Besluit van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) van 8 maart 2023 tot wijziging van de Beleidsregel geschiktheid 2012

De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten,

Gelet op de artikelen 3:8, 3:271, 4:3, vierde lid Wft juncto artikel 2a Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo), 4:9, eerste lid, en 5:29, eerste lid, Wft; artikel 27, eerste en vierde lid CSDR; artikel 27 EMIR; artikel 106, eerste tot en met derde lid Pw; artikel 110c, eerste tot en met derde lid Wvb; de artikelen 29 en 30 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling; de artikelen 17aa en 26.01 Besluit prudentiële regels Wft (Bpr); artikel 10, eerste lid, Wtt; artikel 23h eerste lid Wwft; artikel 15, tweede lid, aanhef en onder a van de EuSEF; artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a EuVECA en artikel 12, tweede lid CSPR.

Besluiten tot het wijzigen van de gezamenlijke Beleidsregel geschiktheid 2012

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel geschiktheid 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

De titel van het besluit komt te luiden:

Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten inzake de toetsing van de geschiktheid van beleidsbepalers krachtens de Wet op het financieel toezicht, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet toezicht trustkantoren 2018, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU, Verordening (EU) nr. 236/2012, Verordening (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012, Verordening (EU) Nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen, Verordening (EU) Nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen en Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (Beleidsregel geschiktheid 2012)

B

De aanhef bij het besluit komt te luiden:

Gelet op de artikelen 3:8, 3:271, 4:3, vierde lid, Wet op het financieel toezicht (Wft) juncto artikel 2a Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo), 4:9, eerste lid, en 5:29, eerste lid, Wft; artikel 27, eerste en vierde lid, Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (CSDR); artikel 27, eerste en tweede lid, Verordening (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 (EMIR); artikel 106, eerste tot en met derde lid, van de Pensioenwet (Pw); artikel 110c, eerste tot en met derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb); de artikelen 29 en 30 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling; de artikelen 17aa en 26.01 Besluit prudentiële regels Wft; artikel 10, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt) en artikel 23h eerste lid van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft); artikel 15, tweede lid, aanhef en onder a van Verordening (EU) Nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen EuSEF; artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a Verordening (EU) Nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (EuVECA) en artikel 12, tweede lid Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (CSPR).

C

Onderdeel 1.1, aanhef komt te luiden:

De begrippen in deze beleidsregel hebben dezelfde betekenis als in de Wft, de Pw, de Wvb, respectievelijk de Wtt en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, tenzij deze begrippen uitdrukkelijk anders worden gedefinieerd in deze beleidsregel.

Deze beleidsregel is niet van toepassing op personen die uitsluitend kwalificeren als aanvrager van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, Wft. Deze personen worden conform artikel 3:100, eerste lid, onderdeel b Wft beoordeeld op hun reputatie, met inachtneming van de Gemeenschappelijke richtsnoeren inzake de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van gekwalificeerde deelnemingen in de financiële sector, vastgesteld door het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten bestaande uit EBA, EIOPA en ESMA. De beoordeling van de reputatie is een andere toets dan de geschiktheidstoets als bedoeld in deze beleidsregel en ziet toe op een andere doelgroep.

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

D

Onderdeel 1.1, sub a komt te luiden:

a. beleidsbepaler:

een persoon die bij of krachtens de Wft, het BGfo, het Bpr, de Pw of de Wvb, het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wtt 2018, de Wwft, de CSDR, de EMIR, de EuSEF, de EuVECA of de CSPR moet of kan worden getoetst op geschiktheid;

E

Onderdeel 1.1., sub b komt te luiden:

b. collectief:

meer dan één beleidsbepaler, waarbij de beleidsbepalers gezamenlijk het (dagelijks) beleid van de onderneming (mede)bepalen of gezamenlijk toezicht houden op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming;

F

Onder verlettering van de subonderdelen c tot en met h naar d tot en met i wordt een nieuw subonderdeel toegevoegd in Onderdeel 1.1., luidende:

c. competenties:

vaardigheden, kwaliteiten en houdingsaspecten die relevant zijn voor de geschiktheid voor de taak of functie;

G

Onderdeel 1.1., sub d komt te luiden:

d. onderneming:

een financiële onderneming, gemengde financiële holding, financiële holding of verzekeringsholding met zetel in Nederland, marktexploitant, elektronischgeldinstelling, pensioenfonds, beroepspensioenfonds, crowdfundingdienstverlener als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel d van de CSPR, datarapporteringsdienstverlener, houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft, centrale effectenbewaarinstellingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 1 CSDR, centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, eerste lid, EMIR, aanbieder van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta, aanbieder van bewaarportemonnees, of trustkantoor;

H

Onderdeel 1.1., sub e komt te luiden:

d. toezichthouder:

DNB, de AFM;

I

Onderdeel 1.1, sub g komt te luiden:

g. onderneming in groep A:

aanbieder van beleggingsobjecten; aanbieder van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta; aanbieder van bewaarportemonnees; afwikkelonderneming; bank; beroepspensioenfonds; betaalinstelling; centrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 1, CSDR; centrale tegenpartij; clearinginstelling; elektronischgeldinstelling; entiteit voor risico-acceptatie; financiële holding, gemengde financiële holding of verzekeringsholding met zetel in Nederland; financiële instelling; herverzekeraar; kredietunie; levensverzekeraar; marktexploitant; natura-uitvaartverzekeraar; pensioenfonds; premiepensioeninstelling; schadeverzekeraar; trustkantoor of wisselinstelling;

J

Onderdeel 1.1, sub h komt te luiden:

h. onderneming in groep B:

aanbieder van krediet; beheerder van beleggingsinstelling; beheerder van een icbe; beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuSEF; beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuVECA; beleggingsholding; beleggingsmaatschappij; beleggingsonderneming; bewaarder of bewaarder van een icbe; crowdfundingdienstverlener; datarapporteringsdienstverlener; icbe; (onder)gevolmachtigd agent of pensioenbewaarder;

K

Onderdeel 1.1. sub i komt te luiden:

i. onderneming in groep C:

adviseur, bemiddelaar of herverzekeringsbemiddelaar of houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft.

L

Onderdeel 1.2 sub 1 A komt te luiden:

Bestuur, organisatie en communicatie, waaronder het aansturen van processen, taakgebieden en medewerkers, zicht hebben op en sturing geven aan lange termijn waarde creatie, het naleven en handhaven van algemeen aanvaarde sociale, ethische en professionele normen, waaronder het tijdig, juist en duidelijk informeren van klanten en de toezichthouder;

M

Onderdeel 1.3 aanhef komt te luiden:

De toetsing van geschiktheid geschiedt met inachtneming van:

N

Onderdeel 1.4 komt te luiden:

Indien sprake is van een collectief geschiedt de toetsing van geschiktheid met inachtneming van de samenstelling en het functioneren van het collectief.

O

Onderdeel 1.5 aanhef komt te luiden:

Als de toezichthouder de geschiktheid van een beleidsbepaler toetst, zijn daar verschillende momenten voor, te weten:

P

Onderdeel 1.7 sub d komt te luiden:

Bij de weging van de in onderdeel 1.6 genoemde informatie en antecedenten betrekt de toezichthouder de volgende factoren:

  • a) het onderlinge verband tussen de aan informatie of een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

  • b) de belangen die de wet beoogt te beschermen;

  • c) de overige belangen van een onderneming en een betrokken beleidsbepaler;

  • d) de zwaarte van de informatie of het antecedent;

  • e) de ouderdom van de informatie of het antecedent;

  • f) de houding of motivering van een betrokken beleidsbepaler ten aanzien van de informatie of het antecedent;

  • g) de combinatie van beschikbare informatie en antecedenten

Q

Onderdeel 1.8 komt te luiden:

  • 1. Onverminderd de artikelen 1:49 en 1:90 van de Wft, artikel 205 van de Pw, artikel 199 van de Wvb, artikel 38 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, de artikelen 56 en 58 van de Wtt en artikel 22 van de Wwft, maken de AFM en DNB in concrete gevallen afspraken over hun samenwerking bij de toetsing van geschiktheid en het uitwisselen van informatie en antecedenten wanneer het een onderneming betreft die onder toezicht van beide toezichthouders staat.

  • 2. Met het oog op de consistente toepassing door de AFM en DNB van deze beleidsregel wordt een gezamenlijk panel samengesteld. Dit gezamenlijke panel beoordeelt periodiek toetsingen op basis van deze beleidsregel. De bevindingen van het gezamenlijke panel worden gebruikt in de periodieke evaluatie van de beleidsregel, bedoeld in onderdeel 3.1

R

De titel van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Hoofdstuk 2 – Nadere bepalingen beleidsbepalers van ondernemingen in groep B en C

S

Onderdeel 2.1 wordt hernummerd naar 2.1.1 en komt te luiden:

Voor alle ondernemingen in groep B en C geldt dat algemene vakinhoudelijke kennis en specifieke vakinhoudelijke kennis moet zijn opgedaan maximaal vijf jaar voorafgaand aan het moment van toetsing. De geschiktheid ten aanzien van de beheerste en integere bedrijfsvoering en de bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden moeten zijn opgedaan maximaal tien jaar voorafgaand aan het moment van toetsing.

T

Onderdeel 2.2 komt te vervallen.

U

Onderdeel 2.3 van hoofdstuk 2, paragraaf 1 wordt vernummerd naar 2.1.2. Onderdeel 2.1.2 sub b komt te luiden:

b. collectief (onderdeel 1.4).

V

De titel van paragraaf 2 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

§ 2. Aanbieder van krediet; beheerder van een beleggingsinstelling; beheerder van een icbe; beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuSEF; beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuVECA; beleggingsholding; beleggingsmaatschappij; beleggingsonderneming; bewaarder; bewaarder van een icbe; crowdfundingdienstverlener; datarapporteringsdienstverlener; icbe; (onder)gevolmachtigd agent of pensioenbewaarder (groep B)

W

Onder vernummering van paragraaf 2.4 naar paragraaf van paragraaf 2.2.1 komt de titel te luiden:

2.2.1 Aanbieder van krediet; beheerder van een beleggingsinstelling; beheerder van een icbe; beleggingsholding; beleggingsmaatschappij; beleggingsonderneming niet zijnde een verbonden agent; bewaarder; bewaarder van een icbe; crowdfundingdienstverlener; datarapporteringsdienstverlener; icbe; (onder)gevolmachtigd agent of pensioenbewaarder

X

Onderdeel 2.2.1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een beleidsbepaler van een aanbieder van krediet, beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, beleggingsholding, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming niet zijnde een verbonden agent, bewaarder, bewaarder van een icbe, crowdfundingdienstverlener, datarapporteringsdienstverlener, icbe, (onder)gevolmachtigd agent of pensioenbewaarder wordt bij aantreden geacht geschikt te zijn als bedoeld in onderdeel 1.2.1 indien hij of zij aantoont minimaal te beschikken over:

    • a. bestuurlijke vaardigheden nodig voor het dagelijks beleid;

    • b. leidinggevende vaardigheden in een hiërarchische verhouding;

    • c. algemene vakinhoudelijke kennis, opgedaan in een relevante werkomgeving;

    • d. specifieke vakinhoudelijke kennis, opgedaan in een relevante werkomgeving; en

    • e. geschiktheid ten aanzien van de beheerste en integere bedrijfsvoering.

Onderwerpen a. tot en met e. zijn opgedaan gedurende ten minste twee jaar werkervaring, waarvan minimaal één jaar aaneengesloten.

Y

Onderdeel 2.2.1, tweede lid, komt te luiden:

  • f. het in staat zijn eigen gedegen, objectieve en onafhankelijke besluiten te nemen en oordelen te vormen bij de vervulling van taken en verantwoordelijkheden, en

  • g. voldoende tijd, met inbegrip van tijd voor het verwerven van inzicht in de activiteiten van de instelling, haar belangrijkste risico’s en de implicaties van de bedrijfs- en risicostrategie, alsmede voldoende beschikbare tijd in perioden van sterk verhoogde activiteit van de onderneming of van andere entiteiten waar de beleidsbepaler een (neven)functie vervult.

Z

Onderdeel 2.2.1, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien bij een beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming niet zijnde een verbonden agent, bewaarder, bewaarder van een icbe, crowdfundingdienstverlener, datarapporteringsdienstverlener, icbe, of (onder)gevolmachtigd agent met inbegrip van de beleidsbepalers, ten hoogste zes personen werkzaam zijn en gezien de aard, omvang en complexiteit van de onderneming de vereiste twee jaar werkervaring als genoemd in 2.2.1, eerste lid, niet redelijkerwijs vereist is, kunnen de minimumvereisten als bedoeld onder a, c, d en e, van onderdeel 2.2.1, eerste lid, zijn opgedaan gedurende één jaar aaneengesloten werkervaring. Het vereiste onder b, van onderdeel 2.2.1, eerste lid, wordt in dat geval niet getoetst.

    Als de onderneming in omvang groeit naar een onderneming waar meer dan zes personen werkzaam zijn, worden de beleidsbepalers van deze onderneming opnieuw aan de voor hen relevante criteria in hoofdstuk 2 getoetst.

AA

Onderdeel 2.2.1, eerste lid, komt te luiden:

  • 4. Indien een onderneming als bedoeld in onderdeel 2.2.1, eerste lid twee of meer beleidsbepalers heeft, is het voor de beoordeling van:

    • a. de leidinggevende vaardigheden (2.2.1.1.b) voldoende dat minimaal twee van de beleidsbepalers daarover beschikken;

    • b. de specifieke vakinhoudelijke kennis (2.2.1.1.d) en geschiktheid ten aanzien van de integere en beheerste bedrijfsvoering (2.2.1.1.e) voldoende dat het collectief gezamenlijk daarover beschikt, met dien verstande dat elke beleidsbepaler in ieder geval over de specifieke vakinhoudelijke kennis of over geschiktheid ten aanzien van de beheerste en integere bedrijfsvoering beschikt.

AB

Het vijfde lid van 2.2.1 komt te vervallen.

AC

Onder vernummering van onderdeel 2.5 naar onderdeel 2.2.2 komt dat onderdeel te luiden:

2.2.2. Verbonden agent en beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschasfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuSEF en beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b van de EuVECA;

Een beleidsbepaler van een verbonden agent, een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b van de EuSEF en een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b van de EuVECA wordt bij zijn of haar aantreden geacht geschikt te zijn als bedoeld in onderdeel 1.2.1 indien hij of zij aantoont minimaal te beschikken over algemene vakinhoudelijke kennis en specifieke vakinhoudelijke kennis, opgedaan gedurende ten minste:

  • a. één jaar werkervaring in het geval van een verbonden agent;

  • b. twee jaar werkervaring in het geval van een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b van de EuSEF of een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b van de EuVECA.

AD

Onderdeel 2.6 wordt vernummerd naar 2.2.3.

De verwijzing in onderdeel 2.6 naar artikel 2.4 en 2.5 wordt gewijzigd naar 2.2.1 en 2.2.2.

AE

De aanhef van paragraaf 3 komt te luiden:

§ 3. Adviseurs, bemiddelaars en herverzekeringsbemiddelaars; houders van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft (groep C)

AF

Onderdeel 2.7 wordt gewijzigd naar 2.3.1 en komt te luiden:

2.3.1 Adviseurs, bemiddelaars en herverzekeringsbemiddelaars; houders van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft

  • 1. Een beleidsbepaler van een adviseur, bemiddelaar of herverzekeringsbemiddelaar of een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft wordt bij zijn of haar aantreden geacht geschikt te zijn als bedoeld in onderdeel 1.2.1, indien hij of zij aantoont te beschikken over:

    • a. bestuurlijke vaardigheden nodig voor het (dagelijks) beleid; en

    • b. leidinggevende vaardigheden in een hiërarchische verhouding.

  • 2. Een beleidsbepaler van een bemiddelaar of adviseur in beleggingsobjecten of een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft wordt bij zijn of haar aantreden geacht geschikt te zijn als bedoeld in onderdeel 1.2.1, indien hij of zij, in aanvulling op de eisen uit 2.3.1.1 aantoont te beschikken over:

    • c. algemene vakinhoudelijke kennis; en

    • d. specifieke vakinhoudelijke kennis.

  • 3. De vaardigheden en kennis uit het eerste en tweede lid zijn opgedaan gedurende ten minste twee jaar, waarvan minimaal één jaar aaneengesloten. De vaardigheden en kennis uit het eerste en tweede lid moet zijn opgedaan in een relevante werkomgeving.

  • 4. Indien een onderneming als bedoeld in onderdeel 2.3.1 twee of meer beleidsbepalers heeft, is voor de toetsing van de leidinggevende vaardigheden in een hiërarchische verhouding voldoende dat één van die beleidsbepalers aantoont daarover te beschikken.

  • 5. Indien een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4.3, vierde lid, Wft twee of meer beleidsbepalers heeft, is het voor de beoordeling van de specifieke vakinhoudelijke kennis als bedoeld in onderdeel 2.3.1.1.c voldoende dat het collectief gezamenlijk daarover beschikt.

AG

Onderdeel 2.8 wordt gewijzigd naar 2.3.2 en komt te luiden:

2.3.2. Kleine adviseurs, bemiddelaars en herverzekeringsbemiddelaars

  • 1. Dit artikel is niet van toepassing op een bemiddelaar in of adviseur van beleggingsobjecten en een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft.

  • 2. Een beleidsbepaler van een adviseur, bemiddelaar of herverzekeringsbemiddelaar, waar met inbegrip van de beleidsbepalers, ten hoogste zes personen werkzaam zijn, wordt bij zijn of haar aantreden geacht geschikt te zijn als bedoeld in onderdeel 1.2.1, indien hij of zij aantoont te beschikken over:

    • a. bestuurlijke ervaring opgedaan gedurende ten minste één jaar in een voor de onderneming relevante werkomgeving;

    • b. een HBO(+)-diploma van een voor de onderneming relevante opleiding en minimaal één jaar relevante werkervaring opgedaan in de afgelopen tien jaar;

    • c. een HBO(+)-diploma en minimaal twee jaar relevante werkervaring opgedaan in de afgelopen tien jaar, waarvan één jaar aaneengesloten, of

    • d. zeven jaar werkervaring in een voor de onderneming relevante werkomgeving. Van deze zeven jaar is twee jaar werkervaring, waarvan één jaar aaneengesloten, opgedaan in de afgelopen tien jaar.

  • 3. In afwijking van onderdeel 1.4 wordt het collectief van ondernemingen als bedoeld in dit artikel bij aanvang nimmer met inachtneming van de samenstelling en het functioneren van het collectief getoetst.

  • 4. Als de onderneming nadien in omvang groeit naar een onderneming waar meer dan zes personen werkzaam zijn, dan worden de beleidsbepalers van deze onderneming opnieuw aan de voor hen relevante criteria in hoofdstuk 2 getoetst.

AH

Onderdeel 2.9 wordt gewijzigd naar 2.3.3 en de verwijzing naar 2.7 en 2.8 wordt gewijzigd naar 2.3.1 en 2.3.2.

AI

De bijlage van de Beleidsregel geschiktheid 2012 komt te luiden:

Bijlage – Competenties in alfabetische volgorde (behorend bij onderdeel 1.2.1)

  • a) Adaptief vermogen: het vermogen om tijdig en op adequate wijze te reageren op (verwachte en onverwachte) veranderingen en deze te vertalen naar aanpassingen in de onderneming. Is in staat om de leiderschapsstijl aan te passen, al naargelang de situatie daarom vraagt.

  • b) Authenticiteit: is consistent in woord en daad en gedraagt zich in overeenstemming met de waarden en overtuigingen die hij zelf verklaart te hebben. Communiceert open over zijn of haar intenties, ideeën en gevoelens, stimuleert een klimaat van openheid en eerlijkheid en informeert de toezichthouder over de werkelijk situatie, waarbij hij of zij tegelijkertijd risico's en problemen erkent.

  • c) Besluitvaardigheid: neemt op tijd noodzakelijke beslissingen door het snel nemen van acties of door zich vast te leggen, bijvoorbeeld door middel van het uitspreken van zijn of haar mening en wacht niet onnodig met het maken van keuzes.

  • d) Communicatief vermogen: brengt op een begrijpelijke en acceptabele wijze in een daartoe geëigende vorm een boodschap over aan anderen. Is gericht op duidelijkheid, transparantie en actief feedback geven en nemen.

  • e) Helikopterzicht: Heeft een voldoende brede blik om over de eigen portefeuille heen kijken. Kan hoofdzaken en bijzaken onderscheiden en verbanden herkennen. Is in staat om naar het grotere geheel te kijken en van daaruit de lijnen of vervolgstappen te bepalen, in het bijzonder wanneer zich materiele risico's voordoen die de continuïteit van de onderneming kunnen raken.

  • f) Klant- en kwaliteitsgericht: is gericht op het leveren van kwaliteit en op de mogelijkheden om deze waar mogelijk te verbeteren. Specifiek betekent dit ook dat geen toestemming wordt verleend aan het ontwikkelen en afzetten van producten en diensten op de markt en investeringen in bijvoorbeeld producten, kantoorpanden of deelnemingen, waarvan hij of zij door gebrek aan inzicht in de architectuur, de uitgangspunten of de aannames, de risico‘s niet voldoende kan inschatten. Signaleert en onderzoekt de wensen en behoeften van klanten en handelt hiernaar, laat klanten geen onnodig risico lopen en zorgt voor juiste, volledige en evenwichtige informatieverstrekking aan klanten. Een transparant verkoopproces, zorgvuldige dienstverlening en passend advies staan hierbij centraal. Heeft hierbij oog voor het feit dat het leveren van kwaliteit in voorkomende gevallen méér is dan voldoen aan wet- en regelgeving.

  • g) Leiderschap: geeft richting en sturing aan een groep, brengt samenwerkingsverbanden tot stand en handhaaft deze en stimuleert, motiveert en ontwikkelt de beschikbare medewerkers. Borgt de vakbekwaamheid van medewerkers om een beoogd doel tot een goed eind te brengen. Ontdekt en benoemt gemeenschappelijke belangen op een wijze die tot overeenstemming leidt terwijl tegelijkertijd de onderhandelingsdoelen worden nagestreefd. Beschikt over zelfkennis op basis van doorlopende (zelf)reflectie en beoordeling door (belanghebbende) anderen. Past deze (zelf)reflectie toe op gewenste verbeteringen en veranderingen. Staat open voor en biedt ruimte aan kritische discussies. Stimuleert een compliancebewuste en inclusieve bedrijfscultuur en een gezonde risicocultuur.

  • h) Lerend vermogen: het vermogen om nieuwe informatie op te nemen en vervolgens effectief toe te passen voor de organisatie of in zijn/haar eigen functioneren. Het gaat daarbij ook om het toepassen van de aanwezige kennis en het kunnen reflecteren op en het willen leren van gemaakte fouten.

  • i) Omgevingssensitiviteit: Is goed geïnformeerd over de relevante nationale en internationale financiële, economische, maatschappelijke en andere ontwikkelingen die voor de organisatie en haar bedrijfsvoering van belang kunnen zijn, heeft daarbij ook oog voor de belangen van de externe stakeholders en kan deze informatie effectief benutten.

  • j) Organisatiesensitiviteit: Heeft oog voor de ontwikkelingen, machtsverhoudingen en gevoelens binnen de organisatie. Heeft daarbij ook oog voor de belangen van de interne stakeholders en kan deze informatie effectief benutten.

  • k) Onafhankelijkheid: is zelfstandig in zijn of haar gedrag, durft eigen standpunten tegenover anderen (en enig deelbelang) te handhaven en te verdedigen in het belang van de onderneming. Opereert hiertoe objectief en kritisch. Herkent en anticipeert op situaties waarin persoonlijke en zakelijke belangen (potentieel) conflicteren. Is in staat om onder druk vast te houden aan eigen standpunten, wanneer de taak dit vereist.

  • l) Overtuigingskracht: kan door middel van overredingskracht, persoonlijk overwicht en tact invloed uitoefenen op het standpunt van anderen. Staat stevig in de schoenen.

  • m) Oordeelsvorming: kan gegevens, belangen en mogelijke handelwijzen tegen elkaar afwegen en tot een logisch, realistisch en gemotiveerd oordeel, conclusie of advies komen. Onderzoekt, herkent en begrijpt de essentiële elementen en vraagstukken.

  • n) Samenwerkingsvermogen: heeft oog voor groepsbelangen en levert een bijdrage aan het gemeenschappelijke resultaat. Is tevens in staat in collegiaal verband te functioneren.

  • o) Strategische sturing: kan een voldoende realistische visie op toekomstige ontwikkelingen vertalen in lange termijn doelstellingen en stelt een strategische planning op voor het realiseren van deze lange termijn doelstellingen, onder meer door het toepassen van scenarioanalyse. Houdt hierbij goed zicht op risico‘s die de onderneming loopt en neemt bijhorende beheermaatregelen.

  • p) Stressbestendig: is veerkrachtig en in staat consistente prestaties te leveren, ook onder grote druk en in perioden van onzekerheid.

  • q) Verantwoordelijkheid: Is betrokken en begaan met de organisatie. Heeft inzicht in interne en externe belangen, weegt deze zorgvuldig af vanuit de eigen (en collectieve) verantwoordelijkheid; handelt hiernaar en legt daarover verantwoording af. Nodigt intern en extern uit tot openheid en eerlijkheid, waaronder het tijdig en correct informeren van de toezichthouder over relevante omstandigheden. Toont lerend vermogen. Beseft dat zijn of haar handelen invloed heeft op de belangen van stakeholders en de samenleving als geheel.

  • r) Voorzittersvaardigheid: kan vergaderingen op efficiënte en effectieve wijze leiden. Bewaakt de kwaliteit van de besluitvorming. Is in staat een open en inclusieve sfeer te creëren waarin iedereen gelijkwaardig kan participeren en diversiteit wordt omarm. Heeft oog voor taakvervulling en verantwoordelijkheden van anderen, daagt uit en stimuleert onderlinge samenwerking.

De opsomming van deze competenties (a tot en met r) is cumulatief noch limitatief.

AJ

De wijzigingen in dit besluit leiden tot wijzigingen in de toelichting van de Beleidsregel geschiktheid. Voorts is de toelichting op enkele onderdelen (gedeeltelijk) achterhaald. Daarom wordt de toelichting van de Beleidsregel geschiktheid aangepast aan de wijzigingen in dit besluit en/of geactualiseerd.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit 2023 tot wijziging Beleidsregel geschiktheid 2012.

Dit besluit zal met de toelichting plus de nieuwe integrale tekst van de Beleidsregel geschiktheid inclusief de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 8 maart 2023

S.J. Maijoor De Nederlandsche Bank N.V.,

Amsterdam, 8 maart 2023

J. Heuvelman Stichting Autoriteit Financiële Markten

TOELICHTING

Dit besluit tot wijziging van de Beleidsregel geschiktheid 2012 betreft een aanpassing van de Beleidsregel geschiktheid 2012 in het kader van nieuwe wet- en regelgeving die in werking is getreden. Het betreft de wet- en regelgeving zoals hieronder, onder artikel 1, onderdeel A, toegelicht en de herziene EBA/ESMA Richtsnoeren voor het beoordelen van de geschiktheid van leden van het leidinggevend orgaan en medewerkers met een sleutelfunctie. DNB en de AFM passen deze richtsnoeren toe in het toezicht. Naast de wijzigingen die voortvloeien uit nieuwe (Europese) wet- en regelgeving is de beleidsregel inclusief de toelichting op enkele punten geactualiseerd en verduidelijkt en zijn enkele omissies hersteld.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De titel van het besluit is gewijzigd [zo nog check wat er in titel is gewijzigd].

Onderdeel B

De aanhef bij het besluit is gewijzigd. De AFM toetst sinds de inwerkingtreding van de Europese verordeningen EuSEF, EuVECA en CSPR de beleidsbepalers van de beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuSEF, de beheerder van een in aanmerking komende durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b, van de EuVECA respectievelijk de beleidsbepalers van crowdfundingdienstverleners op geschiktheid.

Onderdeel C

In de aanhef worden enkele eerder gedefinieerde wetten afgekort.

Onderdeel D

De definitie van beleidsbepaler is gewijzigd door het toevoegen van de Europese verordeningen EuSEF, EuVECA en CSPR en het Besluit uitvoering pensioenwet.

Onderdeel E

De definitie van collectief is aangevuld zodat deze aansluit bij de relevante wetsbepalingen. Het is geen nieuw vereiste maar een verduidelijking.

Onderdeel F

De definitie van competenties zoals bedoeld in de bijlage wordt gegeven om helderheid te verschaffen.

Onderdeel G

Aan de definitie van ‘onderneming’ in onderdeel 1.1, sub c, is de crowdfundingdienstverlener toegevoegd als gevolg van de inwerkingtreding van de CSPR. Omdat deze onderneming niet onder de definitie van een financiële onderneming in de zin van artikel 1:1 Wft valt, moet de crowdfundingdienstverlener separaat gedefinieerd te worden als onderneming in de zin van deze beleidsregel.

Onderdeel H

Aanpassing ten behoeve van de leesbaarheid.

Onderdeel I

Aan groep A worden Trustkantoren toegevoegd.

Met de inwerkingtreding van de Wtt 2018 zijn trustkantoren aan meer en concretere bedrijfsvoeringsnormen gebonden. Volgens de huidige Beleidsregel worden beleidsbepalers bij trustkantoren niet standaard aan de poort getoetst ten aanzien van de geschiktheid voor de bedrijfsvoering.

Om op de juiste wijze de geschiktheid vast te kunnen stellen van beleidsbepalers van trustkantoren, is het ‘principle based’ kader van de ondernemingen in groep A passender. Daarmee worden beleidsbepalers bij trustkantoren voortaan standaard aan de poort getoetst ten aanzien van de geschiktheid voor de bedrijfsvoering. Met het ‘principle based’ toetsingskader van de ondernemingen in groep A kan goed maatwerk worden geboden en het best invulling worden gegeven aan het toezicht dat vanuit de wet wordt beoogd.

Onderdeel J

Aan groep B worden beheerders van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuSEF en van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b van de EuVECA, (onder)gevolmachtigd agenten en beleggingsholdings toegevoegd.

Beheerders van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuSEF en van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b van de EuVECA

De AFM toetst sinds de inwerkingtreding van de Europese verordeningen EuSEF en EuVECA de beleidsbepalers van de beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de EuSEF en van de beheerder van een in aanmerking komende durfkapitaalfonds als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b, van de EuVECA. Deze ondernemingen worden toegevoegd aan groep B vanwege het feit dat de beleidsbepalers worden getoetst aan de eisen van algemene vakinhoudelijke kennis en specifiek vakinhoudelijke kennis.

(Onder)gevolmachtigd agenten

Naast de al bestaande toetsing op de onderdelen bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden en algemene en specifiek vakinhoudelijk kennis, zullen (onder)gevolmachtigd agenten ook getoetst gaan worden op geschiktheid ten aanzien van de beheerste en integere bedrijfsvoering. Verzekeraars besteden belangrijke processen uit aan gevolmachtigd agenten, zoals het klantacceptatieproces, risicomanagement, premie-inning en claimafhandeling. Ondanks dat de verzekeraar verantwoordelijk is voor deze uitbesteding, is het belangrijk dat de beleidsbepalers van de gevolmachtigd agenten de vaardigheden en kennis hebben om de bedrijfsvoering van de gevolmachtigd agent te bewaken en beheersbaar te houden. De kennis en ervaring mogen zijn opgedaan in een niet-financiële onderneming, maar worden wel gerelateerd aan de aard van de onderneming waar een beleidsbepaler werkzaam zal zijn. Hierbij zullen in de beoordeling betrokken worden: de omvang van de onderneming waar de ervaring is opgedaan, de functie waarin een beleidsbepaler zijn of haar ervaring heeft opgedaan en de complexiteit van de onderneming waar de ervaring is opgedaan. De ervaring moet voldoende aansluiten op de onderneming en de functie die een beleidsbepaler gaat uitoefenen.

Daarom is de (onder)gevolmachtigd agent toegevoegd aan groep B en geldt dat de beleidsbepalers van deze ondernemingen moeten aantonen dat zij over kennis van de beheerste en integere bedrijfsvoering beschikken. Omdat dit de rule based normen betreft op basis waarvan een beleidsbepaler van deze onderneming bij aanvang kan aantonen geschikt te zijn, betekent dit dat deze wijziging geen gevolgen heeft voor beleidsbepalers die op basis van de huidige uitgangspunten reeds geschikt bevonden zijn.

Beleggingsholdings

Beleggingsholdings worden ondergebracht in groep B in lijn met het toetsingsregime voor de beleggingsonderneming (groep B), waar de AFM de verantwoordelijke autoriteit voor is. In de praktijk zijn de meeste beleidsbepalers van beleggingsondernemingen tevens beleidsbepaler van de respectieve beleggingsholding.

Onderdeel K

De reikwijdte van groep C wordt aangepast naar adviseurs, bemiddelaars of herverzekeringsbemiddelaars of houders van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft.

Financiële dienstverlener is een verzamelbegrip voor aanbieders krediet, aanbieders van beleggingsobjecten, adviseurs, bemiddelaars, herverzekeringsbemiddelaars en (onder)gevolmachtigd agenten. Aanbieders krediet, aanbieders van beleggingsobjecten en nu ook de (onder)gevolmachtigd agenten vallen in een andere groep dan groep C. Wat resteert zijn de adviseurs, bemiddelaars en herverzekeringsbemiddelaars.

Trustkantoren zijn verplaatst naar groep A.

Onderdeel L

Het onderwerp Bestuur, organisatie en communicatie wordt aangescherpt in lijn met de heden ten dage gevraagde verandervermogen – o.a. bij de uitdagingen van klimaat risico’s en duurzaamheid – van beleidsbepalers.

Onderdeel M

Aanpassing ten behoeve van de leesbaarheid.

Onderdeel N

Aanpassing ten behoeve van de leesbaarheid en consistentie.

Onderdeel O

Aanpassing ten behoeve van de leesbaarheid en consistentie.

Onderdeel P

Aanpassing ten behoeve van de leesbaarheid.

Onderdeel Q

In dit artikel worden enkele eerder gedefinieerde wetten afgekort.

Onderdeel R

Het zinsonderdeel ‘voorafgaand aan het aantreden van’ wordt geschrapt omdat het hoofdstuk ook bepalingen bevat die zien op de periode na het aantreden van de beleidsbepaler.

Onderdeel S

Betreft hernummering en een verduidelijking.

Onderdeel T

Dit artikel wordt geschrapt omdat de inhoud van het artikel is opgenomen in 2.2.1.3 en 2.3.2.3.

Onderdeel U

Betreft hernummering van de paragrafen en toevoeging van een woord wat ontbrak.

Onderdeel V

Zie de toelichting bij onderdeel J.

Onderdeel W

Zie de toelichting bij onderdeel J.

Onderdeel X

Zie de toelichting bij onderdeel J.

Dit betreft geen nieuw vereiste, maar een explicitering en verduidelijking. Onderdeel c van artikel 2.2.1.1 wordt gesplitst in onderdeel c en d. De algemene vakinhoudelijke kennis en specifiek vakinhoudelijke kennis moeten beiden worden aangetoond en zijn inhoudelijk verschillend. Daarbij moet de algemene vakinhoudelijk kennis door ieder lid van het collectief worden aangetoond. De specifiek vakinhoudelijke kennis moet binnen het collectief worden gewaarborgd, met dien verstande dat elk lid óf specifiek vakinhoudelijke kennis óf kennis van de bedrijfsvoering aantoont.

Onderdeel Y

De hernummering volgt op de hernummering als gevolg van de wijziging op grond van onderdeel W. Het woord ‘daarnaast‘ dupliceerde de woorden “In aanvulling op” waar het artikel mee begint. Daarom is het woord ‘daarnaast’ geschrapt. Verder is de verwijzing naar het eerste lid aangepast.

Onderdeel Z

Onderdeel 2.2.1.3 biedt de mogelijkheid voor kleine ondernemingen in groep B (maximaal zes personen inclusief bestuur) om de geschiktheid met beperktere ervaring aan te tonen. Het hebben van bestuurlijke ervaring, algemene en specifiek vakinhoudelijke kennis en kennis van de bedrijfsvoering is voldoende als dit één jaar betreft. Leidinggevende ervaring wordt niet getoetst. Aanbieders van kredieten bieden producten aan die per definitie complexer zijn, die ze zelf creëren en ze richten zich over het algemeen op kwetsbare consumenten. Een beleggingsholding is een financiële instelling waarvan de dochteronderneming(en) uitsluitend of hoofdzakelijk beleggingsondernemingen of financiële instellingen zijn. Beleggingsholdings moeten op geconsolideerd niveau voldoen aan prudentiële regelgeving voor beleggingsondernemingen. De bestuurders van een beleggingsholding (en, indien aanwezig, de leden van de raad van commissarissen) moeten geschikt zijn voor de uitoefening van deze taak. Vanaf 26 juni 2021 is dit een wettelijke vereiste. Pensioenbewaarders hebben de belangrijke taak om het pensioenvermogen te bewaren. Pensioen is een belangrijk inkomensbestanddeel voor de eerste levensbehoefte. Het is daarom passend dat de beleidsbepalers van een aanbieder krediet, een beleggingsholding en een pensioenbewaarder aan de reguliere aanvangseisen worden getoetst.

Verder is de inhoud van het voormalige artikel 2.2 verplaatst naar de inhoud van dit artikel, zodat duidelijk is dat wanneer de genoemde onderneming groeit naar een onderneming waar meer dan zes personen werkzaam zijn, de beleidsbepalers van deze onderneming opnieuw aan de voor hen relevante criteria in hoofdstuk 2 worden getoetst.

Onderdeel AA

Betreft een aanpassing van de verwijzingen in verband met de hernummeringen elders in de beleidsregel. Betreft verder tekstuele wijzigingen die geen inhoudelijke wijzigingen in de geschiktheid beogen.

Onderdeel AB

De implementatie van de gewijzigde EBA/ESMA richtsnoeren voor het beoordelen van de geschiktheid van leden van het leidinggevend orgaan en medewerkers met een sleutelfunctie van banken en beleggingsondernemingen was onvolledig. Omdat in de toelichting reeds is geëxpliciteerd dat de AFM de EBA/ESMA richtsnoeren voor het beoordelen van de geschiktheid van leden van het leidinggevend orgaan en medewerkers met een sleutelfunctie van banken en beleggingsondernemingen toepassen bij het uitvoeren van toetsingen, is het vijfde lid van dit artikel overbodig.

Onderdeel AC

De beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds en de beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds zijn toegevoegd aan onderdeel 2.2.2. De AFM toetst sinds de inwerkingtreding van de Europese verordeningen EuVECA en EuSEF de algemene en specifieke vakinhoudelijke kennis van beleidsbepalers van de beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen. Conform artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a van de EuVECA-verordening en conform artikel 15, tweede lid, aanhef en onder a van de EuSEF-verordening aan te tonen met twee jaar relevante werkervaring.

Onderdeel AD

Betreft hernummering van het onderdeel en een aanpassing van de verwijzingen in verband met de hernummeringen elders in de Beleidsregel.

Onderdeel AE

Zie de toelichting bij onderdeel K.

Onderdeel AF

Zie de toelichting bij onderdeel K.

Sub c van het eerste lid wijzigt in het tweede lid en wordt aangepast conform de toelichting in onderdeel K. In het voormalige lid 4 wordt (onder)gevolmachtigd agent geschrapt in verband met de verplaatsing naar groep B. Onderdeel 2.7.1.c wordt hernummerd naar 2.3.1.1.c.

Onderdeel AG

Een beleidsbepaler van een adviseur, bemiddelaar of herverzekeringsbemiddelaar waar met inbegrip van de beleidsbepalers, ten hoogste zes personen werkzaam zijn, kunnen de geschiktheid aantonen met de mogelijkheden die zijn benoemd in onderdeel 2.3.2. Één van de mogelijkheden betrof het hebben van een HBO-diploma van een voor de onderneming relevante opleiding. De kennis die is opgedaan met relevante HBO(+)-diploma’s veronderstelt een minimaal kennis- en denkniveau maar raakt doorgaans nauwelijks de praktijk van financiële dienstverlening. De aanvullende eis van één jaar werkervaring in de financiële dienstverlening bij het relevante HBO(+)-diploma, borgt daarmee, naast de opgedane kennis, juist de belangrijke competenties, vaardigheden en professioneel gedrag die relevant zijn voor het zelfstandig besturen van een financiële onderneming. Omdat relevante HBO(+)-diploma’s zijn gericht op financiële dienstverlening is slechts één in plaats van twee jaar relevante werkervaring benodigd. Relevante werkervaring kan ook tijdens de HBO(+)-opleiding zijn opgedaan door middel van een stage bij een relevant werkbedrijf, zoals een financiële dienstverlener.

Daarnaast was het voor een beleidsbepaler van een adviseur, bemiddelaar of herverzekeringsbemiddelaar waar met inbegrip van de beleidsbepalers ten hoogste zes personen werkzaam zijn, mogelijk om de geschiktheid aan te tonen door het hebben van 10 jaar werkervaring (waarvan 5 jaar aaneengesloten) in een voor de onderneming relevante werkomgeving. De AFM verlaagt deze drempel door het aantal jaren werkervaring naar beneden bij te stellen naar 7 jaar. Daarbij aangevuld dat twee jaar, waarvan één jaar aaneengesloten, van deze relevante werkervaring in de afgelopen 10 jaar moet zijn opgedaan, zodat (een deel van) de werkervaring niet te veel verouderd is en de persoon nog op de hoogte is van actualiteiten in de sector.

Gezien de specifieke eisen waar een beleidsbepaler van een kleine adviseur, bemiddelaar of herverzekeringsbemiddelaar aan moet voldoen, is er geen ruimte om de geschiktheidstoetsing met inachtneming van de samenstelling en het functioneren van het collectief te beoordelen. Dit is verduidelijkt in het artikel.

Verder is de inhoud van het voormalige artikel 2.2 verplaatst naar de inhoud van dit artikel, zodat duidelijk is dat wanneer de genoemde onderneming groeit naar een onderneming waar meer dan zes personen werkzaam zijn, de beleidsbepalers van deze onderneming opnieuw aan de voor hen relevante criteria in hoofdstuk 2 worden getoetst.

Onderdeel AH

Betreft hernummering van het onderdeel en een aanpassing van de verwijzingen in verband met de hernummeringen elders in de Beleidsregel.

Onderdeel AI

De geschiktheid van een beleidsbepaler blijkt in ieder geval uit de opleiding, werkervaring en competenties van de beleidsbepaler. In de bijlage bij de beleidsregel zijn relevante competenties om geschiktheid aan te tonen opgenomen. Deze competenties zijn geëvalueerd en waar nodig aangescherpt, geactualiseerd, toegevoegd of geschrapt. Hiermee wordt inhoudelijk geen wijzigingen beoogd maar een verduidelijking. De lijst met competenties is limitatief noch cumulatief.

Onderdeel AJ

Omdat de toelichting van de Beleidsregel geschiktheid in de praktijk voor ondernemingen en beleidsbepalers een belangrijk onderdeel van de beleidsregel vormt bij het voorbereiden van een aanvraag voor een geschiktheidstoetsing en/of een (her)toetsingsgesprek met de toezichthouder, is het van belang dat eenieder over een juiste en actuele tekst van de toelichting beschikt. Daarom is ervoor gekozen om bij de huidige evaluatie van de beleidsregel ook de toelichting te wijzigen en te actualiseren en deze integraal te publiceren. Er is een aanvullende toelichting opgenomen over diversiteit in het collectief als gevolg van specifieke eisen uit wet- en regelgeving. De Wet Moderniseren NV-recht stelt specifieke eisen aan het vergroten van genderdiversiteit in de top van grote en beursgenoteerde ondernemingen. De herziene EBA/ESMA richtsnoeren voor het beoordelen van de geschiktheid van leden van het leidinggevend orgaan en medewerkers met een sleutelfunctie hebben de eisen ten aanzien van diversiteit aangescherpt. Ook de ESMA-richtsnoeren over het leidinggevend orgaan van marktexploitanten en datarapporteringsdienstverleners kennen concrete doelstellingen in termen van diversiteit. De toezichthouder moedigt diversiteit in het collectief van beleidsbepalers aan. Verschillen in kennis, ervaring, leeftijd, geslacht en professionele en geografische achtergrond zorgen voor een brede blik en verschillende perspectieven.

Naar boven