminatory in character, and it considers that the Convention on Road Signs and Signals should be open for participation by all interested States without any discrimination or restrictions.
The Ukrainian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 38 of the Convention on Road Signs and Signals are anachronistic and at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)."(VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Chili medegedeeld dat zij model Ab heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Luxemburg medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken onder het volgende voorbehoud:
«A l'égard de l'article 10, paragraphe 6:
La présignalisation du signal B, 2a se fera à l'aide du signal B, 1 complété par un panneau rectangulaire portant le mot «Stop» et un chiffre indiquant à quelle distance se trouve le signal B, 2a.
A l'égard de l'article 23, paragraphe 7:
Des flèches rouges ou jaunes seront employées sur fond circulaire noir.»
Onder de volgende voorbehouden en verklaringen:
“The Presidential Council of the Hungarian People's Republic considers itself bound by the provision of article 10, paragraph 6, of the Convention, relative to the advance warning signs for sign B, 2, subject to its tenor as defined in the European Agreement supplementary thereto.
It does not consider itself bound by the provisions of article 44 of the Convention, in pursuance of article 46, paragraph 1, thereof.
The Presidential Council of the Hungarian People's Republic declares that the provisions of article 45 of the Convention on Road Traffic opened for signature at Vienna on 8 November 1968 and the provisions of article 37 of the Convention on Road Signs and Signals done at Vienna on 8 November ... are at variance with the generally recognized principle of the sovereign equality of States and it considers that these international instruments should be open for participation by all interested States without any discrimination.
The Presidential Council of the Hungarian People's Republic further declares that the provisions of article 46 of the Convention on Road Traffic opened for signature at Vienna on 8 November 1968 and the provisions of article 38 of the Convention on Road Signs and Signals done at Vienna on 8 November ... are at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)." (VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Hongarije medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
De Regering van Hongarije heeft op 8 december 1989 medegedeeld dat zij het tweede, hierbovenvermelde voorbehoud intrekt.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Iran medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Joegoslavië medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud en verklaring:
“The Czechoslovak Socialist Republic does not feel bound by the provisions of article 44 of the Convention stipulating that any dispute between two or more Contracting Parties which relates to the interpretation or application of this Convention and which the Parties are unable to settle by negotiation or other means of settlement may be referred, at the request of any of the Contracting Parties concerned, to the International Court of Justice for decision.
The Government of the Czechoslovak Socialist Republic declares in respect of its article 37 that no State should be deprived of the opportunity to become a party to multilateral international treaties and further declares in respect of article 38 that the said article is in contradiction with the Declaration of the United Nations General Assembly on Granting Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV))." (VN-vertaling)
De Regering van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek heeft op 22 januari 1991 medegedeeld het bovenstaande voorbehoud in te trekken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Tsjechoslowakije medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder de volgende voorbehouden en verklaring:
“Ad article 10, paragraph 6
Article 10, paragraph 6, applies in the Federal Republic of Germany in accordance with paragraph 9 of the Annex to the European Agreement of 1 May 1971 supplementing the Convention on Road Signs and Signals.
Ad article 23, paragraph 7
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by article 23, paragraph 7, of this Convention.
Ad Annex 5, Section F, No. 6
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound regarding the design of signs E 19 and E 20."(VN-vertaling)
De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland heeft verklaard dat het onderhavige Verdrag tevens voor West-Berlijn geldt.
In overeenstemming met de artikelen 9, eerste lid, en 10, derde lid, van het Verdrag heeft de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud:
“The inscription of words on informative signs (i) to (v) inclusive of article 5, paragraph 1 c), shall be duplicated in the People's Republic of Bulgaria by a transliteration into Latin characters solely to indicate the terminal points of international routes passing through the People's Republic of Bulgaria and places of interest to international tourism." (VN-vertaling)
en onder bevestiging van de voorbehouden, gemaakt bij de ondertekening van het Verdrag (zie Trb. 1974, 36, blz. 78).
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Bulgarije medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Op 6 mei 1994 heeft de Regering van Bulgarije medegedeeld het voorbehoud met betrekking tot artikel 44 in te trekken.
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Socialist Republic of Romania does not consider itself bound by the provisions of article 44 of the Convention, according to which any dispute between two or more Contracting Parties which relates to the interpretation or application of the Convention and which the Parties are unable to settle by negotiation or other means may be referred to the International Court of Justice at the request of any of the interested Contracting Parties.
The Socialist Republic of Romania considers that such disputes may be referred to the International Court of Justice for decision only with the consent of all Parties in dispute, for each case individually.
1. The Socialist Republic of Romania considers that the provisions of article 45 of the Convention on Road Traffic and of article 37 of the Convention on Road Signs and Signals are not in keeping with the principle according to which the international treaties whose object and purpose are of interest to the international community as a whole, should be opened to universal participation.
2. The Socialist Republic of Romania considers that maintaining the state of dependence of some territories to which reference is made in article 46 of the Convention of Road Traffic, article 38 of the Convention on Road Signs and Signals, article 3 of the European Agreement supplementing the Convention of Road Traffic and article 3 of the European Agreement supplementing the Convention on Road Signs and Signals are not in keeping with the United Nations Charter and with the documents adopted by the U.N. concerning the granting of independence to the colonial countries and peoples, including the Declaration on the principles of international law concerning the friendly relations and the co-operation between States according to the United Nations Charter, and which has unanimously been adopted by the United Nations General Assembly resolution No. 2625 (XXV) of 24 October 1970 and which solemnly proclaims the States' obligation to further the implementation of the principle of equal rights for the peoples and their right to dispose of themselves, in order to put a speedy end to colonialism." (VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Roemenië medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder de volgende voorbehouden:
“1. Article 10 (6) of the Convention on Road Signs and Signals is applied with the exception that the sign B, 2a is announced in advance by the sign B, 1 supplemented by a rectangular panel bearing the symbol `STOP' and a figure indicating the distance to sign B, 2a.
2. Article 23 (1) a) (i), article 23 (2) and article 23 (3) of the Convention on Road Signs and Signals are applied with the exception that the green light may also be flashing. The flashing of the green light signifies that the green phase will end immediately.
3. Paragraph 6 (signs E, 19 and E, 20) of Annex 5, section F of the Convention on Road Signs and Signals is not applied."
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Oostenrijk medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder bevestiging van het bij de ondertekening gemaakte voorbehoud (zie Trb. 1974, 36).
De Regering van Polen heeft in overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag op 17 januari 1985 medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder de volgende voorbehouden:
“1. With respect to Article 10 paragraph 6 and Section B of Annex 2, paragraph 2 (a) (iii) (Advance warning signs indicating obligatory stop), Finland reserves the right to use as an advance warning sign indicating an obligatory stop the “GIVE WAY" sign, supplemented with an additional panel including an inscription “STOP" and indicating the distance to the obligatory stop;
2. With respect to Article 18 (Place identification signs), Finland reserves the right not to use signs E,9a or E,9b to indicate the beginning of a built-up area or signs E,9c or E,9d to indicate the end of such an area. Instead of them symbols are used. A sign corresponding to sign E,9b is used to indicate the name of a place, but it does not signify the same as sign E,9b;
3. With respect to Section F of Annex 5, preamble and paragraphs 4 and 5, Finland reserves the right to use green colour as the ground of signs E,15 to E,18;
4. With respect to Section F of Annex 5, paragraph 6 (Signs notifying a bus or a tramway stop), Finland reserves the right to use signs indicating a bus or a tramway stop which differ in shape and colour from signs E,19 and E,20."
Op 5 september 1995 heeft de Regering van Finland medegedeeld het onder 3, genoemde voorbehoud in te trekken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Finland medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud en verklaring:
“The Government of Norway shall not be bound by the provisions, in Article 10 (6), Annex 4 A (2) a) (iii), Annex 4 A (2) a) (v) and Annex 5 F (4) and (5)."
“In accordance with their articles 46 (1) and 38 (1), respectively, the Convention on Road Traffic and the Convention on Road Signs and Signals shall for the present not become applicable to the territories of Svalbard and Jan Mayen."
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Noorwegen medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder de volgende voorbehouden:
“1. Instead of Article 10, paragraph 6 of the Convention Sweden will apply the dispositions of paragraph 9 of the Annex of the European Agreement supplementing the Convention on Road Signs and Signals.
2. With respect to Annex 5, section F, paragraph 4, of the Convention, the signs E15 – E18 shall have a green ground.
3. With respect to Article 44 of the Convention, Sweden opposes that disputes in which it is involved shall be referred to arbitration."
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Zweden medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud:
“Reservation to Article 27, paragraph 3 according to which `give way' shall be indicated both by transverse marking and a plate."
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Denemarken medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 38, eerste lid, van het Verdrag heeft de Regering van Denemarken tevens medegedeeld dat tot nader bericht het Verdrag niet van toepassing zal zijn op de Faeröer-eilanden en Groenland.
De Regering van België heeft voorbehouden gemaakt ten aanzien van de artikelen 10(6) en 23(7) en Bijlage 5, Deel F, 6.
Onder de volgende voorbehouden:
“Ad article 18, paragraph 2, and annex 5, section C
Switzerland does not consider itself bound by the provisions of article 18, paragraph 2 or annex 5, section C.
