TOELICHTING
1. Aanleiding
In het belang van het borgen van de energieleveringszekerheid in de komende winter
is het, mede in het licht van de gespannen situatie op de gasmarkt als gevolg van
de oorlog in Oekraïne, essentieel dat de Europese en Nederlandse gasopslagen in de
komende maanden goed worden gevuld. In het regeerakkoord heeft de Nederlandse regering
opgenomen dat er verplichte vulpercentages voor gasopslagen moeten komen1. In haar mededeling van 8 maart 2022 heeft de Europese Commissie aangekondigd te
komen met een voorstel voor verplichte vulling van gasopslagen in de Europese Unie,
tot en met einde van het winterseizoen2. Op 23 maart 2022 heeft de Europese Commissie haar voorstel gepresenteerd3.
De Europese Commissie stelt voor om aan de lidstaten een verplichting op te leggen
om de gasopslagen op het grondgebied van de lidstaat per 1 november 2022 voor 80%
gevuld te hebben. Vanaf 2023 geldt in beginsel een verplichting van 90%. Het betreft
hier een geaggregeerde verplichting op lidstaatniveau. In het voorstel wordt aan de
lidstaten gelaten op welke wijze zij invulling geven aan deze verplichting. De onderhandelingen
op Europees niveau over de concrete vormgeving van de vulverplichting lopen nog en
worden naar verwachting kort voor of kort na het zomerreces afgerond.
Het vulseizoen – dat eindigt in oktober – is op 1 april van start gegaan. Het volledig
vullen van een grote gasopslag, zoals de gasopslag Bergermeer, vergt circa 100 dagen
gedurende welke er gas wordt geïnjecteerd. Als gevolg van technische problemen kunnen
er evenwel injectiedagen uitvallen. Daarnaast zijn er dagen waarop het verschil tussen
de inkoopprijs van het gas dat moet worden opgeslagen en de forward verkoopprijs van
het opgeslagen gas (de Day Ahead winterspread) zodanig groot is, dat het niet wenselijk
dat er gas wordt aangekocht ten behoeve van injectie. Om deze redenen is het noodzakelijk
om rekening te houden met een vulperiode van tenminste 120 dagen, doch bij voorkeur
180 dagen.
Dit betekent dat lidstaten de uitkomst van het Europese traject niet af kunnen wachten
voor het treffen van maatregelen om de vulling van opslagen te bevorderen. Om deze
reden heeft het kabinet er voor gekozen om maatregelen te treffen om een vulgraad
van 80% te realiseren4. Ook de Europese Commissie heeft in de hiervoor genoemde mededeling aangegeven dat
– om voorbereid te zijn op komende winter – het vullen van de gasopslagen in Europa
nu moet starten.
De totale relevante opslagcapaciteit van de Nederlandse seizoensopslagen bedraagt
13,5 miljard m3, 80% van deze capaciteit bedraagt 10,8 miljard m3. Voor drie Nederlandse opslagen zijn er voor wat betreft de vulling van deze opslagen
afspraken vastgelegd in het Norg-akkoord5. Deze afspraken leiden voor de drie verschillende opslagen tot een verwachte vulstand
van:
Opslagen*
|
Werkvolume
(miljard m3)
|
Verwachting vulstand 1/10/2022
(miljard m3)
|
Norg
|
6
|
4,8
|
Grijpskerk
|
2,4
|
2,4
|
Alkmaar
|
0,5
|
0,5
|
Totaal
|
8,9
|
7,7
|
In het licht van de door Nederland beoogde vulgraad kan hier uit de gewenste vulstand
voor Bergermeer worden afgeleid: deze komt met 3,1 miljard m3 neer op ca. 68% van de totale beschikbare opslagcapaciteit (4,6 miljard m3).
De capaciteit voor de gasopslag Bergermeer is voor ca. 90% (4,2 miljard m3 van 4,6 miljard m3) door marktpartijen geboekt:
-
− Gazprom heeft tot 2043 gebruiksrechten ten aanzien van ca. 2 miljard m3 van de beschikbare opslagcapaciteit6;
-
− overige marktpartijen hebben op de door TAQA georganiseerde veilingen voor de winter
2022/23 ca. 2,2 miljard m3 (22 TWh) van de beschikbare opslagcapaciteit gekocht;
-
− ca. 0,4 miljard m3 (4,17 TWh) is tijdens de veilingen onverkocht gebleven.
Dat de beschikbare capaciteit geboekt is, zegt evenwel niets over de mate waarin de
geboekte capaciteit ook daadwerkelijk gevuld wordt. Ter vergelijking:
|
Geboekte capaciteit
(miljard m3)
|
Gevulde capaciteit per 1/10
(miljard m3)
|
1/10 2021
|
4,21
|
1.35
|
1/10/2020
|
4.67
|
4.39
|
1/10/2019
|
4.67
|
4.70
|
1/10/2018
|
4.67
|
3.97
|
Het overzicht laat zien dat de hoogcalorische opslag Bergermeer afgelopen winter matig
gevuld was. Hiervoor zijn meerdere oorzaken aan te voeren. In de eerste plaats functioneert
de opslagmarkt als gevolg van de oorlogssituatie gecombineerd met de grote EU-afhankelijkheid
van Russisch gas momenteel niet goed. Normaal gesproken functioneert het vullen van
de opslagen op grond van relatief lage prijzen in de zomer, als het gas wordt gekocht,
en hoge prijzen in de winter, als het opgeslagen gas wordt verkocht. Momenteel zien
we echter het omgekeerde (hoge prijzen in het vulseizoen en forwardprijzen voor het
winterseizoen die lager liggen) en zien we ook dat de huidige gasprijs extreem hoog
is. Deze combinatie van factoren zorgt ervoor dat marktpartijen op dit moment uiterst
terughoudend lijken te zijn ten aanzien van het vullen van opslagen voor de aankomende
winter. De prijsrisico’s met kans op (zeer hoge) verliezen zijn voor veel marktpartijen
te groot7. Marktpartijen verwachten verlies te lijden bij het vullen van de opslag en hebben
daarbij hoge financieringskosten. In die situatie zullen partijen niet overgaan tot
het kopen van capaciteit en voor zover die al wel hebben, zullen ze niet overgaan
tot het vullen daarvan.
Voorts maakte Gazprom afgelopen winter geen gebruik van zijn 40%-gebruiksrecht op
deze opslag. Het is niet duidelijk of deze keuze het gevolg is van de ontwikkelingen
in de opslagmarkt of dat dit voortkomt uit strategische overwegingen.
Concluderend kan worden geconstateerd dat marktpartijen op dit moment uiterst terughoudend
lijken te zijn ten aanzien van het vullen van opslagen voor de aankomende winter:
de prijsrisico’s met kans op (zeer hoge) verliezen zijn voor veel marktpartijen te
groot.
Het kabinet heeft aangekondigd dat het voornemens is de beoogde vulgraad te realiseren
met behulp van twee maatregelen8:
-
1) Een subsidiemaatregel die marktpartijen met behulp van een tenderregeling beoogt te
stimuleren:
-
2) Het aanwijzen van een Energie Beheer Nederland B.V. als partij om gas op te slaan
in Bergermeer voor het vullen van de resterende vulbehoefte voor de gasopslag Bergermeer
tot 3,1 miljard m3 (31 TWh, 68% van de totale capaciteit).
De totale uitgaven gemoeid met de twee maatregelen hangen grotendeels af van de uiteindelijke
zomer-winter spread. De uitgaven zijn geraamd op € 623 miljoen, waarvan circa € 406,4
miljoen voor de subsidieregeling en € 216,6 miljoen voor de vergoeding aan EBN9. Om de maatregelen zo spoedig mogelijk te kunnen treffen, heeft het kabinet een incidentele
suppletoire begroting ingediend10. Het subsidieplafond is voor deze regeling vastgesteld op € 406,4 miljoen (artikel
II).
2. Inhoud van de subsidiemaatregel
Met onderhavige subsidiemaatregel wordt beoogd het vullen van de gasopslag Bergermeer
in het opslagjaar 2022 voor marktpartijen voldoende aantrekkelijk te maken. In de
reguliere marktsituatie verdienen gasbedrijven geld aan een positieve zomer-winter-spread.
Dit is het verschil tussen de prijs waarvoor het gas dat tijdens het vulseizoen wordt
ingekocht en opgeslagen en de prijs waartegen het opgeslagen gas in de winter op de
markt wordt verkocht. Deze inkomsten dekken de kosten die zij maken voor gasopslag
en vormen hun winst. De gemaakte kosten bestaan daarbij uit de capacity fee voor het
gebruik van de opslag, de injectie- en onttrekkingskosten, financieringskosten en
kredietkosten ten behoeve van het inkopen van gas en overige kosten voor het vullen
van de gasopslag.
2.1 Subsidiabele activiteiten
Op grond van deze subsidieregeling geeft de Minister voor Klimaat en Energie (hierna:
de minister) subsidie voor het uitvoeren van een gasopslagproject dat gericht is op
het vullen door van de voor het opslagjaar 2022 niet geboekte capaciteit van de gasopslag
Bergermeer en de door gasbedrijven voor het opslagjaar 2022 geboekte de capaciteit
van de gasopslag Bergermeer (artikel 4.9.2, eerste lid). De subsidiabele activiteiten
betreffen het vullen van capaciteit in de gasopslag Bergermeer door gasbedrijven door
middel van het injecteren en opslaan van gas in de gasopslag Bergermeer (artikel 4.9.2,
derde lid) en, voor de onverkochte capaciteit, het verwerven van capaciteit in de
gasopslag Bergermeer door het sluiten van een ‘Primary Capacity Agreement’ (hierna:
PCA) met het gasopslagbedrijf Bergermeer (artikel 4.9.2, tweede lid). Een PCA is daarbij
een overeenkomst tussen gasopslagbedrijf Bergermeer en een gasbedrijf over de verkoop
en aankoop van capaciteit in de vorm van standaard gebundelde eenheid (SBU) van de
capaciteit in de gasopslag Bergermeer. Een SBU is de minimale eenheid waarin capaciteit
op de veiling wordt aangeboden door het gasopslagbedrijf Bergermeer en omvat 1MWh
aan opslagruimte en bijbehorende injectie en productierechten conform de SSSA.
2.2 Doelgroep
De subsidiemaatregel is gericht op gasbedrijven die actief zijn in de opslagmarkt
en een ‘Standard Storage Services Agreement’ (hierna: SSSA) hebben afgesloten met
het gasopslagbedrijf Bergermeer. Dit is een overeenkomst tussen gasopslagbedrijf Bergermeer
en het gasbedrijf waarin de voorwaarden voor het gebruik van capaciteit in de gasopslag
Bergermeer zijn opgenomen. Voordat partijen een dergelijke overeenkomst kunnen sluiten
vindt een uitvoerige doorlichting van het gasbedrijf plaats door het gasopslagbedrijf
Bergermeer, onder andere om krediet risico’s uit te sluiten. Dit proces neemt doorgaans
enkele weken in beslag.
Alleen partijen die een SSSA hebben gesloten met het gasopslagbedrijf Bergermeer mogen
deelnemen aan door het gasopslagbedrijf Bergermeer georganiseerde veilingen waar opslagcapaciteit
voor de gasopslag Bergermeer voor een opslagjaar wordt verkocht.
Omdat het gezien de beperkte duur van het opslagseizoen wenselijk is om partijen zo
snel mogelijk opslagcapaciteit te laten vullen, bepaalt de regeling dat alleen partijen
die een SSSA met het gasopslagbedrijf Bergermeer gesloten hebben een subsidieaanvraag
kunnen indienen (artikel 4.9.3, onderdeel a).
Voorts is, naar analogie met het vijfde sanctiepakket11, besloten deze regeling niet open te stellen voor gasbedrijven die direct of indirect
voor meer dan 50% in handen zijn van, handelen namens of handelen op aanwijzing van
de Russische staat of waarvoor Rusland, de Russische regering of de Centrale Bank
van Rusland het recht heeft deel te nemen in de winst, of waarmee Rusland, de Russische
regering of de Centrale Bank van Rusland andere wezenlijke economische betrekkingen
heeft (artikel 4.9.3, onderdeel b). Dit omdat het kabinet het niet wenselijk acht
wanneer deze subsidieregeling zou worden gebruikt ter financiering van deze partijen.
2.3 Hoogte van subsidie
2.3.1 Prijsverschil en afslag
Ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van de subsidie wordt het prijsverschil
verminderd met een afslag op basis van bieding van het gasbedrijf in de opengestelde
tender (artikel 4.9.4, eerste lid). Met behulp van de afslag kan het gasbedrijf de
kosten dekken die het maakt ten behoeve van het vullen van de opslag.
Het prijsverschil betreft het gewogen prijsverschil (spread) tussen inkoopprijs voor
het gas dat wordt opgeslagen en de forward verkoop prijs van het opslagen gas voor
alle dagen gedurende de periode van 13 juni 2022 tot en met 20 oktober 2022 waarop
de gasopslag Bergermeer beschikbaar was voor injectie en de spread niet lager was
dan -16 euro (artikel 4.9.4, eerste lid, onderdeel a, onder 1°). Dit is de periode
waarin gasbedrijven ter uitvoering van gasopslagprojecten waarvoor op grond van deze
regeling subsidie wordt verleend inkopen ten behoeve van opslag (de prijsperiode,
artikel 4.9.4, eerste lid, onderdeel a, onder 4°). De gasopslag Bergermeer is vanaf
21 oktober 2022 tijdelijk niet beschikbaar voor injectie als gevolg van onderhoud.
Het laatste moment voor 1 november 2022 waarop gas kan worden ingekocht ten behoeve
van injectie is daarmee 20 oktober 2022.
Op het moment dat gasbedrijven gas inkopen voor opslag zetten zij in de praktijk tegenover
deze inkooptransactie direct een forward verkooptransactie in de markt voor de verkoop
van het gas in het eerste kwartaal van 2023. Dit omdat het open laten staan van de
positie aanzienlijke financiële risico’s met zich brengt. Door het gas direct na inkoop
voor het eerste kwartaal 2023 te verkopen dekken zij zich in voor dit risico. Voor
het berekenen van het prijsverschil wordt gebruik gemaakt van de daadwerkelijke marktprijzen
(bied- en laatprijzen) zoals die gelden op de Nederlandse gashandelsplaats, de Title
Transfer Facility, voor de inkoop van gas (TTF Day Ahead) en verkoop in het eerste
kwartaal van 2023 (TTF Q1 2023). De informatie over deze prijzen is beschikbaar via
het ICIS European Spot Gas Markets-rapport (artikel 4.9.4, eerste lid, onderdeel a,
onder 2° en 3°).
Voor het berekenen van het prijsverschil worden bij het bepalen van het gewogen prijsverschil
alleen de dagen uit de prijsperiode meegeteld waar de spread niet lager is dan -16
euro MWh (artikel 4.9.4, eerste lid, onderdeel a, onder 4°) en waarop de gasopslag
Bergermeer daadwerkelijk beschikbaar was voor injectie (artikel 4.9.4, eerste lid,
onderdeel a, onder 5°). Het beperken van de maximale spread waarvoor deze subsidieregeling
een garantie biedt tot -16 euro betreft een waarborg om de totale kosten van de subsidiemaatregel
te limiteren.
Dagen waarop de gasopslag Bergermeer niet beschikbaar is voor injectie worden eveneens
uitgesloten van de berekening van het gewogen prijsverschil. De beschikbaarheid van
de gasopslag Bergermeer wordt daarbij bepaald door vast te stellen of de gasopslag
gedurende een deel van de dag niet beschikbaar is geweest wegens gepland onderhoud
(imf), ongepland onderhoud (iuf), uitval van de injectie capaciteit (iof) of een force
majeure event (iff) (overmacht) (artikel 4.9.4, eerste lid, onderdeel a, onder 6°).
Deze systematiek is door het gasopslagbedrijf Bergermeer vastgelegd in de SSSA. Het
gasopslagbedrijf Bergermeer stelt in het geval dat de opslag om één van deze redenen
niet beschikbaar was per reden een factor vast met een waarde van 0-1 en communiceert
deze aan de gasbedrijven die capaciteit geboekt hebben in de gasopslag Bergermeer
en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO). Deze factor wordt bepaald
naar rato van het percentage beschikbaarheid op een dag (24 uur). Als de gasopslag
gedurende een dag bijvoorbeeld voor 3 uur niet beschikbaar was voor injectie vanwege
ongepland onderhoud (iuf) dan vormt dit 12,5% (3/24*100) van de dag, dit is 0,125
uitgedrukt in een waarde van 0-1. De bij elkaar opgetelde factoren kunnen nooit meer
bedragen dan 1. Als het gasopslag bedrijf op een dag in de injectieperiode geen factor
vaststelt, bedraagt de waarde van de factor 0. De beschikbaarheid van de gasopslag
Bergermeer wordt vervolgens berekend met behulp van de formule: 1 – imf – iuf – iof
– iff. De beschikbaarheid gedurende een dag tijdens de injectieperiode wordt door
het gasopslagbedrijf Bergermeer gecommuniceerd aan de gasbedrijven die capaciteit
geboekt hebben in de gasopslag Bergermeer en aan RVO.
Het prijsverschil wordt vervolgens verminderd met een afslag (artikel 4.9.4, eerste
lid, onderdeel b). Dit betreft een bedrag dat voortkomt uit een door een gasbedrijf
uitgebrachte bieding tijdens de openstelling van de tender. Met behulp van deze afslag
kan het gasbedrijf de kosten dekken die het maakt, ten behoeve van de opslag. Dit
omvat onder andere de injectie- en onttrekkingskosten, financieringskosten en kredietkosten
ten behoeve van het inkopen van gas en, in het geval het gasbedrijf ook meedingt naar
de onverkochte capaciteit in de gasopslag Bergermeer, de capacity fee voor het gebruik van de opslag.
Er worden twee tenders opengesteld waarmee wordt beoogd afslagen voor een totaal volume
van 20 TWh opslagcapaciteit te tenderen. De eerste tender betreft de capaciteit van
de gasoplag Bergermeer die tijdens eerdere veilingen van het gasopslagbedrijf Bergermeer
niet verkocht is (4,17 TWh) en de tweede tender betreft de door gasbedrijven geboekte
capaciteit in de gasopslag Bergermeer en ziet op 20 TWh verminderd met de capaciteit
waarvoor naar aanleiding van de eerste tender subsidie is verleend. Om het risico
van overcompensatie te mitigeren is er een maximum gesteld aan de afslag die voor
de tenders geboden kan worden. Voor de eerste tender (4,17 MWh) bedraagt deze 6,831
euro per MWh, voor de tweede 3,991 euro per MWh. Het verschil in maximale hoogte van
de afslag tussen de twee tenders is daarbij gelegen in de extra kosten die het gasbedrijf
bij de tender voor de onverkochte capaciteit moet maken voor de capacity fee voor
het gebruik van de opslag. Voor het bepalen van de hoogte van dit verschil, 2,84 euro/MWh,
is aansluiting gezocht bij de reële marktwaarde van de onverkochte capaciteit en de
kosten die gasopslagbedrijf Bergermeer maakt.
Wanneer een aanvrager meerdere biedingen opneemt in zijn aanvraag dan wordt de subsidie
verleend voor het gewogen gemiddelde van de geboden afslag per MWh (artikel 4.9.4,
tweede lid). In een rekenvoorbeeld ziet dit er als volgt uit:
|
Bieding 1
|
Bieding 2
|
Bieding 3
|
Bieding 4
|
Bieding 5
|
Gewogen gemiddelde
|
Afslag (€)
|
2,50
|
3,00
|
3,25
|
3,30
|
3,50
|
3,044
|
MWh
|
2
|
2
|
1
|
2
|
1
|
8
|
Dagen waarop de gasopslag Bergermeer niet beschikbaar is voor injectie of de spread
lager is dan -16 euro worden voor de uitvoering van deze subsidieregeling aangemerkt
als uitgesloten dagen. Als het aantal uitgesloten dagen gedurende de injectieperiode
(14 juni tot en met 20 oktober 2022) groter is dan 15, dan wordt de capaciteit waarvoor
subsidie is verleend verminderd met 1% voor iedere extra uitgesloten dag (artikel
4.9.4, derde lid). Indien aan een aanvrager subsidie is verleend voor het vullen van
5 MWh en er zijn 17 uitgesloten dagen, dan wordt de capaciteit waarvoor subsidie is
verleend verlaagd met 2% tot 4,9 MWh. Dit heeft in de eerste plaats gevolgen voor
de bepaling van de hoogte van de subsidie. De uitkomst van de formule (Q1-23/DA prijsverschil
– afslag) wordt immers vermenigvuldigd met een lager aantal MWh. Daarnaast heeft dit
ook gevolgen voor de verplichte vulgraad op 1 november 2022 en 1 februari 2023, ook
deze is als gevolg van de correctie wegens uitgesloten dagen lager.
Voor de berekening van het aantal uitgesloten dagen tellen dagen waarop de spread
lager is dan -16 euro als 1 uitgesloten dag (artikel 4.9.4, derde lid, onderdeel a).
Dagen waarop opslag Bergermeer niet beschikbaar is worden bepaald aan de hand van
de beschikbaarheid van Bergermeer met behulp van de methode opgenomen in artikel 4.9.4,
eerste lid, onderdeel 6° (artikel 4.9.4, derde lid, onderdeel a). Een dag waarop de
gasopslag gedurende 3 uur niet beschikbaar was voor injectie vormt volgens deze berekening
0,125 uitgesloten dag.
Slechts indien het prijsverschil verminderd met de afslag, plus de garantstellingspremie
negatief uitvalt wordt er een subsidie uitgekeerd. Deze subsidie wordt vastgesteld
op de absolute waarde van het negatieve prijsverschil verminderd met de afslag vermenigvuldigd
met het aantal MWh waarvoor subsidie is verleend. Als het prijsverschil verminderd
met de afslag positief uitvalt wordt de subsidie vastgesteld op € 0 (artikel 4.9.4,
vierde lid).
2.3.2 Garantstellingspremie
De garantstelling die de regeling biedt voor het opslaan van gas in de gasopslag Bergermeer
beoogt partijen, die onder de huidige marktomstandigheden geen gas zouden hebben opgeslagen,
te stimuleren gas op te slaan in de gasopslag Bergermeer. Indien het risico dat de
garantie beoogt af te dekken (een negatief Q1-23/DA prijsverschil) zich materialiseert,
wordt op grond van deze regeling een subsidie uitgekeerd. Indien er sprake is van
een positief resultaat van de formule Q1-23/DA prijsverschil minus afslag, dan ontvangt
de subsidieontvanger weliswaar geen subsidie, maar heeft nog steeds voordeel als gevolg
van de regeling omdat hij zonder de garantstelling die de regeling biedt geen gas
zou hebben opgeslagen. Ter compensatie van dit voordeel wordt per MWh een premie in
rekening gebracht voor het gebruik van de garantstelling (artikel 4.9.4, eerste lid,
onderdeel c).
Ten behoeve van het bepalen van een vergoeding voor het bieden van een garantstelling
voor een negatief Q1-23/DA prijsverschil is het maximale bedrag van de garantstelling
16 euro/MWh vermenigvuldigd met de voor deze situatie op basis van de Mededeling van
de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages12 berekend referentie rente van 1,65%. De berekening van de referentierente is gebaseerd
op een implied credit profile van de partijen die een SSSA hebben afgesloten met de gasopslagbeheerder dat gemiddeld
BBB bedraagt. Vervolgens is beoordeeld dat dat de level of collateralisation voor de garantstelling normaal is. Dit omdat er geen sprake is van een door partijen
gestelde formele zekerheid, maar het bedrag van de garantstelling op de subsidie kan
worden verhaald. Omdat er slechts kan worden verhaald tot het bedrag van de subsidie
op € 0 wordt vastgesteld, is er sprake van een beperkt restrisico als gevolg waarvan
level of collateralisation niet als hoog kan worden beoordeeld. Dit brengt volgens de tabel een pricing tot
stand van 100 basispunten. Omdat het hier gaat om ondernemingen met een goede implied credit rating en een garantstelling met een normaal level of collateralisation kan worden uitgegaan van een aanvulling met standaard 100 basispunten. Deze 200 basispunten
worden afgezet tegen een referentierente van -0,35% voor Nederland (datum 1/5/2022)13. Dit leidt tot een referentierente van 1,65%. Toegepast op het maximale bedrag van
de garantstelling van 16 euro per MWh bedraag de vergoeding voor de garantstelling
per MWh 0,264 euro per MWh (16*0,0165).
2.3.3 Afdracht geoptimaliseerde verkoopposities
Nadat met behulp van de garantstelling, die deze subsidieregeling biedt, gedurende
de periode van 13 juni tot 21 oktober 2022 gas is ingekocht en geïnjecteerd in de
gasopslag Bergermeer ten behoeve van productie in het eerste kwartaal 2023, sluit
de gasopslag Bergermeer tot 1 november voor onderhoud. Gedurende deze periode kan
er geen gas worden geïnjecteerd in en geproduceerd uit de gasopslag Bergermeer. Na
1 november is het weer mogelijk om gas te injecteren en produceren uit de opslag.
Dientengevolge is het vanaf dat moment ook mogelijk dat subsidieontvangers hun positie,
die zij met behulp van forward verkooporders op de gasmarkt hebben ingenomen, voor
de verkoop van het opgeslagen gas te verbeteren (optimaliseren).
Indien excessieve prijzen op de markt tot gevolg hebben dat verkoopposities, die met
behulp van deze regeling zijn ingenomen, aanzienlijk kunnen worden verbeterd (geoptimaliseerd)
is het wenselijk dat de Staat meedeelt in het met behulp van deze regeling gegenereerde
voordeel. Om deze reden is voorzien in een correctiemechanisme (afdracht) op grond
waarvan een percentage van het als gevolg van een aanzienlijke optimalisatie van de
verkooppositie behaalde excessieve voordeel in mindering wordt gebracht op de subsidie
(artikel 4.9.4, vijfde lid).
Er is sprake van een excessief voordeel indien de TTF Day-Ahead (verkoopprijs) minus
de waarde van TTF Q1 2023 (inkoopprijs voor het eerste kwartaal 2023) (hierna: TTF
Day-Ahead /TTF Q1 2023 spread) groter is dan 40 euro per MWh (artikel 4.9.4, vijfde
lid). Het bedrag van 40 euro per MWh is gebaseerd op 99.5 procent van de relatieve
spread (DA/front month spread en DA/2nd front month spread) over de laatste 5 jaar
toegepast op een prijsniveau van 100 euro per MWh.
Deze afdracht wordt berekend door per optimalisatiedag de meerprijs per MWh te vermenigvuldigen
met het aantal MWh waarvoor de subsidieontvanger zijn verkooppositie op die dag kon
optimaliseren (optimalisatievolume) en dat vervolgens te vermenigvuldigen met het
afdrachtpercentage dat is vastgesteld op 50% (artikel 4.9.4, zesde lid). Een optimalisatiedag
is daarbij iedere dag in de periode van 1 november tot 29 december 2022 waarop een
subsidieontvanger de verkooppositie die hij voor het eerste kwartaal 2023 heeft ingenomen
op gasmarkt gedeeltelijk naar voren kan halen om op die manier te profiteren van een
TTF Day Ahead/TTF January 2023 spread die groter is dan 40 euro per MWh (artikel 4.9.1).
Het maximaal aantal optimalisatiedagen bedraagt, als gevolg van de verplichting om
op 1 februari 2023 38% van de capaciteit waarvoor subsidie is verleend gevuld te hebben,
40 (artikel 4.9.4, zevende lid). Wanneer een subsidieontvanger alle maximaal 40 optimalisatiedagen
zou benutten zou hij 40% van de verkoop van de capaciteit waarvoor de subsidie is
verleend naar voren hebben gehaald. Dit gas wordt uit de opslag gehaald en het gas
dat wordt ingekocht om te kunnen voldoen aan de eerder ingenomen verkooppositie voor
Q1 2023 wordt niet opnieuw geïnjecteerd maar direct geleverd. Dit heeft tot gevolg
dat er in dat geval nog maximaal 60% van het voor het eerste kwartaal opgeslagen gas
in de opslag zit. Als gevolg van het gebruik van de TTF Q1 prijsreferentie zullen
de verkooporders van dit gas in gelijke delen verdeeld zijn over de maanden januari,
februari en maart 2023 (Q1), ca. 20% per maand, ongeveer 40% voor de maanden februari
en maart.
Het optimalisatievolume wordt berekend door het aantal MWh waarvoor subsidie is verleend
te delen door de gemiddelde productieverhouding (100). De gemiddelde productieverhouding
is daarbij de gemiddelde verhouding tussen het opgeslagen volume en het volume dat
er op basis van de pressure curve van de gasopslag Bergermeer op 1 dag maximaal uit de opslag Bergermeer kan worden
geproduceerd. In de door partijen met de gasopslagbeheerder vastgestelde PCA’s is
dit vastgesteld op gemiddeld 1% van de geboekte capaciteit. De uitkomst van deze som
dient vervolgens te worden vermenigvuldigd met de beschikbaarheid voor productie van
de gasopslag Bergermeer op de betreffende dag. Dit wordt berekend op eenzelfde wijze
als de beschikbaarheid voor injectie.
De correctie van de subsidie met de afdracht kan daarbij in geen geval leiden tot
een negatief subsidiebedrag (een betalingsverplichting voor de subsidieontvanger)
(artikel 4.9.4, achtste lid).
2.4 Tender
2.4.1 Algemeen
De subsidiemaatregel is vormgegeven als een tender, waarbij gasbedrijven een bod brengen
voor de ‘afslag’ waartegen zij bereid zijn een in het bod vermeld aantal MWh gas op
te slaan (artikel 4.9.4, eerste lid, onderdeel b). Op deze manier worden partijen
geprikkeld om de door hen te maken kosten (waarvoor geen kostendekkende vergoeding
geldt) op een minimaal niveau in te dienen. Hierdoor wordt een eventueel risico op
een commercieel voordeel gemitigeerd.
De tender vindt plaats in twee rondes: tender 1 op 30 mei (9:00-13:00 uur) en tender
2 op 7 juni (9:00-13:00 uur) (artikel 4.9.11, tweede en derde lid). De tenders tezamen
hebben – om schaarste en daarmee concurrentie tussen partijen te creëren – betrekking
op 20 TWh van de beschikbare opslagcapaciteit. De eerste tender ziet daarbij op de
capaciteit die nog niet is verkocht (4,17 TWh). De tweede tender heeft betrekking
op de capaciteit die al is geboekt door capaciteitshouders (20TWh minus uitkomst tender
1).
Biedingen voor de tender vinden plaats per hele MWh. Dit sluit aan bij de werkwijze
van het gasopslag Bergermeer, waar de opslagcapaciteit in Standard Bundled Units (SBU’s)
wordt geveild. 1 SBU bedraagt daarbij 1 MWh.
2.4.2 De aanvraag om subsidieverlening
Per gasopslagproject kan één aanvraag worden gedaan door de aanvrager. Deze aanvraag
kan vervolgens uit maximaal vijf biedingen bestaan. Indien een aanvraag uit meerdere
biedingen bestaat, kan de subsidie voor een deel van de aanvraag worden verleend (artikel 4.9.11,
vierde tot en met zesde lid).
Op het indienen van een aanvraag zijn de bepalingen van afdeling 4.1.1 van de Algemene
wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. De aanvraag met daarin de bieding(en)
wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel
(artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit EZK- en LNV-subsidies, hierna: het besluit).
In dit geval loopt dit via een eLoket. Partijen die beschikken over een inschrijving
bij de Kamer van Koophandel kunnen door middel van eHerkenning niveau III toegang
krijgen tot dit loket. Voor buitenlandse bedrijven – die niet staan ingeschreven bij
de Kamer van Koophandel is het mogelijk om via MijnRvO.nl in te loggen op het eLoket.
De verificatie verloopt in dat geval door een middel van een sms-code.
In de aanvraag zijn de gegevens opgenomen zoals beschreven in artikel 4.9.12.
Het gaat daarbij in de eerste plaats om gegevens over de aanvrager en diens contactpersoon.
Voorts bevat de aanvraag de gegevens van de bieding op basis van artikel 4.9.11, zijnde
in ieder geval de hoeveelheid capaciteit die de aanvrager aanbiedt te vullen en de
daarbij gewenste afslag. Voor de tender die ziet op de niet geboekte capaciteit gaat
de aanvraag vergezeld van een verklaring dat voor die capaciteit, indien de subsidie
wordt verleend, een of meerdere PCA’s zullen worden gesloten met het gasopslag Bergermeer.
