ARTIKEL I
De Subsidieregeling heterogene brugklassen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van het begrip ‘minister’ komt te luiden:
- minister:
-
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;.
2. In de definitie van het begrip ‘school’, onderdeel a, vervalt ‘VO BES,’.
B
In artikel 6 komt het vijfde lid als volgt te luiden:
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
-
d1. in afwijking van de onderdelen c en d start de subsidieontvanger aan wie naar aanleiding
van een aanvraag als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, subsidie is verstrekt, uiterlijk
in schooljaar 2022/2023 met de activiteiten, genoemd in artikel 3, en zorgt de subsidieontvanger
ervoor dat deze activiteiten uiterlijk met ingang van schooljaar 2024/2025 zijn gerealiseerd;.
2. Na onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
-
f1. in afwijking van onderdeel f zendt de subsidieontvanger aan wie naar aanleiding van
een aanvraag als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, subsidie is verstrekt, uiterlijk
op 1 november 2024 een rapportage als bedoeld in het voorgaande lid aan DUS-I. De
subsidieontvanger toont daarbij in elk geval aan hoe het aanbod van heterogene brugklassen
op de vestiging waarvoor subsidie is ontvangen vanaf schooljaar 2024/2025 zich verhoudt
tot het aanbod van heterogene brugklassen op dit vestiging in schooljaar 2022/2023;.
D
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot derde tot en met
het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
-
2. In afwijking van het voorgaande lid geldt voor subsidieontvangers aan wie naar aanleiding
van een aanvraag als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, subsidie is verstrekt, dat
de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt vóór 1 januari 2026 worden uitgevoerd.
Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet
aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging
wordt verstrekt.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022, met uitzondering van
artikel I, onderdeel A, onder 2, dat in werking treedt met ingang van 2 augustus 2022.
TOELICHTING
Op 30 september 2021 is de Subsidieregeling heterogene brugklassen gepubliceerd (Staatscourant 2021, 42182). Het doel van deze subsidieregeling is om scholen in het voortgezet onderwijs te
stimuleren om (meer, breder samengestelde of langere) heterogene brugklassen in te
richten: klassen in de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs waarin leerlingen
van twee of meer schoolsoorten of leerwegen bij elkaar zitten. Dit geeft leerlingen
in de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs meer tijd om op het voor hen best
passende niveau te komen. De subsidieregeling is onderdeel van het Nationaal Programma
Onderwijs en is mede gericht op het vergroten van kansengelijkheid van leerlingen.
De subsidie (€ 100.000 per vestiging) is bedoeld als tegemoetkoming in de transitiekosten
die gemaakt moeten worden voor de introductie, verlenging, verbreding, uitbreiding
en / of verbetering / doorontwikkeling van heterogene brugklassen. In de twee aanvraagperioden
waarin tot dusverre subsidie aangevraagd kon worden, zijn in totaal 660 aanvragen
gehonoreerd. Omdat voor deze subsidieregeling in 2022 in totaal € 102 miljoen beschikbaar
is en er scholen zijn die in de eerste twee aanvraagtermijnen nog geen subsidie hebben
aangevraagd maar dat alsnog zouden willen doen, wordt met deze wijzigingsregeling
in de Subsidieregeling heterogene brugklassen een derde en laatste aanvraagperiode
geïntroduceerd waarin scholen subsidie kunnen aanvragen. Uit artikel 4 (subsidieplafond
voor deze regeling: € 102 miljoen in totaal) en artikel 6 (resterende middelen na
de eerste en tweede aanvraagperiode zijn beschikbaar voor volgende aanvraagperiode(n))
van de regeling volgt dat in de derde aanvraagperiode € 36 miljoen beschikbaar is
voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling. Daarmee kunnen nog 360 tot 400
aanvragen worden gehonoreerd: 360 voor het volledige subsidiebedrag van € 100.000,
400 als sprake is van het minimale subsidiebedrag van € 90.000 wanneer sprake is van
meer dan 360 aanvragen.1
De regeling wordt hiervoor gewijzigd op een beperkt aantal onderdelen, die alleen
van toepassing zijn op aanvragen die worden ingediend in die derde aanvraagperiode.
Voor het overige blijft de regeling – behoudens enkele technische aanpassingen in
verband met de inwerkingtreding van de Wet Voortgezet Onderwijs 2020 per 1 augustus
2022 – ongewijzigd.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Dit onderdeel behelst enkele technische wijzigingen in artikel 1 van de regeling in
verband met de inwerkingtreding van de Wet Voortgezet Onderwijs 2020 per 1 augustus
2022. Aangezien deze wijzigingsregeling op die datum in werking treedt, is het nodig
regeling hiermee in lijn te brengen, voor zover dit nog niet is gebeurd met de Aanpassingsregeling
WVO 2020 (Stcrt. 2022, 993).
Artikel I, onderdeel B
Dit onderdeel introduceert in een nieuw vijfde lid van artikel 6 van de regeling de
derde – en tevens laatste – aanvraagperiode waarin op grond van deze subsidieregeling
subsidie aangevraagd kan worden. De periode is relatief kort (5 september 2022 – 22 september
2022). De einddatum is op 22 september 2022 gesteld zodat subsidies nog daadwerkelijk
in 2022 kunnen worden toegekend, hetgeen nodig is omdat het budget alleen in 2022
beschikbaar is. De begindatum is op 5 september 2022 gesteld omdat de zomervakantie
dan in alle regio’s is afgelopen. Hoewel relatief kort, telt de aanvraagperiode toch
drie volledige werkweken. Bovendien is vóór de inwerkingtreding aan scholen gecommuniceerd
dat van 5 september tot en met 22 september 2022 een derde en laatste mogelijkheid
geboden zou worden om subsidie aan te vragen ten behoeve van heterogene brugklassen.
Daarmee is sprake van een redelijke en uitvoerbare termijn.
Op grond van het oude (en nu gewijzigde) vijfde lid van de regeling zal de minister
‘nog één of meerdere aanvraagperioden’ openstellen indien na de tweede aanvraagperiode
nog middelen resteren. Gezien de reeds korte doorlooptijd van de nu geïntroduceerde
derde aanvraagperiode, is een vierde of latere aanvraagperiode niet meer realistisch.
Aangezien de middelen voor deze regeling alleen in 2022 beschikbaar zijn, is deze
derde aanvraagperiode tegelijkertijd de laatste aanvraagperiode waarin op grond van
deze regeling subsidie aangevraagd kan worden. Wel is er in het Coalitieakkoord afgesproken
dat ook na 2022 middelen beschikbaar worden gesteld voor (een subsidieregeling) heterogene
brugklassen.2 Daarvoor zal een nieuwe subsidieregeling nodig zijn, die qua opzet en invulling overigens
af kan wijken van deze (nu gewijzigde) subsidieregeling heterogene brugklassen. Middelen
voor een eventuele nieuwe subsidieregeling voor dit doel – en dus ook een eventuele
nieuwe subsidieregeling – zullen niet eerder dan in 2023 beschikbaar zijn. Definitieve
besluitvorming hierover is op het moment van publicatie van deze wijzigingsregeling
nog niet afgerond.
Artikel I, onderdeel C
Met dit onderdeel wordt artikel 8 van de regeling gewijzigd met het oog op realistische
subsidievoorwaarden voor aanvragen die in de derde aanvraagperiode worden ingediend.
Van scholen die subsidie hebben aangevraagd in de eerste aanvraagperiode (1 oktober
2021 – 12 november 2021) is gevraagd de activiteiten in schooljaar 2021/2022 te starten,
met het oog op resultaten in termen van meer, bredere, langere of betere heterogene
brugklassen in elk geval vanaf bij de aanvang van schooljaar 2023/2024. Zo hebben
zij ruim een schooljaar om de daarvoor benodigde activiteiten uit te voeren. Ook voor
scholen die in de tweede aanvraagperiode (7 maart 2022 – 18 april 2022) subsidie hebben
aangevraagd worden bedoelde resultaten uiterlijk bij de aanvang van schooljaar 2023/2024
verwacht. Zij hebben in principe ook een heel schooljaar om de daarvoor benodigde
activiteiten uit te voeren, maar aangezien de subsidie enige tijd na afronding van
de aanvraagperiode wordt vastgesteld (ten hoogste 13 weken na 18 april 2022) wordt
van deze aanvragers niet gevraagd om al in schooljaar 2021/2022 te starten, maar uiterlijk
in schooljaar 2022/2023 (in schooljaar 2021/2022 starten mag wel). Van scholen die
in de met deze regeling geïntroduceerde nieuwe derde aanvraagperiode subsidie aanvragen,
kan per definitie niet gevraagd worden om al in schooljaar 2021/2022 te starten met
de activiteiten, aangezien deze wijzigingsregeling pas per 1 augustus 2022 (dus begin
schooljaar 2022/2023) in werking treedt. Daarom wordt van hen gevraagd de activiteiten
in elk geval in schooljaar 2022/2023 te starten. Aangezien de subsidie voor aanvragen
die worden ingediend in de derde aanvraagperiode pas eind 2022 zal kunnen worden vastgesteld,
zouden scholen die in de derde aanvraagperiode subsidie hebben aangevraagd slechts
een half schooljaar hebben om de activiteiten uit te voeren die nodig zijn om het
beoogde resultaat te halen. Daarom wordt van scholen die in de derde aanvraagperiode
subsidie aanvragen gevraagd dat zij die resultaten ten minste vanaf bij de aanvang
van schooljaar 2024/2025 boeken.
Artikel I, onderdeel D
In lijn met de wijziging van artikel 8 van de regeling, wordt de einddatum van de
uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt voor aanvragen in
de derde aanvraagperiode op 1 januari 2026 gesteld in plaats van 1 januari 2025, dat
als einddatum voor de aanvragen in de eerste en tweede aanvraagperiode geldt.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma