Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 1997, 25 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 1997, 25 | Verdrag |
Verdrag inzake het wegverkeer, met Bijlagen;
Wenen, 8 november 1968
De tekst van Verdrag en Bijlagen is geplaatst in Trb. 1974, 351.
Zie Trb. 1974, 35 en 174.
Zie Trb. 1974, 35.
Zie Trb. 1974, 35.
Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten in overeenstemming met artikel 45, tweede lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties:
de Sowjet-Unie1 2 | 7 juni 1974 |
Witrusland1 3 | 18 juni 1974 |
Oekraïne4 | 12 juli 1974 |
Luxemburg5 | 25 november 1975 |
Hongarije6 | 16 maart 1976 |
Iran7 | 21 mei 1976 |
Joegoslavië8 | 1 oktober 1976 |
Tsjechoslowakije9 | 7 juni 1978 |
de Bondsrepubliek Duitsland10 | 3 augustus 1978 |
Bulgarije11 | 28 december 1978 |
Brazilië12 | 29 oktober 1980 |
Roemenië13 | 9 december 1980 |
Oostenrijk14 | 11 augustus 1981 |
Polen15 | 23 augustus 1984 |
Finland16 | 1 april 1985 |
Noorwegen17 | 1 april 1985 |
Zweden18 | 25 juli 1985 |
Denemarken19 | 3 november 1986 |
België20 | 16 november 1988 |
Zwitserland21 | 11 december 1991 |
Italië22 | 2 oktober 1996 |
Zie Trb. 1974, 35.
Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten in overeenstemming met artikel 45, derde lid, van het Verdrag een akte van toetreding nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties:
Niger1 | 11 juli 1975 |
de Seychellen2 | 11 april 1977 |
Zaïre3 | 25 juli 1977 |
Cuba4 | 30 september 1977 |
Zuid-Afrika5 | 1 november 1977 |
Monaco6 | 6 juni 1978 |
Koeweit7 | 14 maart 1980 |
Uruguay8 | 8 april 1981 |
Zimbabwe9 | 31 juli 1981 |
Marokko10 | 29 december 1982 |
Ivoorkust11 | 24 juli 1985 |
Pakistan12 | 19 maart 1986 |
Griekenland13 | 18 december 1986 |
Centraalafrikaanse Republiek14 | 3 februari 1988 |
Litouwen15 | 20 november 1991 |
Estland16 | 24 augustus 1992 |
Letland17 | 19 oktober 1992 |
Moldavië | 26 mei 1993 |
Turkmenistan18 | 14 juni 1993 |
Georgië19 | 23 juli 1993 |
Tadzjikistan20 | 9 maart 1994 |
Kazachstan21 | 4 april 1994 |
Oezbekistan22 | 17 januari 1995 |
Verklaring van voortgezette gebondenheid
De volgende Staten hebben een verklaring van voortgezette gebondenheid aan het Verdrag afgelegd:
Slovenië23 | 1 juli 1992 |
Kroatië24 | 23 november 1992 |
Slowakije25 | 1 februari 1993 |
Tsjechië26 | 2 juni 1993 |
De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië27 | 18 augustus 1993 |
Bosnië-Herzegowina28 | 1 september 1993 |
De bepalingen van het Verdrag zijn ingevolge artikel 47, eerste lid, op 21 mei 1977 in werking getreden.
Voor de Staten die na 21 mei 1976 bekrachtigen of toetreden, treedt het Verdrag ingevolge artikel 47, tweede lid, in werking twaalf maanden na nederlegging van de betreffende akte van bekrachtiging of toetreding.
Het Koninkrijk der Nederlanden is niet Partij bij het Verdrag.
Zie Trb. 1974, 35.
Zie Trb. 1974, 35 en 174.
Verwijzingen
Voor het op 8 november 1968 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake verkeerstekens zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 26.
Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest van de Verenigde Naties zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 277.
Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Statuut van het Internationale Gerechtshof zie ook, laatstelijk, Trb. 1987, 114.
Voor het op 26 oktober 1956 te New York tot stand gekomen Statuut van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie zie ook, laatstelijk, Trb. 1990, 51.
Wijzigingen
De Poolse Regering heeft in overeenstemming met artikel 49, eerste lid, wijzigingen van het Verdrag voorgesteld, welke de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in overeenstemming met hetzelfde artikellid, op 3 maart 1992 ter kennis heeft gebracht van alle Verdragsluitende Partijen. De wijzigingen zijn ingevolge artikel 49, tweede lid, letter b, op 3 september 1993 voor alle Verdragsluitende Partijen in werking getreden, behalve voor Denemarken1, Duitsland2, Finland3, Noorwegen4 en Zweden5 voor welke alleen die wijzigingen in werking zijn getreden die deze Partijen niet hebben verworpen.
De Engelse en de Franse tekst1 van de wijzigingen luiden als volgt:
A. PROPOSED AMENDMENTS TO THE CONVENTION
Amendments which apply to the entire text of the Convention and its annexes
1. Replace the word “weight" by “mass".
2. Use the metric system only for mass and dimensions; distances shall be expressed in “km (miles)".
Insert new paragraphs 5 bis and 5 ter to read:
“5 bis. Contracting Parties will take the necessary measures to ensure that road safety education be provided on a systematic and continuous basis, particularly in schools at all levels.
5 ter. Whenever driving instruction for learner drivers is provided by professional driving establishments, domestic legislation shall lay down minimum requirements concerning the curriculum and the qualifications of the personnel responsible for providing such instruction."
Paragraph 6
Amend to read:
“6. Contracting Parties undertake to communicate to any Contracting Party wich may so request, the information necessary to ascertain the identity of the person in whose name a power-driven vehicle, or a trailer coupled to such a vehicle, is registered in their territories if the request submitted shows that the vehicle has been involved in an accident or the driver of this vehicle has seriously infringed road traffic rules and is thereby liable to important penalties or disqualification from driving in the territory of the Contracting Party submitting the request."
Subparagraph (a)
Amend to read:
“(a) All road signs, traffic light signals and road markings installed in their territory shall form a coherent system and shall be designed and placed in such a way as to be easily recognizable."
Subparagraph (d)
Add:
“(iii) To install on pavements and verges divices or equipment which might unnecessarily obstruct the movement of pedestrians, particularly elderly or disabled persons."
Insert new paragraphs 3, 4 and 5 to read:
“3. Drivers shall show extra care in relation to the most vulnerable road-users, such as pedestrians and cyclists and in particular children, elderly persons and the diasabled.
4. Drivers shall take care that their vehicles do not inconvenience road-users or the occupants of properties bordering on the road, for example, by causing noise or raising dust or smoke where they can avoid doing so.
5. The wearing of safety belts is compulsory for drivers and passengers of motor vehicles, occupying seats equipped with such belts, save where exceptions are granted by domestic legislation."
Insert a new paragraph 6 to read:
“6. Without prejudice to the provisions of Article 11 and when an additional lane is indicated by a sign, drivers of vehicles moving slowly shall use that lane."
Paragraph 2
Amend subparagraph (c) to read:
“(c) That he can do it without endangering or interfering with the oncoming traffic making sure in particular that the lane which he will enter is free over a sufficient distance and that the relative speed of the two vehicles allows overtaking within a sufficiently short time."
Paragraph 9 (French text only)
Replace the words “sur place" by “immédiatement".
Amend to read:
“1. (text of the present paragraph 1)
2. Domestic legislation shall establish maximum speed limits for all roads. Domestic legislation shall also determine special speed limits applicable to certain categories of vehicles presenting a special danger, in particular by reason of their mass or their road. They may establish similar provisions for certain categories of drivers, in particular for new drivers.
3. The provisions set out in the first sentence of paragraph 2 may not apply to drivers of priority vehicles referred to in article 34, paragraph 2, or vehicles treated as such in domestic legislation.
4. (text of the present paragraph 2)
5. (text of the present paragraph 3)
6. (text of the present paragraph 4)."
Delete paragraph 5 of the present Convention.
Paragraph 7
Delete the words: “At intersections,........."
Insert a new paragraph (d) to read:
“(d) No driver shall enter a level-crossing without first ascertaining that he may not be obliged to stop on it."
Renumber the present paragraph (d) as (e).
Paragraph 1
For the existing text substitute:
“1. Every driver shall avoid behaviour likely to endanger pedestrians."
Paragraph 2
Renumber the present paragraph 1 as 2 and amend the text of its subparagraph (a) to read:
“(a) If vehicular traffic is regulated at that crossing by traffic light signals or by an authorized official, drivers forbidden to proceed shall stop short of the crossing or the transverse markings preceding it and, when they are permitted to proceed, shall not prevent or obstruct the passage of pedestrians who have stepped on to it; drivers turning into another road at the entrance to which there is a pedestrian crossing shall do so slowly and give way, if necessary stopping for this purpose, to pedestrians already using, or about to use, the crossing."
Paragraph 4
Renumber the present paragraph 2 as 4.
Paragraph 1
Amend to read:
“1. Outside built-up areas, standing or parked vehicles and halted animals shall so far as possible be stationed elsewhere than on the carriageway. In and outside built-up areas they shall not be stationed on cycle tracks, on pavements or on verges specially provided for pedestrian traffic, save where applicable domestic legislation so permits."
Paragraph 3 (b)
Add:
“(iv) At any place where the vehicle would conceal road signs or traffic light signals from the view of road-users;
(v) On an additional lane indicated by a sign for slowly moving vehicles."
Paragraph 3 (c)
Delete item (v)
Paragraph 2
Amend to read:
“2. Drivers emerging on to a motorway shall give way to vehicles travelling on it. If there is an acceleration lane, they shall use it."
Insert a new article to read:
In tunnels indicated by the special road signs, the following rules shall apply:
1. All drivers are forbidden:
(a) to reverse;
(b) to make a U-turn;
(c) to stop or to park a vehicle except at the places indicated for that purpose.
2. Even if the tunnel is lit, all drivers must switch on the driving or passing lamps.
3. In case of a prolonged stoppage the driver must switch off the engine."
Paragraph 2
Amend to read:
“2. Motor-vehicle drivers may give the luminous warnings specified in Article 32, paragraph 3, ..."
Insert a new article to read:
Passengers shall not be carried in such numbers or in such a way as to interfere with driving or obstruct the drivers's view."
For the existing text of Article 32 substitute:
1. Between nightfall and dawn and in any other circumstances when visibility is inadequate on account, for example, of fog, snowfall or heavy rain, the following lamps shall be lit on a moving vehicle:
(a) On power-driven vehicles and mopeds the driving lamp(s) or passing lamp(s) and the rear position lamp(s), according to the equipment prescribed by the present Convention for the vehicle of each category;
(b) On trailers, front position lamps, if such lamps are required according to annex 5, paragraph 30, of this Convention, and not less than two rear position lamps.
2. Driving lamps shall be switched off and replaced by passing lamps:
(a) In built-up areas where the road is adequately lighted and outside built-up areas where the carriageway is continuously lighted and the lighting is sufficient to enable the driver to see clearly for an adequate distance and to enable other road-users to see the vehicle far enough away;
(b) When a driver is about to pass another vehicle, so as to prevent dazzle far enough away to enable the driver of the other vehicle to proceed easily and without danger;
(c) In any other circumstances in which it is necessary to avoid dazzling other road-users or the users of a waterway or railway running alongside the road.
3. When, however, a vehicle is following closely behind another vehicle, driving lamps may be used to give a luminous warning as referred to in Article 28, paragraph 2, of the intention to overtake.
4. Fog lamps may be lit only in thick fog, falling snow, heavy rain or similar conditions and, as regards front fog lamps, as a substitute for passing lamps. Domestic legislation may authorize the simultaneous use of front fog lamps and passing lamps and the use of front fog lamps on narrow, winding roads.
5. On vehicles equipped with front position lamps, such lamps shall be used together with the driving lamps, the passing lamps or the front fog lamps.
6. During the day, a motor cycle moving on the road shall display at least one passing lamp to the front and a red lamp to the rear. Domestic legislation may permit the use of daytime running lamps instead of passing lamps.
7. Domestic legislation may make it compulsory for drivers of motor vehicles to use during the day either passing lamps or daytime running lamps. Rear position lamps shall in this case be used together with the front lamps.
8. Between nightfall and dawn and in any other circumstances when visibility is inadequate, the presence of power-driven vehicles and their trailers standing or parked on a road shall be indicated by front and rear position lamps. In thick fog, falling snow, heavy rain or similar conditions passing lamps or front fog lamps may be used. Rear fog lamps may in these conditions be used as a supplement to the rear position lamps.
9. Notwithstanding the provisions of paragraph 8 of this article, within a built-up area the front and rear position lamps may be replaced by parking lamps, provided that:
(a) The vehicle does not exceed 6 m in length and 2 m in width;
(b) No trailer is coupled to the vehicle;
(c) The parking lamps are placed on that side of the vehicle which is furthest from the carriageway edge alongside which the vehicle is standing or parked.
10. Notwithstanding the provisions of paragraphs 8 and 9 of this article, a vehicle may be standing or parked without any lamps lit:
(a) On a road lit in such a way that the vehicle is clearly visible at an adequate distance;
(b) Away from the carriageway and hard shoulder;
(c) In the case of mopeds and two-wheeled motor cycles without a side car which are not equipped with batteries, at the extreme edge of a carriageway in a built-up area.
11. Domestic legislation may grant exemptions from the provisions of paragraphs 8 and 9 of this article for vehicles standing or parked in streets in built-up areas where there is very little traffic.
12. Reversing lamps may be used only when the vehicle is reversing or about to reverse.
13. Hazard warning signal may be used only to warn other road-users of a particular danger:
(a) When a vehicle which has broken down or has been involved in an accident cannot be moved immediately, so that it constitutes an obstacle to other road-users;
(b) When indicating to other road-users the risk of an imminent danger.
14. Special warning lamps:
(a) Displaying a blue light may be used only on priority vehicles when carrying out an urgent mission or when in other cases it is necessary to give warning to other road-users of the presence of the vehicle,
(b) Displaying an amber light may be used only when the vehicles genuinely assigned to the specific tasks for which they were equipped with the special warning lamp or when the presence of such vehicles on the road constitutes a danger or inconvenience to other road-users.
The use of warning lamps displaying other colours may be authorized by domestic legislation.
15. In no circumstances shall a vehicle display red light to the front or white light to the rear, subject to the exemptions mentioned in annex 5, paragraph 61. A vehicle shall not be modified or lamps added to it in a way which could conflict with this requirement."
For the existing text of Article 33 substitute:
1. Every vehicle or combination of vehicles to which the provisions of Article 32 of the Convention do not apply shall, when on a road between nightfall and dawn, show at least one white or selective yellow light to the front and at least one red light to the rear. Where there is only one lamp at the front or only one lamp at the rear, the lamp shall be placed on the centre-line of the vehicle or on the side opposite to that corresponding to the direction of traffic.
(a) Handcarts, i.e., carts drawn or pushed by hand, shall show at least one white or selective yellow light to the front and at least one red light to the rear. These two lights may be emitted by a single lamp placed on the side opposite to that corresponding to the direction of traffic. Lights shall not be required on handcarts not exceeding 1 m in width.
(b) Animal-drawn vehicles shall show two white or selective yellow lights to the front, and two red lights to the rear. Domestic legislation may, however, make it permissible for such vehicles to show only one white or selective yellow light to the front and only one red light to the rear. The lamps shall in both cases be placed on the side opposite to that corresponding to the direction of traffic. If the lamps described above cannot be attached to the vehicle, they may be carried by an escort walking immediately alongside the vehicle, on the opposite side to that corresponding to the direction of traffic. Furthermore, animal-drawn vehicles shall be fitted with two red reflex-reflectors to the rear, as close as possible to the outer edges of the vehicle. Lights shall not be required on animal-drawn vehicles not exceeding 1 metre in width. However, a single reflex-reflector shall in this case be placed at the rear on the side opposite to that corresponding to the direction of traffic, or centrally.
2. (a) When moving along the carriageway by night:
(i) Groups of pedestrians led by a person in charge or forming a procession, must display, on the side opposite to that appropriate to the direction of traffic, at least one white or selective yellow light to the front and a red light to the rear, or an amber light in both directions;
(ii) Drivers of draught, pack or saddle animals, or of cattle, must display, on the side opposite to that appropriate to the direction of traffic, at least one white or selective yellow light to the front and a red light to the rear, or an amber light in both directions. These lights may be displayed by a single device.
(b) The lights referred to in subparagraph (a) of this paragraph are, however, not required within an appropriately lit built-up area."
Paragraph 1 (a)
After the sixth subparagraph add a new subparagraph to read:
“In the case of a vehicle intended for the carriage of goods, the unladen mass;"
Insert new paragraphs 1 (c) and 1 (d) to read:
“(c) In the case of motor vehicles of categories A and B as defined in annexes 6 and 7 to this Convention and, if possible, for other motor vehicles:
(i) The certificate shall be headed with the distinguishing sign of the State of registration as defined in annex 3 to this Convention;
(ii) The letters A, B, C, D, E, F, G and H respectively shall be placed before or after the eight items of information which are required under subparagraph (a) of this paragraph, to be shown on all registration certificates;
(iii) The words Certificate d'immatriculation in French may be placed either before or after the title of the certificate in the national language (or languages) of the country of registration.
(d) For trailers, including semi-trailers, imported temporarily into a country by a mode of transport other than road transport, a photocopy of the registration certificate, certified as a true copy by the authority which issued the certificate, shall be considered sufficient."
Amend the title of the article to read:
“Technical requirements and inspection of vehicles"
Number the existing text of Article 39 as paragraph 1
Insert new paragraphs 2 and 3 to read:
“2. Domestic legislation shall require periodic technical inspections of:
(a) Motor vehicles used for the carriage of persons and having more than eight seats in addition to the driver's seat;
(b) Motor vehicles used for the carriage of goods whose permissible maximum mass exceeds 3,500 kg and trailers designed to the coupled to such vehicles.
3. Domestic legislation shall, as far as possible, extend the provision of paragraph 2 to other categories of vehicles."
Number the existing text of Article 40 as paragraph 1
Insert a new paragraph 2 to read:
“2. The registration certificate shall conform with the provisions of the amendment to Article 35, paragraph 1 within five years from the date of its entry into force. Certificates issued during that period shall be mutually recognized until the expiry date inscribed therein."
Amend the title of the article to read:
“Driving Permits"
Insert a new paragraph 1 to read:
“1. (a) Every driver of a motor vehicle must hold a driving permit;
(b) Contracting Parties undertake to ensure that driving permits are issued only after verification by the competent authorities that the driver possesses the required knowledge and skill;
(c) Domestic legislation must lay down requirements for obtaining a driving permit;
(d) Nothing in this Convention shall be construed as preventing Contracting Parties or subdivisions thereof from requiring driving permits for other power-driven vehicles and mopeds."
Renumber the present paragraphs 1 and 2 as 2 and 3.
Delete the present paragraph 3.
For the existing text of paragraph 4 substitute:
“4. Contracting Parties may introduce in their domestic legislation a subdivision of the categories of vehicles referred to in annexes 6 and 7 of this Convention. If the driving permit is restricted to certain vehicles within a category, a numeral shall be added to the letter of the category and the nature of the restriction shall be indicated in the driving permit."
Renumber the existing paragraph 4 as 5 and amend to read:
“5. For the purpose of the application of paragraph 2 and subparagraph 3 (c) of this article: ..."
Renumber the existing paragraph 5 and 6 as 6 and 7.
Number the existing text of Article 43 as paragraph 1.
Insert a new paragraph 2 to read:
“2. Domestic driving permits shall conform with the provisions of the amendment to annex 6 within five years from the date of its entry into force. Permits issued during that period shall be mutually recognized until the expiry date inscribed therein."
Technical conditions concerning motor vehicles and trailers
Paragraph 1
Renumber as paragraph 3.
Paragraph 3
Renumber as paragraph 1 and amend to read:
“1. Without prejudice to the provisions of Article 3, paragraph 2 (a) and Article 39, paragraph 1 of this Convention any Contracting Party may, with respect to motor vehicles which it registers and to trailers which it allows on the road under its domestic legislation, lay down rules which supplement, or are stricter than, the provisions of this annex. All vehicles in international traffic must meet the technical requirements in force in their country of registration when they first entered into service."
BRAKING
Paragraph 5
Amend subparagraph (b) to read:
“(b) A parking brake capable of holding the vehicle stationary, whatever its conditions of loading, on a noticeable upward or downward gradient, the operative surfaces of the brake being held in the braking position by a device whose action is purely mechanical;"
Paragraph 7
Amend to read:
“7. The service brake shall act on all the wheels of the vehicle."
Insert new paragraphs 10 bis, 10 ter and 10 quater to read:
“10 bis. All vehicle equipment contributing to braking shall be so designed and constructed that the efficacy of the service brake is ensured after prolonged and repeated use.
10 ter. The service braking action shall be properly distributed and synchronized among the various axles of the vehicle.
10 quater. If the control of the service brake is assisted, partially or totally, by an energy source other than the muscular energy of the driver, it shall be possible to stop the vehicle within a reasonable distance even in the event of the failure of the energy source."
Paragraph 11
Amend the first sentence of subparagraph (b) to read:
“(b) A parking brake capable of holding the vehicle stationary, whatever its conditions of loading, on a noticeable upward or downward gradient, the operative surface..."
Paragraph 13
Amend to read:
“13. The service brake shall act on all the wheels of the trailer. The braking action shall be properly distributed and synchronized among the various axles of the trailer."
Paragraph 16
Delete the last part of the last sentence: “provided for in paragraph 58 of this annex." and amend the last part of the text preceding it to read: “..., with a secondary attachment."
Paragraph 17
Amend subparagraph (b) to read:
“(b) The service braking action shall be properly distributed and synchronized between the various axles of the combination."
Paragraph 18
In subparagraph (b) replace the words “longitudinal axis" by “longitudinal plane".
LIGHTS AND REFLECTING DEVICES
Title of chapter II
Amend to read:
“Vehicle lighting and light-signalling devices"
Paragraph 19
Amend to read:
“19. For the purpose of this chapter, the term:
`Driving lamp' means the lamp used to illuminate the road over a long distance ahead of the vehicle;
`Passing lamp' means the lamp used to illuminate the road ahead of the vehicle without causing undue dazzle or inconvenience to oncoming drivers and other road-users;
`Front position lamp' means the lamp used to indicate the presence and the width of the vehicle when viewed from the front;
`Rear position lamp' means the lamp used to indicate the presence and the width of the vehicle when viewed from the rear;
`Stop lamp' means the lamp used to indicate to other road-users to the rear of the vehicle that the driver is applying the service brake;
`Front fog lamp' means the lamp used to improve the illumination of the road in case of thick fog, falling snow, heavy rain or similar conditions;
`Rear fog lamp' means the lamp used to make the vehicle more visible from the rear in case of thick fog, falling snow, heavy rain or similar conditions;
`Reversing lamp' means the lamp used to illuminate the road to the rear of the vehicle and provide a warning signal to other road-users that the vehicle is reversing or about to reverse;
`Direction-indicator lamp' means the lamp used to indicate to other road-users that the driver intends to change direction to the right or to the left;
`Parking lamp' means the lamp used to indicate the presence of a parked vehicle; it may replace the front and rear position lamps;
`Marker lamp' means the lamp positioned near the outer edge of the overall width and as near as possible to the top of the vehicle for the purpose of clearly indicating the overall width. This signal complements the position lamps for some motor vehicles and trailers by drawing particular attention to their size;
`Hazard warning signal' means the signal given by the simultaneous functioning of all the direction-indicator lamps;
`Side lamp' means the lamp installed on the side of the vehicle so as to indicate its presence when viewed from the side;
`Special warning lamp' means the lamp intended to indicate either priority vehicles or a vehicle or a group of vehicles whose presence on the road requires other road-users to take special precautions, in particular, convoys of vehicles, vehicles of exceptional size and road construction or maintenance vehicles or equipment;
`Rear registration plate illuminating device' means the device ensuring the illumination of the rear registration plate; it may be made up of several optical elements;
`Daytime (running) lamp' means a lamp intended to improve the daytime conspicuity and visibility of the front of a vehicle in running use;
`Reflex-reflector' means a device used to indicate the presence of a vehicle by reflection of light emanating from a light source unconnected with that vehicle;
`Illuminating surface' means the orthogonal projection, in a transverse vertical plane, of the effective surface from which the light is emitted. For a reflex-reflector, the effective surface is the visible surface of the reflex-reflecting optical unit."
Paragraph 21
Replace the word “lights" by “lamps".
Delete in the first sentence the words: “over a distance of at least 100 m (325 feet) ahead of the vehicle."
Paragraph 22
Amend to read:
“22. With the exception of motor cycles, every motor vehicle capable of exceeding 10 km (6 miles) per hour on level road shall be equipped in front with an even number of white or selective-yellow passing lamps capable of adequately illuminating the road at night in clear weather. A motor vehicle shall be equipped with a device such that no more than two passing lamps may be lit simultaneously. Passing lamps shall be so adjusted as to comply with the definition in paragraph 19 of this annex."
Paragraph 23
Amend to read:
“23. Every motor vehicle other than a two-wheeled motor cycle without side-car shall be equipped in front with two white front position lamps; however, selective yellow shall be permitted for front position lamps incorporated in driving lamps or passing lamps which emit a selective yellow beam. These front position lamps, when they are the only lamps switched on at the front of the vehicle, shall be visible at night in clear weather without causing undue dazzle or inconvenience to other road-users."
Paragraph 24
Amend to read:
“24. (a) Every motor vehicle other than a two-wheeled motor cycle without side-car shall be equipped at the rear with an even number of red rear position lamps visible at night in clear weather without causing undue dazzle or inconvenience to other road-users;
(b) Every trailer shall be equipped at the rear with an even number of red rear position lamps visible at night in clear weather without causing undue dazzle or inconvenience to other road-users. It shall, however, be permissible for a trailer whose overall width does not exceed 0.80 m to be equipped with only one such lamp if the trailer is coupled to a two-wheeled motor cycle without side-car."
Paragraph 25
Amend to read:
“25. Every motor vehicle or trailer displaying a registration number at the rear shall be equipped with a lighting device such that the number is legible at night in clear weather."
Paragraph 26
Amend to read:
“26. The electrical connections on all motor vehicles (including motor cycles) and on all combinations consisting of a motor vehicle and one or more trailers shall be such that the driving lamps, passing lamps, front fog lamps and front position lamps of the motor vehicle and the lighting device referred to in paragraph 25 above cannot be switched on unless the rearmost rear position lamps of the motor vehicle or combination of vehicles are switched on as well.
Rear fog lamps shall be able to be switched on only if the driving lamps, the passing lamps or the front fog lamps are switched on.
However, this provision shall not apply to driving lamps or passing lamps when they are used to give the luminous warning referred to in Article 32, paragraph 3, of this Convention. In addition, the electrical connections shall be such that the front position lamps of the motor vehicle are always switched on when the passing lamps, driving lamps or fog lamps are on."
Paragraph 27
Amend to read:
“27. Every motor vehicle other than two-wheeled motor cycle without side-car shall be equipped at the rear with at least two red reflex-reflectors of other than triangular form. When illuminated by the driving, passing or fog lamps of another vehicle, the reflex-reflectors shall be visible to the driver of that vehicle at night in clear weather."
Paragraph 28
Amend to read:
“28. Every trailer shall be equipped at the rear with at least two red reflex-reflectors. These reflex-reflectors shall have the shape of an equilateral triangle with one vertex uppermost and one side horizontal. No signal lamp shall be placed inside the triangle. These reflex-reflectors shall meet the requirements for visibility laid down in paragraph 27 above. However, trailers with an overall width not exceeding 0.80 m may be equipped with only one reflex-reflector if they are coupled to a two-wheeled motor cycle without side-car."
Paragraph 29
In the second sentence delete: “positioning and".
Paragraph 30
Amend to read:
“30. A trailer shall be equipped at the front with two white front position lamps if its width exceeds 1.60 m. The front position lamps thus prescribed shall be fitted as near as possible to the extreme outer edge of the trailer."
Paragraph 31
Amend to read:
“31. With the exception of two-wheeled motor cycles with or without side-car, every motor vehicle capable of exceeding 25 km (15 miles) per hour on a level road shall be equipped at the rear with at least two red stop lamps, the luminous intensity of which is markedly higher than that of the rear position lamps. The same provision shall apply to every trailer which is the last vehicle in a combination of vehicles."
Paragraph 32
Amend subparagraph (a) to read:
“(a) Every two-wheeled motor cycle with or without side-car shall be equipped with one or two passing lamps satisfying the conditions regarding colour and visibility laid down in paragraph 22 above;"
In subparagraph (b) replace the words “light" and “lights" by “lamp" and “lamps" respectively.
Delete subparagraph (c).
Paragraph 33
Replace the word “lights" by “lamps".
Delete the last sentence.
Paragraph 34
Replace the word “light" by “lamp".
Paragraph 35
Amend to read:
“35. Every two-wheeled motor cycle without side-car shall be equipped at the rear with a non-triangular reflex-reflector satisfying the conditions regarding colour and visibility laid down in paragraph 27 above."
Paragraph 36
Replace the word “light" by “lamp".
Paragraph 37
Replace the words “light" and “lights" by “lamp" and “lamps" respectively.
Delete the last sentence.
Paragraph 38
Delete the two last sentences and replace them by the following sentence:
“However, on an electric vehicle the width of which does not exceed 1.30 m and the speed of which does not exceed 40 km (25 miles) per hour a single driving lamp and a single passing lamp are sufficient."
Paragraph 39
Amend to read:
“39. Every motor vehicle, except a moped, and every trailer shall be equipped with fixed direction-indicators with flashing amber lights, fitted on the vehicle in even numbers and visible by day and by night to road-users affected by the vehicle's movements."
Paragraph 40
Amend to read:
“40. If front fog lamps are fitted on a motor vehicle they shall emit white or selective yellow light, be two or, in the case of motor cycle, one in number and be placed in such a way that no point on their illuminating surface is above the highest point on the illuminating surface of the passing lamps.
Paragraph 41
Amend to read:
“41. No reversing lamp shall cause undue dazzle or inconvenience to other road-users. In reversing lamps are fitted on a motor vehicle they shall emit white or selective yellow light. These lamps shall be lit only when the reverse gear is engaged."
Paragraph 42
Amend to read:
“42. No lamps, other than direction-indicator lamps and special warning lamps, shall emit a winking or flashing light. Side lamps may wink at the same time as direction-indicator lamps."
Insert new paragraphs 42 bis to 42 septies to read:
“42 bis. Special warning lamps shall emit a winking or flashing light. Colours of these lights should conform to the provisions of Article 32, paragraph 14.
42 ter. Every motor vehicle except motor cycles and every trailer shall be so equipped that they can emit a hazard warning signal.
42 quater. If rear fog lamps are fitted on a motor vehicle or a trailer they shall be red.
42 quinquies. Every motor vehicle and every trailer more than 6 m long shall be fitted with amber side reflex-reflectors.
42 sexties. Every motor vehicle and trailer more than 1.80 m wide may be fitted with marker lamps. Such lamps shall be mandatory if the width of a motor vehicle or trailer exceeds 2.10 m. If these lamps are used, there shall be at least two of them and they shall emit white or amber light towards the front and red light towards the rear.
42 septies. Every motor vehicle and trailer may be fitted with side lamps. If such lamps are fitted they shall emit amber light."
Paragraph 43
Amend to read:
“43. For the purposes of the provisions of this annex:
(a) Any combination of two or more lamps, whether identical or not, but having the same function and the same colour of light, shall be deemed to be a single lamp;
(b) A single illuminating surface in the shape of a band shall be deemed to be two or an even number of lamps if it is placed symmetrically to the median longitudinal plane of the vehicle. The illumination of such a surface shall be provided by at least two light sources placed as close as possible to its ends."
Paragraphs 44 and 45
Replace the word “light" by “lamp".
OTHER REQUIREMENTS
Paragraph 47
Amend to read:
“47. Every motor vehicle shall be equipped with one or more driving (rear-view) mirrors; the number, dimensions and arrangement of these mirrors shall be such as to enable the driver to see the traffic to the rear of his vehicle."
Paragraph 49 (French text only)
Delete the words: “de sa place de conduite".
Paragraph 53
Amend to read:
“53. Every internal combustion engine used for propelling a motor vehicle shall be equipped with an efficient exhaust silencer."
Paragraph 54
Amend the first sentence to read:
“54. The wheels of motor vehicles and of their trailers shall be fitted with pneumatic tyres ensuring a good adhesion even on a wet road. This provision shall not..."
Paragraph 56
Amend subparagraph (a) to read:
“(a) A signplate consisting of an equilateral triangle with a red border and with its interior part either hollow or of a light colour; the red border shall be fitted with a reflectorized strip. It may also have a red fluorescent area and/or be illuminated by transparency; the signplate shall be such that it can be stood firmly in a vertical position; or"
For the existing title and text of paragraph 58 substitude:
“Restraining devices
58. Wherever technically practicable all forward facing seats of vehicles of category B as referred to in annexes 6 and 7 of this Convention, with the exception of vehicles constructed or used for special purposes as defined by domestic legislation, shall be equipped with approved safety belts or similarly effective approved devices."
Paragraph 59
Amend subparagraph (b) to read:
“(b) So far as possible, the high tension ignition device of a motor vehicle shall not cause excessive radio interference;"
Insert a new subparagraph (e) to read:
“(e) Vehicles of which the maximum permitted mass exceeds 3.5 t shall be equipped, as far as possible, with side and rear-underrun devices."
EXEMPTIONS
Paragraph 60
In subparagraph (a) replace “25 km (15 miles) per hour" by “30 km (19 miles) per hour".
Insert a new subparagraph (e) to read:
“(e) Vehicles adapted for use by handicapped persons."
Paragraph 61
Amend to read:
“61. Contracting Parties may also grant exemptions from the provisions of this annex in respect of vehicles which they register and which may enter international traffic:
(a) By authorizing the use of the colour amber for the front position lamps of motor vehicles and trailers;
(b) As regards the position of lamps on special-purpose vehicles whose external shape is such that the said provisions could not be observed without the use of mounting devices which could easily be damaged or torn off;
(c) As regards trailers, carrying long loads (tree trunks, pipes, etc.), which are not coupled to the drawing vehicle when in movement, but merely attached to it by the load;
(d) By authorizing the emission towards the rear of white light and towards the front of red light for the following equipment:
Revolving of flashing lamps of priority vehicles;
Fixed lamps for exeptional loads;
Side lamps and reflex-reflectors;
Professional lighted signs on the roof;
(e) By authorizing the emission of blue light towards the front and towards the rear for revolving or flashing lamps;
(f) By authorizing on any side of a vehicle of a special shape or kind or used for special purposes and in special conditions, alternating red retro-reflective or fluorescent and white retro-reflective strips;
(g) By authorizing the emission towards the rear of white or coloured light reflected by figures or letters or by the background of rear registration plates, by distinctive signs or by other distinctive marks required by domestic legislation;
(h) By authorizing the use of the colour red for rearmost lateral reflex-reflectors and side lamps."
TRANSITIONAL PROVISIONS
Insert a new paragraph 62 bis to read:
“62 bis. Motor vehicles first registered and trailers put into service in the territory of a Contracting Party before the entry into force of the amendments to this Convention or within the two years following such entry into force should not be subject to the provisions of this annex, provided that they satisfy the provisions of annex 5 of the 1968 Convention on Road Traffic in the wording prior to these amendments or other provisions referred to in chapter V of the said annex."
Definition of Colour Filters for Obtaining the Colours referred to in this Annex (Trichromatic Co-ordinates)
Add new text as follows:
“Blue...............Limit towards green y=0.065+0.805x
Limit towards white y=0.400–x
Limit towards purple x=0.133+0.600y"
Annex 6 (Domestic Driving Permit)
For the existing text of Annex 6 substitute:
1. The domestic driving permit shall take the form of a document.
2. The permit shall be printed in the language or languages prescribed by the authority issuing it or empowered to issue it; it shall, however, bear the title “permis de conduire" in French, with or without the same title in other languages, and the name and/or distinctive sign of the country in which the permit is issued.
3. Entries made on the permit shall either be in Latin characters or English cursive script only, or be repeated in that form.
4. The following particulars appear on the driving permit; they shall be preceded or followed by the numbers 1 to 11.
1. Surname
2. First names 1
3. Date and place of birth 1
4. Address 1
5. Authority issuing the permit
6. Date and place of issue of the permit
7. Date of expiry of the validity of the permit 1
8. Number of the permit
9. Signature and/or stamp or seal of the authority issuing the permit
10. Holder's signature 1
11. Category or categories of vehicle and any sub-categories for which the permit is valid with indication of the date of issue of the permit and the dates of expiry of the validity for each of those categories.
In addition, the holder's photograph shall be affixed to the driving permit. It shall be a matter for domestic legislation to determine any additional particulars to be included in the driving permit as well as the format and the material on which the driving permit is printed.
5. The categories of vehicles for which the driving permit may be valid are the following:
A. Motor cycles;
B. Motor vehicles, other than those in category A, having a permissible maximum mass not exceeding 3,500 kg and not more than eight seats in addition to the driver's seat;
C. Motor vehicles, other than those in category D, whose permissible maximum mass exceeds 3,500 kg;
D. Motor vehicles used for the carriage of passengers and having more than eight seats in addition to the driver's seat;
E. Combination of vehicles of which the driving vehicle is in a category or categories for which the driver is licensed (B, and/or C and/or D), but which are not themselves in that category or those categories.
6. Domestic legislations may introduce additional categories of vehicles not belonging to the above-mentioned categories A to E, subcate-gories within categories and combination of categories, which shall be clearly identified in the driving permit.
Annex 7 (International Driving Permit)
Footnote 2 under the “MODEL PAGE No. 1"
Amend to read:
“2. No more than three years after the date of issue or the date of expiry of the domestic driving permit, whichever is earlier."
A. PROJETS D'AMENDEMENTS A LA CONVENTION
Amendements s'appliquant à l'ensemble du texte de la Convention et de ses annexes
1. Remplacer le mot «poids» par le mot «masse».
2. Utiliser le système métrique uniquement pour les masses et les dimensions; les distances sont exprimées en «km (miles)».
Ajouter les nouveaux paragraphes 5 bis et 5 ter suivants:
«5 bis. Les Parties contractantes prendront les mesures nécessaires afin que l'enseignement de la sécurité routière soit dispensé dans les écoles, à tous les niveaux, de façon systématique et continue.
5 ter. Dans tous les cas où des cours de conduite pour apprentis conducteurs sont dispensés par des établissements professionnels d'enseignement de la conduite, les législations nationales doivent fixer des exigences minimales relatives aux antécédents et aux qualifications du personnel chargé de dispenser lesdits cours.»
Paragraphe 6
Modifier le texte comme suit:
«6. Les Parties contractantes s'engagent à communiquer à toute Partie contractante qui les leur demandera les renseignements propres à établir l'identité de la personne au nom de laquelle un véhicule à moteur, ou une remorque attelée à un tel véhicule, est immatriculé sur leur territoire lorsque la demande présentée indique que, sur le territoire de la Partie contractante demanderesse, le véhicule a été impliqué dans un accident ou le conducteur de ce véhicule a commis une infraction grave aux règlements sur la circulation routière pouvant donner lieu à des sanctions importantes ou au retrait du permis de conduire.»
Alinéa a)
Modifier le texte comme suit:
«a) A ce que tous les signaux routiers, signaux lumineux de circulation et marques routières mis en place sur son territoire constituent un système cohérent et soient conçus et implantés de manière à être facilement reconnaissables.»
Alinéa d)
Ajouter:
«iii) Installer sur les trottoirs et accotements des dispositifs ou équipements susceptibles de gêner inutilement la circulation des piétons, notamment des personnes âgées et des handicapés.»
Ajouter les nouveaux paragraphes 3, 4 et 5 suivants:
«3. Les conducteurs doivent faire preuve d'une prudence accrue à l'égard des catégories d'usagers les plus vulnérables tels que les piétons et les cyclistes, et notamment les enfants, les personnes âgées et les handicapés.
4. Les conducteurs doivent veiller à ce que leurs véhicules n'incommodent pas les usagers de la route et les riverains, notamment en provoquant du bruit, de la poussière ou de la fumée lorsqu'il est possible d'éviter de le faire.
5. Le port d'une ceinture de sécurité est obligatoire pour les conducteurs et les passagers des automobiles qui occupent les sièges équipés de ces ceintures, sauf dans les cas d'exemption prévus par la législation nationale.»
Ajouter le nouveau paragraphe 6 suivant:
«6. Sans préjudice des dispositions de l'article 11, si une voie additionnelle est indiquée par des signaux, tout conducteur de véhicule qui se déplace lentement doit utiliser cette voie.»
Paragraphe 2
Modifier l'alinéa c) comme suit:
«c) Qu'il peut le faire sans mettre en danger ou gêner la circulation en sens inverse en vérifiant notamment que la voie qu'il va emprunter est libre sur une distance suffisante et que la vitesse relative des deux véhicules permet d'effectuer le dépassement dans un délai suffisamment court.»
Paragraphe 9 (texte français seulement)
Remplacer les mots «sur place» par le mot «immédiatement».
Modifier le texte comme suit:
«1. (Texte de l'actuel paragraphe 1)
2. Les législations nationales doivent fixer des limitations de vitesse maximale pour toutes les routes. Les législations nationales doivent aussi déterminer des limitations de vitesse applicables à certaines catégories de véhicules présentant un danger spécial en raison notamment de leur poids ou de leur chargement. Elles peuvent prévoir de semblables dispositions pour certaines catégories de conducteurs, en particulier pour les conducteurs débutants.
3. Les dispositions prévues dans la première phrase du paragraphe 2 peuvent ne pas s'appliquer aux conducteurs de véhicules prioritaires mentionnés au paragraphe 2 de l'article 34 ou assimilés comme tels par les législations nationales.
4. (Texte de l'actuel paragraphe 2)
5. (Texte de l'actuel paragraphe 3)
6. (Texte de l'actuel paragraphe 4).»
Supprimer le paragraphe 5 de la présente Convention.
Paragraphe 7
Supprimer les mots «Aux intersections ...»
Ajouter le nouveau paragraphe d) suivant:
«d) Il est interdit aux conducteurs de s'engager sur passage à niveau sans s'assurer au préalable qu'il ne sera pas obligé de s'y immobiliser.»
L'actuel paragraphe d) devient le paragraphe e).
Paragraphe 1
Remplacer le texte actuel par le suivant:
«1. Tout conducteur doit éviter les comportements susceptibles de mettre en danger les piétons.»
Paragraphe 2
L'actuel paragraphe 1 devient le paragraphe 2; modifier le texte de l'alinéa a) comme suit:
«a) Si la circulation des véhicules est réglée à ce passage par des signaux lumineux de circulation ou par un agent de la circulation, les conducteurs doivent, lorsqu'il leur est interdit de passer, s'arrêter avant de s'engager sur le passage ou sur les marques transversales qui le précèdent et, lorsqu'il leur est permis de passer, ne pas entraver ni gêner la traversée des piétons qui se sont engagés sur le passage; si les conducteurs tournent pour s'engager sur une autre route à l'entrée de laquelle se trouve un passage pour piétons, ils ne doivent le faire qu'à allure lente et en laissant passer, quitte à s'arrêter à cet effet, les piétons qui se sont engagés ou qui s'engagent sur le passage.»
Paragraphe 4
L'actuel paragraphe 2 devient le paragraphe 4.
Paragraphe 1
Modifier le texte comme suit:
«1. En dehors des agglomérations, les véhicules et animaux à l'arrêt ou en stationnement doivent être autant que possible placés hors de la chaussée. Dans les agglomérations et en dehors de celles-ci, ils ne doivent pas être placés sur les pistes cyclables, sur les trottoirs ou sur les accotements aménagés pour la circulation des piétons, sauf dans la limite où la législation nationale applicable le permet.»
Paragraphe 3 b)
Ajouter:
iv) Aux emplacements tels que le véhicule masquerait un signal routier ou un signal lumineux de circulation à la vue des usagers de la route.
v) Sur une voie additionnelle signalée pour les véhicules qui se déplacent lentement.»
Paragraphe 3 c)
Supprimer l'alinéa v)
Paragraphe 2
Modifier le texte comme suit:
«2. Les conducteurs débouchant sur une autoroute doivent céder le passage aux véhicules qui y circulent. S'il existe une voie d'accélération, ils doivent l'emprunter.»
Ajouter un nouvel article libellé comme suit:
Dans les tunnels comportant une signalisation spéciale, les prescriptions ci-après sont applicables:
1. Il est interdit à tout conducteur:
a) de faire marche arrière;
b) de faire demi-tour;
c) de mettre son véhicule à l'arrêt ou en stationnement, sauf aux endroits spécialement indiqués.
2. Même si le tunnel est éclairé, tout conducteur doit allumer ses feux de route ou ses feux de croisement.
3. En cas d'immobilisation prolongée des véhicules, le conducteur doit arrêter son moteur.»
Paragraphe 2
Modifier le texte comme suit:
«2. Les conducteurs d'automobiles peuvent donner les avertissements lumineux définis au paragraphe 3 de l'article 32 ...»
Ajouter un nouvel article libellé comme suit:
Les passagers ne doivent pas être transportés en nombre tel ou de telle façon qu'ils gênent la conduite ou réduisent le champ de vision du conducteur.»
Remplacer le texte de l'article 32 par le suivant:
1. Entre la tombée de la nuit et le lever du jour, ainsi qu'en toute autre circonstance où la visibilité est insuffisante du fait, par exemple, de brouillard, de chute de neige ou de forte pluie, les feux ci-après doivent être allumés sur un véhicule en mouvement:
a) Sur les véhicules à moteur et les cyclomoteurs, les feux-route ou feux-croisement et les feux-position arrière, selon l'équipement prescrit par la présente Convention pour le véhicule de chaque catégorie;
b) Sur les remorques, les feux-position avant si ces feux sont prescrits au paragraphe 30 de l'annexe 5 de la présente Convention et au moins deux feux-position arrière.
2. Les feux-route doivent être éteints et remplacés par les feux-croisement:
a) Dans les agglomérations lorsque la route est suffisamment éclairée et en dehors des agglomérations lorsque la chaussée est éclairée de façon continue et que cet éclairage est suffisant pour permettre au conducteur de voir distinctement jusqu'à une distance suffisante et aux autres usagers de la route de percevoir le véhicule à une distance suffisante;
b) Lorsqu'un conducteur va croiser un autre véhicule, de façon à éviter l'éblouissement, à la distance nécessaire pour que le conducteur de cet autre véhicule puisse continuer sa marche aisément et sans danger;
c) Dans toute autre circonstance où il est nécessaire de ne pas éblouir les autres usagers de la route ou les usagers d'une voie d'eau ou d'une voie ferrée qui longe la route.
3. Toutefois, lorsqu'un véhicule en suit un autre à faible distance, les feux-route peuvent être utilisés pour donner un avertissement lumineux dans les conditions prévues au paragraphe 2 de l'article 28 de l'intention de dépasser.
4. Les feux-brouillard ne peuvent être allumés qu'en cas de brouillard épais, de chute de neige, de forte pluie ou dans des conditions analogues et, en ce qui concerne les feux-brouillard avant, pour remplacer les feux-croisement. La législation nationale peut autoriser l'utilisation simultanée des feux-brouillard avant et des feux-croisement et l'utilisation des feux-brouillard avant sur les routes étroites et comportant de nombreux virages.
5. Sur les véhicules équipés de feux-position avant, ces feux doivent être utilisés en même temps que les feux-route, les feux-croisement ou les feux-brouillard avant.
6. De jour, les conducteurs de motocycles doivent rouler avec au moins un feu-croisement avant et un feu rouge arrière allumés. La législation nationale peut autoriser l'utilisation de feux de jour au lieu de feux-croisement.
7. La législation nationale peut rendre obligatoire pour les conducteurs de véhicules à moteur l'utilisation pendant le jour des feux-croisement ou des feux de jour. Dans ce cas, les feux-position arrière doivent être utilisés en même temps que les feux avant.
8. Entre la tombée de la nuit et le lever du jour ainsi que dans toute autre circonstance où la visibilité est insuffisante, la présence de véhicules à moteur et de leurs remorques à l'arrêt ou en stationnement sur une route doit être indiquée par des feux-position avant et arrière. En cas de brouillard épais, de chute de neige, de forte pluie ou de conditions analogues, les feux-croisement ou les feux-brouillard avant peuvent être utilisés. Dans ces conditions les feux-brouillard arrière peuvent être utilisés en complément des feux-position arrière.
9. Par dérogation aux dispositions du paragraphe 8 du présent article, à l'intérieur d'une agglomération, les feux-position avant et arrière peuvent être remplacés par des feux de stationnement, à condition que:
a) Les dimensions du véhicule n'excèdent pas 6 m de long et 2 m de large;
b) Aucune remorque ne soit attelée au véhicule;
c) Les feux de stationnement soient placés sur le côté du véhicule opposé au bord de la chaussée le long duquel le véhicule est à l'arrêt ou en stationnement.
10. Par dérogation aux dispositions des paragraphes 8 et 9 du présent article, un véhicule peut être à l'arrêt ou en stationnement tous feux éteints:
a) Sur une route éclairée de façon telle que le véhicule soit visible distinctement à une distance suffisante;
b) En dehors de la chaussée et d'un accotement stabilisé;
c) Lorsqu'il s'agit de cyclomoteurs et de motocycles à deux roues sans side-car et non munis de batterie, tout au bord de la chaussée dans une agglomération.
11. La législation nationale peut accorder des dérogations aux dispositions des paragraphes 8 et 9 du présent article pour les véhicules à l'arrêt ou en stationnement à l'intérieur d'une agglomération, dans des rues où la circulation est très faible.
12. Les feux-marche arrière ne peuvent être utilisés que lorsque le véhicule fait marche arrière ou est sur le point de faire marche arrière.
13. Les signaux de détresse ne peuvent être utilisés que pour avertir les autres usagers de la route d'un danger particulier:
a) Lorsqu'un véhicule en panne ou accidenté ne peut être déplacé immédiatement, de telle sorte qu'il constitue un obstacle pour les autres usagers;
b) Lorsqu'il s'agit de signaler aux autres usagers le risque d'un danger imminent.
14. Les feux spéciaux d'avertissement:
a) Emettant une lumière bleue ne peuvent être utilisés que sur les véhicules prioritaires qui accomplissent une mission urgente ou dans d'autres cas lorsqu'il est nécessaire d'avertir les autres usagers de la route de la présence du véhicule;
b) Emettant une lumière jaune-auto ne peuvent être utilisés que lorsque les véhicules sont réellement affectés aux tâches particulières pour lesquelles ils ont été équipés du feu spécial d'avertissement ou lorsque la présence desdits véhicules sur la route constitue un danger ou une gêne pour les autres usagers.
L'utilisation de feux d'avertissement émettant d'autres couleurs peut être autorisée par la législation nationale.
15. En aucun cas un véhicule ne doit être équipé de feux rouges à l'avant ou de feux blancs à l'arrière, sous réserve des dérogations indiquées au paragraphe 61 de l'annexe 5. Un véhicule ne doit pas être modifié ni être équipé de feux supplémentaires d'une manière qui risque de contrevenir à la présente disposition.»
Remplacer le texte de l'article 33 par le suivant:
1. Tout véhicule ou ensemble de véhicules auxquels ne s'appliquent pas les dispositions de l'article 32 de la présente Convention et qui se trouve sur une route entre la tombée de la nuit et le lever du jour doit avoir au moins un feu blanc ou jaune sélectif à l'avant et au moins un feu rouge à l'arrière. Lorsqu'il n'y a qu'un feu à l'avant ou qu'un feu à l'arrière, ce feu doit être placé sur l'axe du véhicule ou du côté opposé à celui correspondant au sens de la circulation.
a) Les charrettes à bras, c'est-à-dire les charrettes tirées ou poussées à la main, doivent avoir au moins un feu blanc ou jaune sélectif à l'avant, et au moins un feu rouge à l'arrière. Ces deux feux peuvent être émis par un dispositif unique placé du côté opposé à celui correspondant au sens de la circulation. Les feux ne sont pas obligatoires sur les charrettes à bras d'une largeur maximale de 1 m.
b) Les véhicules à traction animale doivent avoir deux feux blancs ou jaune sélectif à l'avant et deux feux rouges à l'arrière. Toutefois, la législation nationale peut autoriser que la signalisation de ces véhicules soit réalisée au moyen d'un seul feu blanc ou jaune sélectif à l'avant et d'un seul feu rouge à l'arrière. Dans l'un et l'autre cas, le feu doit être placé du côté opposé à celui correspondant au sens de la circulation. S'il n'est pas possible de fixer sur le véhicule les feux prévus, ceux-ci peuvent être portés par des personnes marchant immédiatement à côté du véhicule, du côté opposé à celui correspondant au sens de la circulation. De plus, les véhicules à traction animale doivent être munis à l'arrière de deux catadioptres rouges, le plus près possible des bords extérieurs du véhicule. Les feux ne sont pas obligatoires sur les véhicules à traction animale d'une largeur maximale de 1 m. Cependant, un seul catadioptre doit être placé à l'arrière du côté opposé à celui correspondant au sens de la circulation ou au milieu du véhicule.
2. a) Lorsqu'ils circulent sur la chaussée de nuit:
i) Les groupes de piétons conduits par un moniteur, ou formant un cortège, doivent montrer, du côté opposé à celui correspondant au sens de la circulation, au moins un feu blanc ou jaune sélectif à l'avant et un feu rouge à l'arrière, ou un feu jaune-auto dans les deux directions;
ii) Les conducteurs de bêtes de trait, de bêtes de charge ou de selle, ou de bestiaux, doivent montrer, du côté opposé à celui correspondant au sens de la circulation, au moins un feu blanc ou jaune sélectif à l'avant et un feu rouge à l'arrière, ou un feu jaune-auto dans les deux directions. Ces feux peuvent être émis par un dispositif unique.
b) Les feux visés à l'alinéa a) du présent paragraphe ne sont pas requis dans les agglomérations éclairées de façon appropriée.»
Paragraphe 1 a)
Après le sixième alinéa, en ajouter un nouveau libellé comme suit:
«S'il s'agit d'un véhicule destiné au transport de marchandises, la masse à vide;»
Ajouter les deux nouveaux paragraphes 1 c) et 1 d) suivants:
«c) Pour les automobiles des catégories A et B définies aux annexes 6 et 7 de la présente Convention ainsi que, si possible, pour les autres automobiles:
i) Le signe distinctif de l'Etat d'immatriculation défini à l'annexe 3 de ladite Convention doit figurer en tête du certificat;
ii) Les huit indications que, conformément aux dispositions de l'alinéa a) du présent paragraphe, tout certificat d'immatriculation doit porter, doivent être précédées ou suivies respectivement des lettres A, B, C, D, E, F, G et H;
iii) Le titre du certificat inscrit dans la langue ou les langues nationales du pays d'immatriculation peut être précédé ou suivi de la mention, en français, «certificat d'immatriculation».
d) Pour les remorques (y compris les semi-remorques) qui sont importées temporairement par un mode de transport autre que la route, une photocopie du certificat d'immatriculation, certifiée conforme par l'autorité qui a délivré ce certificat, doit être considérée comme suffisante.»
Modifier le titre de l'article comme suit:
«Prescriptions techniques et inspection des véhicules»
Le texte actuel de l'article 39 devient le paragraphe 1.
Ajouter les deux nouveaux paragraphes 2 et 3 suivants:
«2. Les législations nationales doivent prescrire un contrôle technique périodique:
a) Des automobiles affectées au transport de personnes et comportant, outre le siège du conducteur, plus de huit places assises;
b) Des automobiles affectées au transport de marchandises dont la masse maximale autorisée dépasse 3 500 kg ainsi que des remorques conçues pour être attelées à de tels véhicules.
3. Les législations nationales étendront, autant que possible, les dispositions du paragraphe 2 à d'autres catégories de véhicules.»
Le texte actuel de l'article 40 devient le paragraphe 1.
Ajouter un nouveau paragraphe 2 libellé comme suit:
«2. Le certificat d'immatriculation doit être conforme aux prescriptions du paragraphe 1 de l'article 35 dans les cinq ans qui suivent son entrée en vigueur. Les certificats délivrés avant cette échéance sont mutuellement reconnus jusqu'à la date limite de validité qui y est indiquée.»
Modifier le titre de l'article comme suit:
«Permis de conduire»
Ajouter le nouveau paragraphe 1 suivant:
«1. a) Tout conducteur d'une automobile doit être titulaire d'un permis de conduire;
b) Les parties contractantes s'engagent à faire en sorte que les permis de conduire ne soient délivrés qu'après vérification par les autorités compétentes des connaissances et de l'habileté requises du conducteur;
c) La législation nationale doit fixer des conditions pour l'obtention d'un permis de conduire;
d) Aucune disposition de la présente Convention ne doit être interprétée comme interdisant aux Parties contractantes ou à leurs subdivisions d'exiger des permis de conduire pour les des autres véhicules à moteur et pour les cyclomoteurs.»
Les paragraphes 1 et 2 actuels deviennent les paragraphes 2 et 3.
Supprimer le paragraphe 3 actuel.
Remplacer le texte actuel du paragraphe 4 par le texte suivant:
«4. Les Parties contractantes peuvent prévoir dans leur législation nationale une subdivision des catégories de véhicules visées aux annexes 6 et 7 de la présente Convention. En cas de limitation du permis de conduire à certains véhicules d'une même catégorie, un chiffre doit être ajouté à la lettre qui désigne la catégorie en question et la nature de la limitation doit être indiquée sur le permis de conduire.»
Le paragraphe 4 actuel devient le paragraphe 5 et il est modifié comme suit:
«5. Aux fins de l'application du paragraphe 2 et de l'alinéa c) du paragraphe 3 du présent article: ...»
Les paragraphes 5 et 6 deviennent les paragraphes 6 et 7.
Le Texte actuel de l'article 43 devient le paragraphe 1.
Ajouter le nouveau paragraphe 2 suivant:
«2. Les permis de conduire nationaux doivent être adaptés aux prescriptions de l'amendement à l'annexe 6 dans les cinq ans qui suivent son entrée en vigueur. Les permis délivrés avant cette échéance sont mutuellement reconnus jusqu'à la date limite de validité qui y est indiquée.»
Conditions techniques relatives aux automobiles et aux remorques
Paragraphe 1
Devient le paragraphe 3.
Paragraphe 3
Devient le paragraphe 1, modifié comme suit:
«1. Sans préjudice des dispositions du paragraphe 2 a) de l'article 3 et du paragraphe 1 de l'article 39 de la présente Convention, toute Partie contractante peut, pour les automobiles qu'elle immatricule et pour les remorques qu'elle admet à la circulation en vertu de sa législation nationale, imposer des prescriptions complétant les dispositions de la présente annexe ou plus rigoureuses que celles-ci. Tout véhicule en circulation internationale doit satisfaire aux prescriptions techniques en vigueur dans son pays d'immatriculation lors de sa première mise en service.»
FREINAGE
Paragraphe 5
Modifier l'alinéa b) comme suit:
«b. Un frein de stationnement permettant de maintenir le véhicule immobile, quelles que soient ses conditions de chargement, sur une déclivité ascendante ou descendante notable, les surfaces actives du frein restant maintenues en position de serrage au moyen d'un dispositif à action purement mécanique;»
Paragraphe 7
Modifier le texte comme suit:
«7. Le frein de service doit agir sur toutes les roues du véhicule.»
Ajouter les nouveaux paragraphes 10 bis, 10 ter et 10 quater suivants:
«10 bis. L'ensemble des dispositifs des véhicules contribuant au freinage doit être conçu et réalisé de telle façon que l'efficacité du frein de service soit assurée après un actionnement prolongé ou répété.
10 ter. L'action du frein de service doit être convenablement répartie et synchronisée entre les différentes essieux du véhicule.
10 quater. Si l'action de commande sur le frein de service est assistée, partiellement ou totalement, par une source d'énergie autre que l'énergie musculaire du conducteur, la possibilité d'arrêter le véhicule sur une distance raisonnable doit être assurée, même en cas de défaillance de la source d'énergie.»
Paragraphe 11
Modifier la première phrase de l'alinéa b) comme suit:
«b) Un frein de stationnement permettant de maintenir le véhicule immobile, quelles que soient ses conditions de chargement, sur une déclivité ascendante ou descendante notable, les surfaces actives ...»
Paragraphe 13
Modifier le texte comme suit:
«13. Le frein de service doit agir sur toutes les routes de la remorque. L'action du frein de service doit être convenablement répartie et synchronisée entre les différents essieux de la remorque.»
Paragraphe 16
Supprimer la dernière partie de la dernière phrase: «prévue au paragraphe 58 de la présente annexe.» et modifier le texte qui le précède comme suit: «..., d'une attache secondaire.»
Paragraphe 17
Modifier l'alinéa b) comme suit:
«b) L'action du frein de service doit être convenablement répartie et synchronisée entre les différents essieux de l'ensemble.»
Paragraphe 18 b)
(Modification intéressant uniquement le texte anglais.)
FEUX ET DISPOSITIFS RÉFLÉCHISSANTS
Titre du chapitre II
Le modifier comme suit:
«Dispositifs d'éclairage et de signalisation lumineuse des véhicules»
Paragraphe 19
Modifier le texte comme suit:
«19. Aux fins du présent chapitre, le terme:
<Feu-route> désigne le feu servant à éclairer la route sur une grande distance en avant de ce véhicule;
<Feu-croisement> désigne le feu servant à éclairer la route en avant de ce véhicule sans éblouir ni gêner indûment les conducteurs venant en sens inverse et les autres usagers de la route;
<Feu-position avant> désigne le feu servant à indiquer la présence et la largeur de ce véhicule vu de l'avant;
<Feu-position arrière> désigne le feu servant à indiquer la présence et la largeur de ce véhicule vu de l'arrière;
<Feu stop> désigne le feu servant à indiquer aux autres usagers de la route qui se trouvent derrière ce véhicule que son conducteur actionne le frein de service;
<Feu-brouillard avant> désigne le feu servant à améliorer l'éclairage de la route en cas de brouillard épais, de chute de neige, de forte pluie ou de conditions analogues;
<Feu-brouillard arrière> désigne le feu servant à rendre le véhicule plus visible vu de l'arrière, en cas de brouillard épais, de chute de neige, de forte pluie ou de conditions analogues;
<Feu-marche arrière> désigne le feu servant à éclairer la route à l'arrière de ce véhicule et à avertir les autres usagers de la route que le véhicule fait marche arrière ou est sur le point de faire marche arrière;
<Feu-indicateur de direction> désigne le feu servant à indiquer aux autres usagers de la route que le conducteur a l'intention de changer de direction vers la droite ou vers la gauche;
<Feu-stationnement> désigne le feu servant à indiquer la présence d'un véhicule en stationnement; il peut remplacer les feux-position avant et arrière;
<Feu-encombrement> désigne le feu installé près de l'extrémité hors tout de la largeur et aussi proche que possible de la hauteur du véhicule et destiné à indiquer nettement sa largeur hors tout. Ce signal sert à compléter, pour certains véhicules à moteur et remorque, les feux-position, en attirant particulièrement l'attention sur son encombrement;
<Signal de détresse> désigne le signal donné par le fonctionnement simultané de tous les feux indicateurs de direction;
<Feu latéral> désigne le feu installé sur le flanc du véhicule destiné à indiquer la présence du véhicule vu latéralement;
<Feu spécial> désigne un feu destiné à signaler soit un véhicule prioritaire, soit un véhicule ou un groupe de véhicules dont la présence sur la route impose aux autres usagers de la route de prendre des précautions particulières, notamment les convois de véhicules, les véhicules de dimensions exceptionnelles et les véhicules ou engins de construction ou d'entretien des routes;
<Dispositif d'éclairage de plaque d'immatriculation arrière> désigne le dispositif permettant d'assurer l'éclairage de l'emplacement destiné à la plaque d'immatriculation arrière et qui peut être composé de divers éléments optiques;
<Feu de jour> désigne un feu destiné à rendre de jour un véhicule plus visible de l'avant lorsqu'il est en mouvement;
<Rétroréflecteur> désigne un dispositif servant à indiquer la présence d'un véhicule par réflexion de la lumière émanant d'une source lumineuse non reliée à ce véhicule;
<Plage éclairante> désigne la projection orthogonale sur un plan vertical transversal de la surface efficace de sortie de la lumière. Pour un rétroréflecteur, la surface efficace est la surface visible de l'optique catadioptrique.»
Paragraphe 21
(Modification intéressant uniquement le texte anglais.)
Dans la première phrase, supprimer les mots «sur une distance d'au moins 100 m (325 pieds) en avant du véhicule.»
Paragraphe 22
Modifier le texte comme suit:
«22. A l'exception des motocycles, toute automobile susceptible de dépasser en palier la vitesse de 10 km (6 miles) à l'heure doit être munie à l'avant d'un nombre pair de feux-croisement blancs ou jaune sélectif, capables d'éclairer efficacement la route la nuit par temps clair. Une automobile doit être munie d'une installation telle que pas plus de deux feux-croisement puissent être allumés simultanément. Les feux-croisement doivent être réglés conformément à la définition du paragraphe 19 de la présente annexe.»
Paragraphe 23
Modifier le texte comme suit:
«23. Toute automobile autre qu'un motocycle à deux roues sans side-car doit être munie à l'avant de deux feux-position avant blancs; toutefois, le jaune sélectif est admis pour les feux-position avant incorporés dans des feux-route ou des feux-croisement émettant des faisceaux de lumière jaune sélectif. Ces feux-position avant, lorsqu'ils sont les seuls feux allumés à l'avant du véhicule, doivent être visibles de nuit par temps clair sans éblouir ni gêner indûment les autres usagers de la route.»
Paragraphe 24
Modifier le texte comme suit:
«24. a) Toute automobile autre qu'un motocycle à deux roues sans side-car doit être munie à l'arrière d'un nombre pair de feux-position arrière rouges visibles de nuit par temps clair sans éblouir ni gêner indûment les autres usagers de la route.
b) Toute remorque doit être munie à l'arrière d'un nombre pair de feux-position arrière rouges visibles de nuit par temps clair sans éblouir ni gêner indûment les autres usagers de la route. Toutefois, les remorques dont la largeur hors tout ne dépasse pas 0,80 m peuvent n'être munies que d'un seul de ces feux si elles sont attelées à un motocycle à deux roues sans side-car.»
Paragraphe 25
Modifier le texte comme suit:
«25. Toute automobile ou remorque portant à l'arrière un numéro d'immatriculation doit être équipée d'un dispositif d'éclairage tel que ce numéro soit lisible de nuit par temps clair.»
Paragraphe 26
Modifier le texte comme suit:
«26. Sur toute automobile, y compris les motocycles, et sur tout ensemble constitué par un véhicule automobile et une ou plusieurs remorques, les connexions électriques doivent être telles que les feux-route, feux-croisement, feux-brouillard avant, feux-position avant de l'automobile et le dispositif visé au paragraphe 25 ci-dessus ne puissent être mis en service que lorsque les feux-position arrière de l'automobile ou de l'ensemble de véhicules, situés le plus à l'arrière le sont eux aussi.
Les feux-brouillard arrière ne doivent pouvoir être mis en service que lorsque les feux-route, les feux-croisement ou les feux-brouillard avant sont en service.
Cependant, cette condition n'est pas imposée pour les feux-route ou les feux-croisement lorsqu'ils sont utilisés pour donner les avertissements lumineux visés au paragraphe 3 de l'article 32 de la Convention. En outre, les connexions électriques doivent être telles que les feux-position avant de l'automobile soient toujours allumés lorsque les feux-croisement, les feux-route ou les feux-brouillard avant le sont.»
Paragraphe 27
Modifier le texte comme suit:
«27. Toute automobile autre qu'un motocycle à deux roues sans side-car doit être munie à l'arrière d'au moins deux rétroréflecteurs rouges de forme non triangulaire. Ces rétroréflecteurs, lorsqu'ils sont éclairés par les feux-route, les feux-croisement ou les feux-brouillard d'un autre véhicule, doivent être visibles la nuit par temps clair par le conducteur de cet autre véhicule.»
Paragraphe 28
Modifier le texte comme suit:
«28. Toute remorque doit être munie à l'arrière d'au moins deux rétroréflecteurs rouges. Ces rétroréflecteurs doivent avoir la forme d'un triangle équilatéral dont un sommet est en haut et un côté est horizontal. Aucun feu de signalisation ne doit être placé à l'intérieur du triangle. Ces rétroréflecteurs doivent satisfaire à la condition de visibilité fixée au paragraphe 27 ci-dessus. Toutefois, les remorques dont la largeur hors tout ne dépasse pas 0,80 m peuvent n'être munies que d'un seul rétroréflecteur si elles sont attelées à un motocycle à deux roues sans side-car.»
Paragraphe 29
Dans la deuxième phrase, supprimer les mots «d'emplacement et».
Paragraphe 30
Modifier le texte comme suit:
«30. Une remorque doit être munie à l'avant de deux feux-position avant blancs, lorsque sa largeur excède 1,60 m. Les feux-position avant ainsi prescrits doivent être placés le plus près possible de l'extrémité de la largeur hors tout de la remorque.»
Paragraphe 31
Modifier le texte comme suit:
«31. A L'exception des motocycles à deux roues avec ou sans side-car, toute automobile capable de dépasser en palier la vitesse de 25 km (15 miles) à l'heure doit être munie à l'arrière d'au moins deux feux-stop de couleur rouge dont l'intensité lumineuse est nettement supérieure à celle des feux-position arrière. La même disposition s'applique à toute remorque constituant le dernier véhicule d'un ensemble de véhicules.»
Paragraphe 32
Modifier le texte de l'alinéa a) comme suit:
«a) Tout motocycle à deux roues avec ou sans side-car doit être muni d'un ou deux feux-croisement satisfaisant aux dispositions de couleur et de visibilité fixées au paragraphe 22 ci-dessus;»
Alinéa b): modification intéressant uniquement le texte anglais.
Supprimer l'alinéa c).
Paragraphe 33
(Modification intéressant uniquement le texte anglais.)
Supprimer la dernière phrase.
Paragraphe 34
(Modification intéressant uniquement le texte anglais.)
Paragraphe 35
Modifier le texte comme suit:
«35. Tout motocycle à deux roues sans side-car doit être muni à l'arrière d'un rétroréflecteur de forme non triangulaire satisfaisant aux conditions de couleur et de visibilité fixées au paragraphe 27 ci-dessus.»
Paragraphe 36
(Modification intéressant uniquement le texte anglais.)
Paragraphe 37
(Modification intéressant uniquement le texte anglais.)
Supprimer la dernière phrase.
Paragraphe 38
Remplacer les deux dernières phrases par la phrase suivante:
«Toutefois, sur un véhicule électrique dont la largeur ne dépasse pas 1,30 m et la vitesse ne dépasse pas 40 km (25 miles) à l'heure, un seul feu-route et un seul feu-croisement suffisent.»
Paragraphe 39
Modifier le texte comme suit:
«39. Toute automobile, à l'exception des cyclomoteurs, et toute remorque doit être munie de feux-indicateurs de direction à position fixe et à lumière clignotante jaune-auto, disposés en nombre pair sur le véhicule et visibles de jour et de nuit par les usagers de la route intéressés au mouvement du véhicule.»
Paragraphe 40
Modifier le texte comme suit:
«40. Si des feux-brouillard avant sont installés sur une automobile, ils doivent émettre une lumière blanche ou jaune sélectif, être au nombre de deux, ou, s'il s'agit d'un motocycle, d'un seul, et être placés de telle façon qu'aucun point de leur plage éclairante ne se trouve au-dessus du point le plus haut de la plage éclairante des feux-croisement.»
Paragraphe 41
Modifier le texte comme suit:
«41. Aucun feu-marche arrière ne doit éblouir ou gêner indûment les autres usagers de la route. Si un feu-marche arrière est installé sur une automobile, il doit émettre une lumière blanche ou jaune sélectif. Le feu-marche arrière ne doit être allumé que lorsque le dispositif de marche arrière est enclenché.
Paragraphe 42
Modifier le texte comme suit:
«42. Aucun feu, autre que les feux-indicateurs de direction et les feux spéciaux, ne doit émettre de lumière clignotante ou à éclats. Les feux latéraux peuvent clignoter en même temps que les feux-indicateurs de direction.»
Ajouter les nouveaux paragraphes 42 bis à 42 septies suivants:
«42 bis. Les feux spéciaux doivent émettre une lumière clignotante ou à éclats; la couleur de la lumière émise doit être conforme aux disposition du paragraphe 14 de l'article 32.
42 ter. Toute automobile, à l'exception des motocycles, et toute remorque doivent être munies d'un dispositif permettant d'émettre un signal de détresse.
42 quater. Si des feux-brouillard arrière sont installés sur une automobile ou sur une remorque, ils doivent être rouges.
42 quinquies. Toute automobile et remorque de longueur supérieure à 6 m doivent être équipées de rétroréflecteurs latéraux jaune-auto.
42 sexties. Toute automobile et remorque de largeur supérieure à 1,80 m peut être équipée de feux d'encombrement. Ces feux seront obligatoires si la largeur de l'automobile ou de la remorque dépasse 2,10 m. Si ces feux sont utilisés, ils seront au nombre de deux au minimum et émettront une lumière blanche ou jaune-auto vers l'avant et rouge vers l'arrière.
42 septies. Toute automobile et remorque peuvent être équipées de feux latéraux. Si de tels feux sont installés, ils émettront une lumière couleur jaune-auto.»
Paragraphe 43
Modifier le texte comme suit:
«43. Pour l'application des dispositions de la présente annexe, sera considéré:
a) Comme un seul feu toute combinaison de deux ou plusieurs feux, identiques ou non, mais ayant la même fonction et la même couleur de lumière;
b) Comme deux ou comme un nombre pair de feux, une seule plage éclairante ayant la forme d'une bande lorsque celle-ci est située symétriquement par rapport au plan longitudinal médian du véhicule. L'éclairage de cette plage devra être assuré par au moins deux sources lumineuses situées le plus près possible de ses extrémités.»
Paragraphes 44 et 45
(Modification intéressant uniquement le texte anglais.)
AUTRES PRESCRIPTIONS
Paragraphe 47
Modifier le texte comme suit:
«47. Toute automobile doit être munie d'un ou plusieurs miroirs rétroviseurs; le nombre, les dimensions et la disposition de ces miroirs doivent être tels qu'ils permettent au conducteur de voir la circulation vers l'arrière de son véhicule.»
Paragraphe 49
Supprimer les mots «de sa place de conduite».
Paragraphe 53
Modifier le texte comme suit:
«53. Tout moteur thermique de propulsion d'une automobile doit être muni d'un dispositif d'échappement silencieux efficace.»
Paragraphe 54
Modifier la première phrase comme suit:
«54. Les roues des automobiles et de leurs remorques doivent être munies de bandages pneumatiques assurant une bonne adhérence, même sur chaussée mouillée. Toutefois, la présente disposition ...»
Paragraphe 56
Modifier le texte de l'alinéa a) comme suit:
«a) Soit un panneau consistant en un triangle équilatéral à bords rouges et à fond évidé ou de couleur claire; les bords rouges doivent être munis d'une bande réflectorisée; ils peuvent en outre être munis d'une partie rouge fluorescente et/ou être éclairés par transparence; le panneau doit être tel qu'il puisse être placé en position verticale stable;»
Remplacer le titre et le texte du paragraphe 58 par le texte suivant:
«Dispositifs de retenue
58. Toutes les fois que cela est techniquement possible, tous les sièges faisant face vers l'avant des véhicules de la catégorie B visés aux annexes 6 et 7 de la présente Convention, à l'exception des véhicules construits ou utilisés à des fins spéciales définies par la législation nationale, doivent être munis d'une ceinture de sécurité homologuée ou d'un dispositif homologué ayant une efficacité comparable.»
Paragraphe 59
Modifier le texte de l'alinéa b) comme suit:
«b) Dans toute la mesure possible, le dispositif d'allumage à haute tension du moteur des automobiles ne doit pas donner lieu à une émission excessive de parasites radioélectriques;»
Ajouter le nouvel alinéa e) suivant:
«e) Les véhicules dont la masse maximale autorisée dépasse 3,5 t doivent être munis dans toute la mesure possible d'une protection anti-encastrement arrière et latérale.»
DEROGATIONS
Paragraphe 60
A l'alinéa a), remplacer «25 km (15 miles)» par «30 km (19 miles)»
Ajouter le nouvel alinéa e) suivant:
«e) Pour les véhicules adaptés à la conduite par des handicapés.»
Paragraphe 61
Modifier le texte comme suit:
«61. Les Parties contractantes peuvent également déroger aux dispositions de la présente annexe pour les véhicules qu'elles immatriculent et qui peuvent s'engager dans la circulation internationale par les dispositions ci-après:
a) En autorisant la couleur jaune-auto pour les feux-position avant des automobiles et des remorques;
b) En ce qui concerne la position des feux sur les véhicules à usage spécialisé dont la forme extérieure ne permettrait pas le respect de ces dispositions sans recourir à des dispositifs de montage risquent d'être facilement endommagés ou arrachés;
c) En ce qui concerne les remorques servant au transport de charges longues (troncs d'arbres, tuyaux, etc.) et qui, en marche, ne sont pas attelées au véhicule tracteur mais lui sont seulement reliées par la charge;
d) En autorisant l'émission de lumière blanche vers l'arrière et rouge vers l'avant pour les dispositifs suivants:
– feux tournants ou à éclats des véhicules prioritaires,
– feux fixes pour transports exceptionnels,
– feux et rétroréflecteurs latéraux,
– affichage lumineux professionnel sur le toit.
e) En autorisant l'émission de lumière bleue vers l'avant et vers l'arrière pour les feux tournants ou à éclats;
f) En autorisant sur n'importe quelle face d'un véhicule de forme ou de dimension spéciale ou encore utilisé à des fins spéciales et dans des conditions spéciales, des bandes alternées rétroréfléchissantes ou fluorescentes rouges et rétroréfléchissantes blanches;
g) En autorisant l'émission vers l'arrière de lumière blanche ou colorée réfléchie par les chiffres ou lettres ou par le fond des plaques arrière d'immatriculation par des signes distinctifs ou d'autres marques distinctives requises par la législation nationale;
h) En autorisant la couleur rouge pour les rétroréflecteurs latéraux les plus en arrière et pour les feux latéraux les plus en arrière.»
DISPOSITIONS TRANSITOIRES
Ajouter le nouveau paragraphe 62 bis suivant:
«62 bis. Les automobiles immatriculées pour la première fois et les remorques mises en circulation sur le territoire d'une Partie contractante avant l'entrée en vigueur du présent Accord ou deux ans après cette entrée en vigueur ne seront pas soumises aux dispositions de la présente annexe, à condition qu'elles satisfassent aux dispositions de l'annexe 5 de la Convention de 1968 sur la circulation routière ou aux autres dispositions visées au chapitre V de cette annexe.»
Définition des filtres colorés pour l'obtention des couleurs visées à la présente annexe (Coordonnées trichromatiques)
Ajouter le nouveau texte ci-après:
«Bleu .......... limite vers le vert y = 0,065 + 0,805x
limite vers le blanc y = 0,400 – x
limite vers le pourpre x = 0,133 + 0,600y.»
Annexe 6 (Permis de conduire national)
Remplacer le texte de l'annexe 6 par le texte suivant:
1. Le permis de conduire national doit se présenter sous forme d'un document.
2. Le permis est imprimé dans la langue ou les langues prescrites par l'autorité qui l'émet ou est habilitée à l'émettre; toutefois, il porte, en français le titre «permis de conduire», accompagné ou non du titre dans d'autres langues, ainsi que le nom et/ou le signe distinctif du pays dans lequel le permis est délivré.
3. Les indications protées sur le permis sont, soit uniquement en caractère latin ou en cursive dite anglaise, soit répétées de cette façon.
4. Les indications ci-après figurent sur le permis de conduire; elles sont précédées ou suivies des chiffres 1 à 11.
1. Le nom
2. Les prénoms 1
3. La date et le lieu de naissance 2
4. Le domicile 3
5. L'autorité ayant délivré le permis
6. La date et le lieu de délivré du permis
7. La date d'échéance de validité du permis4
8. Le numéro du permis
9. La signature et/ou le cachet de l'autorité ayant délivré le permis
10. La signature du titulaire 5
11. La ou les catégories de véhicules, et éventuellement les sous-catégories pour lesquelles le permis est valable, avec l'indication de la date de délivrance du permis et des dates limites de validité pour chacune de ces catégories.
En outre, sur le permis de conduire doit être apposée la photographie du titulaire. La législation nationale détermine les indications supplémentaires qu'elle souhaite voir figurer sur le permis de conduire ainsi que le format et le type de support de ce permis.
5. Les catégories de véhicules pour lesquelles le permis peut être rendu valable sont les suivantes:
A. Motocycles;
B. Automobiles, autres que celles de la catégorie A, dont la masse maximale autorisée n'excède pas 3 500 kg et dont le nombre de places assises, outre le siège du conducteur, n'excède pas huit;
C. Automobiles, autres que celles de la catégorie D, dont la masse maximale autorisée excède 3 500 kg;
D. Automobiles affectées au transport de personnes et ayant plus de huit places assises, outre le siège du conducteur;
E. Ensemble de véhicules dont le tracteur rentre dans la ou les catégories B, C ou D pour lesquelles le conducteur est habilité, mais qui ne rentrent pas eux-mêmes dans cette catégorie ou ces catégories.
6. Les législations nationales peuvent créer, outre les catégories précitées A à E, des catégories supplémentaires de véhicules, ainsi que des sous-catégories à l'intérieur des catégories et des combinaisons de catégories; celles-ci devront être clairement définies sur le permis de conduire.
Annexe 7 (Permis international de conduire)
Note 2 sous la «PAGE MODELE No 1»
Lire:
«2. Trois ans au maximum après la date de délivrance ou à la date d'expiration de la validité du permis national de conduire, à celle des deux dates qui est antérieure à l'autre.»
De vertaling van de wijzigingen luidt als volgt:
A. VOORGESTELDE WIJZIGINGEN OP HET VERDRAG
De wijzigingen zijn van toepassing op de gehele tekst van het Verdrag en de bijlagen daarbij
1. Het woord „gewicht" wordt vervangen door „massa".
2. Het metrieke stelsel wordt alleen gebruikt voor massa en afmetingen; afstanden worden uitgedrukt in „km (mijl)".
De volgende nieuwe leden 5bis en 5ter worden toegevoegd:
„5bis. De Verdragsluitende Partijen nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat er op scholen op alle niveaus systematisch en voortdurend onderricht wordt gegeven op het gebied van de verkeersveiligheid.
5ter. Ingeval rijonderricht voor leerling-bestuurders wordt verzorgd door een professionele rijschool, moeten in de nationale wetgeving de minimumeisen worden vastgelegd betreffende het lesprogramma en de kwalificaties van het personeel dat genoemd onderricht geeft."
Lid 6
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„6. De Verdragsluitende Partijen verplichten zich ertoe aan elke andere Verdragsluitende Partij die daartoe een verzoek doet, inlichtingen te verstrekken die nodig zijn om de identiteit vast te stellen van degene op wiens naam een gemotoriseerd voertuig, of een aanhangwagen die aan een dergelijk voertuig is gekoppeld, op hun grondgebied is ingeschreven, indien uit het ingediende verzoek blijkt dat dit voertuig betrokken is geweest bij een ongeval of dat de bestuurder van dit voertuig een ernstige verkeersovertreding heeft begaan waarop een zware straf of ontzegging van de rijbevoegdheid is gesteld op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarvan het verzoek is uitgegaan.
Letter a
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„a. alle verkeerstekens op borden, en alle verkeerslichten en verkeerstekens op het wegdek aangebracht op hun grondgebied, een samenhangend stelsel vormen en zodanig ontworpen en geplaatst zijn dat zij gemakkelijk te herkennen zijn."
Letter d
De volgende tekst wordt toegevoegd:
„iii. op trottoirs en in bermen installaties of apparaten aan te brengen waardoor voetgangers, met name ouderen en gehandicapten, onnodig worden gehinderd."
De volgende nieuwe leden 3, 4 en 5 worden toegevoegd:
„3. Bestuurders dienen speciale aandacht te schenken aan de meest kwetsbare weggebruikers, zoals voetgangers en fietsers, met name aan kinderen, ouderen en gehandicapten.
4. Bestuurders dienen ervoor zorg te dragen dat hun voertuigen andere weggebruikers en bewoners of gebruikers van percelen langs de weg niet hinderen door bijvoorbeeld het veroorzaken van geluidsoverlast en stof- of rookwolken, indien dit kan worden vermeden.
5. Het dragen van veiligheidsgordels is verplicht voor bestuurders en passagiers van motorvoertuigen die op zitplaatsen zitten die met gordels zijn uitgerust, behoudens uitzonderingen ingevolge de nationale wetgeving."
Het volgende nieuwe lid 6 wordt toegevoegd:
„6. Indien door middel van een verkeersteken een extra rijstrook wordt aangegeven, dienen bestuurders van voertuigen die zich langzaam verplaatsen, onverminderd de bepalingen van artikel 11, deze rijstrook te gebruiken."
Lid 2
Letter c wordt als volgt gewijzigd:
„c. dat hij kan inhalen zonder het tegemoetkomend verkeer in gevaar te brengen of te hinderen, met name dat de rijstrook waarop hij zich gaat begeven over voldoende afstand vrij is en dat het verschil in snelheid van de beide voertuigen zodanig is dat binnen een voldoende korte tijd kan worden ingehaald."
Lid 9 (Alleen Franse tekst)
(Wijziging die alleen de Franse tekst betreft)
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„1. (tekst van het bestaande lid 1)
2. Maximum snelheden voor alle wegen worden in de nationale wetgeving vastgelegd. In de nationale wetgeving worden tevens de maximum snelheden vastgelegd voor bepaalde categorieën voertuigen die een bijzonder gevaar vormen, in het bijzonder vanwege hun massa of hun lading. Gelijksoortige bepalingen kunnen worden opgesteld voor bepaalde categorieën bestuurders, met name voor beginnende bestuurders.
3. Het bepaalde in de eerste zin van het tweede lid behoeft niet te gelden voor bestuurders van voorrangsvoertuigen genoemd in artikel 34, tweede lid, of voor voertuigen die in de nationale wetgeving als zodanig worden aangemerkt.
4. (tekst van het bestaande lid 2).
5. (tekst van het bestaande lid 3).
6. (tekst van het bestaande lid 4)."
Lid 5 van het huidige Verdrag komt te vervallen.
Lid 7
De volgende woorden worden verwijderd: „op kruisingen".
De volgende nieuwe letter d wordt toegevoegd:
„d. Een bestuurder mag een overweg niet opgaan zonder zich er van tevoren van te vergewissen dat hij daarop niet hoeft te stoppen."
De bestaande letter d wordt verletterd tot letter e.
Lid 1
De bestaande tekst wordt vervangen door:
„1. Elke bestuurder dient zich te onthouden van gedragingen waardoor voetgangers in gevaar kunnen worden gebracht."
Lid 2
Het bestaande lid 1 wordt vernummerd tot lid 2 en de tekst onder (a) wordt als volgt gewijzigd:
„a. dienen, indien het verkeer met voertuigen bij zo'n oversteekplaats wordt geregeld door verkeerslichten of door een bevoegde ambtenaar, bestuurders die niet mogen doorrijden vlak voor de oversteekplaats of de daarvóór aangebrachte dwarsmarkeringen te stoppen en mogen zij, zodra zij mogen doorrijden, het oversteken van voetgangers die zich reeds op de oversteekplaats begeven hebben, niet beletten of belemmeren; bestuurders die een andere weg inslaan aan het begin waarvan zich een voetgangers-oversteekplaats bevindt, dienen zulks langzaam te doen en voorrang te verlenen, waarbij zij indien dat nodig is daartoe moeten stoppen, aan voetgangers die reeds gebruik maken van of op het punt staan gebruik te maken van de oversteekplaats."
Lid 4
Het bestaande lid 2 wordt vernummerd tot lid 4.
Lid 1
De tekst van lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
„1. Buiten de bebouwde kom dienen stilstaande of geparkeerde voertuigen en stilstaande dieren, voor zover mogelijk, niet op de rijbaan te worden neergezet. Binnen en buiten de bebouwde kom mogen zij evenmin worden neergezet op fietspaden, op trottoirs of bermen die speciaal voor voetgangers zijn aangelegd, tenzij de nationale wetgeving zulks toestaat."
Lid 3 b
Toegevoegd wordt:
„iv. op elke plaats waar het voertuig verkeerstekens of verkeerslichten aan het zicht van andere weggebruikers zou onttrekken;
v. op een door een verkeersteken aangegeven extra rijstrook voor voertuigen die zich langzaam verplaatsen."
Lid 3 c
v. komt te vervallen.
Lid 2
Lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
„2. Bestuurders die een autosnelweg oprijden dienen voorrang te verlenen aan voertuigen die reeds op de autosnelweg rijden. Indien er een invoegstrook is, dienen zij hiervan gebruik te maken."
Het volgende nieuwe artikel wordt toegevoegd:
In tunnels die zijn aangegeven door speciale verkeerstekens, gelden de volgende regels:
1. Het is voor alle bestuurders verboden:
a. achteruit te rijden;
b. te keren;
c. een voertuig tot stilstand te brengen of te parkeren, behoudens op de speciaal daarvoor aangeduide plaatsen.
2. Zelfs wanneer de tunnel is verlicht, moeten alle bestuurders het groot licht of dimlicht ontsteken.
3. Wanneer een voertuig langere tijd stilstaat, moet de bestuurder de motor afzetten."
Lid 2
De tekst van lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
„2. Bestuurders van motorvoertuigen kunnen tussen de avondschemering en de dageraad, in plaats van waarschuwingen door middel van geluidssignalen, waarschuwingen geven door middel van de lichtsignalen die zijn aangegeven in artikel 32, derde lid, ..."
Het volgende nieuwe artikel wordt toegevoegd:
Passagiers mogen niet worden vervoerd in zodanige aantallen of op zodanige wijze dat daardoor het besturen wordt bemoeilijkt of het zicht van de bestuurder wordt belemmerd."
De bestaande tekst van Artikel 32 wordt vervangen door:
1. Tussen avondschemering en dageraad en in alle andere omstandigheden gedurende welke het zicht onvoldoende is vanwege bijvoorbeeld mist, sneeuwval of zware regen, dienen de volgende lichten op een rijdend voertuig te zijn ontstoken:
a. Op gemotoriseerde voertuigen en bromfietsen, groot licht of dimlicht en achterlichten, naar gelang de uitrusting die door dit Verdrag voor het voertuig van elke categorie wordt voorgeschreven;
b. Op aanhangwagens, breedtelichten aan de voorzijde indien deze zijn vereist ingevolge Bijlage 5, dertigste paragraaf, van dit Verdrag, en ten minste twee achterlichten (breedtelichten achter).
2. Groot licht moet worden uitgeschakeld en dimlicht worden ingeschakeld:
a. Binnen de bebouwde kom waar de weg op voldoende wijze is verlicht en uiten de bebouwde kom waar de rijbaan ononderbroken is verlicht en waar de verlichting voldoende is om de bestuurder in staat te stellen over een behoorlijke afstand duidelijk te zien en andere weggebruikers in staat te stellen het voertuig op een behoorlijke afstand op te merken;
b. Wanneer een bestuurder op het punt staat een ander voertuig voorbij te rijden, zodat op voldoende afstand verblinding van de bestuurder van het andere voertuig wordt voorkomen om deze in staat te stellen ongehinderd en zonder gevaar door te rijden;
c. In alle andere omstandigheden waarin het nodig is verblinding van andere weggebruikers of gebruikers van een waterweg of spoor- of tramweg die langs de weg loopt, te vermijden.
3. Wanneer een voertuig vlak achter een ander voertuig rijdt, mag echter groot licht worden gebruikt als lichtsignaal om aan te geven dat de bestuurder van plan is in te halen, zoals bepaald in artikel 28, tweede lid.
4. Mistlichten mogen alleen worden ontstoken bij mist, sneeuwval, zware regen of vergelijkbare omstandigheden en, wat betreft mistlichten aan de voorzijde, ter vervanging van dimlichten. De nationale wetgeving kan het gelijktijdige gebruik van mistlichten aan de voorzijde en dimlichten alsmede het gebruik van mistlichten op smalle wegen met veel bochten toestaan.
5. Wanneer voertuigen zijn uitgerust met breedtelichten (stadslichten) aan de voorzijde, dan moeten deze gelijktijdig worden gevoerd met grote lichten, dimlichten of mistlichten aan de voorzijde.
6. Overdag dient een motorfiets op de weg ten minste een dimlicht en een rood achterlicht te voeren. De nationale wetgeving kan het gebruik van attentielicht in plaats van dimlicht toestaan.
7. De nationale wetgeving kan bestuurders van motorvoertuigen verplichten overdag dimlicht of attentielicht te voeren. In dat geval moeten de achterlichten (breedtelichten achter) gelijktijdig worden gevoerd met de voorlichten.
8. Tussen avondschemering en dageraad en in alle andere omstandigheden waarin het zicht onvoldoende is, moet de aanwezigheid van op de weg stilstaande of geparkeerde gemotoriseerde voertuigen en hun aanhangwagens worden aangegeven door middel van breedtelichten voor en achter. Bij dichte mist, sneeuwval, zware regen of vergelijkbare omstandigheden mogen dimlichten of mistlichten aan de voorzijde worden gebruikt. Onder genoemde omstandigheden mogen mistlichten achter worden gebruikt als aanvulling op de achterlichten (breedtelichten achter).
9. In afwijking van de bepalingen van het achtste lid van dit artikel mogen binnen de bebouwde kom de breedtelichten voor en achter worden vervangen door parkeerlichten, mits:
a. het voertuig niet langer is dan 6 m en niet breder dan 2 m;
b. aan het voertuig geen aanhangwagen is gekoppeld;
c. de parkeerlichten zijn geplaatst aan die zijde van het voertuig die het verst is verwijderd van de zijkant van de rijbaan waarlangs het voertuig stilstaat of is geparkeerd.
10. In afwijking van de bepalingen van het achtste en negende lid van dit artikel:
a. mag een voertuig zonder enige verlichting stilstaan of geparkeerd zijn op een weg die zodanig verlicht is dat het voertuig op voldoende afstand goed zichtbaar is;
b. mag een voertuig zonder enige verlichting stilstaan of geparkeerd zijn buiten de rijbaan en buiten een verharde berm;
c. mogen bromfietsen en tweewielige motorfietsen zonder zijspanwagen welke niet zijn uitgerust met een batterij, zonder enige verlichting stilstaan of geparkeerd zijn op de uiterste rand van de rijbaan binnen de bebouwde kom.
11. De nationale wetgeving mag uitzonderingen op de bepalingen van het achtste en negende lid van dit artikel toestaan voor stilstaande of geparkeerde voertuigen in straten binnen de bebouwde kom waar zeer weinig verkeer is.
12. Achteruitrijlichten mogen alleen worden gebruikt wanneer het voertuig achteruit rijdt of op het punt staat achteruit te gaan rijden.
13. Waarschuwingslichten mogen alleen worden gebruikt om andere weggebruikers te waarschuwen voor een bijzonder gevaar:
a. wanneer een voertuig dat met pech staat of bij een ongeval is betrokken niet direct verwijderd kan worden, zodat het een obstakel vormt voor de overige weggebruikers;
b. wanneer andere weggebruikers worden gewaarschuwd voor een dreigend gevaar.
14. Speciale waarschuwingslichten:
a. die een blauw licht uitstralen mogen slechts worden gevoerd door voorrangsvoertuigen die een urgente opdracht uitvoeren of wanneer het anderszins nodig is de overige weggebruikers te waarschuwen voor de aanwezigheid van het voertuig;
b. die een amberkleurig licht uitstralen mogen slechts worden gevoerd door voertuigen die daadwerkelijk de specifieke taken verrichten ten behoeve waarvan zij met dergelijke lichten zijn uitgerust of wanneer de aanwezigheid van dergelijke voertuigen op de weg gevaar of hinder oplevert voor de overige weggebruikers.
De nationale wetgeving mag het gebruik toestaan van waarschuwingslichten die een andere kleur uitstralen.
15. Onder geen enkele omstandigheid mag een voertuig rood licht aan de voorzijde of wit licht aan de achterzijde tonen, behoudens de in bijlage 5, eenenzestigste paragraaf, genoemde uitzonderingen. Het is niet toegestaan een voertuig zodanig aan te passen of hieraan zodanig lichten toe te voegen dat dit strijdigheid met deze bepaling zou opleveren."
De bestaande tekst van artikel 33 wordt vervangen door:
1. Elk voertuig of samenstel van voertuigen waarop de bepalingen van artikel 32 van dit Verdrag niet van toepassing zijn, en dat zich op een weg bevindt tussen de avondschemering en de dageraad, dient ten minste één wit of selectief geel licht aan de voorzijde te voeren en ten minste één rood licht aan de achterzijde. Indien aan de voor- of achterzijde slechts één licht brandt, dient dit licht te zijn geplaatst op de lengte-as van het voertuig ofwel aan de zijde tegenovergesteld aan die overeenkomstig de rijrichting.
a. Handkarren, d.w.z. karren die met de hand worden geduwd of getrokken, dienen ten minste één wit of selectief geel licht aan de voorzijde te voeren en ten minste één rood licht aan de achterzijde. Deze twee lichten mogen door dezelfde lamp worden uitgestraald die is geplaatst aan de zijde tegenovergesteld aan die overeenkomstig de rijrichting. Op handkarren die niet breder zijn dan 1 m, zijn lichten niet verplicht.
b. Door dieren getrokken voertuigen dienen twee witte of selectief gele lichten aan de voorzijde te voeren en twee rode lichten aan de achterzijde. De nationale wetgeving kan echter toestaan dat dergelijke voertuigen slechts één wit of selectief geel licht aan de voorzijde en één rood licht aan de achterzijde voeren. In beide gevallen dienen de lichten te zijn geplaatst aan de zijde tegenovergesteld aan die overeenkomstig de rijrichting. Indien de bovengenoemde lichten niet aan het voertuig kunnen worden bevestigd, mogen zij door een begeleider worden gedragen, mits deze direct naast het voertuig loopt, aan de zijde tegenovergesteld aan die overeenkomstig de rijrichting. Voorts dienen door dieren getrokken voertuigen te zijn uitgerust met twee rode reflectoren aan de achterzijde, zo dicht mogelijk bij de buitenste randen van het voertuig. Op door dieren getrokken voertuigen die niet breder zijn dan 1 m, zijn lichten niet verplicht. Wel dient aan de achterzijde van deze voertuigen een enkele reflector te zijn geplaatst aan de zijde tegenovergesteld aan die overeenkomstig de rijrichting, of in het midden.
2. a. Verplaatsingen langs de rijbaan bij nacht:
i. Groepen voetgangers onder geleide of die een stoet vormen, moeten aan de zijde tegenovergesteld aan die overeenkomstig de rijrichting ten minste één wit of selectief geel licht tonen aan de voorzijde en een rood licht aan de achterzijde, of een amberkleurig licht in beide richtingen;
ii. Begeleiders van trek- last- of rijdieren, of vee, moeten aan de zijde tegenovergesteld aan die overeenkomstig de rijrichting ten minste één wit licht of selectief geel licht tonen aan de voorzijde en een rood licht aan de achterzijde, of een amberkleurig licht in beide richtingen. Deze lichten mogen worden uitgestraald door hetzelfde apparaat.
b. De lichten bedoeld in letter a van dit lid zijn evenwel niet vereist binnen een bebouwde kom die op voldoende wijze is verlicht."
Lid 1 a
Na de zesde alinea wordt de volgende alinea toegevoegd:
„Indien het voertuig is bestemd voor goederenvervoer, het ledig gewicht (de ledige massa);"
De volgende nieuwe leden 1 c en 1d worden toegevoegd:
„c. Voor motorvoertuigen van de categorieën A en B zoals gedefinieerd in bijlage 6 en 7 van dit Verdrag en, indien mogelijk, voor de overige motorvoertuigen:
i. dient bovenaan het bewijs van inschrijving het onderscheidings-teken van de Staat waarin het voertuig is ingeschreven, zoals bepaald in bijlage 3 bij dit Verdrag, te worden vermeld;
ii. moeten de acht vermeldingen die elk kentekenbewijs ingevolge letter (a) van dit lid dient te bevatten, worden voorafgegaan of gevolgd door respectievelijk de letters A, B, C, D, E, F, G, en H;
iii. de titel van het kentekenbewijs in de landstaal of -talen van het land van inschrijving mag worden voorafgegaan of gevolgd door de Franse woorden Certificat d'immatriculation.
d. Voor aanhangwagens en opleggers die tijdelijk in een land worden geïmporteerd via een wijze van transport anders dan over de weg, wordt een door de autoriteit die het bewijs heeft afgegeven gewaarmerkte kopie van het inschrijvingsbewijs als voldoende beschouwd."
De titel van het artikel wordt als volgt gewijzigd:
„Technische eisen en inspectie van voertuigen"
De bestaande tekst van artikel 39 wordt vernummerd tot lid 1.
De volgende nieuwe leden 2 en 3 worden toegevoegd:
„2. De nationale wetgeving dient periodieke technische inspecties voor te schrijven van:
a. motorvoertuigen die worden gebruikt voor het vervoer personen en die meer dan acht zitplaatsen hebben, de plaats van de bestuurder daaronder niet begrepen;
b. motorvoertuigen die worden gebruikt voor goederenvervoer en waarvan het maximum toegestaan gewicht (de toegestane maximum massa) meer bedraagt dan 3500 kg en aanhangwagens die zijn ontworpen om aan dergelijke voertuigen te worden gekoppeld.
3. De nationale wetgeving breidt de bepalingen van het tweede lid zoveel mogelijk uit tot de overige categorieën voertuigen."
De bestaande tekst van Artikel 40 wordt vernummerd tot lid 1.
Het volgende nieuwe lid 2 wordt toegevoegd:
„2. Het inschrijvingsbewijs moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 35, eerste lid, zoals gewijzigd, binnen vijf jaar na de datum van vankrachtwording van de wijziging. De gedurende die periode afgegeven bewijzen worden wederzijds erkend tot de daarop vermelde datum waarop zij hun geldigheid verliezen."
De titel van het artikel wordt als volgt gewijzigd:
„Rijbewijzen"
Het volgende nieuwe lid 1 wordt toegevoegd:
„1. a. Elke bestuurder van een motorvoertuig dient in het bezit te zijn van een rijbewijs;
b. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat rijbewijzen alleen worden afgegeven nadat de bevoegde autoriteiten hebben geverifieerd dat de bestuurder de vereiste kennis en vaardigheden bezit;
c. De nationale wetgeving moet eisen vastleggen voor het verkrijgen van een rijbewijs;
d. Geen enkele bepaling in dit Verdrag mag zo worden uitgelegd dat deze de Verdragsluitende Partijen of onderdelen daarvan zou beletten rijbewijzen te verlangen voor andere gemotoriseerde voertuigen en bromfietsen."
De bestaande leden 1 en 2 worden vernummerd tot 2 en 3.
Het bestaande lid 3 komt te vervallen.
De bestaande tekst van lid 4 wordt vervangen door:
„4. De Verdragsluitende Partijen kunnen in hun nationale wetgeving een onderverdeling maken in de voertuigcategorieën zoals bedoeld in bijlage 6 en 7 van dit Verdrag. Indien het rijbewijs is beperkt tot bepaalde voertuigen binnen een categorie, wordt er een nummer toegevoegd aan de letter van de categorie en wordt de aard van de beperking op het rijbewijs aangegeven."
De bestaande leden 4 en 5 worden als volgt gewijzigd:
„5. Voor de toepassing van het tweede lid en het derde lid, letter c, van dit artikel: ..."
De bestaande leden 5 en 6 worden vernummerd tot 6 en 7.
De bestaande tekst van Artikel 43 wordt vernummerd tot lid 1.
Het volgende nieuwe lid 2 wordt toegevoegd:
„2. Nationale rijbewijzen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van bijlage 6, zoals gewijzigd, binnen vijf jaar na de datum van vankrachtwording van de wijziging. Rijbewijzen afgegeven in die periode worden wederzijds erkend tot de daarin vermelde datum waarop zij hun geldigheid verliezen."
Technische eisen betreffende motorvoertuigen en aanhangwagens
Paragraaf 1
Wordt vernummerd tot paragraaf 3.
Paragraaf 3
Wordt vernummerd tot paragraaf 1 en wordt als volgt gewijzigd:
„1. Onverminderd de bepalingen van artikel 3, tweede lid, letter (a) en artikel 39, eerste lid van dit Verdrag kan elke Verdragsluitende Partij, met betrekking tot motorvoertuigen die zij inschrijft, en met betrekking tot aanhangwagens die zij ingevolge haar nationale wetgeving op de weg toelaat, regels vaststellen die een aanvulling vormen op of die strenger zijn dan de bepalingen van deze Bijlage. Alle voertuigen in het internationale vervoer moeten voldoen aan de technische eisen die in het land waar zij zijn ingeschreven gelden ten tijde van de eerste deelname aan het verkeer."
REMMEN
Paragraaf 5
Letter b wordt als volgt gewijzigd:
„b. een parkeerrem die het mogelijk maakt het voertuig in stilstand te houden, ongeacht de mate en wijze van belading, op een sterke opwaartse of nederwaartse helling, waarbij de remoppervlakken door middel van een geheel mechanisch werkende inrichting vergrendeld dienen te worden gehouden;"
Paragraaf 7
Wordt als volgt gewijzigd:
„7. De bedrijfsrem dient te werken op alle wielen van het voertuig."
De volgende nieuwe paragrafen 10bis, 10ter en 10quaterworden toegevoegd:
„10bis. Alle uitrustingstukken van voertuigen die bijdragen aan het remmen moeten zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd dat de bedrijfsrem ook na lang en herhaald gebruik goed functioneert.
10ter. De werking van de bedrijfsrem dient op de juiste wijze over de assen van het voertuig te zijn verdeeld en te zijn gesynchroniseerd.
10quater. Indien de bedrijfsrem geheel of gedeeltelijk wordt bekrachtigd door een energiebron anders dan de spierkracht van de bestuurder, dan moet het voertuig binnen een redelijke afstand tot stilstand gebracht kunnen worden, zelfs wanneer de energiebron uitvalt."
Paragraaf 11
De eerste zin van letter b wordt als volgt gewijzigd:
„b. Een parkeerrem die het mogelijk maakt het voertuig in stilstand te houden, ongeacht de mate en wijze van belading, op een sterke opwaartse of nederwaartse helling, waarbij de werkzame remoppervlakken..."
Paragraaf 13
Wordt als volgt gewijzigd:
„13. De bedrijfsrem dient te werken op alle wielen van de aanhangwagen. De werking van de rem dient op de juiste wijze over de assen van de aanhangwagen te zijn verdeeld en te zijn gesynchroniseerd."
Paragraaf 16
Het laatste deel van de laatste volzin wordt verwijderd: „zoals bedoeld in paragraaf 58 van deze bijlage." (en er vindt een wijziging plaats die alleen de Franse en Engelse tekst betreft).
Paragraaf 17
Letter b wordt als volgt gewijzigd:
„b. De werking van de bedrijfsrem dient op de juiste wijze over de verschillende assen van de samenstellende voertuigen te zijn verdeeld en te zijn gesynchroniseerd."
Paragraaf 18
(Wijziging die alleen de Engelse tekst betreft).
VERLICHTING EN RETROFLECTERENDE APPARATUUR
Titel hoofdstuk II
De titel wordt als volgt gewijzigd:
„Voertuigverlichting en inrichtingen voor lichtsignalen"
Paragraaf 19
Wordt als volgt gewijzigd:
„19. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
,Groot licht' – het licht dat dient om de weg over een grote afstand vóór het voertuig te verlichten;
,Dimlicht' – het licht dat dient om de weg vóór het voertuig te verlichten zonder de bestuurders van tegemoetkomende voertuigen en andere weggebruikers onnodig te verblinden of te hinderen;
,Breedtelicht-voor (stadslicht)' – het licht dat dient om de aanwezigheid en de breedte van het voertuig kenbaar te maken wanneer het van voren wordt gezien;
,Breedtelicht-achter (achterlicht)' – het licht dat dient om de aanwezigheid en de breedte van het voertuig kenbaar te maken wanneer het van achteren wordt gezien;
,Stoplicht' – het licht dat dient om andere weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient;
,Mistlicht-voor' – het licht dat dient om de verlichting van de weg te verbeteren in geval van dichte mist, sneeuwval, zware regen of vergelijkbare omstandigheden;
,Mistlicht-achter' – het licht dat dient om het voertuig aan de achterzijde beter zichtbaar te maken in geval van dichte mist, sneeuwval, zware regen of vergelijkbare omstandigheden;
,Achteruitrijlicht' – het licht dat dient om de weg achter het voertuig te verlichten en andere weggebruikers te waarschuwen dat het voertuig achteruit rijdt of op het punt staat achteruit te gaan rijden;
,Richtingaanwijzerlicht' – het licht dat dient om aan andere weggebruikers kenbaar te maken dat de bestuurder voornemens is naar rechts of links van richting te veranderen;
,Parkeerlicht' – het licht dat dient om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven; dit kan gebruikt worden in plaats van breedtelichten-voor of breedtelichten-achter;
,Markeringslicht' – het licht geplaatst vlakbij de buitenzijde van de grootste breedte en zo dicht mogelijk bij de bovenkant van het voertuig en dat dient om de grootste breedte duidelijk aan te geven. Dit licht vormt een aanvulling op de breedtelichten van bepaalde motorvoertuigen en aanhangwagens door speciale aandacht te vestigen op hun omvang;
,Waarschuwingsknipperlicht' – het lichtsignaal dat wordt gegeven door het gelijktijdig in werking zijn van alle richtingaanwijzerlichten;
,Zijmarkeringslicht' – het licht geplaatst aan de zijkant van een voertuig en dat dient om aanwezigheid van het voertuig kenbaar te maken wanneer het van de zijkant wordt gezien;
,Speciaal waarschuwingslicht' – het licht dat dient om de aanwezigheid aan te geven van hetzij een voorrangsvoertuig, hetzij een voertuig of groep voertuigen waarvan de aanwezigheid op de weg van de overige weggebruikers speciale voorzorgsmaatregelen vereist, met name voertuigkonvooien, voertuigen van uitzonderlijke omvang en voertuigen of materieel voor aanleg of onderhoud van wegen;
,Kentekenplaatverlichting-achter' – de voorziening die de kentekenplaat-achter verlicht en uit meerdere optische elementen kan zijn opgebouwd;
,Attentielicht' – het licht dat dient om een bewegend voertuig overdag aan de voorzijde beter zichtbaar te maken;
,Reflector' – de voorziening die dient om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te maken door de reflectie van het licht uitgestraald door een lichtbron die niet met dat voertuig is verbonden;
,Lichtgevend oppervlak' – de orthogonale projectie, in een verticaal transversaal vlak, van het effectieve oppervlak vanwaar het licht wordt uitgestraald. Bij een reflector is het effectieve oppervlak het zichtbare vlak van de retroflecterende optische eenheid."
Paragraaf 21
(Wijziging die alleen de Engelse tekst betreft).
In de eerste volzin worden de volgende woorden verwijderd: „over een afstand van ten minste 100 m vóór het voertuig".
Paragraaf 22
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„22. Met uitzondering van motorfietsen dient elk motorvoertuig dat op een vlakke weg een hogere snelheid dan 10 km per uur kan bereiken, aan de voorzijde te zijn uitgerust met een even aantal witte of selectief gele dimlichten die in staat zijn 's nachts bij helder weer de weg voldoende te verlichten. Motorvoertuigen moeten zijn uitgerust met een inrichting die ervoor zorgt dat niet meer dan twee dimlichten tegelijk kunnen branden. Dimlichten moeten zijn afgesteld overeenkomstig de definitie in paragraaf 19 van deze bijlage."
Paragraaf 23
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„Met uitzondering van een tweewielige motorfiets zonder zijspanwagen, dient elk voertuig aan de voorzijde te zijn uitgerust met twee witte breedtelichten-voor (stadslichten); selectief geel licht is echter toegestaan voor deze breedtelichten-voor, indien deze zijn ingebouwd in de grote lichten of dimlichten die een selectief gele lichtbundel uitstralen. Indien deze breedtelichten-voor de enige lichten zijn die aan de voorzijde van het voertuig branden, dienen zij 's nachts bij helder weer zichtbaar te zijn zonder de andere weggebruikers onnodig te verblinden of te hinderen."
Paragraaf 24
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„24. a. Met uitzondering van een tweewielige motorfiets zonder zijspanwagen, dient elk motorvoertuig aan de achterzijde te zijn uitgerust met een even aantal rode breedtelichten-achter (achterlichten), die 's nachts bij helder weer zichtbaar zijn zonder de andere weggebruikers onnodig te verblinden of te hinderen;"
b. Elke aanhangwagen dient aan de achterzijde te zijn uitgerust met een even aantal breedtelichten-achter (achterlichten) die 's nachts bij helder weer zichtbaar zijn zonder de andere weggebruikers onnodig te verblinden of te hinderen. Het is echter toegestaan dat een aanhangwagen waarvan de grootste breedte niet meer dan 80 cm bedraagt, slechts met één dergelijk licht is uitgerust, indien de aanhangwagen aan een tweewielige motorfiets zonder zijspanwagen is gekoppeld."
Paragraaf 25
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„25. Elk motorvoertuig dat of elke aanhangwagen die aan de achterkant een kenteken voert, dient te zijn uitgerust met een inrichting om dat kenteken zodanig te verlichten dat dit kenteken 's nachts bij helder weer leesbaar is."
Paragraaf 26
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„26. De elektrische verbindingen van alle motorvoertuigen (inclusief motorfietsen) en van alle samenstellen die uit een motorvoertuig en een of meer aanhangwagens bestaan, dienen van zodanige aard te zijn dat de grote lichten, dimlichten, mistlichten-voor en de breedtelichten-voor van het motorvoertuig alsmede de verlichtingsinrichting, bedoeld in de vijfentwintigste paragraaf, niet ingeschakeld kunnen worden zonder dat tegelijkertijd ook de breedtelichten-achter van het motorvoertuig of van het samenstel van voertuigen worden ingeschakeld.
Mistlichten-achter moeten alleen ingeschakeld kunnen worden indien de grote lichten, dimlichten of mistlichten-voor zijn ingeschakeld.
Deze bepaling is echter niet van toepassing op grote lichten of dimlichten wanneer deze worden gebruikt om een lichtsignaal te geven, als bedoeld in artikel 32, derde lid, van dit Verdrag. Bovendien dienen de elektrische verbindingen van zodanige aard te zijn, dat de breedtelichten-voor van het voertuig altijd ingeschakeld zijn wanneer de dimlichten, grote lichten of mistlichten branden."
Paragraaf 27
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„27. Met uitzondering van een tweewielige motorfiets zonder zijspanwagen, dient elk motorvoertuig aan de achterzijde te zijn uitgerust met ten minste twee rode reflectoren, die niet driehoekig van vorm mogen zijn. De reflectoren dienen voor de bestuurder van een ander voertuig 's nachts bij helder weer zichtbaar te zijn wanneer zij door de grote lichten, dimlichten of mistlichten van dat voertuig worden verlicht."
Paragraaf 28
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„28. Elke aanhangwagen dient aan de achterzijde met ten minste twee rode reflectoren te zijn uitgerust. Deze reflectoren dienen de vorm te hebben van een gelijkzijdige driehoek waarvan één hoekpunt bovenaan en één zijde horizontaal is. Binnen deze driehoek mag geen licht zijn aangebracht. Deze reflectoren dienen te voldoen aan de zichtbaarheidseisen neergelegd in bovenstaande paragraaf 27. Het is echter toegestaan dat een aanhangwagen waarvan de grootste breedte niet meer dan 80 cm bedraagt, slechts met één rode reflector is uitgerust, indien de aanhangwagen aan een tweewielige motorfiets zonder zijspanwagen is gekoppeld."
Paragraaf 29
In de tweede volzin worden de volgende woorden verwijderd: „plaatsing en".
Paragraaf 30
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„30. Een aanhangwagen waarvan de grootste breedte meer bedraagt dan 1,60 m dient aan de voorzijde te zijn uitgerust met twee witte breedtelichten-voor. Deze twee breedtelichten-voor dienen zo dicht mogelijk bij de uiterste buitenzijde van de aanhangwagen te zijn aangebracht."
Paragraaf 31
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„31. Met uitzondering van tweewielige motorfietsen met of zonder zijspanwagen, dient elk motorvoertuig dat op een vlakke weg een hogere snelheid dan 25 km per uur kan bereiken, aan de achterzijde te zijn uitgerust met twee rode stoplichten, waarvan de lichtsterkte aanmerkelijk groter dient te zijn dan die van de breedtelichten-achter. Dezelfde bepaling is ook van toepassing op elke aanhangwagen die het laatste voertuig is van een samenstel van voertuigen."
Paragraaf 32
Letter a wordt als volgt gewijzigd:
„a. dient elke tweewielige motorfiets met of zonder zijspanwagen te zijn uitgerust met een of twee dimlichten die voldoen aan de eisen met betrekking tot kleur en zichtbaarheid, neergelegd in bovenstaande paragraaf 22;"
Wijziging in letter b: (Wijziging die alleen de Engelse tekst betreft).
De tekst van letter c wordt verwijderd.
Paragraaf 33
(Wijziging die alleen de Engelse tekst betreft)
De laatste volzin wordt verwijderd.
Paragraaf 34
(Wijziging die alleen de Engelse tekst betreft)
Paragraaf 35
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„35. Elke tweewielige motorfiets zonder zijspanwagen dient aan de achterzijde te zijn uitgerust met een niet-driehoekige reflector die voldoet aan de eisen met betrekking tot kleur en zichtbaarheid, neergelegd in bovenstaande paragraaf 27."
Paragraaf 36
(Wijziging die alleen de Engelse tekst betreft).
Paragraaf 37
(Wijziging die alleen de Engels tekst betreft).
De laatste zin wordt verwijderd.
Paragraaf 38
De laatste twee zinnen worden verwijderd en vervangen door de volgende zin:
„Voor elektrische voertuigen waarvan de breedte niet meer dan 1,30 m bedraagt en waarvan de snelheid niet hoger is dan 40 km per uur, kan worden volstaan met een enkel groot licht en een enkel dimlicht."
Paragraaf 39
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„39. Elk motorvoertuig, met uitzondering van bromfietsen, en elke aanhangwagen dient uitgerust te zijn met vaste richtingaanwijzers met een amberknipperlicht, in een even aantal op het motorvoertuig aangebracht, en overdag en 's nachts zichtbaar voor weggebruikers die bij de bewegingen van het voertuig zijn betrokken."
Paragraaf 40
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„40. Indien mistlichten-voor zijn aangebracht op een motorvoertuig, dienen deze lichten wit of selectief geel licht uit te stralen en twee in aantal te zijn of, indien het een motorfiets betreft, één in aantal, en zodanig te zijn geplaatst dat geen punt van hun lichtgevend oppervlak hoger is dan het hoogste punt van het lichtgevende vlak van de dimlichten."
Paragraaf 41
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„41. Achteruitrijlichten mogen andere weggebruikers niet onnodig verblinden of hinderen. Indien een motorvoertuig is uitgerust met achteruitrijlichten, dienen deze wit of selectief geel licht uit te stralen. Deze lampen mogen alleen branden wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld."
Paragraaf 42
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„42. Behalve de richtingaanwijzerlichten en de speciale waarschuwingslichten mag geen enkel licht knipperen of flikkeren. Breedtelichten mogen tegelijkertijd knipperen met de richtingaanwijzerlichten."
Er worden nieuwe paragrafen 42bis tot en met 42septiesingevoegd:
„42bis. Speciale waarschuwingslichten dienen een knipperend of flikkerend licht uit te stralen. De kleuren dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van artikel 32, veertiende lid.
42ter. Elk motorvoertuig, met uitzondering van motorfietsen, en elke aanhangwagen dient zodanig te zijn toegerust dat zij een waarschuwingssignaal kunnen geven.
42quater. Indien op een motorvoertuig of aanhangwagen mistlichten-achter zijn bevestigd, moeten deze rood zijn.
42quinquies. Elk motorvoertuig en elke aanhangwagen met een lengte van meer dan 6 m dient te zijn uitgerust met amberkleurige zijreflectoren.
42sexties. Elk motorvoertuig en elke aanhangwagen met een breedte van meer dan 1,80 m mag zijn uitgerust met markeringslichten. Deze lichten zijn verplicht indien de breedte van het motorvoertuig of de aanhangwagen meer bedraagt dan 2,10 m. Indien deze lichten worden gebruikt, dienen deze ten minste twee in aantal te zijn en moeten zij wit of amberkleurig licht naar voren uitstralen en rood licht naar achteren.
42septies. Elk motorvoertuig en elke aanhangwagen mag zijn uitgerust met zijlichten. Indien dergelijke lichten zijn aangebracht, dienen zij amberkleurig licht uit te stralen."
Paragraaf 43
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„43. Voor de toepassing van de bepalingen van deze Bijlage:
a. dient elke combinatie van twee of meer lichten, ongeacht of het gelijke lichten betreft of niet, doch die dezelfde functie en dezelfde lichtkleur hebben, te worden beschouwd als één enkel licht;
b. dient een enkel lichtgevend oppervlak in de vorm van een band te worden beschouwd als twee dan wel een even aantal lichten indien het symmetrisch ten opzichte van het mediaanvlak van de auto is geplaatst. In de verlichting van een dergelijk oppervlak dient te worden voorzien door ten minste twee lichtbronnen die zo dicht mogelijk bij de uiteinden zijn geplaatst."
Paragrafen 44 en 45
(Wijziging die alleen de Engelse tekst betreft)
ANDERE VOORSCHRIFTEN
Paragraaf 47
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„47. Elk motorvoertuig dient te zijn uitgerust met één of meer achteruitkijk-spiegels; het aantal, de afmetingen en de plaatsing van deze spiegels dienen zodanig te zijn dat de bestuurder daardoor in staat wordt gesteld het achter hem rijdende verkeer te zien."
Paragraaf 49
De volgende woorden worden verwijderd: „wanneer deze de plaats voor de bestuurder heeft ingenomen".
Paragraaf 53
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„53. Elke verbrandingsmotor die wordt gebruikt voor het voortbewegen van een motorvoertuig dient te zijn uitgerust met een doeltreffende geluidsdemper op de uitlaat."
Paragraaf 54
De eerste zin wordt als volgt gewijzigd:
„54. De wielen van motorvoertuigen en van hun aanhangwagens dienen te zijn uitgerust met luchtbanden die een goed contact met de weg waarborgen, zelfs op een natte weg. Deze bepaling belet de....".
Paragraaf 56
Letter a wordt als volgt gewijzigd:
„a. een bord dat bestaat uit een gelijkzijdige driehoek voorzien van een rode rand, en waarvan het binnenste open of lichtgekleurd is; de rode rand dient te zijn voorzien van een strook reflecterend materiaal. Ook mag dit bord zijn voorzien van een rood fluorescerend gedeelte en/of worden verlicht door doorzichtigheid; dit bord dient zodanig te zijn dat het stevig rechtop kan staan, of"
De bestaande titel en tekst van paragraaf 58 worden vervangendoor:
„Veiligheidsvoorzieningen
58. Telkens wanneer dit technisch uitvoerbaar is, dienen alle naar voren gerichte zitplaatsen van voertuigen van categorie B zoals bedoeld in bijlage 6 en 7 van dit Verdrag, met uitzondering van voertuigen geconstrueerd of gebruikt voor speciale doeleinden zoals omschreven in de nationale wetgeving, te worden uitgerust met goedgekeurde veiligheidsgordels of goedgekeurde voorzieningen met een vergelijkbare werking."
Paragraaf 59
Letter b wordt als volgt gewijzigd:
„b. Voor zover mogelijk dient het hoogspanningsgedeelte van de ontsteking van een motorvoertuig zo min mogelijk radiostoring te veroorzaken;"
De volgende nieuwe letter e wordt toegevoegd:
„e. Voertuigen met een maximum toegestaan totaal gewicht (toegestane maximum massa) van meer dan 3,5 t dienen, voor zover mogelijk, aan de zijkant en de achterzijde te worden voorzien van een beschermingsinrichting tegen klemrijden."
UITZONDERINGEN
Paragraaf 60
In letter a wordt „25 km per uur" vervangen door „30 km per uur".
De volgende nieuwe letter e wordt toegevoegd:
„e. voertuigen aangepast voor besturing door gehandicapten."
Paragraaf 61
De tekst wordt als volgt gewijzigd:
„61. De Verdragsluitende Partijen kunnen eveneens uitzonderingen toestaan op de bepalingen van deze Bijlage met betrekking tot de door haar ingeschreven voertuigen die aan het internationale verkeer kunnen deelnemen:
a. door het gebruik van de kleur amber toe te staan voor breedtelichten-voor van motorvoertuigen en aanhangwagens;
b. ten aanzien van de plaats van de lichten op voertuigen voor bijzondere doeleinden met een zodanige uitwendige vorm dat niet aan de vastgestelde bepalingen kan worden voldaan zonder het gebruik van hulpmiddelen die gemakkelijk kunnen worden beschadigd of afgerukt;
c. met betrekking tot aanhangwagens die lange ladingen vervoeren (boomstammen, buizen, e.d.) en die tijdens het rijden niet aan het trekkende voertuig zijn gekoppeld, maar die daarmede alleen door middel van de lading verbonden zijn;
d. door het uitstralen van wit licht naar achteren en rood licht naar voren toe te staan voor de volgende voorzieningen:
Zwaai- of knipperlichten van voorrangsvoertuigen;
Vaste lichten voor uitzonderlijk vervoer;
Zijlichten en -reflectoren;
Bedrijfsverlichting op het dak;
e. door het uitstralen van blauw licht naar voren en naar achteren toe te staan voor zwaai- of knipperlichten;
f. door op een voertuig van een bijzondere vorm of soort of voor bijzondere gebruiksdoeleinden onder bijzondere omstandigheden, afwisselend rode reflecterende of fluorescerende stroken en witte reflecterende stroken toe te staan;
g. door het uitstralen naar achteren toe te staan van wit of gekleurd licht dat wordt weerkaatst door cijfers of letters of door de achtergrond van de kentekenplaat-achter, door onderscheidingstekens of andere krachtens de nationale wetgeving vereiste onderscheidingsmarkeringen;
h. door het gebruik van de kleur rood toe te staan voor de achterste zijreflectoren en zijlichten."
OVERGANGSBEPALINGEN
De volgende nieuwe paragraaf 62bis wordt toegevoegd:
„62bis. Motorvoertuigen die voor de eerste maal zijn ingeschreven en aanhangwagens die in gebruik zijn genomen op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij vóór het van kracht worden van de wijzigingen op dit Verdrag, of binnen twee jaar na deze vankrachtwording, zijn niet onderworpen aan de bepalingen van deze Bijlage, mits zij voldoen aan de bepalingen van Bijlage 5 van het Verdrag inzake het wegverkeer, 1986, of aan andere bepalingen waarnaar wordt verwezen in Hoofdstuk V van genoemde Bijlage."
Definitie van kleurenfilters ter verkrijging van de in deze Bijlage genoemde kleuren (Trichromatische coördinaten)
De volgende nieuwe tekst wordt toegevoegd:
„Blauw: .......... grens overgaand naar groen y = 0,065 + 0,805x
grens overgaand naar wit y = 0,400 − x
grens overgaand naar purper x = 0,133 + 0,600y."
Bijlage 6 (Het nationale rijbewijs)
De bestaande tekst van Bijlage 6 wordt vervangen door:
1. Het nationale rijbewijs dient te worden afgegeven in de vorm van een document.
2. Het rijbewijs dient te worden gedrukt in de taal of talen voorgeschreven door het gezag dat het afgeeft of dat gemachtigd is het af te geven; het dient evenwel in het Frans het opschrift „Permis de Conduire" te dragen, met of zonder hetzelfde opschrift in een of meer andere talen, en de naam en/of het onderscheidingsteken van het land waarin het rijbewijs is afgegeven.
3. Gegevens die op dit rijbewijs zijn ingevuld, mogen alleen in Latijnse letters of in lopend schrift (Engels cursief) zijn, of dienen in deze vorm te worden herhaald.
4. De volgende gegevens dienen op het rijbewijs te zijn vermeld; de gegevens moeten worden voorafgegaan of gevolgd door de cijfers 1 t/m 11.
1. Naam 1
2. Voornamen
3. Datum en plaats van geboorte 2
4. Adres 3
5. Gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven
6. Datum en plaats van afgifte
7. Datum waarop het rijbewijs zijn geldigheid verliest 4
8. Nummer van het rijbewijs
9. Handtekening en/of het zegel of stempel van het gezag dat het rijbewijs afgeeft
10. Handtekening van de houder 5
11. Categorieën voertuigen en eventuele subcategorieën waarvoor het rijbewijs geldig is, met vermelding van de datum van afgifte van het rijbewijs en de data waarop die categorieën hun geldigheid verliezen.
Bovendien dient het rijbewijs te zijn voorzien van een foto van de houder. Verdere gegevens op het rijbewijs, het formaat van het rijbewijs alsmede het materiaal waarop het rijbewijs wordt gedrukt, worden in de nationale wetgeving bepaald.
5. Categorieën voertuigen waarvoor het rijbewijs geldig kan zijn:
A. Motorfietsen;
B. Motorvoertuigen, met uitzondering van die in categorie A, met een toegestane maximum massa van ten hoogste 3500 kg en met ten hoogste acht zitplaatsen, buiten die van de bestuurder;
C. Motorvoertuigen, met uitzondering van die in categorie D, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg;
D. Motorvoertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, buiten die van de bestuurder;
E. Samenstellen van voertuigen waarvan het trekkende voertuig tot een categorie of categorieën behoort waarvoor de bestuurder een rijbewijs heeft (B en/of C en/of D), maar die zelf niet tot die categorie of categorieën behoren.
6. De nationale wetgeving kan, naast de bovengenoemde categorieën A tot en met E, aanvullende categorieën voertuigen, subcategorieën binnen categorieën en combinaties van categorieën voertuigen invoeren, die op het rijbewijs duidelijk dienen te worden aangegeven.
Bijlage 7 (Internationale rijbewijzen)
Voetnoot 2 op „MODELBLADZIJDE No. 1"
De voetnoot wordt als volgt gewijzigd:
„2. Uiterlijk drie jaar na de datum van afgifte van het nationale rijbewijs of op de datum waarop dit zijn geldigheid verliest, naar gelang welke datum eerder valt."
De Regering van Bulgarije heeft op 6 mei 1994 het bij de ondertekening gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel 52 ingetrokken.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag hebben de Regeringen van de Sowjet-Unie en Witrusland medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „SU" hebben gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
De Russische Federatie heeft op 11 december 1992 medegedeeld het onderscheidingsteken „SU" te hebben vervangen door „RUS".
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Union of Soviet Socialist Republics does not consider itself bound by the provisions of article 52 of the Convention on Road Traffic stating that disputes which relate to the interpretation or application of the Convention may be referred, at the request of any of the Parties, to the International Court of Justice.
The Union of Soviet Socialist Republics declares that the provisions of article 45 of the Convention on Road Traffic, under which a number of States may not become parties to this Convention, are discriminatory in character, and it considers that the Convention on Road Traffic should be open for participation by all interested States without any discrimination or restrictions.
The Union of Soviet Socialist Republics declares that the provisions of article 46 of the Convention on Road Traffic are anachronistic and at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)."(VN-vertaling)
De Regering van de Russische Federatie heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties medegedeeld “as at 24 December 1991, the Russian Federation maintains full responsibility for all the rights and obligations of the USSR under the Charter of the United Nations and multilateral treaties deposited with the Secretary-General and requests that the name “Russian Federation" be used in the United Nations in place of the name “Union of Soviet Socialist Republics".
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Byelorussian Soviet Socialist Republic does not consider itself bound by the provisions of article 52 of the Convention on Road Traffic stating that disputes which relate to the interpretation or application of the Convention may be referred, at the request of any of the Parties, to the International Court of Justice.
The Byelorussian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 45 of the Convention on Road Traffic, under which a number of States may not become parties to this Convention, are discriminatory in character, and it con-siders that the Convention on Road Traffic should be open for participation by all interested States without any discrimination or restrictions.
The Byelorussian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 46 of the Convention on Road Traffic are anachronistic and at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)."(VN-vertaling)
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Ukrainian Soviet Socialist Republic does not consider itself bound by the provisions of article 52 of the Convention on Road Traffic stating that disputes which relate to the interpretation or application of the Convention may be referred, at the request of any of the parties, to the International Court of Justice for decision.
The Ukrainian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 45 of the Convention on Road Traffic, under which a number of States may not become parties to this Convention, are discriminatory in character, and it considers that the Convention on Road Traffic should be open for participation by all interested States without any discrimination or restrictions.
The Ukrainian Soviet Socialist Republic declares that the provisions of article 46 of the Convention on Road Traffic are anachronistic and at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)."(VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Oekraïne medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „SU" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
De Regering van Oekraïne heeft op 21 oktober 1993 medegedeeld het onderscheidingsteken „SU" te hebben vervangen door „UA".
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Luxemburg medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „L" handhaaft om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder de volgende voorbehouden en verklaringen:
“The Presidential Council of the Hungarian People's Republic considers itself bound by article 18, paragraph 3, of the Convention subject to its tenor as defined in the European Agreement supplementary thereto.
It does not consider itself bound by the provisions of article 52 of the Convention, in pursuance of article 54, paragraph 1, thereof.
The Presidential Council of the Hungarian People's Republic declares that the provisions of article 45 of the Convention on Road Traffic opened for signature at Vienna on 8 November 1968 and the provisions of article 37 of the Convention on Road Signs and Signals done at Vienna on 8 November ... are at variance with the generally recognized principle of the sovereign equality of States and it considers that these international instruments should be open for participation by all interested States without any discrimination.
The Presidential Council of the Hungarian People's Republic further declares that the provisions of article 46 of the Convention on Road Traffic opened for signature at Vienna on 8 November 1968 and the provisions of article 38 of the Convention on Road Signs and Signals done at Vienna on 8 November ... are at variance with the Declaration of the United Nations General Assembly on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV) of 14 December 1960)." (VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Hongarije medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „H" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
De Regering van Hongarije heeft op 8 december 1989 medegedeeld dat zij het tweede, hierbovenvermelde voorbehoud intrekt.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Iran medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „IR" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Joegoslavië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „YU" handhaaft om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder het volgende voorbehoud en verklaring:
“The Czechoslovak Socialist Republic does not feel bound by the provision of article 52 of the Convention stipulating that any dispute between two or more Contracting Parties which relates to the interpretation or application of this Convention and which the Parties are unable to settle by negotiation or other means of settlement may be referred, at the request of any of the Contracting Parties concerned, to the International Court of Justice for decision.
The Government of the Czechoslovak Socialist Republic declares in respect of article 45 of the Convention that no State should be deprived of the opportunity to become a party to multilateral international treaties and further declares in respect of article 46 of the Convention that the said article is in contradiction with the Declaration of the United Nations General Assembly on Granting Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514 (XV))." (VN-vertaling)
De Regering van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek heeft op 22 januari 1991 medegedeeld het bovenstaande voorbehoud in te trekken.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Tsjechoslowakije medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „CS" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Onder de volgende voorbehouden en verklaringen:
“Ad article 18, paragraph 3
Article 18, paragraph 3, applies in the Federal Republic of Germany in accordance with paragraph 15 of the Annex to the European Agreement of 1 May 1971 supplementing the Convention on Road Traffic.
Ad article 23, paragraph 3, sub-paragraph c), No. (v)
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by article 23, paragraph 3, sub-paragraph c), No. (v).
Ad article 31, paragraph 1, sub-paragraph d)
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by article 31, paragraph 1, sub-paragraph d).
Ad article 42, paragraph 1
The Federal Republic of Germany reserves the right of continuing to make entries of the kind mentioned in article 42, paragraph 1, sub-paragraph c) also in foreign domestic driving permits.
Ad Annex 1, paragraph 1
The Federal Republic of Germany reserves the right in international transport
a) of requiring of foreign lorries the same minimum engine performance as of German vehicles,
b) of not admitting to traffic motor vehicles
– equipped with studded tyres,
– exceeding the maximum permissible weight and the maximum axle load permitted in the Federal Republic of Germany
or
not complying with the provisions on the placement on the vehicles of these figures,
– not equipped with a tachograph (control device) of the prescribed type.
Ad Annex 5, paragraph 11
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by the first half-sentence of paragraph 11 of Annex 5.
Ad Annex 5, paragraph 58
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by the paragraph 58 of Annex 5.
Furthermore, referring to the notification, made upon signature, according to which the distinguishing sign of the German Federal Republic would be the letter `D', the Government of the German Federal Republic declared that the said notification was made for the whole area which through the ratification of the Convention by the Federal Republic of Germany fell within the purview of the said Convention." (VN-vertaling)
Voorts heeft de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland verklaard dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt en dat het onderhavige Verdrag tevens voor West-Berlijn geldt.
Onder bevestiging van de voorbehouden, gemaakt bij de ondertekening van het Verdrag (zie Trb. 1974, 35, blz. 97).
De Regering van Bulgarije heeft verklaard dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Bulgarije medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „BG" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Op 6 mei 1994 heeft de Regering van Bulgarije medegedeeld het voorbehoud met betrekking tot artikel 52 in te trekken.
Onder voorbehouden met betrekking tot:
“– Article 20, paragraph 2 a) and b)
– Article 23, paragraph 2 a);
– Article 40;
– Article 41, paragraph 1 a), b) and c) (partial reservation);
– Annex 5, paragraph 5 c); and
– Annex 5, paragraphs 28, 39 and 41 (partial reservations)."
en onder de volgende verklaringen met betrekking tot bovenstaande voorbehouden:
“a) Brazil's partial reservation to chapter IV (Drivers of Motor Vehicles), article 41 (Validity of Driving Permits), paragraphs 1a), b) and c), refers to the fact that drivers issued permits in left-hand drive countries cannot drive in Brazil before taking a road test for right-hand driving.
b) The partial reservation to Annex 5 (Technical Conditions Concerning Motor Vehicles and Trailers), chapter II (Lights and reflecting devices), paragraph 28, is against the triangular form of the reflex reflectors required for every trailer, inconvenient for Brazil since the triangular shape is used for emergency signal devices to alert drivers ahead on the road.
c) In Annex 5, chapter II, paragraph 39, Brazil's reservation refers solely to the amber colour of the direction-indicators, since only red lights should be used at the rear of vehicles.
d) The partial reservation made to Annex 5, paragraph 41, refers to the fact that in Brazil reversing lights fitted on motor vehicles shall emit only white light."
en onder de volgende verklaringen:
– Pursuant to the provisions of chapter IV, article 41, paragraph 2 b), Brazil refuses to recognize the validity in its territory of driving permits held by persons under eighteen years of age.
– Pursuant to the provisions of chapter IV, article 41, paragraph c), Brazil, referring to annexes 6 and 7 covering models of domestic driving permits, refuses to recognize the validity in its territory for the driving of motor vehicles or combinations or vehicles in Categories C, D, and E of driving permits held by persons under twenty-one years of age.
– Pursuant to the provisions of articles 37 and 45, paragraph 4, as well as of Annex 3, Brazil declares that the distinguishing sign selected by Brazil for display in international traffic on vehicles registered in Brazil will continue to consist of the letters “BR".
– Pursuant to the provisions of article 54, paragraph 2, Brazil hereby declares that for the purposes of the application of this Convention, it treats mopeds as motor cycles (article 1 n)).
In overeenstemming met de artikelen 37 en 45, vierde lid, van het Verdrag, alsmede van Bijlage 3, heeft de Regering van Brazilië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „BR" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven en in overeenstemming met artikel 54, tweede lid, dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
De Regering van Brazilië heeft op 14 maart 1985 medegedeeld de volgende verklaring, afgelegd bij de bekrachtiging van het Verdrag, in te trekken:
“Pursuant to the provisions of article 54, paragraph 2, Brazil hereby declares that for the purposes of the application of this Convention, it treats mopeds as motor cycles (article 1 n))."
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Socialist Republic of Romania does not consider itself bound by the provisions of article 52 of the Convention, according to which any dispute between two or more Contracting Parties which relates to the interpretation or application of the Convention and which the Parties are unable to settle by negotiation or other means may be referred to the International Court of Justice at the request of any of the interested Contracting Parties.
The Socialist Republic of Romania considers that such disputes may be referred to the International Court of Justice for decision only with the consent of all Parties in dispute, for each case individually.
1. The Socialist Republic of Romania considers that the provisions of article 45 of the Convention on Road Traffic and of article 37 of the Convention on Road Signs and Signals are not in keeping with the principle according to which the international treaties whose object and purpose are of interest to the international community as a whole, should be opened to universal participation.
2. The Socialist Republic of Romania considers that maintaining the state of dependence of some territories to which reference is made in article 46 of the Convention of Road Traffic, article 38 of the Convention on Road Signs and Signals, article 3 of the European Agreement supplementing the Convention of Road Traffic and article 3 of the European Agreement supplementing the Convention on Road Signs and Signals are not in keeping with the United Nations Charter and with the documents adopted by the U.N. concerning the granting of independence to the colonial countries and peoples, including the Declaration on the principles of international law concerning the friendly relations and the co-operation between States according to the United Nations Charter, and which has unanimously been adopted by the United Nations General Assembly resolution No. 2625 (XXV) of 24 October 1970 and which solemnly proclaims the States' obligation to further the implementation of the principle of equal rights for the peoples and their right to dispose of themselves, in order to put a speedy end to colonialism." (VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Roemenië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „RO" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Oostenrijk medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „A" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder bevestiging van het bij de ondertekening gemaakte voorbehoud (zie Trb. 1974, 35).
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Polen medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „PL" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder de volgende voorbehouden:
“1. With respect to Article 11 paragraph 1 a) (Overtaking) Finland reserves the right to provide in Finnish law that in Finland drivers of cycles and mopeds may always overtake other vehicles than cycles or mopeds from the right;
2. With respect to Article 18 paragraphs 2 and 3 (Obligation to give way) Finland reserves the right to provide in Finnish law that in Finland any driver emerging from a path or an earth-track on to a road other than a path or an earth-track or emerging on to a road from property boarding thereon shall give way to all traffic travelling on that road;
3. With respect to Article 33 paragraph 1 c) and 1 d) (Use of driving or passing lights), Finland reserves the right to provide in Finnish law that in a motor-driven vehicle driving lights, passing lights or running lights must always be switched on when driving outside built-up areas. Driving or passing lights must be used in every vehicle when it is being driven in darkness or in dim light or when visibility is inadequate on account of weather or some other reason. Fog lights may only be used in fog or heavy rain or snowfall. In that case their use is allowed as a substitute for passing lights provided that position lights are simultaneously on."
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Finland medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „SF" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
De Regering van Finland heeft op 7 januari 1993 medegedeeld het onderscheidingsteken „SF" te hebben vervangen door „FIN".
Naar aanleiding van de bij de bekrachtiging van het Verdrag gemaakte voorbehouden heeft de Finse Regering nog het volgende medegedeeld:
“According to Article 18 paragraphs 2 and 3 of Vienna Convention on Road Traffic every driver emerging on to a road from a path or an earth-track (dirt road) or a property bordering on a road shall give way to vehicles travelling on that road. Finnish law contains a similar provision, with, however, the difference that it obliges a driver emerging on to a road to give way to all trafficon that road.
Traffic on a road covers not only vehicles but all those travelling thereon, including pedestrians. In Finnish law the obligation to give away is of wider application than that in the Vienna Convention."
De Regering van Finland heeft op 20 augustus 1993 medegedeeld dat bij de bekrachtiging van het Verdrag ook het volgende voorbehoud had behoren te worden gemaakt:
“Finland does not consider itself to be bound by the provision in Annex 3 paragraph 4 a) concerning the minimum dimensions of the axes of the ellipse of the distinguishing sign on other motor vehicles and their trailers."
De depositaris van het Verdrag heeft voorgesteld dat indien tegen dit voorbehoud voor 30 mei 1994 geen bezwaar is gemaakt, het voorbehoud op die datum wordt nedergelegd.
Daar tegen dat voorbehoud voor 30 mei 1994 geen bezwaar is gemaakt, is het voorbehoud op die datum voor nederlegging aanvaard.
Onder het volgende voorbehoud en verklaring:
“The Government of Norway shall not be bound by the provisions in Article 3, Article 8 (5), Article 18 (2), Article 18 (3) and Article 33 (1) c) and d).
In accordance with their articles 46 (1) and 38 (1), respectively, the Convention on Road Traffic and the Convention on Road Signs and Signals shall for the present not become applicable to the territories of Svalbard and Jan Mayen."
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Noorwegen medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „N" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder de volgende voorbehouden:
“1. Instead of Article 18, paragraph 3, of the Convention Sweden will apply the dispositions of paragraph 15 to the Annex of the European Agreement supplementing the Convention on Road Traffic.
2. With respect to Article 33, paragraph 1 c) and d), parking lights only may never be used when driving. Dipped head lights, position lights or other lights sufficient to enable the other road-users to notice the vehicle shall be used even when driving in daylight.
3. With respect to Article 52, Sweden opposes that disputes in which it is involved shall be referred to arbitration."In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Zweden medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „S" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder de volgende voorbehouden en verklaring:
“Article 18, paragraph 2 according to which road users coming from a path or graved track shall give way to vehicles on the road.
Article 33, paragraph 1 d) according to which it shall be permissible to use parking light also when driving outside a built-up area.
Annex 5, 17 c) according to which the total permissible weight of a trailer without a service brake may not exceed half the sum of the hauling vehicle's unladen weight and the driver's weight."
Declaration relating to article 54, paragraph 2 of the Convention:
“Denmark treats mopeds whose maximum design speed exceeds 30 km per hour as motor cycles."
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Denemarken medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „DK" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 46, eerste lid, van het Verdrag heeft de Regering van Denemarken tevens medegedeeld dat tot nader bericht het Verdrag niet van toepassing zal zijn op de Faeröer-eilanden en Groenland.
De Regering van België heeft voorbehouden gemaakt ten aanzien van de artikelen 10(3) en 18(3).
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van België op 16 mei 1989 medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „B" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder de volgende voorbehouden en verklaringen:
“Ad article 11, paragraph 1, letter a)
Switzerland reserves the right to enact, in its domestic legislation, regulations specifying that cyclists and motorcyclists may still overtake a line of motor vehicles on the right.
Ad article 18, paragraph 3
Switzerland applies article 18, paragraph 3, in accordance with the version in number 15 of the annex to the European Agreement of 1 May 1971 supplementing the Convention on Road Traffic.
Ad article 3, paragraph 3
Switzerland recognizes in international traffic all registration certificates issued by the Contracting Parties according to chapter III of the Convention, when such certificates do not prohibit the admission of the vehicles to the territory of the State that issued the certificates.
Ad annex 1, paragraph 1
According to annex 1, paragraph 1, a Contracting Party may refuse to admit to its territory in international traffic only motor vehicles, trailers and combinations of vehicles whose overall weight or weight per axle or dimensions exceed the limits fixed by its domestic legislation. Switzerland therefore considers any application of this paragraph by a Contracting Party to refuse admission in international traffic to motor vehicles, trailers and combinations of vehicles whose overall weight or weight per axle or dimensions do not exceed the limits fixed by its domestic legislation to be inconsistent with the principles of territoriality and non-discrimination implicit in annex 1, paragraph 1; in such cases, Switzerland reserves the rights to take all appropiate measures to defend its interests."(VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Zwitserland medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „CH" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Italië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „I" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Niger medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken "RN" handhaaft om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Seychellen medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „SY" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Zaïre medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „ZRE" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder het volgende voorbehoud en verklaringen:
“The Revolutionary Government of the Republic of Cuba does not consider itself bound by the provisions of article 52 of the Convention on Road Traffic regarding the referral to the International Court of Justice of any dispute with another Contracting Party....
The Republic of Cuba declares that the provisions of article 45, paragraph 1, of the Convention, which deals with matters affecting the interests of all States, are of a discriminatory nature in that they preclude the right of a number of States to become signatories and parties to the Convention, contrary to the principle of sovereign equality of States.
The Republic of Cuba declares that the provisions of article 46 of the Convention, are not applicable as they are contrary to the Declaration on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples (resolution 1514), adopted by the United Nations General Assembly on 14 December 1960, which proclaims the necessity of bringing to a speedy and unconditional end colonialism in all its forms and manifestations." (VN-vertaling)
De Regering van Cuba heeft verklaard dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Onder het volgende voorbehoud:
“The Republic of South Africa does not consider itself bound by article 52 of the aforesaid Convention".
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Zuid-Afrika medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „ZA" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Monaco medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „MC" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Onder de volgende verklaring:
“It is the understanding of the State of Kuwait that its accession to the said Convention does not imply recognition of Israel, or accepting any obligation towards it emanating from the provisions of the said Convention".
Naar aanleiding van de door Koeweit bij de toetreding tot het Verdrag afgelegde verklaring heeft de Regering vanIsraël op 23 juni 1980 bezwaar gemaakt tegen de verklaring. De tekst van het bezwaar luidt als volgt:
“The Government of Israel has noted the political character of the statement made by the Government of Kuwait. In the view of the Government of Israel, this Convention is not the proper place for making such political pronouncements. Moreover, the said declaration cannot in any way affect whatever obligations are binding uupon Kuwait under general international law or under particular conventions. Insofar as concerns the substance of the matter, the Government of Israel will adopt towards the Government of Kuwait an attitude of complete reciprocity."
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Koeweit medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „KWT" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Uruguay medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „ROU" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Zimbabwe medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „ZW" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Onder het volgende voorbehoud:
“The Kingdom of Marocco accedes to the Convention ... with the reservation that Marocco does not consider itself bound by article 52 of the said Convention." (VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Marokko medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „MA" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven en dat zij bromfietsen als motorfietsen behandelt.
Onder het volgende voorbehoud:
“Pursuant to article 54, paragraph 1, [of the Convention on Road Traffic] the Republic of the Ivory Coast does not consider itself bound by the provisions of article 52, under which `Any dispute between two or more Contracting Parties which relates to the interpretation or application of this Convention and which the Parties are unable to settle by negotiation or other means of settlement may be referred, at the request of any of the Contracting Parties concerned, to the International Court of Justice for decision"(VN-vertaling)
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Ivoorkust medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „CI" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Pakistan op 23 februari 1987 medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „PK" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Griekenland op 8 april 1987 medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „GR" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van de Centrafrikaanse Republiek op 13 juni 1988 medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „RCA" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder het volgende voorbehoud:
“The Republic of Lithuania does not consider itself bound by Article 52 of the Convention."
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Litouwen medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „LT" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder het volgende voorbehoud:
“ ... Estonia does not consider itself bound by Article 52 of the Convention."
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Estland medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „EW" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
De Regering van Estland heeft op 1 oktober 1993 medegedeeld het onderscheidingsteken „EW" te hebben vervangen door „EST".
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Letland medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „LV" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Turkmenistan medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „TMN" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
De Regering van Turkmenistan heeft op 15 maart 1994 medegedeeld het onderscheidingsteken „TMN" te hebben vervangen door „TM".
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Georgië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „GE" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Tadzjikistan medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „TJ" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Kazachstan medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „KZ" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Oezbekistan medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „UZ" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Slovenië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „SLO" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Kroatië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „HR" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Slowakije medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „SK" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van de Tsjechische Republiek medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „CZ" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Voorts handhaaft zij de door Tsjechoslowakije bij de bekrachtiging afgelegde verklaring bromfietsen als motorfietsen te behandelen.
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „MK" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
De Regering van Griekenland heeft op 20 mei 1994 de volgende mededeling gedaan:
“The Greek Government objects to the accession of the [former Yugoslav Republic of Macedonia] to the Convention on Road Traffic (Vienna, 8 November 1968) and consequently does not regard as valid the notification by which the former Yugoslav Republic of Macedonia indicated the distinguishing sign `MK' it has selected for display on international traffic on vehicles registered by it.
It should also be pointed out that the Government of Greece considers the distinguishing sign selected by the [former Yugoslav Republic of Macedonia] incompatible with Security Council revolution S/RES/817 (1993) adopted on 7 April 1993, concerning the admission of that State to the United Nations, to the extent that it is contrary to the name [former Yugoslav Republic of Macedonia], which must, in accordance with the above-mentioned resolution, be used for all purposes within the United Nations pending settlement of the difference that has arisen over the name of that State.
Furthermore, the Greek Government would like to remind of the fact that accession on the former Yugoslav Republic of Macedonia to the Convention on Road Traffic does not imply its recognition on behalf of the Greek Government."
In overeenstemming met artikel 45, vierde lid, van het Verdrag heeft de Regering van Bosnië-Herzegowina medegedeeld dat zij het onderscheidingsteken „BIH" heeft gekozen om in het internationale verkeer te worden getoond door de voertuigen die door haar zijn ingeschreven.
Onder de volgende mededeling:
“... The Government of Denmark can accept the proposed amendments except for the following provisions which have to be rejected:
– Article 25, paragraph 2, according to which drivers emerging on to a motorway shall give way to vehicles travelling on it;
– Article 32, paragraph 4, concerning the use of fog lamps;
– Artcicle 32, paragraph 7, concerning the use of driving lights;
– Annex 6, item 4, on numbering on driving permits and, consequently, Article 43, paragraph 2, in so far as it refers to Annex 6."
Onder de volgende bezwaren:
“... the Federal Republic of Germany is able to approve the proposed amendments of Poland with the following reservations:
1. Reservation concerning article 13, paragraph 2
The Federal Republic of Germany, in its national law, reserves the right not to set speed limits for certain categories of roads.
2. Reservation concering artikel 19, subparagraph (d)
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by the amendments to article 19, subparagraph (d), of the Convention.
3. Reservation concerning article 23, paragraph 3, subparagraphs (b), (iv) and (c)
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by the amendments to article 23, paragraph 3, subparagraphs (b), (iv) and (c), on the Convention.
4. Reservation concerning article 32, paragraphs 8, 10 (c) and 15
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by article 32, paragraphs 8 and 10 (c), of the Convention. With respect to article 32, paragraph 15, the Federal Republic of Germany reserves the right to use for warning purposes a red light on the front of certain vehicles (for example, school buses).
5. Reservation concerning article 35, paragraph 1 (c) and (d).
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by the amendments to article 35, paragraph 1 (c) and (d) of the Convention.
6. Reservation concerning article 41, paragraph 1 (a)
The Federal Republic of Germany reserves the right, in its national law, not to require the possession of a driving permit for drivers of certain categories of vehicles.
7. Reservation concerning article 41, paragraph 4
The Federal Republic of Germany reserves the right, in its national law, to indicate insome other way on the driving permit restrictions of the driving permit to certain vehicles of a particular category.
8. Reservation concerning annex 6 (Domestic driving permit), paragraph 4, of the Convention
The Federal Republic of Germany does not consider itself bound by the numbering of the entries on the driving licence in annex 6 (Domestic driving permit), paragraph 4, of the Convention."(VN-vertaling)
De Regering van Duitsland heeft op 30 november 1993 medegedeeld haar voorbehoud met betrekking tot artikel 19, letter d, in te trekken.
Onder de volgende bezwaren:
“Finland accepts the proposed amendments to the Convention on Road Traffic, but wishes to inform the Depositary and the Contracting Parties, that if the amendments are deemed accepted, Finalnd will make the following reservations pursuant to Article 54, paragraph 5, of the Convention:
Finland does not consider itself to be bound by the proposed amendment to Article 18, paragraph 7, of the Convention.
Finland does not consider itself to be bound by the proposed amendment to Article 25, paragraph 2, of the Convention.
Finland does not consider itself to be bound by the first sentence of the proposed amendment to Article 32, paragraph 6, of the Convention.
The reservations of Finland to the above-mentioned amendments will be formulated and made in due time before the entry into force of the saidm amendments."
Onder de volgende mededeling:
“Norway rejects the proposed amendments to the Convention's article 25 paragraph 2, which states that priority should be given to vehicles entering highways, since Norway favors a continued application of the so-called “zip-fastener"-principle, and ... Norway accepts the other amendments proposes by Poland."
Onder de volgende mededeling: “The Swedish Government wishes to inform the Secretary-General, in his capacity as depositary of the said Convention, of its rejection of the proposed amendment to Article 25 Paragraph 2 of the Convention."
If date of birth is unknown, state approximate age on date of issue of permit. If place of birth is unknown, leave blank. Place of birth may be replaced by other particulars determined by domestic legislation.
Si la date de naissance n'est pas connue, on indiquera l'âge approximatif à la date de délivrance du permis. Ne rien indiquer si le lieu de naissance n'est pas connu. Le lieu de naissance peut être remplacé par d'autres précisions définies par la législation nationale.
Indien de geboortedatum onbekend is, dient de vermoedelijke leeftijd op het tijdstip van de afgifte van het rijbewijs te worden ingevuld. Indien de geboorteplaats onbekend is, dient deze ruimte te worden opengelaten. De geboorteplaats mag worden vervangen door andere, door de nationale wetgeving te bepalen gegevens.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-1997-25.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.