Ad article 29, paragraph 2, 2nd sentence
Switzerland does not consider itself bound by the provisions of article 29, paragraph 2, 2nd sentence.
Ad annex 4, section A, number 2, letter d)
Switzerland reserves the right to enact, in its domestic legislation, regulations specifying that signs C, 13aa and C, 13ab shall not prohibit drivers from also overtaking motor vehicles whose speed is limited to 30 km/hr.
Ad annex 5, section F, numbers 4 and 5
Switzerland does not consider itself bound by the introductory provision that signals E, 15; E, 16; E, 17; and E, 18 shall have a blue ground." (VN-vertaling)
Naar aanleiding van de inwerkingtreding op 27 november 1995 van de door België voorgestelde wijzigingen van het Verdrag heeft de Regering van Zwitserland op 25 oktober 1995 medegedeeld de voorbehouden gemaakt op het tijdstip van de bekrachtiging als volgt te wijzigen:
“Ad article 13 bis, paragraph 2, and annex 1, section E, subsection II, paragraph 7
Switzerland does not consider itself bound by the provisions of article 13 bis, paragraph 2, or by those of annex 1, section E, subsection II, paragraph 7.
Ad article 29, paragraph 2, 2nd sentence, article 26 bis, paragraph 1 and annex 2, chapter II, section G
Switzerland does not consider itself bound by the provisions of article 29, paragraph 2, 2nd sentence, by those of article 26 bis,paragraph 1, or by those of annex 2, chapter II, section G.
Ad annex 1, section C, subsection II, paragraph 4, letter a)
Switzerland reserves the right to enact in its national legislation a regulation specifying that signs C, 13 aa and C, 13 ab shall not prohibit drivers from also overtaking motor vehicles whose maximum speed is limited to 30 km/h.
Ad article 10, paragraph 6, 2nd sentence
Switzerland reserves the right to provide in its national legislation, as an advance warning for sign B, 2, for an identical sign with an additional panel (model H, 1) as indicated in annex 1, section H."
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, van het Verdrag heeft de Regering van Zwitserland medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a van het Verdrag heeft de Regering van Senegal medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2b, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Seychellen medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Zaïre medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Revolutionary Government of the Republic of Cuba does not consider itself bound by the provisions of article 44 of the Convention, under which the International Court of Justice is to have compulsory jurisdiction in any dispute which may arise regarding the interpretation or application of the Convention. With regard to the competence of the International Court of Justice, Cuba maintains that, in order for a dispute to be submitted for settlement by the Court, the consent of all the parties concerned in the dispute must be obtained in each individual case.
The Republic of Cuba considers that the provisions of article 37 of the Convention, although concerned with matters which affect the interests of all States, are discriminatory in nature since they deny a number of States the right to sign or become a Party to the Convention and this is contrary to the principle of the sovereign equality of States.
The Republic of Cuba declares that the provisions of article 38 of the Convention are no longer applicable because they are contrary to the Declaration on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV)), adopted by the United Nations General Assembly on 14 December 1960, which proclaims the necessity of bringing to a speedy and unconditional end colonialism in all its forms and manifestations". (VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Cuba medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2b, als stopteken en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Pakistan medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2b, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud:
“The Government of the Republic of India does not consider itself bound by the provisions of Article 44 of the Convention."
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van India medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Koeweit medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud:
“The Kingdom of Marocco accedes to the Convention ... with the reservation that Marocco does not consider itself bound by the contents of article 44 thereof." (VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Marokko medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Onder het volgende voorbehoud:
“Pursuant to article 46, paragraph 1, [of the Convention on Road Signs and Signals] the Republic of the Ivory Coast does not consider itself bound by the provisions of article 44, under which `Any dispute between two or more Contracting Parties which relates to the interpretation or application of this Convention and which the Parties are unable to settle by negotiation or other means of settlement may be referred, at the request of any of the Contracting Parties concerned, to the International Court of Justice for decision".(VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Ivoorkust medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Griekenland medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van de Centrafrikaanse Republiek op 13 juni 1988 medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Onder de volgende verklaring:
“Ratification of this Convention by the Republic of Iraq shall under no circumstances signify recognition of or entry into any relations with Israel." (VN-vertaling)
De Regering van Israël heeft op 17 maart 1989 het volgende bezwaar gemaakt tegen bovenstaande verklaring:
“The Government of the State of Israel has noted that the instrument of accession of the Republic of Iraq to the above-mentioned Convention contains a reservation in respect of Israel. In view of the Government of the State of Israel, such reservation which is explicitly of a political character is incompatible with the purposes and objectives of this Convention and cannot in any way affect whatever obligations are binding upon the Republic of Iraq under general international law or under particular Conventions.
The Government of the State of Israel will, in so far as concerns the substance of the matter, adopt towards the Republic of Iraq an attitude of complete reciprocity."