Voor de tender die ziet op het vullen van de reeds geboekte capaciteit gaat de aanvraag
vergezeld van een afschrift van een door het gasopslagbedrijf verstrekte biederlimiet,
waaruit blijkt voor hoeveel capaciteit in MWh PCA’s zijn afgesloten. Ook wordt een
afschrift gevraagd van de met gasopslagbedrijf gesloten SSSA. Verder bevat de aanvraag
een geldige volmacht waaruit blijkt dat de natuurlijke persoon bevoegd is om namens
het gasbedrijf de aanvraag in te dienen. Tot slot dient de aanvraag een verklaring
te bevatten waarin de aanvrager verklaart te voldoen aan artikel 4.9.3, onderdeel
b. RVO kan voorafgaand aan of na verlening van de subsidie controles uitvoeren om
te controleren of de aanvrager niet direct of indirect voor meer dan 50% in handen
zijn van, handelen namens of handelen op aanwijzing van de Russische staat of waarvoor
Rusland, de Russische regering of de Centrale Bank van Rusland het recht heeft deel
te nemen in de winst, of waarmee Rusland, de Russische regering of de Centrale Bank
van Rusland andere wezenlijke economische betrekkingen heeft.
RVO kan hierbij steekproefsgewijs ook het UBO-register raadplegen.
Gedurende de openstelling van de tender kan een aanvraag worden gewijzigd door middel
van het doorvoeren van de gewenste aanpassingen in het eLoket. Wanneer een aanvraag
is gedaan in het eLoket wordt automatisch een bevestiging van ontvangst van de aanvraag
gegenereerd.
2.4.3 Afwijzingsgronden
De regeling bevat, in aanvulling op de afwijzingsgronden opgenomen in artikel 4:35
van de Awb en de artikelen 22 tot en met 24 van het besluit, diverse afwijzingsgronden
die specifiek zien op gasopslagprojecten (artikel 4.9.8). Zo zal een aanvraag worden
afgewezen wanneer de aanvrager geen gasbedrijf is en geen SSSA heeft gesloten met
het gasopslagbedrijf Bergermeer. Bovendien mogen deze bedrijven niet vallen onder
de in artikel 4.9.3 opgenomen omstandigheden waardoor zij in verband gebracht kunnen
worden met aldaar omschreven Russische connecties. Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt
in paragraaf 4.2 over de doelgroep van deze regeling.
Voor een gasopslagproject, bedoeld in artikel 4.9.2. tweede lid, wordt een aanvraag
afgewezen als deze de maximaal beschikbare capaciteit daarvoor overschrijdt. Ook indien
een hogere afslag wordt voorgesteld dan het maximaal toelaatbare volgens artikel 4.9.4,
eerste lid, onderdeel b, zal de aanvraag worden afgewezen. Daarnaast wordt een aanvraag
deels afgewezen als deze de biederlimiet overschrijdt. De minister sorteert hiertoe
de biedingen in de aanvraag van de laagst vermelde tot de hoogste vermelde afslag
en brengt de aanvraag terug tot een capaciteit waarbij de biederlimiet niet meer wordt
overschreden, afgerond op hele MWh (artikel 4.9.8, vierde en vijfde lid).
2.4.4 Verdeling van het subsidieplafond: Rangschikking
Voor zover de minister de aanvragen voor subsidie niet heeft afgewezen, zullen de
aanvragen onderling moeten worden gerangschikt. De rangschikking vindt plaats op basis
van de geboden afslag per MWh. Een aanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate de afslag
per MWh lager is (artikel 4.9.9).
Indien bij rangschikking op basis van de geboden afslag blijkt dat er biedingen gelijk
gerangschikt zijn, maar het toewijzen van beide biedingen tot gevolg heeft dat het
maximale aantal TWh zoals omschreven in artikel 4.9.2 overschreden wordt, dan worden
beide biedingen pro rata teruggebracht naar een aantal MWh dat het maximum aantal
TWh van de betreffende tender niet overschrijdt (artikel 4.9.6, tweede lid). Indien
bijvoorbeeld nog 10 MWh toe te wijzen is en er gelijk gerangschikt biedingen liggen
van respectievelijk 8 MWh en 12 MWh:
|
MWh
|
Pro rata correctie
|
Bieding A
|
8
|
8/20=0,4*100=40%
10*40% = 4 MWh
|
Bieding B
|
12
|
12/20=0.6*100=60%
10*60% = 6 MWh
|
Op grond van artikel 26, tweede lid, van het besluit bedraagt de termijn voor het
nemen van een besluit op een aanvraag om subsidieverlening ten hoogste 13 weken. Deze
termijn kan één maal met ten hoogste 13 weken worden verlengd. RVO streeft er, gezien
het belang van het zo spoedig mogelijk aanvangen met het vullen van de gasopslag Bergermeer,
evenwel naar om zo spoedig mogelijk op de aanvragen te beslissen. De uitslag van de
eerste tender wordt daarbij bekend gemaakt voor het moment waarop de tweede tender
wordt opengesteld.
2.5 Subsidieverplichtingen
Aan een subsidie voor uitvoering van een gasopslagproject gericht op het vullen van
de capaciteit van de gasopslag Bergermeer worden verschillende verplichtingen verbonden.
In de eerste plaats dient een subsidieontvanger aan wie subsidie is verleend voor
de onverkochte capaciteit (4,17 TWh) binnen een week na de datum van de beschikking
tot subsidieverlening een PCA te sluiten met het gasopslagbedrijf voor de capaciteit
waarvoor de subsidie is verleendtegen 2,84 Euro / MWh en hiervan een afschrift te
overleggen aan de minister (artikel 4.9.10, eerste lid). In de tweede plaats dient
de subsidieontvanger uiterlijk binnen een maand na de datum van de subsidieverlening
te starten met de uitvoering van het op grond van deze regeling gesubsidieerde gasopslagproject
(artikel 4.9.7, eerste lid).
Voorts zijn subsidieontvangers verplicht om de capaciteit waarvoor subsidie wordt
verleend op 1 november 2022 (6:00) volledig (100%) gevuld te hebben. Vanaf dat moment
mogen zij weer gas onttrekken aan de opslag, met dien verstande dat zij verplicht
zijn om op 1 februari 2023 (6:00 uur) nog 38% van de capaciteit waarvoor subsidie
is verleend in de opslag Bergermeer te hebben (artikel 4.9.10, tweede lid). Wel kan
de capaciteit waarvoor subsidie is verleend worden verminderd (artikel 4.9.4, derde
lid, zie §2.3 van deze toelichting). Mocht gedurende de looptijd van de subsidie duidelijk
worden dat één van deze doelstellingen niet zal worden gehaald, dan dient de subsidieontvanger
hier onverwijld melding van te doen aan de minister (artikel 4.9.10, derde lid, onderdelen
a en b).
Verder dient de subsidie ontvanger de minister tevens onverwijld melding te doen van
wijzigingen in de gegevens over de subsidieontvanger die zijn opgegeven bij het indienen
de aanvraag met betrekking tot het post- en bezoekadres, het rekeningnummer, het nummer
waarmee de aanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel (indien van toepassing)
en gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer
en het e-mailadres (artikel 4.9.10, derde lid, onderdeel d). Tot slot dient de subsidie
ontvanger de minister onverwijld melding te doen van een wijziging in het eigendom
van of de zeggenschap over de subsidieontvanger waardoor de subsidieontvanger niet
langer voldoet aan de voorwaarde van artikel 4.9.3, eerste lid, onderdeel b (zie §
2.2 van deze toelichting, artikel 4.9.10, derde lid, onderdeel d).
Indien de Europese Commissie op basis van artikel 12 van de Verordening (EU) 2017/1938
inzake de gasleveringszekerheid14 een noodsituatie op regionaal of Unieniveau afkondigt, zal op dat moment worden bezien
of hier gevolgen uit voortvloeien voor de beschreven subsidieverplichtingen.
2.6 Subsidievaststelling
De termijn voor uitvoering van een op grond van deze regeling gesubsidieerd gasopslagproject
loopt tot de gasdag 1 februari 2023 (6:00 uur). Vanaf dat moment kan een aanvraag
om subsidievaststelling worden ingediend. Een dergelijke aanvraag dient te voldoen
aan de eisen gesteld in artikel 4:45 van de Awb en artikel 50, tweede lid, van het
besluit. Een aanvraag om subsidievaststelling dient ingevolge artikel 52, tweede lid,
van de Awb te worden ingediend met behulp van een door de minister voor Klimaat en
Energie beschikbaar gesteld middel. RVO stelt hiervoor een formulier beschikbaar.
De aanvraag dient ingevolge artikel 52, tweede lid, van de Awb vergezeld te gaan van
een eindverslag. Dit eindverslag dient in ieder geval een verklaring te bevatten van
het gasopslagbedrijf waaruit blijkt hoeveel capaciteit de aanvrager op 1 november
2022 en 1 februari 2023 heeft opgeslagen in de gasopslag Bergermeer. Daarnaast dient
een verklaring te worden toegevoegd waarin de aanvrager verklaart te voldoen aan artikel
4.9.3, onderdeel b, waarin voorwaarden omtrent de afwezigheid van Russische betrokkenheid
zijn opgenomen. (artikel 4.9.13, eerste lid). Anders dan in artikel 50, tweede lid,
onderdeel c, van het besluit is bepaald hoeft de aanvraag om subsidievaststelling
niet vergezeld te gaan van een accountantsverklaring. Hiervan is, op grond van artikel
50, zevende lid, van het besluit afgezien omdat de hoogte van de subsidie door RVO
wordt vastgesteld op basis van gegevens over de marktprijzen gedurende de prijsperiode.
Ingevolge artikel 52 van het besluit dient RVO binnen dertien weken na ontvangst van
de aanvraag tot vaststelling (dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn
is verstreken) een besluit te nemen op deze aanvraag. RVO streeft er evenwel naar
om zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen omtrent vaststelling
van de subsidie.
Indien bij vaststelling blijkt dat de subsidieverplichtingen niet zijn nageleefd,
bijvoorbeeld omdat niet op de gestelde data is voldaan aan de vereiste vulstand (artikel
4.9.10), dan vormt dit grond van artikel 4:48, eerste lid, onderdeel b, van de Awb
een grond op om de subsidie te wijzigen ten nadele van de begunstigde dan wel in te
trekken.
3. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving
3.1 Nationaal recht
3.1.1 Algemene wet bestuursrecht
De beslissingen van de minister op aanvragen om subsidie zijn besluiten in de zin
van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dit betekent dat
de formele en materiële algemene beginselen van behoorlijk bestuur die zijn opgenomen
in de Awb van toepassing zijn op de totstandkoming en inhoud van de besluiten (hoofdstuk
2 en 3 en titel 4.1 van de Awb) en de bepalingen van hoofdstuk 6, 7 en 8 van toepassing
zijn op het bezwaar en beroep bij de bestuursrechter dat door de aanvrager kan worden
ingesteld tegen de besluiten van de minister. Ten aanzien van de beslissingen op aanvragen
om subsidie zijn voorts de regels van titel 4.2 van de Awb van toepassing op de betaling
van de vastgestelde vergoedingen. Voorts zijn op toezicht en handhaving van de naleving
van deze regeling de bepalingen van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht
van toepassing.
3.1.2 Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en Kaderbesluit nationale EZK- en LNV- subsidies
Deze subsidieregeling vindt zijn grondslag in de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (hierna:
Kaderwet). Op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Kaderwet kan de
Minister voor Klimaat en Energie subsidie verstrekken voor activiteiten die passen
in het beleid inzake energie. Op grond van artikel 3, tweede en derde lid, van de
Kaderwet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van
de minister de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, nader worden bepaald
alsmede andere criteria voor die verstrekking worden vastgesteld. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen voorts regels
worden vastgesteld met betrekking tot het bedrag van de subsidie dan wel de wijze
waarop dit bedrag wordt bepaald, de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming
daarover, de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend, de verplichtingen voor
de subsidieontvanger, de vaststelling van de subsidie, intrekking en wijziging van
de subsidieverlening of -vaststelling, de betaling van de subsidie en het verlenen
van voorschotten het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie
in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Awb. Ook wordt bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur of een ministeriële regeling voorzien in de vaststelling van
een subsidieplafond en de regeling van de wijze van verdeling ervan, tenzij de Minister
van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.
Deze nadere regels zijn, voor zover relevant voor onderhavige regeling, gesteld in
het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV- subsidies. Dit besluit bevat daarbij, voor
zover relevant voor onderhavige regeling voorschriften omtrent het verstrekken van
subsidie (artikelen 2-4), de hoogte subsidie (artikelen 5–9), subsidiabele kosten
(artikelen 10–15), de wijze van verdelen en subsidieplafond (artikelen 16–17), het
indienen van de aanvraag (artikelen 19–21), afwijzingsgronden (artikelen 22–25), de
beslissing op de aanvraag (artikelen 26–29), voorwaarden voor de subsidieontvanger
(artikelen 30–34), verplichtingen van de subsidieontvanger (artikelen 35–44) en de
subsidievaststelling (Artikelen 49–53).
In de Regeling Nationale EZK- en LNV-subsidies zijn voorts enkele nadere algemene
voorschriften (hoofdstuk 1) en specifieke regels opgenomen met betrekking tot de verschillende
subsidiemodules op verschillende EZK en LNV beleidsterreinen. Met deze regeling is
een nieuwe titel ingevoegd in het hoofdstuk 4 (Energie en Klimaat).
De Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 bevat tot slot de subsidieplafonds
en openstellingsperioden voor het jaar 2022 van de subsidiemodules die zijn opgenomen
in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNES). Met deze regeling is een nieuwe
regel toegevoegd in de tabel van artikel 1, tweede lid, van deze openstellingsregeling.
3.2 Europeesrechtelijke aspecten
De regeling bevat geen technische voorschriften in de zin van richtlijn nr. 2015/1535/EU15.
4. Gevolgen
4.1 Financiële gevolgen
De vulbehoefte van 68% voor gasopslag Bergermeer vertaalt zich door naar een volume
van 31 TWh. De kosten gemoeid met de voorliggende subsidieregeling hangen af van het
daadwerkelijk gerealiseerde prijsverschil op de gasmarkt. Hierbij gaat het om het
prijsverschil tussen de prijs om gas de volgende dag geleverd te krijgen ten opzichte
van de prijs om gas in het eerste kwartaal van 2023 geleverd te krijgen; de day-ahead-winterspread
tot 1 november 2022. Verwacht wordt dat deze day-ahead-winterspread ca. € 5 per MWh
bedraagt, waarbij gerekend is met een bandbreedte van € -5 tot 15 per MWh, Daarnaast
wordt rekening gehouden met een afslag. Dit is een bedrag dat subsidie-aanvragers
zelf kunnen bepalen, gebaseerd op de kosten die zij verwachten te zullen hebben om
de gasopslag Bergermeer te vullen. Deze heeft een maximum van € 6,831 per MWh voor
de eerste veiling en € 3,991 voor de tweede veiling. Het verschil tussen deze twee
maxima bestaat uit een vergoeding voor de onverkochte capaciteit, waarvoor een fee
betaald moet worden aan gasopslag Bergermeer. De totale verwachte kosten voor de tenderregeling
zijn € 166 miljoen met een bandbreedte van € 0 – 406,4 miljoen. Dit komt neer op € 8,3
per MWh opgeslagen gas (bandbreedte: € 0 – 22,567 per MWh voor de eerste veiling met
de ongeboekte capaciteit en € 0 – 19,727 per MWh voor de tweede veiling).
Hieronder volgt een voorbeeld van verschillende mogelijk aanvragen bij verschillende
marktsituaties en de uiteindelijke uit te keren subsidie die hieruit volgt. De uitbetaling
vormt de absolute waarde van de uitkomst in de onderste rij van de tabel. Alle voorbeelden
gaan over een vergoeding in euro’s per MWh.
|
Aanvraag 1
|
Aanvraag 2
|
Aanvraag 3
|
Aanvraag 4
|
Aanvraag 5
|
Aanvraag 6
|
Spread
|
+6
|
+2
|
-5
|
+6
|
+2
|
-5
|
Bieding
|
-2,491
|
-2,591
|
-2,291
|
-5,491
|
-5,491
|
- 3,491
|
Premie
|
+0,264
|
+0,264
|
+0,264
|
+0,264
|
+0,264
|
+0,264
|
SOM
|
3,773
|
-0,327
|
-7,027
|
0,773
|
-3,227
|
-8,227
|
Uit te keren subsidie
|
0 €/MWh
|
0,327 €/MWh
|
7,027 €/MWh
|
0 €/MWh
|
3,227 €/MWh
|
8,227 €/MWh
|
Voor deze regeling wordt een plafond opgenomen van € 406,4 miljoen. Doordat er sprake
is van concurrentie in de tender, worden deelnemers geprikkeld om zo voordelig mogelijk
in te bieden. Het gewenste effect van de regeling is dat deze ervoor zorgen door de
betrokken gasbedrijven hun capaciteit in de gasopslag Bergermeer zo volledig mogelijk
vullen tegen zo beperkt mogelijke kosten.
4.2 Regeldruk
Deze regeldrukparagraaf brengt van de voorliggende subsidieregeling de verplichtingen
en de daaruit voortvloeiende kosten voor aanvragers in beeld. Voor de inschatting
van de regeldruk is gebruik gemaakt van het Handboek meting regeldrukkosten en de
expertise van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Regeldruk betreft de
investeringen en inspanningen die aanvragers moeten verrichten om zich aan wet- en
regelgeving van de rijksoverheid te houden. Regeldruk bestaat uit regeldrukkosten
en ervaren regeldruk.
Regeldrukkosten zijn alle kosten die bedrijven, burgers of professionals moeten maken om te voldoen
aan verplichtingen uit wet- en regelgeving van de rijksoverheid. Het gaat hierbij
om kosten die voortvloeien uit informatieverplichtingen en inhoudelijke verplichtingen.
Regeldrukkosten bestaan uit eenmalige en/of structurele kosten. Financiële lasten
of andersoortige kosten (bedrijfskosten of opportuniteitskosten) vallen niet onder
de regeldrukkosten. De regeldrukkosten worden uitgedrukt in euro’s en berekend als
uurtarief x aantal benodigde uren + structurele kosten = kosten per handeling, maal
het aantal benodigde handelingen per jaar. De regeldrukkosten worden ook uitgedrukt
als percentage van het subsidiebudget.
Ervaren regeldruk betreft de kwalitatieve aspecten van de regeling zoals werkbaarheid, proportionaliteit
en ervaren nut. Ervaren regeldruk wordt niet gekwantificeerd.
Context
Aan het begin van de toelichting is de aanleiding voor deze regeling reeds geschetst.
De subsidieregeling is eenmalig, gericht op een vastomlijnde doelgroep en ziet louter
op het vullen van capaciteit in de gasopslag Bergermeer gedurende het opslagjaar 2022.
Gezien deze korte tijdshorizon zullen de regeldrukkosten niet per jaar berekend worden,
maar als eenmalige kosten.
De subsidie vergoedt het verschil tussen de day-aheadprijs van gas op de huidige gasmarkt
en de gasprijs in Q1 2023. Daarnaast vergoedt de subsidie een afslag (bieding door
gasbedrijf o.b.v. o.a. financieringskosten en de capaciteitsfee) en de vaststaande
injectie- en uitzendkosten. Aanvragers concurreren in de tenders op de afslag, omdat
dat de component van de subsidie is die per bedrijf varieert.
Het totale maximaal beschikbare budget voor de twee maatregelen is € 623.000.000,–,
waarvan € 406.400.000,– is begroot voor de voorliggende subsidiemaatregel.
Vanwege de benodigde leveringszekerheid en de huidige te geringe prikkel voor opslag
van gas ligt er in de gasmarkt een rol voor de overheid. Daarom is deze subsidieregeling,
op zeer korte termijn, tot stand gekomen. Alternatieven voor deze subsidieregeling
zijn economisch gezien en proces-technisch niet haalbaar. De uitvoeringswijze van
de regeling is in goed overleg met RVO zo werkbaar mogelijk gemaakt voor de doelgroep.
Hierdoor vindt de afhandeling sneller plaats en worden de regeldrukkosten voor aanvragers
geminimaliseerd.
Effecten op de aanvragers en derden
Een gasbedrijf kan per tender maximaal één aanvraag indienen, die ten hoogste uit
vijf biedingen bestaat. Het potentieel aantal aanvragers is 36 voor Tender A en 12
voor Tender B. De aanname is dat elke aanvrager gemiddeld twee biedingen doet per
aanvraag. Het aantal toe te kennen subsidies hangt af van de grootte van de biedingen
en het aantal dat vervolgens optelt tot de geveilde capaciteit. Naar verwachting is
het aantal aanvragen in Tender A 18 (het aantal biedingen dus 36) en in Tender B 12
(24 biedingen). Hiervan worden naar verwachting in Tender A 15 aanvragen (30 biedingen)
toegekend en in Tender B 10 aanvragen (20 biedingen).
Uitgaande van gemiddeld twee biedingen zijn de administratieve lasten van elke aanvraag
gelijk, ongeacht de omvang van de ingediende biedingen. De partijen die kunnen deelnemen
aan de regeling hebben via TAQA en Kyos Energy Consulting input kunnen leveren op
de regeling en zijn dus bekend met de systematiek en de berekening van het subsidiebedrag.
De conceptregeling is aan de partijen voorgelegd om te waarborgen dat de regeling
niet onuitvoerbaar is. TAQA biedt bovendien aan de doelgroep voorlichtingsmateriaal
aan. Deze afstemming heeft een substantieel verlagend effect op de regeldrukkosten.
Uit deze subsidieregeling volgen geen regeldrukeffecten voor medeoverheden (ZBO’s,
gemeenten, provincies of waterschappen), MKB of burgers omdat de regeling niet op
hen van toepassing is. Andere derde partijen bij deze regeling zijn de gasleveranciers
waarbij aanvragende partijen eventueel hun gas inkopen en TAQA, dat het gas zal opslaan
in de opslag Bergermeer. Omdat gasverkoop voor gasleveranciers en gasopslag voor TAQA
standaard bedrijfsvoering zijn, zijn geen regeldrukeffecten op derden te verwachten.
Concluderend heeft de regeling geen onontkoombare gevolgen voor de doelgroep en regeldrukeffecten
op medeoverheden, burgers of derde partijen.
Regeldrukkosten
De regeldrukkosten voor aanvragers bestaan uit kennisnamekosten en eenmalige kosten
voor aanvragers in Tender A en B, opgesplitst in tijdens en na de subsidieaanvraag.
Bij het berekenen van regeldrukkosten voor bedrijven wordt gebruik gemaakt van standaard
uurtarieven. Deze zijn gebaseerd op de door het CBS vastgestelde uurlonen van werknemers
naar beroepsgroep uit het Handboek meting regeldrukkosten. Naar verwachting zullen
vanuit de aanvragende partijen voornamelijk hoogopgeleide medewerkers en administratief
medewerkers de benodigde handelingen uitvoeren. Daarom hanteren de berekeningen een
uurtarief van 50 euro, dat tussen het gehanteerde uurloon van hoogopgeleide medewerkers
(54 euro) en administratief medewerkers (39 euro) ligt.
Kennisnamekosten
Het kennisnemen van de subsidieregeling kost tijd en is vereist voor het doen van
een aanvraag. De kennisnametijd wordt voor alle aanvragers gelijk verondersteld op
drie uur. Aangezien de regeling het Nederlands gepubliceerd wordt en de doelgroep
Engelstalig is, wordt ook drie uur vertaaltijd gerekend. Bij een gehanteerd uurtarief
van 50 euro, zes uur en 30 aanvragen komen de kennisnamekosten in totaal neer op € 9.000,–.
Kosten aanvragers Tender A
In Tender A doen naar verwachting 18 partijen een aanvraag. Bij de aanvraag moet algemene
informatie worden aangeleverd, zoals de gegevens over de aanvrager, waaronder het
post- en bezoekadres, het rekeningnummer en, voor zover van toepassing, het nummer
waarmee de aanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel; de gegevens over
de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres.
Het bijeenzoeken van deze informatie kost twee uur (€ 1.800,–). Bovendien moeten partijen
een account aanmaken op mijnRVO.nl om hun aanvraag via E-loket in te kunnen dienen.
Dit kost één uur (€ 900,–). Daarnaast overlegt een aanvrager (een kopie van) de SSSA
en een geldige volmacht conform bijgevoegde model waaruit blijkt dat de natuurlijke
persoon die namens de aanvrager een aanvraag indient, bevoegd is om namens het gasbedrijf
een aanvraag in te dienen. Dit kost in totaal drie uur (€ 2.700,–). Omdat partijen
al een SSSA hebben met TAQA is geen project- en/of financieringsplan nodig, TAQA heeft
namelijk al getoetst of partijen voldoende financiering hebben.
Daarnaast bevat een aanvraag om subsidieverlening de gegevens over de bieding van
de aanvrager, welke naar verwachting dus tweemaal per aanvraag moeten worden aangeleverd.
Deze omvatten in ieder geval: de hoeveelheid opslagcapaciteit in MWh die de aanvrager
aanbiedt te vullen en daarbij horende gewenste afslag; de hoeveelheid opslagcapaciteit
in MWh die de aanvrager aanbiedt te vullen en daarbij horende gewenste afslag; een
verklaring dat voor de te verwerven capaciteit in de gasopslag Bergermeer een of meerdere
PCA’s zullen worden gesloten met het gasopslagbedrijf Bergermeer; afschriften van
een door het gasopslagbedrijf Bergermeer verstrekte biederlimiet, waaruit blijkt voor
hoeveel capaciteit in MWh de aanvrager PCA’s heeft afgesloten met het gasopslagbedrijf
Bergermeer; een verklaring waarin de aanvrager verklaart te voldoen aan artikel 4.9.3,
onderdeel b. Het aanleveren van deze informatie kost, inclusief intern overleg en
besluitvorming, voor alle biedingen opgeteld ongeveer veertien uur (€ 25.200,–).
Het aanleveren van alle bovengenoemde informatie bij de aanvraag kost in totaal 34
uur voor 18 aanvragers, dus € 30.600,–.
Na aanvraag zijn er geen verdere kosten voor de aanvragers van wie de aanvraag is
afgewezen.
Voor de naar verwachting 15 aanvragers die een beschikking ontvangen, zijn er nog
eenmalig regeldrukkosten na 1 november vanwege het aanvragen van de vaststelling tot
subsidie in november. Deze aanvraag tot vaststelling bevat ten minste: het eindverslag,
bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, waarvan de aanvraag
tot subsidievaststelling vergezeld gaat. Dit bevat ten minste: een bewijsstuk aan
de hand waarvan wordt aangetoond dat de capaciteit waarvoor subsidie is verleend op
1 november 2022 voor 100% is gevuld; en een verklaring waarin de aanvrager verklaart
te voldoen aan artikel 4.9.3, onderdeel b. De aanvraag om subsidievaststelling hoeft
niet vergezeld te gaan van een accountantsverklaring. Het aanvragen van vaststelling
van de subsidie kost in totaal vier uur voor 15 aanvragers (€ 3.000,–).
De overige verplichtingen van de subsidieontvanger zijn: de subsidieontvanger overlegt
aan de minister binnen een week na de datum van de beschikking tot subsidieverlening
een PCA tussen de subsidieontvanger en het gasopslagbedrijf Bergermeer voor de capaciteit
waarvoor de subsidie is verleend; en de subsidieontvanger overlegt aan de minister
uiterlijk op 14 februari 2023 een bewijsstuk aan de hand waarvan wordt aangetoond
dat de capaciteit waarvoor subsidie is verleend op 1 februari 2023 voor 38% was gevuld.
Deze beide acties kosten in totaal vier uur voor 15 aanvragers (€ 3.000,–).
Omdat de subsidieregeling eindigt op 1 februari, zijn er geen structurele administratieve
lasten voor de subsidieontvangers. Daarnaast bestaat er geen verplichting tot doorlopende
rapportage of evaluatie na ontvangst en vaststelling van de subsidie. Het aanleveren
van alle bovengenoemde informatie na de aanvraag kost in totaal acht uur voor 15 aanvragers,
dus € 6.000,–. In totaal betreffen de regeldrukkosten voor alle aanvragers in Tender
A € 36.600,–.
Kosten aanvragers Tender B
In Tender B doen naar verwachting 12 partijen een aanvraag met gemiddeld twee biedingen.
Qua regeldruk is aanvraagproces identiek aan Tender A. Mogelijk hebben partijen uit
Tender B ook aan Tender A deelgenomen waardoor zij minder tijd nodig hebben om de
benodigde documenten bijeen te zoeken. Hier kan echter niet vanuit gegaan worden,
dus dit effect wordt niet meegerekend. Partijen die in Tender B een beschikking ontvangen
hoeven geen PCA meer af te sluiten met TAQA, omdat deze partijen al capaciteitshouder
zijn. Dit scheelt één uur tijd. Naar verwachting worden van de 12 aanvragen (24 biedingen)
er 10 beschikt (20 biedingen).
In totaal betreft het voor Tender B een éénmalige tijdsbesteding van 34 uur voor 12
subsidieaanvragers (€ 20.400,-) en zeven uur voor 10 aanvragers (€ 3.500,–). In totaal
betreffen de regeldrukkosten van Tender B € 23.900,–.
Totale regeldrukkosten
In totaal bedragen de regeldrukkosten van deze subsidieregeling € 9.000,– + 36.600
+ € 23.900,– = € 69.500,–. Het maximaal beschikbare subsidiebudget is € 406.46.400.000,–. De regeldrukkosten
maken daarmee 0,017 van het maximaal beschikbare budget uit.
Ervaren regeldruk
De voorliggende subsidieregeling is vanwege de uitzonderlijke omstandigheden en korte
doorlooptijd zo ontworpen dat deze zo werkbaar mogelijk is voor de subsidieaanvragers
en voor RVO. De vereisten en informatieverplichtingen in de regeling zijn tot een
minimum gehouden, waarbij zij nog altijd toereikend zijn voor goede uitvoering van
de regeling. Het ervaren nut van deze regeling, dat gedefinieerd wordt als de verschillende
baten of toegevoegde waarde die bedrijven, burgers of professionals verwachten door
de wet- en regelgeving, voor zichzelf of voor de samenleving, is naar verwachting
ruim voldoende omdat de regeling essentieel is voor de leveringszekerheid van gas
in Nederland gedurende aankomende winter. Er is geprobeerd de ervaren regeldruk zo
laag mogelijk te houden door de regeling zo clean, lean and mean mogelijk te maken.
Advies ATR
Het ontwerp van deze subsidieregeling is op 10 mei 2022 voor advies voorgelegd aan
het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd
voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
5. Uitvoeringsaspecten en handhaving
De uitvoering van deze subsidieregeling is in handen van RVO, onderdeel van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat. RVO is verantwoordelijk voor het toezicht op en
de handhaving van deze regeling en maakt daarbij gebruik van de mogelijkheden die
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt. Zo levert het niet naleven van de aan deze
subsidie verbonden verplichtingen op grond van artikel 4:48, eerste lid, onderdeel
b, van de Awb een grond op om de subsidie te wijzigen ten nadele van de begunstigde
dan wel in te trekken.
RVO heeft de regeling getoetst op de doelmatigheid en de gebruiksvriendelijkheid voor
subsidie-aanvragers en RVO. Deze regeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.
6. Consultatie
Gezien het spoedeisende karakter van de regeling, mede in verband met het feit dat
het vulseizoen reeds is gestart en het aantal dagen dat gemiddeld nog nodig is om
voor 1 november aanstaande om de gasopslag te vullen, is besloten om internetconsultatie
achterwege te laten. Wel heeft afstemming over deze regeling plaatsgevonden met de
relevante partijen, te weten de gasbedrijven die op dit moment een SSSA met het gasopslag
Bergermeer hebben gesloten en het gasopslagbedrijf Bergermeer zelf.
7. Moment van inwerkingtreding
Deze regeling treedt inwerking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin deze wordt geplaatst.
Daarbij wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten. Het is in
verband met de gasleveringszekerheid van groot belang dat zo spoedig mogelijk wordt
gestart met het vullen van de gasopslag Bergermeer. Het wordt daarom niet verantwoord
geacht om te wachten tot een eerstvolgend vast verandermoment.
De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten