TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze ministeriële regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm).
De huidige maatregelen voor instellingen voor primair en voortgezet onderwijs zijn
op 24 december van rechtswege vervallen. De huidige maatregelen voor instellingen
voor beroepsonderwijs en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang (BSO) vervallen
van rechtswege op 10 januari 2022. Op grond van deze regeling wordt de sluiting van
instellingen in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs verlengd tot en met 14 januari
2022 vanwege het toenemend aantal besmettingen in deze leeftijdscategorie (zie paragraaf
3). Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Vanwege het virus geldt over de periode van ruim anderhalf jaar reeds ingrijpende
maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
– een acceptabele belasting van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg
kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
– het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
– het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt. Daarnaast
geldt als uitgangspunt het sociaal-maatschappelijk perspectief gericht op het beperken
van economische en maatschappelijke schade op korte termijn, aandacht voor structurele
maatschappelijke en economische schade en het voorkomen dat de lasten onevenredig
neerslaan bij bepaalde groepen.
2. Epidemiologische situatie
Het Outbreak Management Team (OMT) heeft naar aanleiding van de 136e bijeenkomst geadviseerd
over de maatregelen in onderwijsinstellingen en de BSO gelet op het algemene beeld
van de epidemiologische situatie, de ontwikkeling van het reproductiegetal, de verwachte
ziekenhuis- en intensivecare- (IC-)bezetting, de vaccinatiegraad en de verwachtingen
ten aanzien van de verschillende virusvarianten. Aan dat advies wordt het volgende
ontleend.
In de afgelopen zeven kalenderdagen (26 december 2021 tot en met2 januari 2022) is
het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen met 18% gestegen in vergelijking
met de zeven dagen ervoor. Er werden landelijk 577 personen per 100.000 inwoners gemeld
met een positieve test voor SARS-CoV-2, vergeleken met 489 per 100.000 inwoners gemiddeld
in de week daarvoor. De incidentie varieerde in de afgelopen zeven dagen tussen 373
(Limburg-Noord) en 839 (Amsterdam-Amstelland) per veiligheidsregio. Amsterdam-Amstelland
en de daaraan grenzende regio’s Zaanstreek-Waterland (750) en Kennemerland (775) toonden
de hoogste incidenties en de grootste toename in deze zeven dagen (37 tot 44%). Dit
is mogelijk een effect van de eerdere opkomst van de omikronvariant in deze regio
ten opzichte van de rest van Nederland. Andere regio’s met een relatief grote toename
waren Brabant-Noord (+35%) en Twente (+36%).
Het aantal testen bij de GGD-testlocaties is in de afgelopen zeven dagen afgenomen
met 12% ten opzichte van de week ervoor. Het percentage positieve testen was opgelopen
tot 30%, vergeleken met 22% de week ervoor. Voor 80% van de testen in de kalenderweek
27 december 2021 tot en met 2 januari 2022 (data nog niet compleet) was bekend of
deze gedaan was naar aanleiding van een positieve zelftest; van hen testte 18% vanwege
een positieve zelftest en 88% van deze testen gaf ook bij de GGD een positieve uitslag.
Van alle positieve testen was 54% naar aanleiding van een positieve zelftest. Bij
personen die hadden aangegeven niet vanwege een positieve zelftest te komen was 17%
van de testen positief, vergeleken met 12% de week ervoor. Bij personen waarvan niet
bekend was wat de reden van testen was, was 27% van de testen positief, vergeleken
met 21% de week ervoor. Bij personen getest in het kader van het coronatoegangsbewijs
(CTB, door Stichting Open Nederland) was in de kalenderweek van 20 tot en met 26 december
2021 het percentage positieve testen 1,7%, vergeleken met 1,1% de week ervoor.
Op basis van nog niet volledige data (tot 2 januari 2022 om 10.00 uur) daalde het
aantal meldingen per 100.000 inwoners in de jongste en oudste leeftijdsgroepen (0
tot en met 12 jaar en vanaf 80 jaar) in de kalenderweek 27 december 2021 tot en met
2 januari 2022 vergeleken met de week er voor. In de andere leeftijdsgroepen steeg
het aantal meldingen. Het aantal meldingen per 100.000 inwoners was het hoogst in
de leeftijdsgroepen 18 tot en met 24 en 25 tot en met 29 jaar (> 800 per 100.000 inwoners),
gevolgd door de leeftijdsgroep 30 tot en met 39 jaar (>700), en 13 tot en met 17,
40 tot en met 49 en 50 tot en met 59 jaar (> 500 per 100.000 inwoners in week 49 van
2021). Bij de leeftijdsgroepen vanaf 70 jaar was de incidentie van meldingen het laagst
(<250 per 100.000). In de afgelopen weken is de trend van incidentie van meldingen
van kinderen in de basisschoolleeftijd veranderd. Voor sluiting van scholen nam de
incidentie toe met leeftijd tot en met 11 jaar, bijvoorbeeld in kalenderweek 47 van
2021 van ≈800 bij vierjarigen tot ≈2000 bij zevenjarigen en ≈2800 bij elfjarigen.
In de afgelopen weken is de incidentie bij kinderen van deze leeftijd lager in alle
leeftijdsgroepen, en ook onderling meer vergelijkbaar geworden, bijvoorbeeld in kalenderweek
52 van 2021 op basis van data tot 2 januari 2022 om 10.00 uur ≈340 bij vierjarigen,
≈540 bij zevenjarigen en ≈570 bij elfjarigen.
Het aantal locaties van verpleeghuizen en woonzorgcentra voor ouderen en het aantal
meldingen bij personen bekend als bewoners hiervan is de afgelopen week niet of nauwelijks
gedaald ten opzichte van de week ervoor. In de week van 16 t/m 22 december overleden
ongeveer 600 personen meer dan verwacht in deze tijd van het jaar.
De instroom in het ziekenhuis en op de IC van personen met een positieve test op SARS-CoV-2
daalde verder de afgelopen week. Wel lijkt de daling af te vlakken. Niet alleen het
aantal opnames, maar ook de bezetting nam de afgelopen week af. Gemiddeld werden over
de laatste week 147 personen per dag opgenomen op een verpleegafdeling en 23 op de
IC. Op 2 januari 2022 was de totale bedbezetting 1.675: 1.200 op de verpleegafdelingen
in het ziekenhuis en 462 op een IC in Nederland, naast 13 op een IC in Duitsland (bron:
LCPS).
Het aandeel personen gemeld met een positieve test in december 2021 waarvoor de vaccinatiestatus
bekend was, was 73%. Van hen was 32% niet gevaccineerd. De laatste schatting van de
vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopname en IC-opname (voor opnames in de periode
27 oktober tot en met 21 december 2021) was 89% en 95% respectievelijk. Deze vaccineffectiviteit
was lager bij personen vanaf 70 jaar dan bij jongere personen: 81% ten opzichte van
93% voor ziekenhuisopname, en 93% ten opzichte van 96% voor IC-opname. Deze vaccineffectiviteit
is berekend op een volledige primaire vaccinatiereeks.
Reproductiegetal, prognoses ziekenhuizen, IC en omikronvariant
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is voor 16 december 2021 op basis van Osiris
gemiddeld 0,95 (95%-interval 0,94-0,97) besmettingen per geval. Dit is hoger dan de
waarde voor 9 december 2021 (te weten 0,91). Met uitzondering van de regio Amsterdam
die wat betreft reproductiegetal significant boven de 1,0 ligt, zijn er weinig verschillen
in reproductiegetal tussen de regio’s. Het reproductiegetal van gemiddeld 0,95 is
een summatie van het huidige reproductiegetal voor de deltavariant (0,78) en die voor
de omikronvariant (1,87), uiteraard rekening houdend met beider bijdrage aan het totaal.
De schatting van het reproductiegetal op basis van het aantal nieuwe ziekenhuisopnames
per dag kent een aanzienlijk grotere onzekerheid, omdat ze berekend wordt op veel
geringere aantallen. Dit reproductiegetal valt vergelijkbaar uit voor 15 december
2021 en is gemiddeld 0,93 (95%-interval 0,78 – 1,08).
Op basis van het aantal meldingen met positieve testen wordt verwacht dat de komende
week het aantal ziekenhuis- en IC-opnames stabiel blijft met ongeveer 90 tot 120 ziekenhuisopnames
per dag en 18 tot 25 IC-opnames per dag. De simulaties met een transmissiemodel dat
wekelijks gefit wordt op het aantal waargenomen IC-opnames per dag, en waar de beschikbare
informatie over vaccinaties (CIMS, GGD-en) en het geplande aantal boostervaccinaties,
de effectiviteit van vaccins, en de geschatte opbouw van immuniteit door doorgemaakte
infectie in wordt meegenomen, bevestigen deze prognose voor de komende week, en bevestigen
tevens dat de bezetting van ziekenhuizen en de IC met COVID-19 patiënten – welke immers
achterloopt op veranderingen in opnames – de komende week nog verder daalt. Daarna
vindt een omslag plaats van het aantal ziekenhuis- en IC-opnames, met een toename
naar verwachting vanaf medio januari 2022. Deze toename is toe te schrijven aan een
snelle toename van de omikronvariant die in korte tijd voor meer infecties zorgt waarvan
dan weliswaar percentueel minder personen worden opgenomen, maar door het hoge aantal
besmettingen toch voor een overbelasting van de zorg kan zorgen. Van belang is dat
deze modellering ervan uitgaat dat 90% van de volledig gevaccineerden een boostervaccinatie
heeft. Deze aanname is met de huidige stand van boostervaccinaties te optimistisch.
Bovendien is het beeld te optimistisch, omdat uitgegaan wordt van een homogene verdeling
van gevaccineerde en geboosterde personen binnen elke leeftijdsgroep en idem van besmette
personen.
De relatieve toenamesnelheid van de omikronvariant ten opzichte van de deltavariant
in de RAI-teststraat wordt geschat op 0,25 per dag. Op basis van de kiemsurveillance
wordt verwacht dat het beeld voor deze teststraat enkele dagen voorloopt op geheel
Nederland. De dag van monsterafname waarop voor het eerst meer dan 50% van alle besmettingen
door de omikronvariant veroorzaakt werden in heel Nederland is geschat op 26 december
2021 (95% betrouwbaarheidsinterval: 23 tot 30 december 2021).
