Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2022, 12219 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2022, 12219 | beleidsregel |
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op artikel 4:81 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
degene die als hoofdhuurder van een gebouw een overeenkomst heeft voor de huur van een woning, alsmede een medehuurder indien hij de hoofdhuurder bij diens overlijden in de hoedanigheid van hoofdhuurders is opgevolgd;
door de NCG aangewezen inspecteur die de opname van de zelf aangebrachte voorziening bij de aanvrager verricht;
woning of bedrijfsruimte in het aardbevingsgebied waarvoor een huurovereenkomst is gesloten en die ingevolge een versterkingsbesluit van de NCG zal worden gesloopt of zal worden versterkt;
door een bouwkostendeskundige uit te voeren inspectie van de zelf aangebrachte voorziening om de hoogte van de vergoeding vast te stellen in aanwezigheid van de aanvrager;
de Dienst Nationaal Coördinator Groningen, genoemd in het Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen;
volledig afbreken van een gebouw;
besluit van de NCG als bedoeld in artikel 9 van het Besluit versterking gebouwen Groningen, waarin is opgenomen welke maatregelen genomen moeten worden om de woning aan de veiligheidsnorm te laten voldoen;
in bijlage 1 bij deze regeling vermelde voorziening die door de huurder zelf is aangebracht, of waarvan de huurder kan aantonen dat hij deze tegen een financiële vergoeding van de vorige huurder heeft overgenomen of die de huurder heeft laten aanbrengen en die aard- en nagelvast aan de woning, of bij de woning bijbehorende buitenruimte is verbonden.
1. De NCG verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor een zelf aangebrachte voorziening aan een aanvrager die een huurovereenkomst heeft of had voor een gebouw dat is gesloopt of versterkt of waarvan de eigenaar heeft aangekondigd dat het gebouw zal worden gesloopt of versterkt, en waarvoor:
a. een versterkingsbesluit is genomen;
b. een van de volgende programmatische akkoorden is gesloten:
1. het convenant 1588;
2. het Groninger zorgakkoord;
3. het zorgprogramma, bedoeld in ‘(Bevings-)bestendige zorg in Groningen Toekomstperspectief en versterken’ van 8 oktober 2018; of
4. de Bouwimpuls; of
c. een vaststellings- of uitvoeringsovereenkomst tussen de verhuurder en de NCG is gesloten.
2. De NCG verstrekt geen tegemoetkoming als de aanvrager reeds uit anderen hoofde een vergoeding heeft ontvangen voor een zelf aangebrachte voorziening.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bestaat uit een forfaitair bedrag ter hoogte van € 3.000,-.
2. De aanvrager kan om een opname verzoeken.
3. De uitkomst van de opname, bedoeld in het tweede lid, bepaalt de hoogte van de tegemoetkoming.
4. Indien de woning in het verleden is gesloopt of reeds is versterkt waardoor er geen opname als bedoeld in het tweede lid mogelijk is en de aanvrager op basis van bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen kan aantonen dat de waarde van zijn zelf aangebrachte voorziening het bedrag, genoemd in het eerste lid, overstijgt kan de aanvrager verzoeken de hoogte van de tegemoetkoming op basis daarvan te bepalen.
1. Een aanvrager kan zodra de eigenaar van het gebouw aan de aanvrager heeft aangekondigd dat het gebouw zal worden gesloopt of versterkt een aanvraag bij de NCG indienen.
2. Indien de woning reeds is versterkt kan de huurder per ommegaande een aanvraag bij de NCG indienen.
3. Bij de aanvraag worden de volgende bescheiden verstrekt door de aanvrager:
a. de huurovereenkomst of een bewijsstuk van de huurovereenkomst en een bankafschrift of een ander bewijsstuk waaruit blijkt dat de hoofdhuurder de huur voorafgaand aan de periode van de versterking van zijn huurwoning heeft betaald;
b. een verklaring dat door het versterkingsbesluit een zelf aangebrachte voorziening als genoemd in bijlage 1 verloren gaat of is gegaan;
c. de toestemming van de verhuurder als een aanvraag voor een andere voorziening als bedoeld in bijlage 1 wordt ingediend, of een ander bewijsstuk waar deze toestemming uit blijkt; en
d. de bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen op basis waarvan een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3, vierde lid, wordt bepaald.
4. Een aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend bij de NCG, waarbij gebruik wordt gemaakt van een formulier dat door de NCG beschikbaar wordt gesteld.
