Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 25 januari 2022, kenmerk 3308323-1023192-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met aanpassing van de maatregelen ten aanzien van openingstijden, de placeringsplicht, de bezoekersnorm en het coronatoegangsbewijs en met enkele andere aanpassingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Economische Zaken en Klimaat en voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58e, eerste lid, aanhef en onder b tot en met d, 58g, eerste lid, 58h, eerste lid, 58i, en 58q, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2a.1, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. geplaceerde personen in een publieke binnenruimte, voor zover deze op veilige afstand van elkaar een vaste zitplaats innemen, met uitzondering van personen in:

    • i. het openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer;

    • ii. een gebouw op een luchthaven;

    • iii. een station, halteplaats of andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften.

B

In artikel 2a.2, tweede lid, wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. voor personen in een instelling voor beroepsonderwijs of een instelling voor hoger onderwijs, indien deze op de veilige afstand van elkaar een vaste zit- of staanplaats innemen;

C

Hoofdstuk 3, de artikelen 4.a1, 4.a2, 5.a1 en 6.5, vierde lid, en paragraaf 6.7 vervallen.

D

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ vervalt.

2. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.

E

In artikel 4.1b wordt na ‘4.3, eerste lid,’ ingevoegd ‘4,3a, eerste lid, 4.7, derde lid,’.

F

Na artikel 4.1b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1c. Placeren

  • 1. Een publieke plaats wordt slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat:

    • a. het publiek op de veilige afstand van elkaar wordt geplaceerd, tenzij het gaat om:

      • 1°. personen als bedoeld in hoofdstuk 2 of personen als bedoeld in artikel 58f, derde lid, onder a en d, van de wet; of

      • 2°. een publieke plaats die wordt gebruikt ten behoeve van de uitvoering van een verkiezing als bedoeld in de Kieswet dan wel de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19; en

    • b. degene die geplaceerd is, uitsluitend van de aangewezen plaats gebruikmaakt.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a. doorstroomlocaties;

    • b. openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer.

G

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onder c, wordt toegevoegd ‘door toewijzing van een vaste zitplaats’.

2. Aan het vierde lid, onder e, wordt toegevoegd ‘, uitsluitend voor beroepschauffeurs’.

3. In het zevende lid wordt ‘26 januari 2022’ vervangen door ‘9 maart 2022’ en wordt ‘17.00 uur’ vervangen door ‘22.00 uur’.

4. In het achtste lid wordt ‘Artikel 4.1, onder c, en het eerste lid, onder d, gelden’ vervangen door ‘Het eerste lid, onder d, geldt’.

5. Het negende lid vervalt.

H

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 4.3 Locaties voor kunst- en cultuurvertoning

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt ‘of de beoefening’.

b. In onderdeel b vervalt ‘of beoefening’.

c. In de onderdelen c, d en e wordt ‘26 januari 2022’ telkens vervangen door ‘9 maart 2022’.

d. In onderdeel c wordt na ‘geplaceerd’ ingevoegd ‘door toewijzing van een vaste zitplaats’.

e. In onderdeel d wordt na ‘een locatie’ ingevoegd ‘binnen’.

f. In onderdeel e wordt ‘17.00 uur’ vervangen door ‘22.00 uur’.

3. In het tweede lid vervalt ‘en bij de beoefening van kunst en cultuur mogen personen tot en met zeventien jaar zonder geldig coronatoegangsbewijs toegelaten worden’.

4. In het derde lid vervalt ‘geldt niet voor de beoefening van kunst en cultuur in het kader van onderwijsactiviteiten, het eerste lid’.

5. In het vierde lid wordt na ‘Het eerste lid, aanhef en onder c’ ingevoegd ‘en e’.

6. Het vijfde lid vervalt.

I

Artikel 4.3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, vervalt ‘vertoning of’.

2. In het derde lid wordt ‘geen toeschouwers toegelaten’ vervangen door ‘binnen ten hoogste 1.250 personen per zelfstandige ruimte als publiek worden toegelaten’.

J

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. ten hoogste 1.250 personen per zelfstandige ruimte als publiek worden toegelaten.

2. Het vijfde lid vervalt.

K

Na artikel 4.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 4.6 Sluiting winkels tussen 22.00 uur en 05.00 uur

  • 1. Tot en met 9 maart 2022 om 05.00 uur wordt een winkel tussen 22.00 uur en 05.00 uur niet opengesteld voor publiek.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a. apotheken;

    • b. tankstations;

    • c. winkels in de levensmiddelenbranche voor mens en dier of in de zorg- en of welzijnshulpmiddelen op luchthavens na de securitycheck;

    • d. winkels voor zover die worden gebruikt ten behoeve van de uitvoering van een verkiezing als bedoeld in de Kieswet dan wel de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19, uitsluitend voor die functie.

Artikel 4.7 Publieke plaatsen en coronatoegangsbewijzen

  • 1. Tot en met 9 maart 2022 om 05.00 uur worden de volgende publieke plaatsen niet tussen 22.00 uur en 05.00 uur voor publiek opengesteld:

    • a. pret- en dierenparken;

    • b. spellocaties;

    • c. vervoermiddelen ten behoeve van een recreatieve activiteit;

    • d. sauna’s, zonnestudio’s en wellnesscentra;

    • e. locaties waar contactberoepen worden uitgeoefend, met uitzondering van locaties waar tegen betaling zorg wordt verleend en rijinstructeurs en rijexaminatoren;

    • f. standplaatsen voor de verkoop of uitgifte van eten en drinken en standplaatsen voor de verkoop van andere artikelen;

    • g. voedselbanken, kledingbanken en dierenvoedselbanken;

    • h. locaties voor een cursus of training, met uitzondering van een cursus of training die of een theorie- of praktijkexamen dat noodzakelijk is voor de uitoefening van beroep of bedrijf, voor rijles of een theorie- of praktijkexamen ten behoeve van het besturen van een vervoermiddel, cursussen en trainingen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van beroep, cursussen en examens gericht op het doen behalen van het inburgeringsexamen of op het verkrijgen van een vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht ingevolge de Wet inburgering 2021, uitsluitend voor deze functies en met uitzondering van locaties waar opgelegde educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid worden ondergaan;

    • i. zaalverhuur ten behoeve van recreatie.

  • 2. Het eerste lid, aanhef en onder h en i, geldt niet voor locaties voor zover die worden gebruikt ten behoeve van de uitvoering van een verkiezing als bedoeld in de Kieswet dan wel de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, worden de publieke plaatsen, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d, slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat, met inachtneming van artikel 6.30:

    • a. alleen publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs;

    • b. het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een toezichthouder is aangegeven bij de toegang tot de locatie.

  • 4. In afwijking van het derde lid mogen personen tot en met twaalf jaar zonder geldig coronatoegangsbewijs en personen tot en met dertien jaar zonder geldig identiteitsbewijs toegelaten worden.

L

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. tot en met 9 maart 2022 om 05.00 uur bij sportwedstrijden tussen 05.00 uur en 22.00 uur toeschouwers worden toegelaten, indien de beheerder er zorg voor draagt dat placering bij wedstrijden van topsporters als bedoeld in artikel 4.4, derde lid, plaatsvindt door toewijzing van een vaste zitplaats;

b. In onderdeel h wordt ‘26 januari 2022’ vervangen door ‘9 maart 2022’ en wordt ‘17.00 uur’ vervangen door ‘22.00 uur’.

2. In het derde lid vervalt ‘als bedoeld in artikel 5.a1, tweede lid, onder c en d’.

M

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder f en g, aanhef, wordt ‘26 januari 2022’ telkens vervangen door ‘9 maart 2022’.

2. In het eerste lid, onder g, tweede subonderdeel, wordt ‘, met uitzondering van deelnemers bij evenementen waarbij sprake is van doorstroom van deelnemers’ vervangen door ‘per zelfstandige ruimte bij evenementen die binnen plaatsvinden’.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het vijfde en zesde lid gelden niet tot en met 9 maart 2022 om 05.00 uur.

N

In artikel 6.8, zevende lid, wordt ‘26 januari 2022’ vervangen door ‘9 maart 2022’ en wordt ‘17.00 uur’ vervangen door ‘22.00 uur’.

O

In artikel 6.10, eerste lid, wordt ‘26 januari 2022’ vervangen door ‘9 maart 2022’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 26 januari 2022 om 05.00 uur.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTING

1. Algemeen

Strekking

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm). Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).

Pijlers van de bestrijding van de epidemie

Vanwege het virus gelden over de periode van bijna twee jaar reeds ingrijpende maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:

  • een acceptabele belasting van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg;

  • het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;

  • het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.

Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt. Daarnaast geldt als uitgangspunt het sociaalmaatschappelijk perspectief gericht op het beperken van economische en maatschappelijke schade op korte termijn, aandacht voor structurele maatschappelijke en economische schade en het voorkomen dat de lasten onevenredig neerslaan bij bepaalde groepen.

2. Epidemiologische situatie

Het Outbreak Management Team (OMT) heeft naar aanleiding van de 139e bijeenkomst geadviseerd over het algemene beeld van de epidemiologische situatie, de ontwikkeling van het reproductiegetal en de verwachting voor de komende weken, ook ten aanzien van de verwachte ziekenhuis- en intensivecare- (IC-)bezetting en mede gelet op de ontwikkeling van de vaccinatiegraad en de verwachtingen ten aanzien van de verschillende virusvarianten. Aan dat advies wordt het volgende ontleend.

Verloop van de epidemie

Afgelopen week (13 tot en met 20 januari 2022) werden er ruim 255.000 positieve coronatesten gemeld bij het RIVM. Dat is een stijging van 20% vergeleken met de week ervoor. Hiermee komt de landelijke incidentie op 1.449 positief geteste personen op 100.000 inwoners (range van 755 tot 2.330). Er is een achterstand in de verwerking van het aantal positieve testen in de meldingen aan het RIVM van naar schatting 27.000 gevallen in de periode van 18 tot en met 20 januari 2022; dit zal nog tot correcties van de aantallen leiden.