De snelle relatieve groei van de omikronvariant wordt op basis van de meest recente
literatuur waarschijnlijk grotendeels bereikt door ontsnapping aan de immuniteit die
is opgewekt door natuurlijke infectie of vaccinatie, en deels ook door een hoger besmettend
vermogen. Er zijn verschillende scenario’s geëvalueerd voor vaccineffectiviteit tegen
infectie met de omikronvariant en ernst van ziekte na infectie met de omikronvariant.
In de meeste scenario’s lijkt bij het vasthouden van de huidige maatregelen de hoogte
van piekbezetting in ziekenhuizen en op de IC niet hoger uit te komen dan tijdens
de laatste piek in november en december 2021. De scenario’s waarbij de piekbezetting
in de buurt komt van die van november en december 2021 worden gekenmerkt door een
lage vaccineffectiviteit. De aanname van een relatief lage vaccineffectiviteit is
niet onrealistisch: de aangenomen waarden bij deze scenario’s met een lage vaccineffectiviteit
komen overeen met de schattingen van vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopname na
infectie met de omikronvariant van de UK Health Security Agency, zoals gepubliceerd
in een Technical Briefing van 31 december 2021.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Het kabinet heeft besloten de sluiting van instellingen voor beroepsonderwijs en hoger
onderwijs, en de bestaande uitzonderingen daarop, te verlengen tot en met 14 januari
2022. De sluiting van instellingen voor primair en voortgezet onderwijs en de buitenschoolse
opvang (BSO) worden niet verlengd. Deze instellingen kunnen vanaf maandag 10 januari
2022 onderwijsactiviteiten op de instelling en kinderopvang verzorgen.
Op 14 januari 2022 wordt opnieuw afgewogen over het volledige maatregelenpakket, waar
ook de heropening van het beroepsonderwijs en hoger onderwijs bij betrokken wordt.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
De noodzaak om maatregelen te treffen volgt uit het recht op gezondheidszorg zoals
dit voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Dit artikel waarborgt dat het kabinet
maatregelen treft ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. Dit sociale
grondrecht komt overeen met wat in internationale verdragen is bepaald (artikel 12
van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, artikel
11 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van het EU-Handvest). Er is dus een
grond- en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet om op te treden ter bescherming
van de volksgezondheid.
De maatregelen die het kabinet neemt in de strijd tegen het virus raken aan diverse
mensenrechten. Dit raakt ook het recht om onderwijs (te doen) geven als bedoeld in
artikel 23, tweede lid, van de Grondwet. Het recht op onderwijs is daarnaast vastgelegd
in artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM, artikel 13 IVESCR en artikel 28
van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Beperkingen daarop kunnen enkel worden
aangebracht indien hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Beperkingen
van het recht op onderwijs dienen volgens vaste jurisprudentie betreffende het EVRM
en andere internationale mensenrechtenverdragen noodzakelijk en proportioneel te zijn.
De maatregelen die worden genomen, zijn gebaseerd op het OMT-advies naar aanleiding
van de 136e bijeenkomst. Op basis van dit advies mag het kabinet aannemen dat de maatregelen
geschikt zijn. Op het vraagstuk van proportionaliteit wordt in het onderstaande ingegaan.
OMT-advies
Gelet op de hierboven geschetste ontwikkelingen adviseert het OMT om de maatregelen
zoals die nu gelden voor onderwijsinstellingen gedeeltelijk in stand te houden.
Het OMT heeft verschillende scenario’s besproken waarbij zij het scenario om het primair
en secundair onderwijs te openen, op 10 januari 2022 adviseert. Daarbij adviseert
het OMT dezelfde aanvullende maatregelen die al golden voor de scholensluiting: tweemaal
per week testen met behulp van een zelftest en gebruik van mondmaskers bij verplaatsing.
Tevens dient er aandacht te worden besteed aan de ventilatie in de klaslokalen. Daarnaast
adviseert het OMT gelijktijdig het sporten voor dezelfde leeftijdsgroep (kinderen
en jongeren tot en met zeventien jaar) worden toegelaten, zowel binnen als buiten
zonder beperkingen en kan overwogen worden om ook de BSO open te stellen. Vanwege
de vele onzekerheden over de omikronvariant, die de komende weken duidelijk zullen
worden uit het beloop in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Denemarken, adviseert
het OMT verdere versoepelingen nog uit te stellen. Vrijdag 7 januari 2022 zal het
OMT de situatie opnieuw beschouwen en met aanvullende adviezen komen met betrekking
tot stapsgewijze versoepelingen. Tot dan kan de tijd gebruikt worden om de boostervaccinaties
zo snel mogelijk uit te rollen.