5. Een aanvraag kan worden ingediend voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3, eerste en vierde lid, of voor een vergoeding naar aanleiding van een opname als bedoeld in artikel 3, tweede lid.
6. Een aanvraag kan tot en met uiterlijk 31 december 2027 worden ingediend.
1. De NCG besluit binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 3, eerste, of een tegemoetkoming wordt verstrekt.
2. De NCG besluit binnen twaalf weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 3, tweede of vierde lid, of een tegemoetkoming wordt verstrekt.
3. De NCG betaalt het bedrag van de tegemoetkoming in één keer uit.
1. De NCG kan een besluit tot verstrekking van een tegemoetkoming intrekken indien:
a. de aanvrager aan wie een tegemoetkoming is verstrekt onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor een tegemoetkoming ten onrechte is verstrekt; of
b. het besluit tot verstrekking van een tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dat wist, dan wel behoorde te weten.
2. De NCG vordert een bedrag dat als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte is uitbetaald terug van degene aan wie is uitbetaald.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 11 mei 2022
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief
De zelf aangebrachte voorzieningen die voor vergoeding in aanmerking komen, zijn:
– tuinhuizen met fundering;
– schuttingen, pergola’s;
– serres, veranda’s;
– uitbouwen;
– sierbeplanting, sierbestrating;
– vijvers;
– garages;
– uitbreidingen of vervangen van keukens (inbouwapparatuur), badkamers (ligbad, wandmeubel);
– aanvullende (technische) installaties, zoals zonneschermen en zonnepanelen; of
– andere voorzieningen die met toestemming van de verhuurder zijn aangebracht.
Om verschillen in de vergoedingen voor particuliere eigenaren en huurders in de versterkingsopgave gelijk te trekken is op 1 oktober 2020 tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en de acht woningcorporaties (KR8) binnen de versterkingsopgave een akkoord gesloten.1 Op grond van dit akkoord kan een huurder aanspraak maken op huurneutraliteit in een wisselwoning, de kosten voor nutsvoorzieningen in de wisselwoning vergoed krijgen, een vergoeding ontvangen voor de verhuiskosten en krijgt een huurder de mogelijkheid om zelf tijdelijke huisvesting te regelen. Met onderhavige regeling wordt ook de laatste afspraak uit het akkoord om een vergoeding voor het verlies van zelf aangebrachte voorzieningen in de huurwoning te bieden uitgewerkt.
Zelf aangebrachte voorzieningen zijn voorzieningen die in bijlage 1 van deze regeling zijn opgenomen, en die door de huurder zelf zijn aangebracht, of waarvan de huurder kan aantonen dat hij deze tegen een financiële vergoeding van de vorige huurder heeft overgenomen of die de huurder heeft laten aanbrengen en die aard- en nagelvast aan de woning, of bij de woning bijbehorende buitenruimte zijn verbonden. Dit kan bijvoorbeeld een ligbad zijn dat een huurder in de badkamer heeft laten installeren. De lijst met voorzieningen is tot stand gekomen in samenwerking met de KR8 en omvat de meest voorkomende voorzieningen die huurders aanbrengen in hun woning. Het kan voorkomen dat een huurder door de versterking een voorziening verliest die niet voortkomt op de lijst in bijlage 1. In dat geval kan de huurder de voorziening alsnog vergoed krijgen door deze op het aanvraagformulier aan te geven als andere voorziening die met toestemming van de verhuurder is aangebracht. De huurder dient dan wel de toestemming van de verhuurder voor de aanbrenging van de voorziening aan de NCG mee te sturen.
Zelf aangebrachte voorzieningen worden alleen vergoed als deze voorzieningen teniet worden gedaan als gevolg van de versterkingswerkzaamheden en deze niet kunnen worden hergebruikt, bijvoorbeeld omdat de verwijdering ervan schade aan de voorziening veroorzaakt. Als dit het geval is kunnen huurders een aanvraag indienen voor een vergoeding van hun zelf aangebrachte voorziening(en). Zowel sociale als particuliere huurders komen voor deze vergoeding in aanmerking. Onderdeel van de regeling is dat huurders kunnen kiezen tussen een forfaitaire vergoeding en, waar dit nog mogelijk is, een opname. Wanneer er geen opname meer mogelijk is maar een huurder nog bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen heeft kan hij deze aandragen. Met de KR8 binnen de versterkingsopgave zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop deze hun huurders ondersteunen bij het doen van een aanvraag. Een huurder dient op het aanvraagformulier van de NCG aan te geven dat zijn verhuurder op de hoogte is van zijn aanvraag voor vergoeding van zelf aangebrachte voorzieningen.
Een huurder kan kiezen voor een forfaitaire vergoeding. Een forfaitaire vergoeding geeft de huurder direct en vooraf duidelijkheid over welk bedrag hij ontvangt. Daarnaast hoeft er geen opname bij de huurders thuis plaats te vinden. Zo levert de keuze voor de forfaitaire vergoeding tijdwinst en minder administratieve lasten op. Er is voor € 3.000 gekozen op basis van de steekproef van de NCG. Met de steekproef zijn de zelf aangebrachte voorzieningen bij 75 huurwoningen van woningcorporaties geïnventariseerd en gewaardeerd. Uit deze steekproef blijkt dat bij 90% van de adressen zelf aangebrachte voorzieningen aanwezig zijn.
Een huurder kan ook kiezen voor een opname van zijn zelf aangebrachte voorzieningen door een kostendeskundige. Dit kan de huurder doen wanneer hij van mening is dat de vervangingswaarde van zijn zelf aangebrachte voorzieningen de hoogte van de forfaitaire vergoeding overstijgt. Wanneer de huurder kiest voor een opname, waarbij zijn voorzieningen worden gewaardeerd tegen de vervangingswaarde, krijgt hij de vergoeding die voortvloeit uit die opname. Het is dus mogelijk dat de uitkomst van de opname lager uitvalt dan de forfaitaire vergoeding. Dit aspect moet een huurder dus meewegen bij zijn beslissing om voor een opname te kiezen. De huurder dient op het aanvraagformulier aan te geven dat hij zich hiervan bewust is, omdat hij niet alsnog een aanvraag om een forfaitaire vergoeding kan indienen. Wanneer het voor een huurder lastig is de keuze tussen de forfaitaire vergoeding en de opname te maken kan hij hierover in contact treden met zijn verhuurder, in geval van een huurder bij een corporatie is dit de woonconsulent.
Huurders waarvan de woning al is versterkt, kunnen een forfaitaire vergoeding aanvragen. Bij deze groep is geen opname meer mogelijk omdat de voorziening al verloren is gegaan tijdens de versterking. Het is mogelijk om een hogere vergoeding uit te keren wanneer de huurder met bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen, zoals bankafschriften, kan aantonen dat hij in het verleden een zelf aangebrachte voorziening had waarvan de waarde meer dan € 3.000 bedroeg. In dat geval wordt de vervangingswaarde bepaald op basis van de geleverde bewijsstukken. Uit de bewijsstukken moet de aard van de voorziening naar voren komen en herleidbaar zijn dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt door de aanvrager en voor de desbetreffende voorziening. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een factuur in combinatie met een bankafschrift. Alleen bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen komen in aanmerking als bewijsstukken. De waarde en oorsprong van de voorzieningen bepalen op basis van beeldmateriaal (foto’s en video’s) is niet mogelijk omdat deze lastig te waarderen en niet tot de aanvrager te herleiden zijn.
In alle gevallen geldt dat de huurder zelf bepaalt hoe de vergoeding wordt besteed. Het is niet verplicht dezelfde voorzieningen terug te kopen. Het kan in de praktijk bijvoorbeeld voorkomen dat een huurder verhuist naar een ander type woning waar er geen behoefte meer is aan een dergelijke voorziening.
De vergoeding hoeft niet als inkomen (box 1) te worden opgegeven bij de Belastingdienst. Als de huurder het geld niet uitgeeft, bijvoorbeeld aan vervanging van de voorziening, verhoogt het wel zijn vermogen. Daarmee kan het gevolgen hebben voor zijn vermogensrendementsheffing (box 3), uitkeringen en/of toeslagen. Wanneer de huurder schulden heeft, kan de vergoeding gevolgen hebben voor schuldsaneringstrajecten. Het is in een dergelijk geval aan te raden voor de huurder om contact te zoeken met zijn schuldhulpverlener.
De beleidsregel wordt uitgevoerd door de NCG, als gemandateerde van de Minister voor Economische Zaken en Klimaat.
In dit artikel is de doelgroep van deze regeling omschreven. Het betreft sociale en particuliere huurders waarvan de woning wordt versterkt of wordt gesloopt als gevolg van de versterkingsopgave. Wanneer door deze werkzaamheden zelf aangebrachte voorzieningen in de woning teniet worden gedaan maakt deze regeling een vergoeding mogelijk.
Voorts komen huurders die vallen onder de groep uit de zogenaamde overgangsregeling in aanmerking voor de vergoeding voor het verlies van zelf aangebrachte voorzieningen. Bij de nadere uitwerking van het akkoord van 1 oktober 2020 bleek dat er ook een groep huurders was die op de ingangsdatum van het akkoord al in een wisselwoning zat. Door de ingangsdatum van het akkoord van 1 november 2020 als hard omslagpunt te hanteren zouden er nieuwe verschillen ontstaan, omdat deze huurders dan geen vergoedingen kregen terwijl hun buren die nog moeten verhuizen dat wel zouden krijgen. Om die reden is in overleg met de Kr8 een groep adressen aangewezen voor een overgangsregeling zodat zij bij wijze van uitzondering met terugwerkende kracht ook bepaalde vergoedingen kunnen krijgen. Het gaat om zo’n 150 adressen die al in uitvoering zijn en waar de corporaties destijds afspraken over hebben gemaakt met de NAM. De huurders die dit betreft zijn hierover door hun corporatie geïnformeerd.
Ook geldt deze regeling voor een beperkt aantal gevallen waarin de woning al is gesloopt. In het najaar van 2020 heeft de NCG als steekproef bij 75 adressen een opname verricht om informatie te vergaren voor de uitwerking van deze regeling. De bewoners die onderdeel waren van deze steekproef kunnen ook gebruik maken van deze regeling. Van deze woningen is dus een opnamerapport beschikbaar dat deze groep bewoners ter beschikking zal worden gesteld. Deze bewoners kunnen kiezen tussen het forfaitaire bedrag van 3.000 euro of het vastgestelde bedrag in het opnamerapport.
Tot slot zijn er circa 1100 huurders waarvan de huurwoning in de periode januari 2015 tot en met november 2020 is versterkt. Deze huurders kunnen ook gebruik maken van de regeling indien zij over zelf aangebrachte voorzieningen in de oude huurwoning beschikten. Huurders dienen op het aanvraagformulier naar waarheid te verklaren dat zij over zelf aan gebrachte voorzieningen beschikten. Wanneer dit het geval is, maken zij aanspraak op de forfaitaire vergoeding van 3.000 euro. Er kan niet gekozen worden voor een opname, omdat een opname in deze gevallen niet meer mogelijk is. Wel heeft de huurder de mogelijkheid op basis van bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen aan te tonen dat hij in het verleden een zelf aangebrachte voorziening had, waarvan de waarde meer dan € 3.000 bedroeg. De waarde van de zelf aangebrachte wordt dan op basis van deze bewijsstukken bepaald.
De NCG verstrekt geen tegemoetkoming als de huurder al op basis van een andere grondslag een vergoeding heeft ontvangen voor zelf aangebrachte voorzieningen. Een vergoeding die mogelijk binnen een gemeentelijke regeling van batch 1588 is verstrekt voor zelf aangebrachte voorzieningen wordt niet nogmaals verstrekt onder deze beleidsregel. Wanneer een dergelijke vergoeding binnen deze gemeentelijke regeling echter niet is gegeven kan een vergoeding worden verstrekt.
De vergoeding die een huurder heeft ontvangen op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming huurders woningcorporaties aardbevingsgebied Groningen betreft geen vergoeding voor zelf aangebrachte voorzieningen zoals bedoeld in dit artikel.
In dit artikel is de hoogte van de tegemoetkoming bepaald voor het verlies van zelf aangebrachte voorzieningen in de woning. De huurder kan kiezen tussen een forfaitaire vergoeding of een opname van de zelf aangebrachte voorziening(en). Het maakt niet uit of de woning wordt gesloopt of wordt versterkt. Wel van belang is dat de versterkingsmaatregelen het gevolg zijn van het op norm krijgen van de woning.
In het eerste lid is bepaald dat de forfaitaire vergoeding bestaat uit een bedrag van € 3.000,-. In het tweede en derde lid is bepaald dat de huurder ook kan kiezen voor een opname en dat na de keuze het resultaat van die opname de hoogte van de vergoeding bepaalt.
In het vierde lid is bepaald dat wanneer een aanvrager, waarbij geen opname meer mogelijk is, op basis van bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen kan aantonen dat zijn zelf aangebrachte voorzieningen de waarde van de forfaitaire vergoeding overstijgen, hij een vergoeding kan krijgen op basis van dat bewijsmateriaal.
Het eerste lid bepaalt dat een huurder zodra hij een aankondiging van het voornemen van het slopen of de bouwkundige versterking van zijn huurwoning van zijn verhuurder heeft ontvangen, een aanvraag kan indienen bij de NCG. Voor een huurder is het belangrijk dat hij zo snel mogelijk na het ontvangen van de sloopaanzegging of het bericht van bouwkundig versterken een aanvraag doet. Wanneer de huurder namelijk voor een opname kiest moet deze plaatsvinden voor de sloop of bouwkundige versterking. Op het aanvraagformulier dient de huurder te verklaren dat de verhuurder op de hoogte is van de aanvraag voor een tegemoetkoming voor zelf aangebrachte voorzieningen.
Het tweede lid bepaalt dat huurders waarvan de woning reeds is versterkt, een aanvraag kunnen indienen zodra deze beleidsregel in werking is getreden. Bij de aanvraag moeten overeenkomstig het derde lid verschillende gegevens worden overlegd. De huurder voegt bij zijn aanvraag de huurovereenkomst of een bewijsstuk van een huurovereenkomst en een bankafschrift of een ander bewijsstuk waaruit blijkt dat de hoofdhuurder de huur voorafgaand aan de periode van de versterking van zijn huurwoning heeft betaald. Ook dient een verklaring te worden overgelegd dat door het versterkingsbesluit zelf aangebrachte voorzieningen als genoemd in bijlage 1 verloren gaan of zijn gegaan. Indien de huurder een vergoeding aanvraagt voor een andere voorziening die met toestemming van de verhuurder is aangebracht voegt de huurder ook de toestemming van de verhuurder toe bij zijn aanvraag. Hierbij gaat het om de laatste categorie voorzieningen als bedoeld in bijlage 1 bij de regeling. Wanneer een aanvrager waarbij geen opname meer mogelijk is zijn tegemoetkoming laat bepalen op basis van bonnen, facturen of andere betalingsbewijzen, moet hij deze bewijsstukken meesturen met de aanvraag.
In het geval van een opname tellen alleen de zelf aangebrachte voorzieningen mee die voor de datum van de sloopaanzegging2 (of bouwkundige versterking) in de woning aanwezig waren. Voor de aanvraag kan gebruik worden gemaakt van een formulier dat beschikbaar moet worden gesteld door de NCG.
Als de huurder kiest voor een opname dan neemt de bouwkostendeskundige binnen 14 dagen nadat de NCG de volledige aanvraag heeft ontvangen contact op met de huurder voor een afspraak. De bouwkostendeskundige die de opname verricht kijkt uitsluitend naar de zelf aangebrachte voorzieningen die de huurder heeft aangegeven op het aanvraagformulier. De zelf aangebrachte voorzieningen worden gewaardeerd tegen de waarde waarmee de voorziening op dat moment kan worden vervangen. Zo heeft de huurder de mogelijkheid om in zijn versterkte of nieuwe woning een vergelijkbare zelf aangebrachte voorziening aan te brengen. Dat is overigens geen verplichting. De huurder krijgt na de opname een beschikking van de NCG waarin de hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen die op basis van de opname tot stand is gekomen. Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open.
De NCG beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een tegemoetkoming voor een forfaitaire vergoeding. De NCG beslist binnen 12 weken na ontvangst van een aanvraag voor een tegemoetkoming naar aanleiding van een opname of een waardebepaling op basis van bonnen, facturen en andere betalingsbewijzen. Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de NCG te stellen termijn, aan te vullen, conform artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer een aanvraag wordt toegewezen of afgewezen ontvangt de aanvrager hiervan schriftelijk bericht. Tegen dit besluit staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. Als een aanvraag wordt toegewezen betaalt de NCG het bedrag van de tegemoetkoming in één keer uit.
Dit artikel bepaalt dat een besluit tot verstrekking van een tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien een aanvrager onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft. Ook indien de aanvrager anderszins redelijkerwijs had kunnen weten dat er ten onrechte een tegemoetkoming is verstrekt, kan het besluit worden ingetrokken. Ten onrechte betaalde bedragen zullen door de NCG worden teruggevorderd.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-12219.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.