Onder het volgende voorbehoud:
“The Republic of Lithuania ... does not consider itself bound by Article 44 of the Convention."
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Litouwen medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Onder het volgende voorbehoud:
“... Estonia does not consider itself bound by Article 44 of the Convention."In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Estland medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Letland medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Turkmenistan op 11 oktober 1993 medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
In overeenstemming met artikel 46, tweede lid, letter a, van het Verdrag heeft de Regering van Slowakije op 5 april 1994 medegedeeld dat zij model Aa heeft gekozen als gevaarsteken en model B, 2a, als stopteken.
Oostenrijk heeft op 30 mei 1995 het volgende bezwaar gemaakt.
“... The Republic of Austria while not rejecting the amendments proposed by Belgium according to article 41 paragraph 2 (a) [of the Convention] declares the followingreservation :
The Republic of Austria declares that Figures [paragraphs] 4 and 6 of Annex 1, section G, subsection V to the Convention on Road Signs and Signals shall not be applied."
De depositaris heeft met betrekking tot deze wijzigingen mededelingen ontvangen van:
Chili op 26 juni 1995
“The Permanent Mission of Chile hereby informs the Secretary-General that the Government of Chile accepts these proposed amendments.
However, without prejudice to the foregoing, it wishes to make some comments intended to clarify the proposed text. Thus, although it agrees to substitute the word `mass' for the word `weight' throughout the text, it believes that the States parties should be allowed a certain period of time in which to make the necessary adjustments.
In annex 1, entitled `Road signs' (Signos camineros), the term Señales viales should be used whenever the signs referred to include those used on any transport route in the territory, not only on roads.
The proposed amendment to article 10, paragraph 6, should serve as an alternative to the Convention's current provisions, so that each Contracting Party may opt for the alternative that it finds more suitable.
The wording of article 13 bis, paragraph 2, should be changed to make it easier to understand.
The symbol mentioned in annex 1, section A, subsection II, paragraph 5, refers to swing bridges or drawbridges and not to suspension bridges; this should be rectified.
The symbol mentioned in annex 1, section A, subsection II, paragraph 25, refers to level-crossings with gates and not to bridges; this should be rectified." (VN-vertaling)
Duitsland op 31 mei 1995
“The proposals contain a revision of the Convention, whereby the location of the provisions and the references between the provisions were changed. For reasons of clarity, also the privions were changed. For reasons of clarity, also the already existing reservations and declarations are hereinafter adjusted and/or confirmed.
1. Reservations
1.1 Reservation on Article 10 paragraph 6
Article 10 paragraph 6 applies in the Federal Republic of Germany subject to paragraph 9 of the Annex to the European Agreement of 1 May 1971 supplementing this Convention.
1.2 Reservation on Article 23 paragraph 7
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by Article 23 paragraph 7.
1.3 Reservation on Annex I section C subsection II No. 1: Prohibition and restriction of entry.
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound as far as the design of sign C 3g `No entry for any power-driven vehicle drawing a trailer' is concerned.
1.4 Reservation on Annex I section D subsection II No. 10: Compulsory direction for vehicles carrying dangerous goods.
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound as far as the design of signs D,10a, D,10b, D,10c is concerned.
1.5 Reservation on Annex I section E subsection II No. 13: Signs notifying a bus or tramway stop.
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound as far as the design of signs E 15 `Bus Stop' and E 16 `Tramway Stop' is concerned.
1.6 Reservation on Annex I section E subsection II No. 8: Signs having zonal validity.
The Federal Republic of Germany reserves the right to depict signs having zonal validity on a square panel.
1.7 Reservation on Annex I section G subsection I No. 1: General characteristics and symbols.
The Federal Republic of Germany reserves the right to give a rectangular shape to informative signs, especially to those indicating the number and direction of lanes.
1.8 Reservation on Annex I section G subsection V No. 7: Sign notifying advised itinerary for heavy vehicles.
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound as far as the design of sign G, 18 `Advised itinerary for heavy vehicles' is concerned.
1.9 Reservation on Annex I section H No. 7:
The Federal Republic of Germany reserves the right to indicate a slippery road section also by means of a main panel (sign B, 1 with the symbol of additional panel H, 9)
2. Declarations:
On Article 9 para 1 and Article 10 para 3:
In accordance with Article 9 para 1 and Article 10 para 3 of the Convention as well as with paragraphs 8 and 9 of the Annex to the European Agreement of 1 May 1971 supplementing the Convention on Road Signs and Signals of 8 November 1968, the Federal Republic of Germany notifies that is has chosen
a) Aa as the model for danger warning signs,
b) B2a as the model for the `Stop' sign."(VN-vertaling)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-1997-26.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.