Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2022, 26112 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2022, 26112 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en artikel 15, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000;
Besluit:
Onder consumentenprijsindex als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en artikel 15, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000, wordt verstaan: de consumentenprijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De aanpassing wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de periode mei tot en met april, voorafgaand aan de vaststelling van deze ministeriële regeling, heeft ondergaan ten opzichte van dezelfde periode in het daaraan voorafgaande jaar.
Het lesgeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet, wordt voor het cursusjaar 2023–2024 na indexering vastgesteld op € 1.357.
De cursusgeldtarieven, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000, worden voor het cursusjaar 2023–2024 na indexering als volgt vastgesteld:
a. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de assistent-opleiding, de entreeopleiding en de basisberoepsopleiding: € 270.
b. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding: € 654.
c. voor opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, gericht op het behalen van een diploma als bedoeld in de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of onderdelen van dat diploma: € 0,86 voor elke 45 minuten onderwijs, berekend op basis van het normatieve aantal minuten onderwijs per jaar van de opleiding waarvoor inschrijving heeft plaatsgevonden.
De Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2022–2023 wordt met ingang van 1 augustus 2023 ingetrokken.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De hoogte van het lesgeld is geregeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet. Het lesgeldbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex en wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.
De hoogte van het cursusgeld wordt op grond van artikel 6, vierde lid, van de Les- en cursusgeldwet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald. In artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 is de hoogte van het cursusgeld nader geregeld. Op grond van het tweede lid van dat artikel worden de cursusgeldtarieven jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld aan de hand van de consumentenprijsindex. In artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en in artikel 15, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 is geregeld dat bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder de consumentenprijsindex wordt verstaan.
In de onderhavige regeling worden drie onderwerpen geregeld:
– de betekenis van het wettelijke begrip consumentenprijsindex;
– de indexeringswijze van de cursusgeldtarieven; en
– de hoogte van de lesgeld- en cursusgeldtarieven voor het jaar 2023–2024 na indexering.
Vanwege de recente economische en geopolitieke ontwikkelingen, zijn de prijzen voor producten en het afnemen van diensten gestegen. In april 2022 is de inflatie met 9,6% toegenomen ten opzichte van april 2021. Op dit moment wordt het les- en cursusgeld jaarlijks geïndexeerd aan de hand van dit inflatiecijfer van de maand april, voorafgaand aan de aanpassing van het bedrag,ten opzichte van de maand april van het daaraan voorafgaande jaar. Deze stijging heeft daarom directe gevolgen voor de hoogte van het les- en cursusgeld.
De recente ontwikkelingen tonen aan dat de huidige systematiek van indexering van het les- en cursusgeld gevoelig is voor (tijdelijke) pieken en dalen van de inflatie. Daarom wordt in deze regeling de wijze van indexering van het cursusgeld aangepast. Daarmee wordt aangesloten bij de wijziging in de wijze van indexering van het wettelijk collegegeld in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008.
De wijze van indexering van het lesgeld is wettelijk verankerd in de Les- en cursusgeldwet. Om die wijze aan te passen is een wetstraject vereist, waardoor die indexering op zijn vroegst kan worden gewijzigd per studiejaar 2024–2025. Hier is een apart wetstraject voor gestart.
Met deze regeling wordt de wijze waarop het cursusgeld wordt geïndexeerd gewijzigd vanaf studiejaar 2023/2024. De hoogte van het cursusgeld wordt jaarlijks voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het cursusjaar waarop de wijziging betrekking heeft, aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. De indexatie wordt na inwerkingtreding van deze regeling bepaald door te kijken naar de gemiddelde procentuele wijziging van de consumentenprijsindex van het meest recente jaargemiddelde. Hierbij wordt het jaargemiddelde berekend op basis van de gemiddelde consumentprijsindex over de periode mei tot en met april voorafgaand aan de vaststelling van het cursusgeld. Het gemiddelde wordt berekend door de consumentenprijsindex voor de betreffende maanden, zoals gerapporteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, op te tellen en te delen door 12. Het cursusgeld wordt uiterlijk 30 september van het jaar voorafgaand aan het studiejaar waarvoor het cursusgeld zal gelden, vastgesteld.
Door de indexatie van de hoogte van het cursusgeld te baseren op het jaargemiddelde werken economische ontwikkelingen vertraagd door op het cursusgeld. Een (tijdelijke) stijging in de inflatie resulteert na wijziging van de indexeringswijze in een beperkte(re) toename van het cursusgeld. Een daling van de inflatie (of deflatie) zal, op een zelfde wijze, ook met vertraging doorwerken in de hoogte van het cursusgeld. Deze wijziging komt de voorspelbaarheid en stabiliteit van het cursusgeld ten goede omdat de percentages waarmee de hoogte van het cursusgeld wordt geïndexeerd minder volatiel zijn. De verwachting is dan ook dat met deze wijziging de wijze van indexering beter bestand is tegen incidentele fluctuaties van de inflatie. Het is mogelijk dat toekomstige structurele of langdurige trends met betrekking tot de inflatie aanleiding zouden kunnen zijn om de indexeringswijze wederom te herzien.
Het lesgeld is verschuldigd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het cursusgeld is verschuldigd aan de instelling. Onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.
Besluiten over de indexatie van het cursusgeld hebben invloed op de inkomsten van mbo-instellingen. Zoals aangegeven wordt het cursusgeld betaald aan mbo-instellingen. Door bij het indexeren van het cursusgeld gebruik te maken van het jaargemiddelde van de consumentenprijsindex zal het cursusgeld voor het studiejaar 2023/2024 minder snel stijgen dan wanneer de huidige indexeringssystematiek zou worden gehanteerd. De inkomsten uit cursusgelden worden € 2,75 miljoen lager geraamd voor het cursusjaar 2023/2024 dan wanneer de huidige systematiek zou worden gecontinueerd.
Voor de student betekent de nieuwe systematiek dat het cursusgeld voor het studiejaar 2023/2024 minder hoog zal uitvallen dan wanneer de huidige systematiek wordt gehanteerd. De stijging zal op basis van de nieuwe wijze van indexeren 4,74% bedragen. Onder de huidige systematiek zou dat 9,6% zijn.
Ten aanzien van het lesgeld verandert onderhavige regeling niets aan de indexering. Hiervoor is namelijk een wetswijziging vereist, waar een apart traject voor is opgestart.
De wijzigingen in deze regeling hebben geen grote gevolgen voor de regeldruk. Instellingen kunnen op dezelfde wijze het cursusgeld blijven innen. Zij zijn ook ruim op tijd op de hoogte van de wijziging van de indexeringssystematiek en de nieuwe bedragen. Daarbij komt dat de nieuwe wijze van indexering het voor instellingen makkelijker maakt om hun inkomsten in de toekomst te voorspellen. Wel vraagt de nieuwe wijze van indexering om een kleine aanpassing in de begrotingssystematiek van instellingen.
Artikel 1 regelt wat onder de consumentenprijsindex (CPI) moet worden verstaan.
In artikel 2 wordt bepaald hoe aan de hand van de CPI het cursusgeld moet worden geïndexeerd. Tot studiejaar 2022–2023 werd daarbij aangesloten bij de wijze van indexering van het lesgeld zoals bepaald in artikel 5, derde lid, van de Les- en cursusgeldwet. Vanwege de grote inflatie in de maand april 2022, en om in de toekomst het effect van al te grote pieken en dalen op te vangen, wordt de wijze van indexering aangepast. Vanaf studiejaar 2023–2024 zal de indexering van de cursusgeldtarieven worden bepaald door te kijken naar de gemiddelde procentuele wijziging van de CPI van het meest recente jaargemiddelde. Hierbij wordt het jaargemiddelde bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de periode van mei tot en met april heeft ondergaan ten opzichte van dezelfde periode in het daaraan voorafgaande jaar. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze van indexering van het wettelijk collegegeld, die per collegejaar 2023–2024 wordt aangepast. De regering is voornemens de wijze van indexering van het lesgeld zal overeenkomstig aan te passen middels een wetswijziging.
Het lesgeldbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex. Het bedrag wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. De indexering wordt op grond van artikel 5, derde lid, van de Les- en cursusgeldwet bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de consumentenprijs over de maand april, voorafgaand aan de onderhavige aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand april van het daaraan voorafgaande jaar. Over de maand april 2021 bedroeg dit indexcijfer 109,36 en over de maand april 2022 bedroeg dit indexcijfer 119,81. De procentuele wijziging is daarmee 9,56 procent.1
Het lesgeld voor het cursusjaar 2023–2024 bedraagt € 1.357 aan de hand van de volgende berekening: € 1.239 (lesgeld 2022–2023) + 9,56 procent van 1.239 = € 1.357,39 afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is dit € 1.357.
In artikel 2 van deze regeling is bepaald dat de indexering van de cursusgeldtarieven wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging van de CPI van het meest recente jaargemiddelde, waarbij het jaargemiddelde wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over een periode van mei tot en met april heeft ondergaan ten opzichte van dezelfde periode in het daaraan voorafgaande jaar. De cursusgeldtarieven, met uitzondering van het tarief onder sub c, worden afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. Het tarief onder sub c wordt afgerond op twee cijfers achter de komma. De tarieven zijn als volgt berekend:
Ad a. € 258 + 4,74% van € 258 is € 270,24 afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is € 270;
Ad b. € 624 + 4,74% van € 624 is € 653,60 afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is € 654;
Ad c. € 0,82 + 4,74% van € 0,82 is € 0,8589 afgerond op twee cijfers achter de komma is € 0,86.
Deze regeling geldt voor het cursusjaar 2023–2024. Elk jaar wordt voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het cursusjaar waarop de herziening betrekking heeft, een nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de regeling van het jaar daarvoor wordt ingetrokken. De Regeling vaststelling tarieven lesgeld en cursusgeld 2022–2023 wordt daarom ingetrokken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Dit betreft het afgeronde percentage. In de berekeningen met dit percentage wordt uitgegaan van het onafgeronde percentage.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-26112.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.