Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 11 juli 2024, nr. WJZ/ 62853201, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 in verband met de wijziging van de subsidiemodule Behoud graslandareaal voor 2024

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op de artikelen 5 en 16 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 2.19.4 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt '€ 20,–' vervangen door '€ 50,–'.

2. In het vierde lid wordt na de zinsnede ‘bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de landbouw de-minimisverordening’ ingevoegd ‘zoals dat luidde op 9 juli 2024’.

ARTIKEL II

In de tabel bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 wordt in kolom 6 van de rij van 'Titel 2.19: Behoud graslandareaal' '€ 50.000.000' vervangen door '€ 85.000.000'.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 juli 2024

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze wijzigingsregeling verhoogt het subsidiebedrag in de subsidiemodule behoud graslandareaal en wijzigt het subsidieplafond voor die module in 2024. De regeling bevat derhalve wijzigingen van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 (hierna: ROES 2024). De verhoging van het subsidiebedrag en -plafond zijn een onderdeel van het integrale pakket maatregelen dat het kabinet op 5 april 2024 heeft aangekondigd in het Plan van aanpak mestmarkt en de bijbehorende routekaart implementatie maatregelen1, die op 31 mei 2024 naar de Tweede Kamer is verstuurd. Hiermee ondersteunt het kabinet derogatiebedrijven met het opvangen van de hogere mestafzetkosten, zodat het areaal grasland van deze bedrijven behouden blijft en de waterkwaliteit in Nederland niet achteruitgaat.

In paragraaf 2 wordt ingegaan op de verhoging van het subsidiebedrag en -plafond en de gevolgen daarvan voor landbouwers. Paragraaf 3 gaat in op de aspecten met betrekking tot staatsteun in de vorm van de-minimissteun. Tot slot wordt in paragraaf 4 ingegaan op de administratieve lasten die gemoeid zijn met de regeling en de uitvoerings- en handhavingsaspecten.

2. Inhoud

2.1 Algemeen

De subsidiemodule Behoud graslandareaal, opgenomen in titel 2.19 van de RNES, richt zich op het stimuleren van het behoud van het areaal grasland ten behoeve van de waterkwaliteit. Daarmee draagt de subsidie bij aan de verduurzamingstransitie voor de landbouw op het gebied van stikstof, klimaat, waterkwaliteit en natuur. Daarnaast voorziet de subsidie in een tijdelijke tegemoetkoming voor een gedeelte van de extra kosten die derogatiebedrijven moeten maken als gevolg van de versnelde afbouw van de derogatie. De regeling wordt opengesteld in de jaren 2023, 2024 en 2025, waarbij de landbouwer jaarlijks een aanvraag kan indienen. Deze wijzigingsregeling verhoogt het subsidiebedrag en het -plafond voor 2024. In een openstellingsperiode voor 2024 is eerder al voorzien en deze is bepaald op 15 juli 2024 tot en met 26 augustus 2024.

2.2 Hoogte subsidie

Verhoging van de forfaitaire vergoeding naar € 50 per 10 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare terugval in de mestplaatsingsruimte

Door de stapsgewijze verlaging van de stikstofgebruiksnorm dierlijke mest (derogatienorm) van 230/250 kg N per hectare naar 170 kg N per hectare in 2026, wordt de mestplaatsingsruimte per hectare minder. De subsidie die een landbouwer ontvangt, is afhankelijk van de mate van terugval in de mestplaatsingsruimte door afname van de derogatienorm en het aantal hectare dat in feitelijk gebruik is bij het bedrijf.

Bij de totstandkoming van de subsidiemodule Behoud graslandareaal in 2023 is uitgegaan van een forfaitaire vergoeding van € 20 per 10 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare terugval in de mestplaatsingsruimte. Bij de bepaling van de hoogte van de forfaitaire vergoeding is destijds rekening gehouden met mestafzetkosten van € 9,20 per ton rundveemest.2 Door de huidige situatie op de mestmarkt liggen de mestafzetprijzen ongeveer 3 keer hoger dan de mestafzetprijs waarmee bij de totstandkoming van de subsidieregeling is gerekend. Met deze wijzigingsregeling is de forfaitaire vergoeding van € 20 per 10 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare terugval in de mestplaatsingsruimte verhoogd naar € 50. Dit heeft drie redenen. In de eerste plaats kunnen bedrijven de extra mestafzetkosten daarmee beter opvangen. In de tweede plaats draagt het hogere subsidiebedrag bij aan het zoveel mogelijk voorkomen dat melkveehouders door hoge mestafzetkosten noodgedwongen hun bedrijven moeten beëindigen, waardoor het grasland bij hun bedrijven alsnog wordt omgezet in bouwland voor de teelt van uitspoelingsgevoelige gewassen. Met de verhoging van de forfaitaire vergoeding worden deze bedrijven in de derde plaats extra gestimuleerd om het areaal grasland op hun bedrijven te behouden, wat bijdraagt aan de transitie naar een meer grondgebonden melkveehouderij, waarbij zij per grootvee-eenheid die zij houden op hun bedrijf een bepaald areaal grasland moeten hebben.

Bepaling subsidie per hectare

De hoogte van de subsidie die wordt verstrekt is afhankelijk van de hoeveelheid grond en de mate van afbouw van de mestplaatsingsruimte. De mate van afbouw van de mestplaatsingsruimte is afhankelijk van de ligging van de percelen. Bij gronden in een nieuw aangewezen met nutriënten verontreinigd gebied (hierna: NV-gebied) is het verlies in mestplaatsingsruimte groter dan bij gronden die gelegen zijn buiten een NV-gebied. Voor gronden die gelegen zijn in een Natura 2000-gebied, een derogatievrije zone rondom een Natura 2000-gebied (hierna: derogatievrije zones) of een Grondwaterbeschermingsgebied (hierna: GWB-gebieden) geldt direct de norm van 170 kg stikstof uit dierlijke mest per ha.

In onderstaande tabellen is weergegeven wat de betreffende subsidiebedragen zijn in de verschillende situaties.

Tabel 1a: subsidiebedrag bij een forfaitaire vergoeding van € 50 per 10 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare terugval in de mestplaatsingsruimte

Jaar

Subsidie

per ha voor percelen in bestaand 250 gebied (= derogatiebedrijf, niet in NV-gebied)

Subsidie

per ha voor percelen in bestaand 230 gebied (= afbouw in al bestaand NV-gebied)

Subsidie

per ha voor percelen in NV-gebieden

 

afname

KG N

bedrag

per ha

afname

KG N

bedrag

per ha

afname

KG N

bedrag

per ha

2023

10

€ 20

10

€ 20

30

€ 60

2024

20

€ 100

20

€ 100

40

€ 200

2025

50

€ 250

40

€ 200

60

€ 300

*Voor de volledigheid zijn in bovenstaande tabel de subsidiebedragen van de totale looptijd van de subsidiemodule Behoud graslandareaal opgenomen.

Tabel 1b: subsidiebedrag voor percelen in Natura 2000-gebieden, derogatievrije zones en/of GWB-gebieden

Jaar

Subsidie

per ha voor percelen in Natura 2000-gebied, derogatievrije zone Natura 2000-gebied en/of GWB-gebieden (voormalig 250-gebied)

Subsidie

per ha voor percelen in Natura 2000-gebied, derogatievrije zone Natura 2000-gebied en/of GWB-gebieden (voormalig 230-gebied)

 

afname

KG N

bedrag

per ha

Afname

Kg N

bedrag

per ha

2023

80

€ 160

60

€ 120

2024

80

€ 400

60

€ 300

2025

80

€ 400

60

€ 300

2.3 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor 2024 was vastgesteld op € 50.000.000. Met deze wijzigingsregeling is het subsidieplafond voor 2024 verhoogd naar € 85.000.000. Deze verhoging is nodig, omdat de forfaitaire vergoeding van € 20 per 10 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare terugval in de mestplaatsingsruimte is verhoogd naar € 50, waardoor het bedrag dat in totaal aan subsidies wordt verleend naar verwachting toeneemt. De verwachting is dat het nieuwe subsidieplafond van € 85.000.000 voldoende is om alle landbouwers die aan de voorwaarden van de subsidiemodule Behoud graslandareaal voldoen, subsidie te kunnen verlenen conform titel 2.19 van de RNES.

In de tabel bij artikel 1 van de ROES staan onder andere de subsidieplafonds voor de verschillende subsidiemodules. Met artikel II van deze wijzigingsregeling is het plafond voor de subsidiemodule behoud graslandareaal in deze tabel aangepast.

3. Staatssteun (de-minimis)

De subsidie die op grond van artikel 2.19.2 wordt toegekend door de Minister, wordt op grond van deze regeling aangemerkt als de-minimissteun in de landbouwsector. Dergelijke steun mag door lidstaten worden verstrekt mits daarbij wordt voldaan aan de voorwaarden uit Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB 2013, L 352) (hierna: Verordening nr. 1408/2013). De belangrijkste voorwaarde die voortvloeit uit Verordening nr. 1408/2013 is dat aan een onderneming niet meer dan € 20.000 aan de-minimissteun mag worden verstrekt over een periode van drie belastingjaren. Dat betekent in dit geval dat een individuele landbouwer over de jaren 2023 (eerste jaar waarin subsidie op grond van de module mogelijk was), 2024 en 2025 maximaal € 20.000 aan de-minimissteun mag ontvangen. In artikel I van deze wijzigingsregeling is geregeld dat dit de-minimisplafond € 20.000 bedraagt door te bepalen dat het om het in artikel 3, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1408/2013 genoemde plafond gaat, zoals dat luidde op 9 juli 2024. Mocht genoemd plafond in Verordening nr. 1408/2013 worden herzien, dan zal te zijner tijd worden bezien of dat gevolgen dient te hebben voor de module en, zo ja, welke.

4. Effecten bedrijfsleven en overheid

4.1 Regeldruk

In de toelichting bij de invoering van de subsidiemodule Behoud graslandareaal is de regeldruk in kaart gebracht. Deze regeling beperkt zich tot het wijzigen van de hoogte van het subsidiebedrag en het subsidieplafond. Dit leidt niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van deze subsidiemodule. Omdat louter subsidiebedrag en -plafond zijn gewijzigd, is de regeling niet voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk.

4.2 Uitvoerings- en handhavingslasten

RVO is betrokken geweest bij het wijzigen van deze subsidiemodule. RVO verzorgt de communicatie en uitvoering van de subsidiemodule. De gevolgen van de wijzigingen, waaronder een ophoging van het subsidiebedrag, zijn voor RVO beperkt. RVO heeft aangegeven dat een uitvoerings- en handhavingstoets niet nodig is.

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant. Hierbij wordt zowel voor het tijdstip van inwerkingtreding als voor de te hanteren invoeringstermijn afgeweken van het beleid van de vaste verandermomenten. Dat is in dit geval gerechtvaardigd, omdat de doelgroep bij de wijzigingen is gebaat en het daarnaast van belang is dat het juiste subsidiebedrag en -plafond zijn gepubliceerd vóór aanvang van de openstellingsperiode op 15 juli 2024.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023/24, 33 037, nr. 542.

X Noot
2

Berekening van het subsidiebedrag door Wageningen Economic Research (WEcR) bij de totstandkoming van de regeling: In 1 ton melkveemest zit op basis van de gegevens van 2021, zoals deze zijn bepaald door de Werkgroep Uniformering berekening Mest en mineralencijfers, ongeveer 4,6 kg N. Op basis van de informatie uit het bedrijveninformatienet (BIN4) is hierbij uitgegaan van € 9,20 voor het afvoeren van een ton rundveemest. Afvoer van 10 kg stikstof uit rundveedrijfmest kost dan (10/4,6) × € 9,20 = € 20,00.

Naar boven