De hoogste aantallen meldingen (>2.000) per 100.000 inwoners waren afgelopen kalenderweek te zien bij de 13- tot en met 29-jarigen. De toename was het sterkst in de leeftijdsgroep van basisscholen en voortgezet onderwijs, waarin het aantal meldingen verdubbelde. Bij mensen boven de 60 jaar bleef landelijk het aantal meldingen daarentegen stabiel en relatief laag vergeleken met de jongere leeftijdsgroepen. Voor 60- tot en met 69-jarigen was het aantal meldingen in de afgelopen kalenderweek 457 per 100.000 en voor leeftijdsgroepen vanaf 70 jaar was het ongeveer 200 per 100.000.

Het regionale beeld van meldingen en de rioolwatersurveillance laat een congruent beeld zien, met de hoogste virusvracht in rioolwater in de Randstad, en delen van Noord-Brabant en Twente. Het aantal nieuwe locaties van verpleeghuizen en woonzorgcentra voor ouderen dat coronabesmettingen meldt, is de afgelopen week gestegen; het aantal meldingen bij personen bekend als bewoners hiervan steeg licht. In de tweede week van 2022 was er volgens het CBS geen oversterfte in Nederland, in geen enkele leeftijdsgroep.

Ongeveer 763.000 personen lieten zich testen in de GGD-teststraten in de afgelopen zeven dagen, 21% meer dan de week ervoor. Het percentage positieve testen was 39,2%, vergeleken met 33,7% in de week ervoor. Ongeveer 25% van de coronatesten is verricht na een bekende positieve zelftest; dit werd in circa 90% bevestigd bij de GGD, en ruim de helft van alle positieve coronatesten bij de GGD was van personen die kwamen ter bevestiging van een positieve zelftest.

Het aantal mensen met een herinfectie – personen die opnieuw besmet raken twee maanden of langer na de vorige besmetting – was afgelopen kalenderweek vergelijkbaar met de week ervoor (12% tegenover 13%), maar meer dan vier keer hoger dan in de periode waarin de deltavariant domineerde.

Het weekgemiddelde over de afgelopen twee volledige kalenderweken van het aantal opnames van patiënten met covid-19 in het ziekenhuis en op de IC daalde nog steeds, met respectievelijk 23% en 33%, al vlakt die daling momenteel af. Deze daling past bij het beeld dat er in de afgelopen periode vooral personen onder de 60 jaar positief testten, maar relatief weinig ouderen, terwijl die laatsten bij SARS-CoV-2-infectie een grotere kans hebben om opgenomen te worden in het ziekenhuis. In de periode van 10 tot en met 16 januari 2022 werden 708 mensen opgenomen op de verpleegafdelingen (de week daarvoor 944) en 98 op de IC (de week daarvoor 146). Waarschijnlijk is de meerderheid van de personen die nu opgenomen wordt in het ziekenhuis met de omikronvariant besmet.

Ongeveer 90% van de personen van 60 jaar en ouder die in aanmerking komen voor een boostervaccinatie (na een basisserie, en meer dan drie maanden na infectie of de laatste vaccinatie) heeft een booster ontvangen. Voor de hele volwassen populatie van 18 jaar en ouder (die in aanmerking komt voor een boostervaccinatie) is dat naar schatting 73%.

Van de positief geteste, gemelde personen (13 jaar en ouder) in januari 2022 is op dit moment van 38% de vaccinatiestatus bekend. Van hen was 24% niet gevaccineerd en had 11% de boostervaccinatie ontvangen. De schattingen van de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopname in de laatste acht weken (19 november 2021 tot en met 13 januari 2022), waarin het merendeel van de opnames als gevolg van besmetting met de deltavariant was, laat fraai de toename van bescherming tegen ernstige ziekte zien na een booster. De bescherming tegen ziekenhuisopname was 85% voor degenen die alleen de basisserie hadden ontvangen en liep op naar 97% voor degenen die ook de booster hadden ontvangen. De bescherming tegen IC-opname was respectievelijk 93% en 98%. De absolute toename in bescherming na de booster betrof vooral de oudere leeftijdsgroepen waar de bescherming na de basisserie lager was dan voor jongeren: voor de leeftijdsgroepen van 70 jaar en ouder bedroeg deze toename 20 procentpunt (van 76% naar 96%) voor ziekenhuisopname en 9 procentpunt (van 89% naar 98%) voor opname op de IC. Hoe de vaccineffectiviteit tegen infectie en ziekenhuisopname wordt nu de omikronvariant de SARS-CoV-2-infecties veroorzaakt, volgt in een volgende analyse, aldus het OMT.

Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat de vaccineffectiviteit van de basisserie afneemt naarmate het langer geleden is dat deze is afgerond en weer toeneemt na een booster. In alle leeftijdsgroepen is de incidentie van ziekenhuisopname beduidend hoger voor de ongevaccineerde personen dan voor het gevaccineerde deel van de bevolking en hoger voor personen met alleen de basisserie dan voor personen die de boostervaccinatie al hebben ontvangen.

Reproductiegetal, prognoses ziekenhuizen, IC en omikronvariant

De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van de Osiris-meldingen van positieve gevallen, is voor 6 januari 2022: gemiddeld 1,11 (95%-interval 1,10-1,13) besmettingen per geval.

Een belangrijke bevinding is dat op basis van een analyse van gemelde positieve gevallen met een bekende besmetter, het serieel interval, de tijdsperiode tussen de eerste ziektedag van de besmetter en de besmette persoon, voor de omikronvariant ongeveer een halve dag korter blijkt dan voor de deltavariant. Dit heeft consequenties voor de inschatting van het reproductiegetal en voor de prognoses.

Schatting van de ontwikkeling van het aantal gevallen voor de komende week geschiedt op basis van een statistisch regressiemodel op de huidige meldingen van positief geteste personen en op basis van een transmissiemodel gebaseerd op contactmatrices waarin de invloed van vaccinaties, interventies etc., wordt meegenomen.

Het regressiemodel voorspelt voor de komende week een stabilisatie van het aantal ziekenhuisopnames rond ongeveer 100 per dag, met een mogelijke toename onder de 0- tot en met 9-jarigen door een toename in de incidentie, en een verdere daling van het aantal IC-opnames.

De simulaties met het transmissiemodel dat wekelijks gefit wordt op het aantal waargenomen IC-opnames per dag, en waar de beschikbare informatie over vaccinaties (COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem, GGD’en) en het geplande aantal boostervaccinaties, de effectiviteit van vaccins en de geschatte opbouw van immuniteit door doorgemaakte infectie en dergelijke, in wordt meegenomen, geven eenzelfde beeld voor de eerstvolgende week en voorspellen in de daarna komende weken een toename van het aantal opnames als gevolg van de snelle verspreiding van de omikronvariant.

De relatieve toenamesnelheid van de omikronvariant ten opzichte van de deltavariant in de kiemsurveillance wordt geschat op 0,22 per dag. Deze snelle relatieve toename wordt grotendeels bereikt door ontsnapping aan de immuniteit die is opgewekt door natuurlijke infectie of vaccinatie, deels door een hoger besmettend vermogen, en deels door een korter serieel interval. Infecties met de

omikronvariant tonen over het algemeen een minder ernstig ziektebeeld dan infecties met de deltavariant. Buitenlandse studies wijzen op een range van 40% tot 60% lagere kans op ziekenhuisopname en op een kortere ligduur in een verpleegbed. De kans op IC-opname na ziekenhuisopname wordt in verschillende studies geschat op circa 50% lager, al zijn er verschillen tussen landen.

3. Hoofdlijnen van deze regeling

Het kabinet heeft vandaag besloten om een volgende stap te zetten en breed te versoepelen. Deze versoepeling vindt plaats onder voorwaarden. Onder deze voorwaarden vindt het kabinet het verantwoord om per 26 januari 2022, 5.00 uur, meer mogelijk te maken voor onder andere de horeca, kunst- en cultuur, bepaalde dienstverlening, sport en bepaalde evenementen.

De maatregelen worden hieronder toegelicht.

In algemene zin gelden voor de openstelling van publieke plaatsen de volgende risicomitigerende maatregelen:

  • een sluitingstijd tussen 22.00 uur en 05.00 uur;

  • een bezoekersnorm van 100% van de 1,5 metercapaciteit of één persoon per 5 m2 wanneer sprake is van doorstroom;

  • een placeringsplicht;

  • overige maatregelen voor openstelling van publieke plaatsen, zoals de mondkapjesplicht in publieke binnenruimten (bij verplaatsing) en hygiënemaatregelen op locatie.

Sluitingstijden

Met deze versoepelingen kunnen – binnen de grenzen van de Winkeltijdenwet – ook winkels geopend worden tijdens de reguliere tijden, met een uiterlijke sluitingstijd van 22.00 uur. Hieronder worden onder andere groothandels verstaan waar goederen worden verkocht voor levering ten behoeve van personen in de uitoefening van beroep of bedrijf. Voor apotheken, tankstations en de daarbij behorende winkels, winkels op luchthavens na de securitycheck in de levensmiddelenbranche voor mens en dier of in zorg- of welzijnshulpmiddelen, gelden de reguliere openingstijden.

Ook publieke plaatsen waar bepaalde diensten worden verricht, dienen tussen 22.00 en 05.00 uur gesloten te zijn. Anders dan bij winkels is er hierbij voor gekozen die plaatsen specifiek te benoemen. Waar dus voor winkels geldt dat zij alleen na 22.00 uur geopend mogen zijn indien zij in de regeling genoemd zijn, geldt voor deze plaatsen dat zij alleen na 22.00 uur voor publiek geopend mogen zijn, indien zij geen onderdeel uitmaken van de opsomming in de regeling. Onder meer locaties waar contactberoepen worden uitgeoefend (met uitzondering van locaties waar contactberoepen worden uitgeoefend waar tegen betaling zorg wordt verleend én rijinstructeurs en rijexaminatoren) dienen om 22.00 uur gesloten te zijn. Ook is het niet toegestaan om na 22.00 uur deze contactberoepen uit te oefenen. Kappers en visagisten, maar ook sekswerkers dienen hun werkzaamheden daarom vanaf 22.00 uur te staken.

Coronatoegangsbewijzen

Ook het coronatoegangsbewijs (CTB) als mitigerende maatregel wordt weer ingevoerd voor eet- en drinkgelegenheden, locaties voor de vertoning van kunst en cultuur en evenementen. Voor beheerders betekent dit dat zij bij de toegang duidelijk zichtbaar moeten maken dat er een CTB-plicht geldt en dat zij bezoekers, voorafgaand aan de toegang tot bijvoorbeeld een de eet- en drinkgelegenheid of evenementenlocatie, op hun CTB moeten (laten) controleren. Daarbij is van belang dat – behoudens de bestaande uitzonderingen – de controle van het CTB plaats dient te vinden bij alle bezoekers vanaf 13 jaar en dat vanaf 14 jaar ook de identiteit van de bezoeker gecontroleerd dient te worden. Dit is conform het 139e OMT-advies. Hierin geeft het OMT aan dat het CTB niet moet worden gezien als individuele maatregel, maar samengenomen als bundel met andere risicomitigerende maatregelen wel degelijk een risicoreductie op de verspreiding van het virus teweeg kan brengen.

Naast de sectoren waar het CTB eerder al ingevoerd was, zal naast de algemene sluitingstijden het CTB ook worden geïntroduceerd voor specifieke diensten. Dit geldt voor pret- en dierenparken, spellocaties, sauna’s, wellnesscentra en zonnestudio’s en vervoermiddelen ten behoeve van een recreatieve activiteit. Dit betekent onder meer dat in een wellnesscentrum de beheerder voorafgaand aan de toegang tot de locatie de bezoeker op het CTB moet (laten) controleren ongeacht de activiteit in het wellnesscentrum.

Onder spellocaties worden onder meer verstaan: casino’s, speel-, arcade- en gamehallen, klimbossen, lasergamehallen en ballenbakken en binnenspeeltuinen. Bij vervoermiddelen ten behoeve van een recreatieve activiteit kan worden gedacht aan rondvaartboten. Voor deze locaties geldt onverkort de placeringsplicht met uitzondering van doorstroomlocaties zoals onder andere pret- en dierenparken, klimbossen en lasergamehallen.

Onder pret- en dierenparken vallen niet de reeds geopende buurt- en wijk speeltuinen en kinderboerderijen zonder winstoogmerk, hiermee wordt beoogd om spelen in de buurt voor eenieder toegankelijk te houden.

Mondkapjes

Er geldt een algemene regel dat geen mondkapje gedragen hoeft te worden als de bezoeker is geplaceerd en anderhalve meter afstand houdt. Dit is voornamelijk het geval in situaties waar de inzet van CTB’s is voorgeschreven, zoals in de horeca en bij de vertoning van kunst en cultuur, geldt de mondkapjesplicht niet voor personen die geplaceerd zijn. In het geval van afhaal in een eet- en drinkgelegenheid voor gebruik anders dan in de eet- en drinkgelegenheid is er geen CTB voorgeschreven en geldt de mondkapjesplicht wel. In dit kader wordt bij de openstelling van kunst- en cultuur, voor publiek bij sportwedstrijden en bij bepaalde recreatieve dienstverlening afgeweken van het advies naar aanleiding van het 139e OMT, gezien hier overige risicomitigerende maatregelen, zoals de anderhalve meter en placering, onverkort van toepassing zijn. Daar waar de anderhalve meter niet gehandhaafd kan worden en waar mensen zich verplaatsen (zoals in gangen en bij garderobes), blijft de mondkapjesplicht gehandhaafd.

De regel dat geen mondkapje gedragen hoeft te worden als men geplaceerd is en afstand houdt geldt ook in locaties zonder CTB, bijvoorbeeld bij uitvaarten, huwelijksvoltrekkingen en registraties van partnerschappen. In het openbaar vervoer, ander bedrijfsmatig vervoer, de luchthaven en het station en de halteplaats blijft de mondkapjesplicht onverkort gelden.

De uitzondering op de mondkapjesplicht in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs geldt voor studenten, docenten en andere personen die een vaste sta- of zitplaats innemen en de veilige afstand kunnen houden tot anderen. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden in bibliotheken en studieruimtes en bij werkplekken van ondersteunend personeel. In vaste opstellingen met voldoende ruimte, dient de veilige afstand dus als mitigerende maatregel (daar waar dat bij reguliere onderwijsactiviteiten vaak niet kan). Indien men géén anderhalve meter afstand kan houden of als men zich verplaatst, geldt er in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs een mondkapjesplicht voor studenten, docenten en andere personen. Dit betekent dat mondkapjes verplicht zijn in de meeste les- en collegezalen, omdat daar veelal de ruimte ontbreekt om alle studenten op anderhalve meter te laten plaatsnemen.

Voor overige publieke binnenruimten geldt de mondkapjesplicht onverkort.

Evenementen, sportwedstrijden en de vertoning van kunst en cultuur

Het kabinet heeft ook besloten om (binnen en buiten) evenementen, toeschouwers bij sport (professioneel en amateur) én toeschouwers bij de vertoning van kunst en cultuur beperkt weer toe te staan tot 22.00 uur. Stadions, theaters, musea en evenementenlocaties worden hiermee beperkt opengesteld voor publiek.

Naast de algemene bezoekersnorm van 100% van de anderhalve metercapaciteit geplaceerd (dit komt overeen met ongeveer een derde van de reguliere capaciteit) of – wanneer sprake is van doorstroom van personen – één persoon per 5 m2, geldt bij evenementen en de vertoning van kunst- en cultuur, binnen tevens een bezoekersnorm van maximaal 1.250 bezoekers per zelfstandige ruimte. Daarnaast geldt dat de bezoekers geplaceerd dienen te worden door middel van een vaste zitplaats. Dit betekent bijvoorbeeld voor een cabaretvoorstelling of (amateur)balletvoorstelling dat de bezoekers bij verplaatsen (dus in de gangen en bij de garderobe) verplicht zijn een mondkapje te dragen, zij een vaste zitplaats moeten hebben en wanneer zij plaats hebben genomen het mondkapje af mogen zetten. Verder geldt dat niet meer dan 1.250 bezoekers op anderhalve meter aanwezig mogen zijn in de zaal. Voor beurzen (waarbij daadwerkelijk sprake is van doorstroom van bezoekers) in publieke binnenruimten, zoals in evenementenhallen, en in musea geldt dat hierbij maximaal één persoon per 5 m2 en niet meer dan 1.250 bezoekers per zelfstandige binnenruimte worden toegelaten en de bezoekers een mondkapje dienen te dragen in de publieke binnenruimten. Daarnaast blijven de overige algemene risicobeperkende maatregelen, zoals het CTB onverkort van kracht.

Professionele sportwedstrijden blijven toegestaan zonder tijdsrestricties. Toeschouwers zijn tot 22.00 uur toegestaan. Voor bijvoorbeeld Eredivisiewedstrijden in een open stadion (buiten) geldt onder meer dat het maximumaantal bezoekers wordt bepaald door de maximale capaciteit op anderhalve meter op basis van een vaste zitplaats (dit komt overeen met ongeveer één derde van de reguliere capaciteit), waarbij de bezoekers in de publieke binnenruimten van het stadion verplicht zijn tot het dragen van een mondkapje. Bij de toewijzing van een vaste zitplaats op anderhalve meter blijven de uitzonderingen op de veiligeafstandnorm onverkort van toepassing. Dit betekent dat familieleden uit hetzelfde huishouden naast elkaar in het stadion kunnen zitten.

In het kader van amateursport heeft het kabinet besloten om ook wedstrijden buiten clubverband en de sportlocatie toe te staan, waardoor bijvoorbeeld tennis-, voetbalcompetities en atletiekwedstrijden buiten de eigen sportvereniging hervat kunnen worden zonder tijdsrestricties. Ook mogen hierbij tot 22.00 uur toeschouwers bij zijn, waarvoor onder meer de placeringsplicht en algemene bezoekersnorm geldt.

Eet- en drink gelegenheden

Voor de horeca is van belang dat eet- en drinkgelegenheden weer tussen 05.00 en 22.00 uur geopend mogen zijn. Dit geldt ook voor sportkantines en coffeeshops. Afhaal blijft na 22.00 uur toegestaan.

Voor deze gedeeltelijke openstelling gelden onverkort de algemene risicomitigerende maatregelen, zoals hierboven genoemd. Dit betekent onder meer dat de capaciteit van de eet- en drinkgelegenheden beperkt wordt tot 100% van de anderhalvemetercapaciteit en dat de zitplaatsen zo moeten worden neergezet dat het publiek op de veilige afstand van elkaar zit. Op de anderhalvemeternorm is wel een uitzondering mogelijk op buitenterrassen als er gebruik wordt gemaakt van kuchschermen die aan de voorwaarden uit de regeling voldoen. Verder moeten bezoekers van eet- en drinkgelegenheden worden geplaceerd. Dit placeren moet bestaan uit het toewijzen van een vaste zitplaats. Deze vaste zitplaats kan ook aan de bar of achter een speelautomaat zijn, maar bezoekers kunnen dus niet staan of dansen. Daarnaast geldt er een mondkapjesplicht. Daarbij geldt voor het personeel dat zij steeds een mondkapje op moeten, bij bezoekers beperkt de mondkapjesplicht zich tot verplaatsingen. Bezoekers moeten dus bijvoorbeeld een mondkapje op als zij naar de garderobe lopen of een bezoek brengen aan het toilet.

4. Noodzakelijkheid en evenredigheid

De noodzaak om maatregelen te treffen volgt uit het recht op gezondheidszorg zoals dit voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Dit artikel waarborgt dat het kabinet maatregelen treft ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. Dit sociale grondrecht komt overeen met wat in internationale verdragen is bepaald (artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, artikel 11 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van het EU-Handvest). Er is dus een grond- en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet om op te treden ter bescherming van de volksgezondheid.

De maatregelen die het kabinet neemt in de strijd tegen het virus raken aan diverse mensenrechten. Zo wordt het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen beperkt (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) alsmede het recht op eigendom geraakt (artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM) nu bepaalde ondernemingen de sluitingstijden uit deze regeling tijdelijk dienen te hanteren. Deze grond- en mensenrechten hebben met elkaar gemeen dat ze niet absoluut zijn. Beperkingen daarop zijn toegestaan indien zij een wettelijke basis hebben en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn. De inperking van grondrechten wordt ook afgewogen tegen de grondwettelijke plicht van het kabinet om de volksgezondheid te beschermen.

Beperkingen van grondrechten dienen volgens vaste jurisprudentie betreffende het EVRM en andere internationale mensenrechtenverdragen noodzakelijk en proportioneel te zijn. De maatregelen die worden genomen, zijn gebaseerd op het OMT-advies naar aanleiding van de 139e bijeenkomst. Op basis van dit advies mag het kabinet aannemen dat de maatregelen geschikt zijn. Uit het OMT-advies volgt ook de noodzaak om snel geschikte maatregelen te nemen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het OMT niet per maatregel specifiek kan aantonen wat de bijdrage is aan het verminderen van het aantal besmettingen. Op het vraagstuk van proportionaliteit wordt in het onderstaande ingegaan.

Recent is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs in de verschillende hiervoor genoemde varianten in het tegengaan van de verspreiding van het virus in de samenleving door TU Delft e.a. Ondanks dat het coronatoegangsbewijs met de omikronvariant en de hiermee gepaard gaande immune escape minder effectief is, levert de inzet hiervan nog steeds – ook in de analyse van de TU Delft e.a. – een bijdrage aan de reductie van het risico op verspreiding van het virus. Met de inzet van het coronatoegangsbewijs kan dus beperkt worden dat besmettelijke personen het virus op anderen overdragen die daar vervolgens (ernstig) ziek van worden, in het ziekenhuis terecht komen of overlijden (dus het verkleint de kans op verspreiding van het virus en als afgeleide daarvan het de toename van het aantal ziekenhuisopnames remt). Proportionaliteit is de balans tussen de omvang van de grond- en mensenrechtenbeperking van een maatregel enerzijds en het nut van de maatregel anderzijds. Nu de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs is afgenomen terwijl de beperking van grond- en mensenrechten niet kleiner zijn geworden, is deze balans verschoven. De regering is zich er terdege van bewust dat het coronatoegangsbewijs voor delen van de samenleving een beperking is en tevens de belangen van ondernemers raakt. Tegelijkertijd maakt de regering uit het advies van het OMT en uit de resultaten van het onderzoek van de TU Delft op dat het coronatoegangsbewijs ook in tijden van omikron een bijdrage levert aan het beperken van het aantal covid-patiënten dat moet worden opgenomen in ziekenhuizen en op de IC.

In dit stadium van de pandemie verwacht de regering nog voldoende effectiviteit van het coronatoegangsbewijs om in balans te zijn met de impact op grond- en mensenrechten. Inzet van coronatoegangsbewijzen wordt dan ook na 25 januari nog steeds proportioneel geacht.

In paragraaf 3 is toegelicht welke onderdelen van de Trm bij de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling aangescherpt worden.

OMT-advies

In het advies naar aanleiding van de 139e bijeenkomst heeft het OMT onder meer het volgende geadviseerd ten aanzien van de te nemen maatregelen.

Met betrekking tot een advies over eventuele versoepelingen zoals terugkeren naar het pakket met avondsluiting, heeft het OMT allereerst de meest recent beschikbaar gekomen gegevens uit zowel Nederland als vanuit het buitenland besproken met daarin gegevens over enkele belangrijke variabelen in de modellen. Zo zijn er nieuwe gegevens over het percentage personen dat met een omikroninfectie in het ziekenhuis wordt opgenomen (ongeveer 40-60% lager dan met de deltavariant), het percentage dat daarbij IC-zorg behoeft, alsmede de gemiddelde opnameduur op de verpleeg- en IC-afdeling, naast karakteristieken betreffende vaccinatie en boosters, reproductiegetal alsmede serieel interval van omikroninfecties.

Het OMT heeft verschillende scenario’s besproken en kennisgenomen van de orde van grootte van effecten in de verschillende modelscenario’s en gevoeligheidsanalyses. Wat betreft de keuze was er een voorkeur – gezien de ervaring in de afgelopen twee jaar – voor die scenario’s waarin alle branches en sectoren ten minste deels versoepeld worden. Als voorbeeld geldt hier de avondsluiting, zoals ingevoerd tot 19 december 2021, waarbij sectoren overwegend gesloten waren tussen 17:00 uur en 05:00 uur, met uitzondering van specifieke sectoren.

Het betreft:

  • scenario zonder verdere versoepelingen bovenop die van 9 en 16 januari 2022;

  • scenario terug naar avondlockdown, zonder horeca binnen vanaf 26 januari 2022;

  • scenario terug naar avondlockdown, inclusief horeca binnen vanaf 26 januari 2022;

  • scenario terug naar avondlockdown, zonder horeca binnen vanaf 26 januari 2022, maar inclusief horeca binnen vanaf 14 februari 2022.

Voor de scenario’s met een avondsluiting heeft het OMT rekening gehouden met mogelijkheid tot sporten en cultuurbeoefening na 17.00 uur.

Omdat veel eigenschappen van de omikronvariant en de precieze consequenties in de Nederlandse context nog onbekend zijn, is de onzekerheid in deze prognoses in alle scenario’s nog steeds aanzienlijk. Samenvattend tonen de scenario’s volgens het OMT dat we ons nu bijna in een laagste punt van de ziekenhuis- en IC-opnames bevinden, en we hebben daarmee een gunstige uitgangspositie verworven om een volgende golf aan te kunnen. Na januari 2022 wordt een toename van de opnames verwacht tot een piekbezetting begin maart 2022. Die piek kent een brede onzekerheidsmarge, waarbij versoepelen naar het niveau van de eerdere avondsluiting een effect heeft op de mediane voorspellingen van ongeveer 150 opnames per dag in het ziekenhuis en 15-20 IC-opnames per dag meer dan ten opzichte van de situatie waarin geen versoepelingen worden doorgevoerd, en de onzekerheidsmarge rondom de piekwaarde belangrijk vergroten. Er zal weer een groot beroep op de zorg, en nog meer dan voorheen de gehele zorgketen (van huisarts, mantelzorger, wijkverpleegkundige tot ziekenhuis en verpleeghuiszorg), gedaan worden, met mogelijk consequenties voor geplande zorg. Ofschoon de uitkomsten van de modellering zekerder zijn nu een aantal belangrijke aannames (betreffende ziekenhuisopname, IC-opname en vaccineffectiviteit en ‘immune escape’) op steviger bewijs steunen, blijven er belangrijke onzekerheden. Een daarvan is de boostervaccinatiegraad, waarbij circa een kwart van de bevolking tussen de 18 en 60 jaar nog niet is ingegaan op de oproep de booster te halen. Het is zeer belangrijk dat zij hier alsnog op ingaan.

Het OMT heeft in de bovenvermelde scenario’s gerekend met maatregelen uit de avondsluiting, zoals die ook toegepast zijn op 18 december 2021. Het OMT heeft ook een aantal risicomitigerende regels toegevoegd.

  • 1. Openen van de horeca zowel binnen als buiten. Een risicoreductie wordt hier bewerkstelligd door: triage en gebruik van het coronatoegangsbewijs (3G); gebruik van medische mondneusmaskers, altijd door medewerkers, en voor gasten enkel in de gangen en toiletruimtes; placering en aanhouden van de basismaatregelen zoals de anderhalve meter afstand. Zoals aangegeven is, zijn de scenario’s berekend met een directe of een stapsgewijze verruiming van openingstijden van de horeca;

  • 2. Openen cultuursector, voor zowel binnen- als buitenvoorstellingen. Een risicoreductie wordt hier bewerkstelligd door: triage en gebruik van het coronatoegangsbewijs (vooralsnog 3G); gebruik van medische mondneusmaskers door personeel en bezoekers in de gangen, toiletruimtes, én zittend; placering en aanhouden van de basismaatregelen zoals anderhalve meter afstand. Culturele voorstellingen alleen geplaceerd op één persoon per 5 m2 met een maximale groepsgrootte van 1.250 personen in grote zalen.

  • 3. Openen van recreatie, zoals pretparken, dierentuinen en sauna’s. Een risicoreductie wordt hier bewerkstelligd door: triage en gebruik van het coronatoegangsbewijs (3G); aanhouden van basismaatregelen zoals anderhalve meter afstand, dragen van medisch mondneusmasker in buitenruimtes waar geen anderhalve meter afstand kan worden gehouden.

  • 4. Toestaan van publiek bij sportwedstrijden. Een risicoreductie wordt hier bewerkstelligd door: triage en gebruik van het coronatoegangsbewijs (vooralsnog 3G); medisch mondneusmasker binnen zittend, in gangen en toiletruimtes, en buiten indien 1,5 meter afstand niet gehouden kan worden, waarbij men het stadion op grond van één persoon per 5 m2 tot 1/3 van capaciteit mag benutten, met verplicht spreiden en placeren van toeschouwers;

  • 5. Toestaan van sportwedstrijden tussen clubs.

Ten slotte, wat betreft het tijdstip van ingaan van de avondsluiting zijn in de verschillende fasen van de corona-epidemie verschillende tijden aangehouden, waartussen een keuze gemaakt moet worden. Toegepast zijn tot 05.00 uur, 17.00 uur, 20.00 uur, 22.00 uur of middernacht. Voor de doorgerekende scenario’s met een avondsluiting na 17.00 uur is rekening gehouden met sporten en cultuurbeoefening ook na 17.00 uur.

Duidelijk is dat de mate van risicoreductie (en daarmee het effect van de avondsluiting) afneemt, naarmate contacten later in de avond doorlopen. Immers, overdracht hangt niet alleen af van het aantal contacten, maar ook de duur ervan en de intensiteit. Welk tijdstip van avondsluiting gekozen wordt, is daarmee tevens afhankelijk van de opvolging aan en uitvoering van de risicoreducerende maatregelen als boven geschetst, om de kans op overdracht te verminderen. Dit blijft voor spreiding van de belasting van zorgketen en maatschappij essentieel. Daarbij is ook de boostervaccinatiegraad die uiteindelijk bereikt wordt belangrijk. Mede op deze inschatting en de verwachtte vaccinatiegraad moet een keuze tussen 17.00 uur, 20.00 uur etc., gemaakt worden. Het OMT adviseert voor nu de avondsluiting niet later te laten ingaan dan 20.00 uur.

Het OMT adviseert om bovenstaande openingen steeds gepaard te laten gaan met inzet van het CTB. Ondanks dat het CTB met de omikronvariant en hiermee gepaard gaande ‘immune escape’ waarschijnlijk minder effectief is, heeft deze nog steeds – ook in de analyse van de TU Delft e.a. – een bijdrage aan de risicoreductie op verspreiding door besmettelijke personen die aanwezig zijn in een ruimte. Het CTB moet gezien worden in het licht van een pakket aan maatregelen waarbij elke maatregel op zichzelf misschien geen heel groot effect heeft, maar samengenomen als bundel wel degelijk.

Sociaalmaatschappelijke reflectie en maatschappelijk beeld en uitvoeringstoets

Voor de besluitvorming van 25 januari 2022 is er, naast het epidemiologisch beeld en OMT-advies, zoals gebruikelijk rekening gehouden met het maatschappelijk beeld volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), reflecties op de maatregelen volgens de inzichten van het SCP en de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de ‘Trojka’) en met uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen, de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie, de Veiligheidsregio’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Maatschappelijk beeld en reflectie SCP

Het SCP verwijst naar de eerder gegeven reflecties ten behoeve van besluitvorming op 13 januari 2022 en 13 augustus 2021. Hierin schrijft het SCP dat het verruimen van maatregelen voor horeca en evenementen dat vrijetijdsbesteding bijdraagt aan ontplooiing, ontspanning, ontmoeting, ondersteuning en onderscheiding, en dat dit er juist in tijden van tegenslag enorm toe kan doen. Het verder verruimen van deelname en bezoek aan culturele activiteiten, evenementen, horecabezoek en andere locaties biedt mensen meer mogelijkheden voor activiteiten buitenshuis. Een groep mensen heeft daar sterke behoefte aan, volgens het SCP, en het verruimen van mogelijkheden hiervoor kan een bijdrage zijn aan een verbetering van hun (fysieke en mentale) welbevinden. Het SCP geeft aan dat er veel zorgen zijn over de mentale gevolgen van de crisis voor jongeren en jongvolwassenen. Bij hen zag het SCP tijdens de lockdowns een afname in het psychisch welbevinden en toename van eenzaamheid. Contacten (‘face to face’) met leeftijdsgenoten zijn juist voor hen belangrijk en dragen bij aan de ontwikkeling van hun identiteit. Het SCP benadrukt dat jongeren een belangrijke doelgroep vormen van horeca, entertainment en evenementen en een verruiming van de mogelijkheden voor bezoek daaraan draagt ook bij aan hun mogelijkheden voor ontmoeting met leeftijdsgenoten.

Het SCP stelt dat hoe restrictiever het pakket aan maatregelen en hoe langer het voortduurt, des te lager het (gemiddeld) psychisch welbevinden van burgers is en des te hoger de (gemiddelde) gevoelens van eenzaamheid zijn. Daarbij zijn volgens het SCP een aantal groepen in de samenleving harder geraakt door de coronacrisis dan andere groepen. Het SCP constateert dat de sociaal-maatschappelijke gevolgen van de crisis -zoals een lager psychisch welbevinden, eenzaamheidsgevoelens en opgelopen schulden – zich doorgaans niet snel herstellen en nog lang in het welbevinden van mensen kunnen doorwerken. Het is belangrijk de ontwikkeling in sociaalmaatschappelijke effecten in het oog te houden, rekening te houden met een mogelijk verhoogde vraag naar ondersteuning vanuit het sociaal domein, de geestelijke gezondheidzorg en de jeugdzorg, en de beschikbare ondersteuning daar op orde te brengen. Ook in de periode na de lockdown. Het SCP constateert dat enkele sectoren, waaronder de culturele sector, de horeca en evenementenbranche hard geraakt zijn door de crisis en bijbehorende maatregelen. De culturele sector, de horeca en evenementenbranche bieden voor veel mensen belangrijke activiteiten die bijdragen aan ontplooiing, ontspanning, plezier en ontmoeting. De lockdown en het sluiten van bedrijven, winkels en instellingen brengen volgens het SCP vanzelfsprekend financiële gevolgen voor de getroffen sectoren met zich. Het verruimen van de algemene sluitingstijden ligt als mogelijke aanpassing op het huidige maatregelenpakket op tafel. Het doelbereik en de effectiviteit van het beperkt veranderen van sluitingstijden zou vooraf inzichtelijk moeten zijn.

Het SCP geeft aan dat heldere en transparante communicatie en toegankelijke informatievoorziening belangrijk zijn voor draagvlak in de samenleving, vertrouwen in instituties en het bereiken van zowel kwetsbare groepen als de mensen die niet gevaccineerd zijn. Ook hier geldt dat het belangrijk is om het doel en de effectiviteit van maatregelen helder te onderbouwen en inzichtelijk te maken. Daarnaast verdient het volgens het SCP aanbeveling in de communicatie voldoende aandacht te besteden aan de betekenis van de gedeelde (en eigen) verantwoordelijkheid van mensen voor hun gezondheid en die van anderen. Het SCP noemt het van belang om bij alle communicatie, zowel over maatregelen als het vaccinatiebeleid, aandacht te hebben voor hoe informatie iedereen bereikt, en welke kanalen daarvoor kunnen worden gebruikt.

Tot slot meent het SCP dat het tevens belangrijk blijft het doel en de effectiviteit van bestaande of nieuwe maatregelen helder te onderbouwen. Daarbij dienen alle afwegingen bij de keuzes inzichtelijk te zijn, ook inzichten over gedrag en samenleving, zeker als effectiviteit van maatregelen onzeker is. Deze informatie moet volgens het SCP voor iedereen te begrijpen en toegankelijk zijn en mensen moeten de kosten van eventuele maatregelen ook kunnen dragen. Als dit niet het geval is, kan dit het draagvlak voor beleid ondermijnen en kan toenemend onbegrip maatschappelijke tegenstellingen verscherpen.

Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie Trojka

Uit de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de Trojka blijkt dat een verruiming van de openingstijden grote baten heeft op sociaal, maatschappelijk en economisch gebied. Vanuit dat perspectief is elk uur extra open van groot belang en is er daarom een voorkeur voor ruimere openingstijden dan de eerdere avondsluiting. De Trojka vraagt daarbij om rekening te houden met sectoren die lange tijd gesloten zijn geweest.

De Trojka meent dat in gesloten sectoren (zoals cultuur en horeca) de mogelijkheden om nog enige omzet te draaien zeer beperkt zijn. Voor ondernemers en voor werknemers die thuis zitten, is het volgens de Trojka frustrerend dat er nagenoeg geen ruimte is om te kunnen ondernemen. Terug naar de avondlockdown (waardoor elke sector gedeeltelijk open kan) noemt zij daarom een stap vooruit. Tegelijkertijd brengt ook de avondlockdown hoge sociaalmaatschappelijke en economische kosten mee. De Trojka constateert dat het sociale en economische leven in belangrijke mate stil ligt en meent dat andere landen in Europa op dit moment scherper aan de wind varen en meer ruimte geven aan economie en samenleving. En volgens de Trojka geeft de lagere ziektelast van de omikronvariant aanleiding tot een andere afweging van contactbeperkingen. De Trojka pleit ervoor dat dit afgewogen wordt tegen de maatschappelijke en economische baten van verdere versoepeling. De Trojka stelt dat de voortdurende sluiting van grote delen van de samenleving grote sociaalmaatschappelijke en economische kosten kent. Ondernemers die nu al open kunnen ervaren grote beperkingen vanwege de beperkte openingstijden. Volgens de Trojka knelt dit met name voor werkenden die overdag beperkt ruimte ervaren om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Verder stelt de Trojka dat het mentaal welzijn van veel mensen al onder druk staat en dat een kwart van de jongeren volgens het CBS psychisch ongezond is. Heropening biedt de samenleving weer perspectief, meent de Trojka, en draagvlak en naleving van de geldende maatregelen nemen volgens het RIVM af, ook gegeven het relatief strenge pakket in internationaal perspectief.

De Trojka pleit ervoor om sectoren die een groot deel van de afgelopen twee jaar volledig gesloten zijn geweest te betrekken bij het verdelen van ruimte voor versoepelingen. De Trojka adviseert om in gesprek te gaan over hoe zij de komende periode verantwoord open kunnen. Daarbij denkt de Trojka aan de horeca, culturele instellingen en evenementen. Wat betreft de horeca, schrijft de Trojka, is sociaal verkeer belangrijk voor iedereen. Bovendien hebben ondernemers behoefte om weer te kunnen ondernemen. De Trojka stelt dat de nachthoreca daarbinnen voor velen, en in het bijzonder jongeren, een belangrijke rol speelt om te ontspannen en om nieuwe mensen te ontmoeten, en perspectief verdient op heropening. Voor de culturele instellingen met een beperkt epidemiologisch risico stelt de Trojka dat heropening de acceptatie van het beleid vergroot.

Verder geeft de Trojka aan dat evenementen, zowel cultureel als zakelijk, voorzien in een grote maatschappelijke behoefte. Gelet op de (lange) voorbereidingstijd van evenementen is voorspelbaarheid van beleid van bijzonder belang.

Over het thuiswerkadvies stelt de Trojka dat deze afgestemd moet worden op de maatschappelijke realiteit. De Trojka schrijft dat onderzoek van PricewaterhouseCoopers laat zien dat niet iedereen prettig kan thuiswerken, en dat werkenden collega’s missen en zich minder betrokken voelen bij de organisatie. Langdurig volledig thuiswerken kan volgens de Trojka daarom leiden tot gevoelens van isolatie en eenzaamheid, meer stress, hoger ziekteverzuim en meer burn-outs. Een of twee dagen per week op locatie of kantoor werken kan het verschil maken, volgens de Trojka.

