Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane van 30 januari 2023, nr. 4437273, houdende instelling van de commissie onderzoek naar uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire (Instellingsbesluit Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire)

De Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane

Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister voor Rechtsbescherming

b. de staatssecretarissen:

de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane;

c. commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire.

  • 2. De commissie heeft tot taak onderzoek te doen naar:

    • a. de samenhang van factoren die speelden bij gedupeerde gezinnen die te maken kregen met een uithuisplaating.

    • b. de effecten van de samenloop tussen de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsing op het leven van de gedupeerde gezinnen, en in het bijzonder de mate waarin het contact tussen ouders en kinderen is beïnvloed.

    • c. de rol van de overheid en overige betrokken instanties.

  • 3. De commissie is bevoegd om binnen haar taak bedoeld in het tweede lid, gedurende het onderzoek vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en zes andere leden.

  • 2. De voorzitter en de leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter wordt door de minister en staatssecretarissen benoemd, de andere leden worden op voordracht van de voorzitter door de minister en de staatssecretarissen benoemd.

  • 4. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 5. Bij tussentijds vertrek van een lid kunnen de minister en de staatssecretarissen op voordracht van de voorzitter onderscheidenlijk de resterende leden een ander lid dan wel een andere voorzitter benoemen.

  • 6. De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister en de staatssecretarissen.

Artikel 4. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 februari 2023 en wordt opgeheven per 1 augustus 2024.

Artikel 5. Leden

Met ingang van 1 februari 2023 tot 1 augustus 2024 lid van de commissie benoemd:

  • a. Mariëtte Hamer, tevens voorzitter

  • b. Sonja de Pauw-Gerlings

  • c. Majone Steketee

  • d. Mark van Twist

  • e. Peter Dijkshoorn

  • f. Faith Bruyning

  • g. Benito Walker.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De commissie wordt bij haar werkzaamheden ondersteund door een (extern) secretariaat, met aan het hoofd de secretaris van de commissie.

  • 2. De voorzitter van de commissie benoemt de secretaris en de leden van het secretariaat.

  • 3. De minister en staatssecretarissen dragen, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

  • 4. Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 5. Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 6. De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De commissie bepaalt zelf haar werkwijze.

  • 2. De commissie en de minister en de staatsecretarissen leggen in een protocol vast op welke wijze informatie wordt verstrekt en de vertrouwelijkheid daarvan wordt geborgd, op welke wijze personen worden gehoord en daarvan verslag wordt gedaan en hoe in het kader van hoor en wederhoor, bevindingen worden voorgelegd aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben.

  • 3. De voorzitter van de commissie ondertekent het protocol namens de commissie.

  • 4. De commissie verantwoordt haar werkwijze in het eindrapport.

  • 5. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8. Inwinnen van inlichtingen

  • 1. De leden van de commissie zijn, na overleg met de voorzitter, bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 2. De commissie zal zich over de aan haar geboden medewerking verantwoorden in haar eindrapport.

Artikel 9. Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter kan een vaste vergoeding per maand worden toegekend overeenkomstig het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, vermenigvuldigd met een arbeidsduurfactor van 8/36.

  • 2. Aan de andere leden kan een vaste vergoeding per maand worden toegekend overeenkomstig het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, vermenigvuldigd met een arbeidsduurfactor van 4/36.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt geen vergoeding verstrekt aan leden die op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies zijn uitgesloten van een vergoeding.

Artikel 10. Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde kostenraming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, huisvesting en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een raming aan de minister en staatssecretarissen aan.

  • 3. De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.

  • 4. De commissie laat een accountantscontrole uitvoeren over het financieel overzicht.

Artikel 11. Huisvesting

De commissie verricht haar werkzaamheden op een locatie buiten het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van VWS en het Ministerie van Financiën.

Artikel 12. Rapport

  • 1. De commissie brengt vóór 1 augustus 2024 haar eindrapport uit aan de minister en staatssecretarissen.

  • 2. Indien de commissie daartoe aanleiding ziet in de bevindingen van het onderzoek, doet zij tussentijds verslag aan de minister en de staatssecretarissen.

  • 3. Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij de minister en de staatssecretarissen daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 4. De minister en de staatssecretarissen beslissen over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.

Artikel 13 Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister en staatssecretarissen uitgebracht of overgedragen.

Artikel 14. Archiefbescheiden

  • 1. De archiefbescheiden van de commissie worden na het beëindigen van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

  • 2. Het beheer vindt plaats met inachtneming van de door de commissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover de commissie nadere afspraken met het Ministerie van Justitie en Veiligheid maakt.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2023

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 augustus 2024.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

De Staatssecretaris Financiën – Douane en Toeslagen, A. de Vries

TOELICHTING

De motie Omtzigt roept de regering op tot het laten doen van onafhankelijk onderzoek naar de aard en omvang van de uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire (Kamerstukken II 2021/2022, 35 927, nr. 79). Dit onafhankelijk onderzoek krijgt allereerst vorm via de statistische analyses door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) om de omvang en ontwikkeling daarin te bepalen. Deze analyses begonnen in oktober 2021 en worden halfjaarlijks herhaald. Daarnaast onderzoekt de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) met het onderzoeksprogramma de rol van de jeugdbescherming bij de door de toeslagenaffaire gedupeerde gezinnen. Het eerste deelonderzoek van de IJenV op basis van CBS-onderzoek (Kamerstukken II 2022/2023, 31 839, nr. 908) is op 1 november 2022 gepubliceerd. Het vraagstuk van de samenloop tussen de toeslagenaffaire en uithuisplaatsingen is voor de rechtspraak en andere partijen aanleiding geweest een reflectieprogramma in te richten. In de brief van 31 maart 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane, toegezegd een onderzoekscommissie in te stellen (Kamerstukken II 2021/2022, 31 066, nr. 997). Het onderzoek van de commissie is aanvullend op het onderzoek van de IJenV.

Het onderzoek van de Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire (hierna: de commissie) staat niet op zichzelf. De inspanningen van de rijksoverheid, de gemeenten en de organisaties in de jeugdbeschermingsketen zijn erop gericht recht te doen aan de gedupeerde gezinnen die te maken hebben gehad met uithuisplaatsing en hen te helpen om hun leven op de rit te krijgen, en met vertrouwen naar de toekomst kunnen kijken. De aanpak beoogt bij te dragen aan erkenning, inzicht en oplossingen voor ouders en kinderen die gedupeerd zijn in de toeslagenaffaire en te maken kregen met een uithuisplaatsing. Onderzoek naar de gebeurtenissen, feiten en factoren die ertoe hebben bijgedragen dat de uithuisplaatsingen (vrijwillig en onvrijwillig) konden gebeuren is maatschappelijk relevant, in de eerste plaats voor de ouders en kinderen die het hebben meegemaakt. Daarnaast is het onderzoek relevant voor het systeem van kind- en gezinsbescherming in den brede. De commissie kan met haar onderzoek eraan bijdragen dat van het verleden wordt geleerd. Het verkrijgen van inzicht is daarmee het voornaamste doel van het onderzoek. Kennisverwerving over het verband tussen uithuisplaatsingen en de kinderopvangtoeslagenaffaire is essentieel om een algemeen beeld te kunnen schetsen van wat de gedupeerde gezinnen is overkomen en zal hen zo ook erkenning kunnen bieden. Het onderzoek draagt bij aan hun herstelproces, en biedt de gedupeerde gezinnen ook de mogelijkheid om gehoord te worden (letterlijk en figuurlijk). Tot slot kan de commissie bijdragen aan herstel van het beschadigde vertrouwen in de overheid in het algemeen en de jeugdbescherming in het bijzonder, door onafhankelijk en gedegen het vraagstuk te onderzoeken en inzichten aan te reiken die de overheid nadien kan oppakken.

De vergoedingenbepaling is opgesteld in overeenstemming met artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, juncto artikel 4 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Gezien de zwaarte en omvang van de taken van de commissie kan de schaalindeling van de voorzitter worden bepaald op salarisschaal 18, en die van de overige leden op salarisschaal 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. Mede gelet op de doorlooptijd is ingeschat dat de voorzitter gemiddeld acht uur per week en de andere leden gemiddeld vier uur per week werkzaamheden verrichten ten behoeve van de commissie, met de nadruk op gemiddeld. Dat komt uit op de arbeidsduurfactor als genoemd in dit artikel. In dit kader wordt ook gewezen op de eventuele uitsluiting van vergoeding of nadere maximering die voortvloeien uit artikel 2, derde lid van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 6 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

De Staatssecretaris Financiën – Douane en Toeslagen, A. de Vries

Naar boven