Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 16 februari 2023, nr. WJZ/ 26288340, houdende de instelling van de Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Adviescommissie:

Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie, bedoeld in artikel 2;

b. Minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

c. Ministerie:

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Artikel 2

  • 1. Er is een Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie.

  • 2. De Adviescommissie heeft tot taak de Minister te adviseren over de op te stellen Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie.

  • 3. De Adviescommissie richt zich in het bijzonder op:

    • a. de beoogde doelen van de Maatwerkaanpak, te weten:

      • i. het verduurzamen en continueren van industriële activiteiten in het perspectief van een in 2050 klimaatneutraal Nederland, ook in het licht van de internationale context;

      • ii. het maximaal benutten van het additionele CO2-reductie potentieel van de industrie. Hierbij ligt de primaire focus op scope 1, maar ook scope 2 en 3 zijn van belang.

    • b. de mate waarin de Maatwerkafspraken andere beleidsdoelen helpen realiseren, op het gebied van verbetering van de leefomgeving, waarbij stikstofreductie een prominente rol heeft, en de gezondheid van omwonenden, energie- en gasbesparing en restwarmtebenutting;

    • c. de haalbaarheid van de afspraken in economisch en technisch perspectief;

    • d. de inpasbaarheid van de Maatwerkafspraken in het energiesysteem van de toekomst;

    • e. de doelmatigheid van de Maatwerkafspraken.

Artikel 3

  • 1. De Adviescommissie adviseert per Maatwerkafspraak op basis van een concept Joint Letter of Intent.

  • 2. De Adviescommissie adviseert voorts wanneer zij daartoe door de Minister wordt verzocht.

Artikel 4

  • 1. De Adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden.

  • 2. De voorzitter en andere leden worden door de Minister benoemd. De voorzitter en de andere leden kunnen door de Minister worden geschorst en ontslagen.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

  • 4. Zowel de Adviescommissie als geheel als ieder individueel lid vermijdt de invloed van persoonlijke belangen bij de uitvoering haar taak en waakt tegen belangenverstrengeling en de schijn daarvan.

  • 5. De Adviescommissie stelt een reglement op met betrekking tot de omgang met de persoonlijke belangen van de voorzitter en de andere leden van de commissie en maakt dit openbaar.

Artikel 5

De Adviescommissie kan externe deskundigen op ad hoc basis uitnodigen voor vergaderingen.

Artikel 6

  • 1. De Adviescommissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 2. De Adviescommissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 3. De Minister voorziet in een secretariaat van de Adviescommissie.

  • 4. Het secretariaat is voor zijn werkzaamheden van de Adviescommissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Adviescommissie.

  • 5. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Adviescommissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie. De bescheiden worden na de beëindiging van de werkzaamheden van de Adviescommissie bewaard in het archief van het Ministerie.

  • 6. De Adviescommissie verstrekt desgevraagd aan de Minister de voor de uitoefening van haar taak benodigde inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van diens taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 7

  • 1. De voorzitter ontvangt een vergoeding per vergadering van € 412.

  • 2. De andere leden en externe deskundigen ontvangen een vergoeding per vergadering van € 317.

Artikel 8

Ter gelegenheid van de instelling van de Adviescommissie worden voor een periode van 1 jaar tot lid van de Adviescommissie benoemd:

  • a. mevrouw drs. C.G. Gehrels, te Amsterdam, tevens voorzitter;

  • b. de heer ir. A.C.M.A. Büchner MBA, te Altendorf;

  • c. mevrouw drs. T.J.A.M. Cuppen MBA, te Oost-, West- en Middelbeers;

  • d. de heer dr. P.A. Boot, te Den Haag;

  • e. de heer prof.dr.ir. L.J. de Vries, te Delft.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 16 februari 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

In het Coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitzien naar de toekomst’1, heeft het kabinet aangekondigd om met de tien tot twintig grootste industriële uitstoters van broeikasgassen van Nederland te komen tot bindende, wederkerige afspraken. Op deze manier kan een extra impuls worden gegeven aan een verduurzamingsslag bij bedrijven en wordt tegelijkertijd beoogd om bedrijven een duurzame toekomst te bieden in Nederland.

In de Kamerbrief van 8 juli 20222 is deze verduurzamingsopgave van de industrie in Nederland verder toegelicht. In deze Kamerbrief heeft het kabinet de maatwerkaanpak aangekondigd. Het doel van de maatwerkaanpak is te bevorderen dat industriële bedrijven in Nederland actief blijven én dat tegelijkertijd het additionele CO2-reductie potentieel van de industrie maximaal wordt benut. De maatwerkaanpak moet de verduurzaming versnellen en de impact van de industrie op de leefomgeving (inclusief natuur), waar nodig verbeteren. In lijn met de Kamerbrief van 25 november 2022 jl.3, wordt daarbij nadrukkelijk in kaart gebracht wat de mogelijkheden voor stikstofemissiereductie bij de grootste industriële uitstoters zijn. De maatwerkaanpak van de industrie is een belangrijk instrument om de in het Coalitieakkoord afgesproken CO2-reductieopgave voor de industrie in 2030 te realiseren. De maatwerkaanpak is gestart met de twintig grootste industriële uitstoters. Het is niet uitgesloten dat in een latere fase de maatwerkaanpak ook op andere bedrijven kan worden toegepast.

In de maatwerkaanpak wordt stapsgewijs toegewerkt van een Expression of Principles, naar een Joint Letter of Intent en wordt uiteindelijk een bindende maatwerkafspraak getekend. Het stapsgewijs toewerken naar een maatwerkafspraak met tussenproducten is van belang, omdat de opeenvolgende fases en producten in toenemende mate tijd van de bedrijven vergen om de technische en bedrijfseconomische uitwerking en onderbouwing te concretiseren. Vanuit de overheid geldt ook dat het tijd vergt om de haalbaarheid van het realiseren van de noodzakelijke randvoorwaarden te onderzoeken en te bevorderen.

Zoals in de Kamerbrief van 8 juli 2022 aangekondigd, wordt de concept Joint Letter of Intent beoordeeld door een externe commissie: de Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie. Met een externe Adviescommissie wordt onafhankelijke advisering over de inhoud van de te maken maatwerkafspraken tussen de overheid en de industrie geborgd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wens om de afspraken en plannen door externe deskundigen te laten toetsen op haalbaarheid, kosteneffectiviteit en ambitieniveau. In een Joint Letter of Intent worden de intenties en routes naar verduurzaming, zoals opgenomen in de Expression of Principles, verder door partijen uitgewerkt en geconcretiseerd, rekening houdend met eventueel veranderde inzichten. De externe Adviescommissie brengt advies uit over een concept Joint Letter of Intent. De Adviescommissie kan daarnaast een extra advies uitbrengen wanneer zij daartoe door de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt verzocht. De Adviescommissie adviseert tegen de achtergrond van de verduurzamingsopgave van de industrie. De Adviescommissie baseert haar adviezen op kennis, informatie, inzichten uit de wetenschap en praktijk. Hierbij besteedt de Adviescommissie in het bijzonder aandacht aan de vraag in welke mate de concept Joint Letter of Intent bijdraagt aan de beoogde doelen van de maatwerkaanpak: het verduurzamen en continueren van industriële activiteiten in het perspectief van een in 2050 klimaatneutraal Nederland, ook in het licht van de internationale context, en het maximaal benutten van het additionele CO2-reductie potentieel van de industrie. Hierbij ligt de primaire focus op scope 1, maar ook scope 2 en 3 zijn van belang.4 Daarnaast adviseert de Adviescommissie of de voorgenomen maatwerkafspraak ook andere beleidsdoelen helpt realiseren op het gebied van verbetering van de leefomgeving, waarbij stikstofreductie een prominente rol heeft, en de gezondheid van omwonenden, energie- en gasbesparing en restwarmtebenutting. Voorts adviseert de Adviescommissie over de haalbaarheid van de afspraken in economisch en technisch perspectief, de inpasbaarheid van de maatwerkafspraak in het energiesysteem van de toekomst en de doelmatigheid. Het advies van de Adviescommissie wordt betrokken en meegewogen in de uiteindelijke Joint Letters of Intent.

De Adviescommissie is geen adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges. De Adviescommissie heeft immers niet tot taak om te adviseren over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid. De Adviescommissie adviseert over de toepassing van beleid. Zij beoordeelt de mate waarin een concept Joint Letter of Intent aan de in het instellingsbesluit genoemde beleidsdoelstellingen tegemoet komt en of de in de concept Joint Letter of Intent beoogde resultaten haalbaar, doelmatig en inpasbaar zijn. De Adviescommissie adviseert niet over beleidswijzigingen die plaats moeten vinden om de randvoorwaarden te realiseren, maar het kan wel zijn dat de Adviescommissie opmerkt dat voorgenomen afspraken niet binnen bestaand beleid passen. Eventuele beleidswijzigingen die nodig worden geacht om de geformuleerde randvoorwaarden te realiseren, worden niet aangekondigd in de Joint Letter of Intent, maar worden hoogstens als nader te verkennen of uit te werken mogelijkheid opgenomen.

Het advies van de Adviescommissie wordt verzonden aan de Tweede Kamer en wordt daarmee actief openbaar gemaakt, met uitzondering van de informatie die zich, bijvoorbeeld vanwege het bedrijfsvertrouwelijke of koersgevoelige karakter ervan, niet voor openbaarmaking leent. De archiefbescheiden worden door de Adviescommissie periodiek overgedragen aan het ministerie zodat deze archiefbescheiden conform de Archiefwet worden gearchiveerd.

De Adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden. De Minister van Economische Zaken en Klimaat benoemt de voorzitter en de andere leden. Leden worden benoemd op basis van deskundigheid en expertise. De totale Adviescommissie bestaat uit leden met verschillende kennis en expertise, onder andere expertise over de industrie, expertise over de verduurzamingsopgave, financieel-economische expertise en expertise over de energietransitie en energiesystemen. Op deze manier kunnen verschillende invalshoeken in de Adviescommissie voldoende gewogen worden. Alle leden nemen op persoonlijke titel en zonder last- en ruggespraak en dus onafhankelijk van de instituties waar zij werkzaam zijn deel aan de Adviescommissie. De Adviescommissie treft zelf maatregelen ter voorkoming van (een schijn van) belangenverstrengeling indien in voorkomend geval uit feiten en omstandigheden blijkt dat de voorzitter en/of een van de andere leden van de Adviescommissie zelf direct of indirect betrokkenheid heeft bij een kwestie waar de adviesaanvraag op ziet.

De Adviescommissie kan daarnaast naar analogie van artikel 19, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges experts op vaste en ad hoc basis uitnodigen voor vergaderingen van de Adviescommissie. Experts kunnen bijvoorbeeld worden uitgenodigd als specifieke expertise voor het adviseren over een bepaalde concept Joint Letter of Intent gewenst is.

De voorzitter en de andere leden ontvangen een vergoeding per vergadering welke in overeenstemming is met artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
2

Kamerstuk 29 826, nr. 148.

X Noot
3

Kamerstuk 34 682, nr. 108.

X Noot
4

Scope 1 betreft de eigen activiteiten, scope 2 de afname van energie van derden en scope 3 zijn emissies die ontstaan als gevolg van de activiteiten door andere partijen in de waardeketen.

Naar boven