De Trojka meent dat de quarantaineregels (ook na aanpassing) nog steeds beperkend zijn in het onderwijs en in sectoren waar veel jongeren werken. Voor het onderwijs en de kinderopvang biedt de meest recente aanpassing van het quarantainebeleid nog weinig extra ruimte. Deze week zit een op de vier leerlingen thuis in quarantaine, zonder toegang tot online onderwijs. Op slechts 2% van de scholen zijn alle leerlingen welkom. De Trojka constateert dat de quarantaineregels voor scholen en de kinderopvang op dit moment strenger zijn dan in veel andere landen. Met oplopende besmettingscijfers kan het aandeel thuiszittende leerlingen verder stijgen de komende weken, waardoor de structurele onderwijsachterstanden verder oplopen. De Trojka geeft aan dat dit zowel op de korte als de lange termijn grote sociaalmaatschappelijke en economische kosten kent. Verder stelt de Trojka dat voor werkenden en bedrijven de bestaande quarantaineregels knellen door de snelle rondgang van de omikronvariant van het virus. De Trojka meent dat in ieder geval voorkomen dient te worden dat vitale economische processen uitvallen. Bij voorkeur worden afspraken gemaakt tussen werkgever en werknemer. Voor sectoren waar veel jongeren werken (die nog geen boosterafspraak konden maken) kunnen de huidige quarantaineregels extra beperkend zijn volgens de Trojka. Tegelijk is de quarantainemaatregel een gerichte, effectieve maatregel om de virusverspreiding te beperken. De Trojka vindt het daarom wenselijk om de maatschappelijke nadelen van de stingentere quarantainevoorschriften expliciet te wegen tegen de epidemiologische winst.

Ten slotte pleit de Trojka ervoor om alles op alles te zetten om de vaccinatiedoelstellingen op korte termijn te behalen, omdat boosten essentieel blijft om het risico op ernstige ziekte na besmetting te beperken.

Uitvoeringstoets
Nationale Politie, Openbaar Ministerie (OM), buitengewoon opsporingsambtenaren (Rijk)

De politie en het OM signaleren dat de publieke discussie over de maatregelen steeds meer toeneemt, waarbij (ogenschijnlijke) tegenstrijdige uitgangspunten gehanteerd worden door lokale bestuurders en het Rijk. Als gevolg hiervan kan het doorgaan met daadwerkelijk handhaven of repressief optreden volgens de politie en het OM tot een fundamentele vertrouwensbreuk tussen politie en grote delen van de bevolking leiden en repressief optreden bij de massaal aangekondigde acties van burgerlijke ongehoorzaamheid wordt dan nagenoeg onmogelijk. De politie en het OM stellen verder dat georganiseerde thuisfeesten en illegale feesten nog steeds plaatsvinden en dat maatregelen daardoor een averechts effect kunnen hebben, omdat er weinig of geen vormen van beheersing mogelijk zijn. Advies is deze vormen van niet-naleving ook mee te nemen in de overwegingen. De politie en het OM adviseren verder om er rekening mee te houden dat het maatschappelijk ongenoegen nu groter is dan ooit eerder in de pandemie en dat recente incidenten rondom bewindspersonen ook aantonen dat tegenstanders van het beleid zich gelegitimeerd voelen te dreigen, intimideren of daadwerkelijk geweld toe te passen. Tot slot benadrukken politie en OM dat de reguliere en planbare politiezorg onder druk staat, omdat capaciteit nodig is om de openbare orde te handhaven, demonstraties te begeleiden, illegale feesten te beëindigen en ongeregeldheden te voorkomen en bestrijden. Dit leidt tot forse schade in de taakuitoefening en het relatiebeheer. Het verzuim onder politiemedewerkers neemt bovendien hand over hand toe. Door ziekte, maar ook door quarantaine en isolatie.

Ten aanzien van het maatregelenpakket geven de politie en het OM aan dat de consequenties voor hen beperkt zijn. De handhaving en het toezicht op de sectoren die weer open gaan is primair een bestuursrechtelijke aangelegenheid. De politie treedt daar alleen desgevraagd op als sterke arm. Het (beperkt) toelaten van publiek bij voetbal zal wel leiden tot een terugkeer van reguliere werkzaamheden van de politie op dat gebied, maar anders zou er moeten worden opgetreden vanwege protestacties. De opening van de horeca en het weer toestaan van evenementen vragen volgens de politie en het OM vooral tijd voor het inregelen in de roosters. Zij adviseren daarbij de verruiming van openingstijden van met name detailhandel en horeca in de avonduren te differentiëren zodat daarmee spreiding in de vervoersstromen wordt bewerkstelligd. Tot slot verwachten de politie en het OM dat handhavers en politie meer dan voorheen worden opgeroepen bij conflictsituaties rondom CTB-controles. De eerder geadviseerde strafbaarstelling van onjuist gebruik van het CTB kan disproportioneel veel werk voor handhavers en politie daarbij voorkomen. Verzoek is dus daar werk van te maken.

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Veiligheidsregio’s

De VNG en Veiligheidsregio’s vragen in de maatregelen zoveel mogelijk aan te sluiten bij eerdere regels en vragen om ruimhartige steunmaatregelen en perspectief voor lange termijn. Dit bevordert de naleving en vergemakkelijkt de handhaving. De VNG krijgt nu veel signalen dat de huidige steunpakketten onvoldoende zijn. De Veiligheidsregio’s dringen in het verlengde daarvan aan op goede communicatie en onderbouwing van de regels en de VNG adviseert om preciezer aan te geven welke risico’s in de pandemische bestrijding van het virus leiden tot het nemen van de maatregelen. Daarnaast benadrukken de Veiligheidsregio’s dat continuering van de maatregelen weerstand (demonstraties) en sentimenten oproept en dat toezicht en handhaving hun grenzen kennen. Er moet rekening mee worden gehouden dat er geen extra capaciteit meer beschikbaar is. Ook wordt aandacht gevraagd voor inwerkingtreding van de regels. Een goede voorbereidingstijd voor gemeenten voorkomt een valse start.

Ten aanzien van het huidige maatregelenpakket benadrukken de Veiligheidsregio’s dat de huidige openstelling van sport, zonder CTB-plicht buiten, in stand moet blijven. In het kader van handhaafbaarheid vragen de Veiligheidsregio’s verder om een helder onderscheid tussen (para)medische en niet-medische contactberoepen. In de praktijk is een overtreding nu nauwelijks vast te stellen. Voor wat betreft het voorgestelde maatregelenpakket benadrukken de Veiligheidsregio’s dat ondernemers welwillend zijn, maar dat wel duidelijk moet zijn welke eisen precies gelden voor de sectoren (placeren, anderhalve meter, reserveren, mondkapjes). Daarbij wordt ook aandacht gevraagd voor casino’s het toestaan van educatieve activiteiten in culturele instellingen en scoutingsactiviteiten. De VNG geeft aan dat het bij het openstellen van sectoren wenselijk is om goede afspraken te maken met ondernemers en gemeenten in het kader van de handhaving. Daarnaast vraagt de VNG om na te denken over bepalingen waardoor het mogelijk is om lokaal gemotiveerd af te wijken van landelijke maatregelen.

Meer specifiek adviseren de Veiligheidsregio’s om voor de horeca uit te gaan van een sluitingstijd van in elk geval 20.00 uur om dineren mogelijk te maken en is de wens dat er geen sluitingstijd komt voor de cultuursector. De VNG stelt voor om voor alle sectoren dezelfde sluitingstijd te hanteren en ook mogelijkheden te bieden in de avond, bijvoorbeeld met avondvoorstellingen. Voor evenementen geldt dat de Veiligheidsregio’s vooral vragen om perspectief. Dit in verband met de voorbereidingstijd en de start van het evenementenseizoen. Verder dringen zij aan op helderheid over de samenloop van evenementen met jeugdactiviteiten, horeca en de cultuursector en vragen zij aandacht voor de voorwaarden voor het toestaan van publiek bij sport. Inzake de voorgestelde groepsgrootte waarschuwen de Veiligheidsregio’s dat een norm van vijftig personen voor grote locaties problemen kan opleveren. Zij stellen een norm van 1.250 personen voor. Advies is bovendien het maximale aantal van vijftig personen bij een huwelijksvoltrekking en honderd personen bij een uitvaart te heroverwegen en ook aandacht te besteden aan de aankomende verkiezingen. Er is volgens de Veiligheidsregio’s ruimte nodig voor de voorbereiding en campagne.

Voor de CTB-plicht geldt dat de VNG en de Veiligheidsregio’s vragen om continuering van de CTB-subsidieregeling. Ook vraagt de VNG om de subsidieregeling open te stellen voor ondernemers en gemeenten die helpen bij de ondersteuning op de controle van het CTB. Daarnaast benadrukken de VNG en de Veiligheidsregio’s dat regels vaak zijn gewijzigd en goed moet worden gecommuniceerd dat de mondkapjesplicht en anderhalve meter afstand bij de inzet van CTB’s niet vervallen. In de communicatie moet volgens hen tot slot aandacht zijn voor nut en noodzaak van de CTB-plicht. Ook moet er worden gezorgd voor voldoende testcapaciteit en locaties. Zeker als 1G wordt ingevoerd.

Nederlandse Arbeidsinspectie

De Nederlandse Arbeidsinspectie merkt op dat de hoge besmettingscijfers ervoor zorgen dat heel veel mensen in quarantaine moeten. Dit kan meldingen opleveren van werknemers die gedwongen worden om naar de arbeidsplaats te komen, hoewel ze in quarantaine zouden moeten zitten en een knelpunt worden voor werkgevers. Daarnaast benadrukt deze inspectie dat door een ruimere openstelling in horeca en detailhandel meer fysieke controles mogelijk zijn.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit verwacht, zeker met het openstellen van meer branches, meer meldingen van werknemers die in quarantaine moeten maar dat niet mogen van werkgevers. Zij signaleert reeds een toename van deze meldingen.

Coronagedragsunit van het RIVM

De Coronagedragsunit van het RIVM (gedragsunit) adviseert om in te zetten op het veilig leven met het virus en hierbij ondersteuning te bieden. In dat kader stelt de gedragsunit voor versoepelingen in de (middel) langetermijncoronastrategie te plaatsen en te focussen op concrete stappen om zo veilig mogelijk open te gaan én open te blijven. Volgens de gedragsunit moet vorkomen worden dat maatregelen opnieuw moeten worden ingevoerd.

Meer specifiek geldt voor de maatregelen dat de gedragsunit signaleert dat de legitimiteit van het coronabeleid onder druk staat. Het draagvlak voor het ‘basispakket’ (hygiënemaatregelen, (zelf)testen bij klachten, isolatie, mondkapjes in binnenruimtes en thuiswerken) is volgens de gedragsunit weliswaar hoog, maar dit geldt in veel mindere mate voor maatregelen met meer negatieve maatschappelijke impact. Met name de bezoekersbeperking en de sluiting van de culturele sector en restaurants (in mindere mate cafés) worden niet meer als proportioneel ervaren. De gedragsunit adviseert dan ook de algemene sluitingstijden voor horeca, kunst- en cultuurvertoning, evenementen en de nog gesloten dienstverlening te verruimen. Ten aanzien van onderwijs signaleert de gedragsunit dat scholen te maken hebben met veel verzuim en da thuissituaties onder druk staan. Dit heeft volgens de gedragsunit negatieve gevolgen voor welzijn en sociaalemotionele ontwikkeling. De gedragsunit vraagt perspectief te bieden en te overwegen om de (juiste) mondkapjes gratis beschikbaar te stellen aan leerlingen en medewerkers. Voor wat betreft zelftesten merkt de gedragsunit op dat het gemakkelijk moet blijven voor mensen om zich regelmatig te (zelf)testen door deze gratis beschikbaar te (blijven) stellen. Daarnaast vraagt de gedragsunit om een goede uitleg over hoe goed de tests werken bij de omikronvariant, hoe ze correct afgenomen moeten worden en hoe dit handig kan bij kinderen. Ten aanzien van de quarantainemaatregelen signaleert de gedragsunit dat er verwarring bestaat over de regels. De gedragsunit adviseert om dit te verduidelijken en te zorgen voor regels met minder negatieve maatschappelijke impact. Ook de regels voor mondkapjes vragen volgens de gedragsunit om verduidelijking.

Voor wat betreft de communicatie merkt de gedragsunit op dat het draagvlak en de naleving toenemen bij een hogere perceptie van proportionaliteit waarbij enerzijds wordt gekeken naar de dreiging van het virus, de effectiviteit van de maatregelen om die dreiging het hoofd te bieden en de haalbaarheid en implementeerbaarheid van de maatregel, en anderzijds wordt gekeken naar de maatschappelijke impact, zoals de onderwijsachterstand en het fysieke, sociale en mentale welzijn. De gedragsunit adviseert hier in de communicatie nadrukkelijk rekening mee te houden en dus voordelen en nadelen te belichten, het risico van versoepelingen te benoemen, toe te lichten welke alternatieven zijn besproken en aan te geven hoe rekening is gehouden met de eerlijke verdeling van lusten en lasten over alle aandachtsgebieden en groepen. Daarbij stelt de gedragsunit verder dat er begrip moet worden getoond voor groepen die hun leven nog niet kunnen herpakken of die zorgen hebben omdat versoepelingen hen te snel gaan. De gedragsunit adviseert hierbij in te gaan op breed levende tegenargumenten en het verschil in uitgangssituatie uit te leggen met het buitenland. De gedragsunit benadrukt bovendien dat indien ‘doelpalen’ worden verschoven van de bezettingsgraad op de IC naar uitval door quarantaine, dit belang dient te worden toegelicht vanuit breed maatschappelijk perspectief. De gedragsunit benadrukt tot slot dat zichtbare, heldere, frequente en concrete communicatie over het nut en de noodzaak van maatregelen, zelftesten en naleving van de basisregels essentieel blijft, ook met het oog op de omikronvariant.

Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie

Het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) signaleert dat de samenleving massaal laat zien dat zij verwacht dat de huidige beperkingen snel zullen vervallen. Versoepelingen kunnen dus rekenen op draagvlak. Het NKC adviseert daarbij de enorme inspanning die mensen hebben geleverd om de afgelopen periode vol te houden en de weerstand die er is geweest te erkennen. Daarnaast adviseert het NKC een blijk van reflectie te geven op gemaakte keuzes en op geluiden van andersdenkenden. Er is in de media bijvoorbeeld veel aandacht voor sectoren die kritisch zijn op de huidige lockdown. Naar aanleiding van de besluitvormingsronde op 14 januari 2022 is er bovendien kritiek geweest op de keuze bepaalde sectoren eerder ruimte te geven dan andere sectoren. Het is van belang daarop in te gaan en ook het proces te benoemen waarmee het langetermijnperspectief in de komende periode wordt ontwikkeld en indien mogelijk al de eerste belangrijke uitgangspunten te benoemen.

Meer inhoudelijk benadrukt het NKC dat door het hoge aantal besmettingen nog veel mensen in quarantaine zitten. Dit betekent voor het onderwijs dat veel leerlingen in quarantaine zitten, waardoor lessen gemist worden. Dit heeft echter ook gevolgen voor economische sectoren, met name sectoren waarin veel jongeren werken. Hier moet aandacht voor zijn. Het NKC merkt in het verlengde daarvan op dat het verruimen van de algemene sluitingstijden voor de nu nog gesloten sectoren kan rekenen op draagvlak. Voor de uitlegbaarheid helpt het ook als er zo min mogelijk beperkende maatregelen gelden, aldus het NKC. Het NKC merkt op dat het voor bedrijven relevant is om op tijd te weten wanneer ze weer open mogen. Het NKC benadrukt dat erkenning voor clubs, discotheken en grote ongeplaceerde evenementen van belang is. Het is een hard gelag als deze dicht blijven.

Verder adviseert het NKC aandacht te besteden aan het belang van het CTB als instrument en het belang van de correcte naleving. Het NKC signaleert bovendien dat indien de sectoren verder geopend worden, het draagvlak van te strenge adviezen zoals thuisbezoek, thuiswerken en contactadvies voor 70+’ers verder afneemt. Het NKC noemt het raadzaam ook deze adviezen te versoepelen. Het NKC merkt op dat er verder behoefte is aan meer voorspelbaarheid en een langetermijnperspectief. Volgens het NKC zijn er in dit stadium nog veel onzekerheden over de uitgangspunten van de nieuwe aanpak. Het NKC merkt tot slot op dat naar aanleiding van het onderzoek van de TU Delft en anderen veel nieuws is geweest over de afgenomen effectiviteit van het CTB. Dit kan gevolgen hebben voor het draagvlak voor en de naleving van de CTB-verplichtingen. Mogelijk zal het aantal bedrijven dat niet meer vraagt naar het CTB verder toenemen, aldus het NKC.

Afweging

Op basis van onder andere het OMT-advies, de sociaalmaatschappelijke en economische reflectie en uitvoeringstoets en gesprekken met het Veiligheidsberaad heeft het kabinet vandaag besloten een volgende stap te zetten en breed te versoepelen.

Bij de bestuurlijke afweging om tot maatregelen te komen worden naast de signaalwaarden zoals het aantal IC-opnames (zevendaags gemiddelde) alsook ziekenhuis opnames (zevendaags gemiddelde) verschillende contextfactoren betrokken zoals het aantal opgenomen gevaccineerde en niet gevaccineerde personen, de immuniteitsontwikkeling in de maatschappij, de beschikbare ruimte op de IC van dat moment (bijvoorbeeld wel of geen griep), de druk op de zorgketen en de sociaalmaatschappelijke en economische situatie. Ook wordt daarbij informatie uit de dijkbewaking betrokken, bijvoorbeeld over het aantal besmettingen.

Daarbij houdt het kabinet met verschillende bepalende factoren rekening, waaronder: de mate van transmissieremming door vaccinatie, de hoogte en homogeniteit van de vaccinatiegraad, het gedrag van mensen, de introductie vanuit het buitenland door terugkerende reizigers, het seizoenseffect, de afname van antistoffen en mutaties die zich onttrekken aan immuniteitsopbouw.

Zoals uit het bovenstaande ook blijkt, is de ontwikkeling van de epidemie van verschillende uiteenlopende en soms lastig te kwantificeren factoren afhankelijk. Het verloop van de epidemie is tot nu toe grillig en zal dan ook nooit exact te voorspellen zijn. Dat maakt het lastig, zo niet onmogelijk, om exact aan te geven met welk percentage het aantal besmettingen afgenomen dient te zijn, hoe zich dat exact vertaalt naar de afname van de druk op de zorg en op welke termijn deze effecten exact moeten zijn bereikt. Besluitvorming vindt zodoende onvermijdelijk plaats met onzekerheden over het verloop van de epidemie.

Het OMT heeft in zijn advies naar aanleiding van de 139e bijeenkomst aangegeven dat het verantwoord is onder voorwaarden bijna alle activiteiten weer mogelijk te maken tussen 05.00 uur en 20.00 uur.

Het OMT geeft in zijn advies aan dat met het volledig loslaten van alle maatregelen de besmettingen in de bevolking zeer snel zullen toenemen, wat ook als consequenties zal hebben dat de hele zorgketen, met name de eerstelijnszorg, vast kan lopen en er bovendien veel uitval van personeel in alle arbeidssectoren zal zijn. Er komt dan tevens een periode aan waarin het zicht op het virus vermindert door de grote aantallen besmettingen, achterstand in de registratie van meldingen, het afgeschaalde bron- en contactonderzoek en de toename van (niet-geregistreerde) zelftesten. Dit zijn extra overwegingen om de tussenstap van avondsluiting te nemen.

In een fase met meer infecties onder de bevolking die over het algemeen minder ernstige ziekte veroorzaken, is het van belang dat kwetsbaren (conform eerdere advisering) extra voorzichtigheid in acht nemen, omdat de kans groter is dat zij met de omikronvariant in contact komen (zie het 138e advies van het OMT).

Een avondsluiting zoals deze in de deltavariant fase gold, heeft een meerwaarde laten zien, met een duidelijk remmend effect op de epidemie. Het effect van het eventueel loslaten van quarantaine voor kinderen is nog niet meegenomen in de prognoses van het OMT. Daar staat voor het kabinet tegenover dat het wenselijk is om gelet op de maatschappelijke en economische belangen een grotere stap te zetten en te versoepelen naar 22.00 uur. Hiermee neemt het kabinet bewust een grotere stap dan het OMT adviseert. Deze versoepeling kan dan ook enkel verantwoord plaatsvinden wanneer risicobeperkende maatregelen genomen worden en als die maatregelen worden nageleefd. Daarom heeft het Kabinet nog een keer heel duidelijk met de burgemeesters en ondernemersorganisaties gesproken over het belang van naleving, controle en handhaving. Hiermee acht het kabinet het verantwoord om meer mogelijk te maken voor onder andere de horeca, de kunst- en cultuursector, de nu nog gesloten dienstverlening, de sportsector en evenementen.

Tegelijkertijd blijft in sommige sectoren sprake van soms vergaande beperkingen, waarbij het bijvoorbeeld voor de nachthoreca nog niet mogelijk is open te gaan en grootschalige evenementen binnen niet kunnen plaatsvinden in verband met een beperking op aantallen.

Een heroverwegingsmoment is vooralsnog voorzien over drie weken. Dan zal het kabinet weer bezien of verantwoord verdere aanpassingen mogelijk zijn. Daarbij is niet uitgesloten dat nieuwe ontwikkelingen kunnen leiden tot aanscherping van de maatregelen.

In dat kader is relevant dat het OMT heeft aangegeven na het doorvoeren van versoepelingen een pauze in te willen lassen om het effect ervan – en de nieuw beschikbare informatie met betrekking tot de omikronvariant – te kunnen volgen, alvorens tot verdere versoepelingen over te gaan. Dat is in ieder geval de veiligste wijze van versoepelen, een dergelijke pauze moet dan ten minste een periode van drie weken betreffen. Uiteraard zal het OMT eerder adviseren, indien belangrijke informatie, ook informatie die de aannames van de scenariomodellering betreft, beschikbaar komt. Het OMT benadrukt dat het slechts enkele weken in de toekomst kan prognosticeren en de opkomst van een nieuwe variant bijvoorbeeld niet kan voorspellen, maar dat zo’n gebeurtenis wel weer kan leiden tot een advies voor verscherping van maatregelen.

5. Regeldruk

Deze regeling heeft gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven, instellingen en professionals. Voor elk maatregelenpakket geldt dat van de maatregelen kennis moet worden genomen en dat de impact van de maatregelen voor de eigen organisatie moet worden bepaald. Dat geldt ook als er versoepelingen plaatsvinden.

Ook de versoepelingen in deze regeling brengen voor burgers en ondernemingen kennisnamekosten mee. Voor zover sprake is van heropening zijn de kennisnamekosten groter, omdat hieraan voorwaarden zijn verbonden die moeten worden vertaald naar concrete situaties en daarmee de gevolgen voor de eigen organisaties.

Van ondernemers en dienstverleners in de daartoe verplichte sectoren wordt verder gevraagd het CTB en eventueel het identiteitsbewijs te controleren. Deze organisaties zullen hiervoor een proces voor toegangscontrole moeten inrichten, wat kosten en regeldruk met zich meebrengt. Het is gebleken dat het veel vraagt van ondernemers om van alle klanten het CTB en het identiteitsbewijs te controleren. Vanwege de additionele toegangscontrole is de inschatting dat dit gemiddeld twintig seconden per klant zal vergen.

De ondernemers en dienstverleners in de daartoe verplichte sectoren zullen daarnaast worden gevraagd het publiek te placeren door middel van het toewijzen van een vaste zitplaats, met uitzondering van doorstroomlocaties. Het toewijzen van een vaste zitplaats kan kosten en regeldruk meebrengen indien de locatie hier nog niet op is ingericht.

De maatregelen in deze regeling lopen automatisch af op 9 maart 2022 om 05.00 uur. Een heroverwegingsmoment is thans voorzien over drie weken.

Overigens wordt voor het doelbereik van de maatregelen verwezen naar paragraaf 4.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel B

Dit onderdeel herintroduceert de uitzondering op de mondkapjesplicht in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs voor personen die een vaste sta- of zitplaats innemen. Hieraan wordt wel de voorwaarde verbonden dat zij op een veilige afstand tot elkaar zijn geplaceerd. Indien zulks niet het geval is, geldt de uitzondering niet en moeten de betreffende personen een mondkapje dragen in de onderwijsinstelling.

Onderdelen C, F en K

Verschillende bepalingen in de regeling kunnen vervallen, omdat de werkingsduur zoals opgenomen in het artikel verlopen is.

Hoofdstuk 3 (de artikelen 3.2 en 3.3) vervalt. Dit betekent dat het niet langer verboden is zich met meer dan vijftig personen per zelfstandige binnenruimte op te houden in publieke (artikel 3.2) en besloten binnenruimten (artikel 3.3). Artikel 6.5, vierde lid, bevat een uitzondering op de artikelen 3.1, 3.2 en 3.3 en kan ook vervallen, omdat de uitzondering alleen relevant is voor de artikelen 3.2 en 3.3 die met deze regeling vervallen. Artikel 3.1 was reeds vervallen.

Het verbod op het organiseren van evenementen, zoals opgenomen in artikel 5.a1, vervalt. Het is daarom niet langer verboden om evenementen te organiseren. Hierbij moeten wel de overige regels in acht worden genomen, zoals onder andere opgenomen in de artikelen 5.1 en 5.2.

Artikel 4.a1 vervalt en daarmee het verbod een publieke plaats te openen. Hiervoor in de plaats worden de nieuwe artikelen 4.6 en 4.7 opgenomen (onderdeel K). Daarin is geregeld dat winkels tussen 22.00 uur en 05.00 uur gesloten moeten zijn, behoudens enkele uitzonderingen waarvoor geen beperking in openingstijden geldt. Voor de overige publieke plaatsen is de systematiek omgedraaid en is het uitgangspunt nu dat een plaats onbeperkt open is, tenzij artikel 4.7, eerste lid, bepaalt dat deze gesloten is tussen 22.00 uur en 05.00 uur. De placeringsplicht uit artikel 4.a2 is verplaatst naar artikel 4.1c in verband met een logischere indeling van artikelen (onderdeel F).

Paragraaf 6.7 vervalt, waardoor het weer is toegestaan logement aan te bieden aan meer dan vier personen van dertien jaar en ouder.

Onderdeel G

Artikel 4.2 bepaalt de voorwaarden waaronder eet- en drinkgelegenheden geopend mogen zijn voor publiek. Op grond van het tweede lid wordt een eet- en drinkgelegenheid tussen 00.00 uur en 06.00 uur niet opengesteld voor publiek. Omdat nog wel een beperking in de openingstijden geldt, is in het zevende lid (in combinatie met het tweede lid) bepaald dat het tot en met 9 maart 2022 verboden is een eet- en drinkgelegenheid open te stellen voor publiek tussen 22.00 uur en 05.00 uur.

Het negende lid vervalt, zodat eet- en drinkgelegenheden niet langer helemaal gesloten hoeven te zijn voor publiek.

Onderdeel H

Artikel 4.3 bepaalt de voorwaarden waaronder locaties voor de vertoning van kunst en cultuur geopend mogen zijn voor publiek. Het vijfde lid vervalt, zodat deze locaties weer geopend mogen zijn voor publiek. Wel worden enkele aanvullende voorwaarden voor openstelling van locaties voor de vertoning van kunst en cultuur, zoals opgenomen in het eerste lid, onder c, d en e, verlengd tot en met 9 maart 2022. In locaties voor de vertoning van kunst en cultuur moet het publiek geplaceerd worden, met uitzondering van publiek in doorstroomlocaties, mogen niet meer dan 1.250 personen als publiek per zelfstandige ruimte worden toegelaten en deze locaties mogen niet voor publiek worden opengesteld tussen 22.00 uur en 05.00 uur.

Onderdeel I

Bij de kunst- en cultuurbeoefening mogen weer toeschouwers toegelaten worden, met een maximum van 1.250 personen per zelfstandige ruimte.

Onderdeel J

Het is niet langer geheel verboden om toeschouwers bij sportwedstrijden toe te laten. Het vijfde lid van artikel 4.4 vervalt daarom. Wel gelden beperkingen met betrekking tot de tijden waarop en het aantal toeschouwers dat toegelaten mag worden. Dat wordt geregeld in artikel 5.1.

Onderdeel L

Evenementen zijn toegestaan tussen 05.00 uur en 22.00 uur. Voor sportwedstrijden geldt dat in dit tijdsbestek ook weer toeschouwers toegelaten mogen worden.

Onderdeel M

Evenementen mogen weer georganiseerd worden, maar wel onder verzwaarde voorwaarden, zoals reeds bepaald was. Deelnemers moeten tot en met 9 maart 2022 geplaceerd worden op de veilige afstand van elkaar (artikel 5.2, eerste lid, onder f). Bij doorstroomevenementen mag slechts één persoon per 5 m2 voor deelnemers toegankelijke oppervlakte worden binnengelaten en bij evenementen die binnen plaatsvinden mogen ten hoogste 1.250 deelnemers worden toegelaten (artikel 5.2, eerste lid, onder g).

Onderdeel N

Het is toegestaan contactberoepen uit te oefenen tussen 05.00 uur en 22.00 uur. Dat wordt in dit onderdeel geregeld.

Onderdeel O

Het maximumaantal van vijfenzeventig personen per zelfstandige ruimte in instellingen voor beroepsonderwijs en instellingen voor hoger onderwijs blijft tot en met 9 maart 2022 gehandhaafd.

Artikel II Inwerkingtreding

Het kabinet doet een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg. Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c, tweede lid, Wpg zou tot gevolg hebben dat de regeling op haar vroegst een week na vaststelling en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 2 februari 2022. Een groot deel van de huidige maatregelen vervalt echter van rechtswege met ingang van 26 januari 2022 om 05.00 uur, hetgeen gezien de epidemiologische situatie niet zonder meer wenselijk is. De inwerkingtreding van deze regeling is daarom vastgesteld op 26 januari 2022 om 05.00 uur. Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet in te stemmen met de regeling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E.J. Kuipers

Naar boven