Het OMT geeft daarbij aan dat het openen van het primair en voortgezet onderwijs per
10 januari 2022 naar verwachting zal resulteren in een stijging van het reproductiegetal
tot waarden boven de 1 voor de maand januari van 2022, gevolgd door een verwachte
daling van het reproductiegetal begin februari van 2022 tot onder de 1. Dat betekent
dat bij opening van het primair en secundair onderwijs er naar verwachting een golf
van infecties komt met een piek eind januari of begin februari van 2022. Een verkenning
van simulaties geeft aan dat de te verwachten aantallen extra opnames in ziekenhuizen
en op de IC beperkt zullen blijven: de onzekerheid van de schatting voor de IC-bezetting
lopen uiteen van 100 tot maximaal 620 bedden, bij een mediane piekopname van circa
50 per dag. De ziekenhuisbezetting volgt eenzelfde prognose (dal-toename-afname) en
de piek daarvan wordt geschat op minimaal 400 tot maximaal 2400 bedden, bij een mediane
piekopnames van 200 per dag. De scholen van primair en secundair onderwijs een week
later openen, zodat kerstvakantie-infecties de kans hebben gehad uit te doven voordat
de kinderen weer naar school gaan, neemt zo’n 100 bedden van de maximaal te verwachten
IC-bezetting af, en zo’n 400 van de maximaal te verwachten ziekenhuisbezetting. Kortom,
hoewel de timing van het openen van het primair en secundair onderwijs relevant is
voor de hoogte van de piekbezetting, zal deze naar verwachting lager uitvallen dan
tijdens de afgelopen piek in november en december van 2021, zowel bij het openen van
de scholen op 10 januari 2022 als bij het openen een week later. Naar verwachting
zal het aantal meldingen wel sterk oplopen.
Zoals hierboven uiteengezet, zijn deze voorspellingen waarschijnlijk wel aan de optimistische
kant. In een gevoeligheidsanalyse blijken de vaccineffectiviteit (booster inbegrepen)
tegen infectie en besmettelijkheid van de omikronvariant ten opzichte van de deltavariant,
en de kans op ziekenhuisopname na omikroninfectie ten opzichte van infectie door de
deltavariant bepalend: als deze variabelen tegenvallen, zou de IC-bezetting ook kunnen
variëren tussen minimaal 250 en maximaal 1550 bedden. De bijpassende bedbezetting
op verpleegafdelingen loopt daarbij van minimaal 1000 tot maximaal ruim 6000 bedden.
Al deze getallen geven de grootte van orde aan die in de verschillende scenario’s
kunnen optreden. Duidelijk is dat de verschillen in opnames groot kunnen zijn al naar
gelang er veel infecties optreden, bij een lagere dan nu ingeschatte vaccineffectiviteit;
er blijft een grote mate van onzekerheid hoe de waarden voor vaccineffectiviteit,
boostervaccinatie en kans op ziekenhuis- en IC-opname na infectie precies uitvallen.
Omdat de contacten tussen kinderen die weer naar school gaan toch al zullen intensiveren,
en geadviseerd wordt het intensieve testbeleid op scholen van voor de kerstvakantieperiode
weer toe te passen, ziet het OMT een beperkt toegevoegd risico in het toestaan van
sporten (binnen en buiten) door dezelfde kinderen. Immers positieve kinderen zullen
op school al getest en vastgesteld worden, in isolatie gaan en dan ook niet deelnemen
aan de sportactiviteiten.
De overige vormen van onderwijs, zoals het beroepsonderwijs en universitair onderwijs
zijn buiten deze scenario’s gehouden, omdat in de leeftijdscohorten tussen 18 tot
30 jaar de infectie incidentie momenteel het hoogst ligt, en menging en meer contacten
onderling, dit verder kan aanjagen. De berekeningen geven verder ook aan dat er eind
januari 2022, als de geplande boostercampagne is afgerond en het reproductiegetal
weer lager wordt, er verdere ruimte wordt verwacht om maatregelen te versoepelen.
Sociaalmaatschappelijke en economische reflectie en uitvoeringstoets
Naast het epidemiologisch beeld en het OMT-advies is opnieuw rekening gehouden met
het maatschappelijk beeld volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP), reflecties op de maatregelen volgens de inzichten van het SCP en de Ministeries
van Financiën (Fin), Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) (de ‘Trojka’) en met uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen,
de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie, de Veiligheidsregio’s en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Maatschappelijk beeld en reflectie SCP
Het SCP geeft aan dat de mogelijkheid tot het volgen van (fysiek) onderwijs – net
als volksgezondheid – een grondrecht is. Het volgen van fysiek onderwijs is voor kinderen,
jongeren en studenten essentieel voor de ontwikkeling van cognitieve en sociale vaardigheden
en komt hun mentale welbevinden ten goede. Schoolsluiting hindert de ontwikkeling
van kinderen en jongeren. Daarbij moet ook worden meegenomen dat de gezondheidsrisico’s
van het virus voor hen beperkt zijn. Daarnaast is school een uitlaatklep voor kinderen,
jongeren en studenten. Schoolsluiting vergroot het risico op eenzaamheid, overmatig
beeldschermgebruik en in het ergste geval mentale klachten. Zeker als in de winterperiode
ook alle andere uitlaatkleppen, zoals sport en uitgaan, wegvallen door de algehele
lockdown. De vraag zou dus volgens het SCP niet moeten zijn óf het onderwijs fysiek
of op afstand moet worden georganiseerd, maar wat er nodig is om vanaf 10 januari
2022 fysiek onderwijs op een veilige en verantwoorde manier weer mogelijk te maken.
De maatschappelijke effecten van het afstandsonderwijs zijn dusdanig groot dat het
SCP adviseert fysiek onderwijs zo spoedig mogelijk weer mogelijk te maken. Aangegeven
wordt dat alle adviezen van deskundigen op het gebied van onderwijs en mentale en
maatschappelijke effecten van het sluiten van onderwijsinstellingen daarop wijzen.
De maatschappelijke begeleidingscommissie bij het Nationaal Programma Onderwijs (Platform
Perspectief Jeugd) heeft op 17 december 2021 tevens een advies van deze strekking
uitbracht aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het SCP vreest dat
extra vertragingen en achterstanden ook de reeds gedane investeringen in gevaar kunnen
brengen. De vraag zou volgens het SCP niet moeten zijn óf scholen weer open kunnen,
maar hoe dat op een veilige en verantwoorde manier mogelijk is.
Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie Trojka
De Trojka geeft aan dat een sluiting van het onderwijs op korte, maar zeker ook op
lange termijn, zeer schadelijk is. Een sluiting heeft grote negatieve effecten op
mentaal welzijn, gezondheid, levensverwachting en het toekomstperspectief van kinderen
en op de economie. Daarom zet de Trojka vraagtekens bij de proportionaliteit van de
maatregel.
De Trojka geeft aan dat afstandsonderwijs eenvoudiger te organiseren is voor hogere
leeftijdsgroepen, maar dit trekt wel een zware wissel op de mentale gezondheid van
deze jongeren. Een kwart van de jongeren is op dit moment psychisch ongezond volgens
het CBS. Dat blijkt ook uit het feit dat voor het eerst in tientallen jaren een duidelijke
toename van angst- stemmings- en eetstoornissen bij kinderen en jongeren te zien is,
die hen gedurende het leven kwetsbaarder kan maken. Kwetsbare jongeren zijn ook meer
gaan drinken en blowen tijdens de pandemie door eenzaamheid, stress, angst of recalcitrantie.
De lagere mentale gezondheid veroorzaakt blijvende schade met lagere kwaliteit van
leven, hogere ziekte en sterfte, en hoge kosten aan ziekteverzuim en zorg tot gevolg.
Ook volgt uit onderzoek naar eerdere schoolsluitingen dat in die periode circa 3 keer
vaker sprake was van kindermishandeling.
Afstandsonderwijs leidt tot een stapeling van achterstanden (en daarmee studieschulden)
en verlaagt de kans op het bereiken van een bepaald onderwijsniveau, aldus de Trojka.
Een lager onderwijsniveau heeft majeure economische effecten op leerlingen, bijvoorbeeld
via een lagere levensverwachting en een structureel lager inkomen. Afstandsonderwijs
vergroot de kansenongelijkheid. De achterstanden van leerlingen met ouders met een
laag of gemiddeld opleidingsniveau liepen tijdens de eerdere lockdowns relatief hard
op.
Een schoolsluiting heeft tevens een aanzienlijke herverdeling van jonge naar oude
generaties tot gevolg; economisch, maar ook in termen van gezonde levensjaren. Niet
alleen de sluiting zelf, maar ook de daarmee samenhangende onzekerheid eist mentaal
zijn tol van kinderen, ouders en docenten. Dit geldt des te sterker na de langdurige
periode van lockdown vorig jaar, waardoor angst voor lange lockdowns er flink in zit.
Hoewel de sociaalmaatschappelijke en economische schade onder schoolgaande kinderen
op termijn groter zal zijn dan die onder (oudere) covid-patiënten bij een zorginfarct,
leidt een zorginfarct ook tot sociaalmaatschappelijke en economische schade onder
andere patiënten. Zodra meer bekend is over het effect van de omikronvariant op de
pandemie (onder andere piek en duur), moet dit volgens de Trojka worden meegewogen.
Als het aantal ziekenhuis- en IC-opnames meevalt, zal een schoolsluiting vanuit sociaalmaatschappelijk
en economisch perspectief minder snel proportioneel zijn.
Op grond van voorgaande adviseert de Trojka om bij toekomstige maatregelenpakketten
het onderwijs uit te sluiten. Voor de korte termijn zou moeten worden ingezet op mitigerende
maatregelen om opening te faciliteren.
Uitvoeringstoetsen
Nationale Politie, Openbaar Ministerie (OM), buitengewoon opsporingsambtenaren (Rijk)
De Nationale Politie geeft aan dat zij geen uitvoeringsproblemen zien bij de voorgenomen
maatregelen. Wel zien ze eventuele risico’s bij een verlengde sluiting van scholen,
met nameten aanzien van de eigen bedrijfsvoering. Personeel is minder beschikbaar
vanwege de zorg voor kinderen, ondanks de mogelijkheid tot noodopvang. Dit, in combinatie
met toenemend ziekteverzuim, kan leiden tot (verder) afschalen van politieprocessen.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Veiligheidsregio’s (VNG)
De VNG vindt het van belang om de jeugd zoveel mogelijk te ontzien. Er zijn grote
zorgen over leerachterstanden van kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Tegelijkertijd
zijn er ook zorgen over het sociale en mentale welbevinden van deze groepen. Het volledig
openen van scholen na de kerstvakantie heeft daarom de voorkeur. Als dat vanwege het
epidemiologisch beeld niet mogelijk is, is het relevant om consistent beleid te voeren
en perspectief te bieden. Er is rust en duidelijkheid nodig voor leerlingen, leerkrachten
en ouders. Ook adviseert de VNG om te werken met drie vaste scenario’s (open, dicht
met thuisonderwijs en half open) met gelijkblijvende regels, zodat scholen zich goed
kunnen voorbereiden. Ook wordt geadviseerd om het besluit voor een bepaald scenario
voor langere tijd te nemen. Scholen hebben immers voorbereidingstijd nodig bij omschakeling
van de scenario’s. Tot slot is het van belang om aandacht te hebben voor de basismaatregelen
rondom hygiëne en de luchtkwaliteit in schoolgebouwen en onderwijsinstellingen.
Nederlandse Arbeidsinspectie
Ten aanzien van de voorgenomen stappen heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie geen
bijzonderheden op te merken. De Algemene Onderwijsbond (AOb) heeft de medezeggenschapsraden
in het onderwijsveld opgeroepen om ongezonde werksituaties als gevolg van ventilatieproblemen
te melden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie. Met AOb is afgesproken in januari contact
te hebben over de binnengekomen meldingen.
Coronagedragsunit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
De gedragsunit van het RIVM geeft aan dat het draagvlak voor het sluiten van scholen
laag is, vanwege negatieve impact op leerprestaties, de sociale ontwikkeling van kinderen
en ook de belasting voor werkende ouders. De unit adviseert om rekening te houden
met de gevolgen voor kinderen, jongeren en ouders in kwetsbare posities. Vooral voor
kwetsbare kinderen en jongeren lijkt een zorgelijke situatie te ontstaan met mogelijke
langetermijngevolgen als gevolg van een opgelopen onderwijsachterstand. Echter, het
is niet altijd en niet alleen het cognitieve deel waar de meeste zorgen over bestaan.
De impact op sociale-emotionele en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling lijken ook
groot. Bij oudere leerlingen en studenten lijken het welbevinden en de motivatie onder
druk te staan.
De gedragsunit adviseert om traagheid in te bouwen bij extra versoepelingen. Eerst
moeten de effecten van de eerste versoepelingen worden bezien om jojobeleid en teleurstellingen
te voorkomen. Geadviseerd wordt om daarbij te varen op data (volgens adviezen OMT,
zoals druk op de zorg) en niet op datums. Ook is het van belang om een duidelijke
en vaste koers te varen, aandacht voor rechtvaardigheid (eerlijke verdeling van lasten)
te hebben en een duidelijke uitleg over de effectiviteit van maatregelen en de volgorde
van versoepelingen (meest effectieve maatregelen als laatste stapsgewijs versoepelen)
te geven. Daarbij moet niet worden uitgesloten dat extra maatregelen in de toekomst
weer nodig kunnen zijn, bijvoorbeeld bij een nieuwe virusvariant die niet goed te
voorspellen valt. Tot slot moeten organisaties en ondernemers worden betrokken en
moet aan hen ondersteuning worden geboden om zich voor te bereiden op extra maatregelen
én om viruscirculatie te minimaliseren bij heropening. Zij hebben als geen ander zicht
op de (on)mogelijkheden om de fysieke en sociale omgeving die binnen hun invloedsfeer
valt aan te passen.
Bij onderwijs gaat het om educatie, socialisatie (contact met leeftijdsgenoten, dagstructuur)
en persoonsvorming (identiteitsontwikkeling). Elke omschakeling in maatregelen in
het onderwijs vergt enige voorbereidingstijd. Daarom adviseert de unit er rekening
mee te houden dat ook onderwijzend personeel al een intensieve tijd achter de rug
heeft met lesuitval en (delen van) klassen in quarantaine. Daarom vraagt men aandacht
voor het volgende.
Bij het volledig openen van het onderwijs moet door actieve facilitering worden ondersteund
dat leerlingen, studenten en docenten zich twee keer per week kunnen (laten) testen
en dat de ventilatie op orde is (zie toelichting verderop) en moet de vaccinatiebereidheid
in en nabij de school of onderwijsinstelling worden bevorderd.
In onderzoek van de gedragsunit (zomer 2021) gaven geïnterviewden uit het maatschappelijk
middenveld aan het belangrijk te vinden om ruimte te krijgen om preventiemaatregelen
binnen hun organisaties vorm te geven. Dit lijkt ook op de verschillende onderwijslagen
van toepassing.
Geadviseerd wordt om het belang van vaccineren en het halen van een booster te blijven
benadrukken. Daarom moet met kinderen en jongeren worden verkend welke voor- en nadelen
vaccineren en – voor de reeds gevaccineerde jongeren van twaalf jaar en ouder -het
halen van een booster voor hen persoonlijk kan hebben. Per leeftijdsgroep kan dit
verschillen. Maatwerk is hierbij nodig. Ook moet worden overwogen om grootschalige
communicatiemomenten te organiseren, waarbij een persoon of organisatie die vertrouwd
wordt op een toegankelijke en begrijpelijke manier informatie geeft over onder andere
de voor- en nadelen van vaccinatie en antwoord geeft belangrijke vragen die leven.
Hierbij moet ook de opkomst van de omikronvariant en beschikbaarheid van een nieuw
vaccin worden betrokken.
De gedragsunit adviseert om de mogelijkheden te onderzoeken voor laagdrempelig aanbod
van vaccinatie dichtbij scholen (bijvoorbeeld aangekondigd bezoek van vaccinatiebussen
op onderwijslocaties) en inloopspreekuren voor ouders (in het primair onderwijs en
het voortgezet onderwijs) met vragen over vaccinaties, zo mogelijk met de voor hen
vertrouwde jeugdartsen of jeugdverpleegkundigen op de eigen school. Ook wordt geadviseerd
om met instellingen voor beroepsonderwijs en hun leerlingen in gesprek te gaan.
De gedragsunit van het RIVM geeft aan dat het belangrijk is om zo maximaal mogelijk
in te zetten op wat wel kan om mentaal welzijn en fysieke gezondheid van kinderen,
jongeren en jongvolwassenen en onderwijsmedewerkers te bevorderen. Denk daarbij aan
noodopvang voor kwetsbare kinderen en jongeren. Zowel voor leerlingen en studenten
als hun onderwijzers en docenten is het een ingewikkelde tijd waarin zij steeds moeten
wisselen tussen fysiek onderwijs, online onderwijs en nu dus ook extra vrij. Dit heeft
impact op beide groepen. Het is volgens de gedragsunit zaak niet alleen te focussen
op extra ondersteuning van leerlingen, maar ook van docenten. Leerlingen worden nog
harder geraakt als hun docent niet meer in staat is om met rust en aandacht zijn of
haar lessen op passende wijze te verzorgen en verbinding te maken. Daarbij kan een
lage vaccinatiegraad in klassen ook als extra stress worden ervaren door docenten.
Om de impact van verschillende maatregelen (waaronder ook lesuitval als gevolg van
positief geteste medeleerlingen) op kinderen en jongeren directer te monitoren, geeft
de gedragsunit in overweging om over te gaan op kort-cyclische monitoring van welbevinden,
eventueel aangevuld met gedrag zoals reeds gebruikelijk bij volwassenen. Met het oog
op de haalbaarheid, adviseert de gedragsunit zo veel als mogelijk gebruik te maken
van reeds in gebruik zijnde monitors bij de verschillende groepen.
Kort-cyclische monitoring, kan scholen, gemeenten en GGD’en inzichten opleveren in
eventuele kantelmomenten in welbevinden en meegenomen worden in eventuele toekomstige
beslismomenten over lesuitval of het(gedeeltelijk) sluiten van het onderwijs. Tevens
versterkt het de mogelijkheden voor maatwerkondersteuning van leerlingen en studenten
en onderwijsmedewerkers. Het schoolgezondheidsplan biedt een goede basis voor intensivering
van het bevorderen van welbevinden van leerlingen en medewerkers. Scholen kunnen hierbij
gebruikmaken van extra ondersteuning. Echter, het is de vraag of de huidige extra
ondersteuning afdoende is.
Gemeenten kunnen tot eind januari 2022 subsidie verlenen aan scholen om – zo nodig
– hun ventilatie te verbeteren. Bij aanvang van de subsidieregeling was de ventilatie
bij een kwart van de scholen niet op orde. De gedragsunit adviseert zo nodig extra
ondersteuning aan gemeenten en scholen aan te bieden als het hen niet lukt om met
de huidige subsidiemogelijkheid ventilatie op orde te krijgen. Het is volgens de gedragsunit
belangrijk over ventilatie op school ook te communiceren naar ouders met het oog op
vertrouwen van ouders in een schoolomgeving die erop is ingericht om virusoverdracht
zo laag mogelijk te houden.
Tot slot stelt de gedragsunit: Wees helder over onzekerheden nu en in de toekomst.
Sluit niet uit dat ook schoolsluitingen in de toekomst nodig kunnen zijn. Ondersteun
moeilijke boodschappen met visualisaties.
Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC)
Het NKC geeft aan dat het kabinet steeds heeft gezegd dat scholen als laatst gesloten
moeten worden (alleen als het echt niet anders kan) en als eerst weer open moeten.
De vervroegde schoolsluiting heeft grote impact gehad op leerlingen, studenten, onderwijzend
personeel en ouders. Na de persconferentie van 18 december 2021 was er in de media
kritiek op het ontbreken van perspectief. In deze context moet het kabinet een besluit
nemen of scholen fysiek of digitaal les gaan geven.
Het fysiek openen van scholen (primair onderwijs en voortgezet onderwijs) en onderwijsinstelling
(instellingen voor beroepsonderwijs en instellingen voor hoger onderwijs) is uitlegbaar,
vanwege de noodzaak van onderwijs voor de ontwikkeling van de kinderen en studenten.
Ook sluit het aan bij de aanname dat de omikronvariant mensen minder ernstig ziek
maakt dan eerdere varianten. Tegelijkertijd zal een deel van de samenleving kritisch
zijn. Bij alle eerdere afschalingen, hebben we gezien dat de meeste mensen vinden
dat er te snel wordt afgeschaald. Bovendien zal een deel van de leraren bezorgd zijn
over hun eigen gezondheid. Het helpt als goed wordt uitgelegd hoe risico’s voor de
samenleving in het algemeen en voor onderwijzend personeel in het bijzonder worden
beperkt. Regelmatig zelftesten voor leerlingen is een onderdeel van die uitleg. Bovendien
hebben alle leraren boven de vijftig jaar oud de mogelijkheid gehad om voor 10 januari
2021 een booster te krijgen. Betrokkenheid van vertegenwoordigende organisaties binnen
het onderwijs (koepels, bonden, instellingen) in de besluitvorming en de communicatie
kunnen draagvlak en impact vergroten.
Afweging
Met inachtneming van het OMT-advies, de sociaalmaatschappelijke reflectie, het maatschappelijk
beeld en de uitvoeringstoets heeft het kabinet besloten om jeugdigen tot en met zeventien
jaar meer ruimte te bieden. Vanwege de vele onzekerheden over de omikronvariant, die
de komende weken duidelijk zullen worden uit het beloop in het Verenigd Koninkrijk,
Frankrijk en Denemarken, volgt het kabinet het OMT-advies om verdere versoepelingen
uit te stellen. Het OMT zal de komende week de situatie opnieuw beschouwen en met
aanvullende adviezen komen met betrekking tot stapsgewijze versoepelingen. Tot dan
kan de tijd gebruikt worden om de boostervaccinaties zo snel mogelijk uit te rollen.
Leerlingen wordt meer ruimte geboden door fysiek onderwijs in het primair en voortgezet
onderwijs mogelijk te maken. Daarnaast wordt de buitenschoolse opvang weer voor alle
kinderen opengesteld. De mondkapjesplicht bij verplaatsing blijft gelden voor personen
in een het voortgezet onderwijs of een andere binnenruimte waar onderwijsactiviteiten
worden gegeven. Dit geldt niet voor leerlingen van instellingen voor primair onderwijs.
Daarnaast heeft het kabinet – mede gelet op het OMT-advies – besloten om nu de contacten
tussen leerlingen die weer naar school gaan toch al zullen intensiveren, ook de mogelijkheden
voor beoefening van sport buiten voor kinderen tot en met zeventien jaar te verruimen
naar 20.00 uur. Vanwege de vele onzekerheden over de omikronvariant en de uitvoerbaarheid
heeft het kabinet vooralsnog niet besloten tot verdere verruimingen voor de beoefening
van sport voor kinderen tot en met zeventien jaar.
Instellingen in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs blijven voorlopige gesloten
vanwege het toenemend aantal besmettingen. Op dit moment ligt in de leeftijdscohorten
tussen 18 tot 30 jaar de infectie incidentie het hoogst. Menging en meer contacten
onderling, kan dit verder aanjagen. De huidige uitzonderingen op dit verbod blijven
voor het beroepsonderwijs en hoger onderwijs in stand.
Heroverweging van het volledige maatregelenpakket, dat loopt tot 15 januari 2022,
heeft het kabinet voorzien op 14 januari 2022. Tot dan kan de tijd gebruikt worden
om de boostervaccinaties zo snel mogelijk uit te rollen.
5. Regeldruk
Deze regeling heeft gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen
of professionals. Instellingen voor primair en voortgezet onderwijs en kinderopvangorganisaties
moeten hun organisaties gereedmaken om alle leerlingen en kinderen weer fysiek te
ontvangen. Dit heeft ook gevolgen voor de ouders van deze leerlingen en kinderen en
hun werkgevers. Daarnaast zullen instellingen voor beroepsonderwijs en hoger onderwijs
de huidige vorm van afstandsonderwijs moeten doorzetten. Instellingen waren uit voorzorg
gevraagd om met dit scenario rekening te houden en hebben hier voorbereidingen voor
getroffen. De regeldruk die hiermee gepaard gaat, is noodzakelijk gelet op de risico’s
omtrent de omikronvariant.
6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 10 januari 2022. Instellingen voor
primair en voortgezet onderwijs en de BSO kunnen vanaf dat moment weer volledig open.
De maatregelen voor instellingen in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs gelden
tot en met vrijdag 14 januari 2022.
Artikelsgewijs
Artikel I
Dit artikel regelt allereerst dat het verbod op het verrichten van onderwijs op onderwijsinstellingen
beperkt wordt tot instellingen voor beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Het verbod
geldt in ieder geval tot en met 14 januari 2022.
De huidige uitzonderingen op dit verbod blijven voor het beroepsonderwijs en hoger
onderwijs in stand. Het gaat dan ten eerste om het organiseren van onderwijs op afstand.
Daarbij kan het gaan om lesgeven langs elektronische weg, alsook het meegeven van
lespakketten aan studenten met contactmomenten. Daarnaast geldt een uitzondering voor
praktijkvakken in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Onderdeel
c bevat een uitzondering voor het organiseren en afnemen van examens, tentamens en
toetsen. Tot slot bestaat een uitzondering voor het begeleiden van kwetsbare studenten
voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig
is. Hieronder vallen in ieder geval niveau 1 en niveau 2 mbo-studenten. Het is aan
de instellingen om te bepalen voor welke leerlingen en studenten dit maatwerk nog
meer nodig is.
Door paragraaf 6.6 te laten vervallen, regelt dit artikel voorts dat de BSO weer geopend
kan worden voor alle kinderen. Tot slot regelt het artikel dat bijlage 1 vervalt.
Gelet op de volledige heropening van het onderwijs en de BSO vervalt de behoefte om
cruciale beroepen aan te wijzen.
Artikel II
Het kabinet doet een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c, tweede lid,
Wpg zou tot gevolg hebben dat de regeling op haar vroegst een week na vaststelling
en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 11 januari
2022. Nu de bepalingen ten aanzien van het beroepsonderwijs en hoger onderwijs op
10 januari 2022 aflopen, dient deze regeling uiterlijk op 10 januari 2022 in werking
te treden. Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste
verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.1 De regeling wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal
overgelegd. De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week
na de toezending besluit niet in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge