TOELICHTING
ALGEMEEN DEEL
1. Hoofdlijnen van de regeling
1.1 Aanleiding
Het is voor de gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagproblematiek van belang
een nieuwe start te maken. Het kwijtschelden van de publieke schulden levert hier
een belangrijke bijdrage aan; het is een essentieel onderdeel van het herstellen van
het collectief onrecht dat de gedupeerden door de overheid is aangedaan.
In de Wet hersteloperatie toeslagen wordt de grondslag opgenomen om openstaande vorderingen
op gedupeerde ouders en de toeslagpartners kwijt te schelden. Vooruitlopend op de
inwerkingtreding van deze wet zijn de verschillende overheden reeds begonnen met kwijtschelden
van publieke vorderingen. Ook gemeenten zijn hier inmiddels mee begonnen, waarbij
zij, naast andere publieke schulden, openstaande gemeentelijke belastingschulden kwijtschelden.
Afgesproken is dat het rijk alle gederfde belastingeninkomsten van gemeenten vergoedt
die het rechtstreekse gevolg zijn van kwijtscheldingen in het kader van de afwikkeling
van de kinderopvangtoeslagaffaire. In de Wet hersteloperatie toeslagen wordt een wettelijke
grondslag opgenomen om het mogelijk te maken deze gederfde inkomsten van gemeenten
door middel van een specifieke uitkering te vergoeden. Omdat gemeenten al met gederfde
belastinginkomsten te maken hebben, is vooruitlopend op deze wettelijke grondslag
met gebruikmaking van artikel 17, tweede lid, Financiële-verhoudingswet (hierna: ook
Fvw), deze regeling opgesteld om het nu reeds mogelijk te maken deze gederfde belastinginkomsten
te vergoeden.
1.2 Doel van de regeling
De regeling voorziet in het verstrekken van een specifieke uitkering aan gemeenten
voor het vergoeden van kosten die ontstaan door het kwijtschelden van verschuldigde
gemeentelijke belastingen van gedupeerden van de toeslagaffaire. Hierbij gaat het
om de gemeentelijke belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV, paragraaf 2 en 3, van de
Gemeentewet en om de belastingen waarvan de heffing krachtens andere wetten door de
gemeente geschiedt (zoals de afvalstoffenheffing op grond van artikel 15.33 van de
Wet milieubeheer). Ook voorziet deze regeling in de vergoeding van de uitvoeringskosten
die gemeenten maken in het kader van deze kwijtschelding.
1.3 Inhoud van de regeling
De specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt, bestaat uit
twee componenten. In de eerste plaats ontvangen gemeenten op grond van deze regeling
een vergoeding voor de gederfde belastinginkomsten die het rechtstreekse gevolg zijn
van het kwijtschelden van de op 31 december 2020 openstaande belastingschulden van
gedupeerden en toeslagpartners. Onder deze kwijtschelding wordt ook de situatie begrepen
dat gedupeerden (een deel van) deze belastingschuld in de loop van 2021 hebben voldaan
en de gemeente dit bedrag vervolgens heeft gerestitueerd. De vergoeding bedraagt 100
procent van de gederfde belastinginkomsten in een begrotingsjaar. Naast de hoofdsom
komt de kwijtschelding van eventuele verhogingen, zoals rente of invorderingskosten
of brutering, ongeacht wanneer deze zijn ontstaan, eveneens voor vergoeding in aanmerking.
De Minister bepaalt de precieze hoogte van deze gederfde belastinginkomsten in het
jaar na het begrotingsjaar aan de hand van informatie die de colleges van de gemeenten
aan de Minister aanleveren. Deze informatie wordt via de jaarrekening van de gemeenten
en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek) aangeleverd.
Deze informatie is tevens onderdeel van de verantwoordingsinformatie die het college
in het kader van artikel 17a Fvw dient aan te leveren.
In de tweede plaats ontvangen gemeenten op grond van deze regeling een vergoeding
voor de uitvoeringskosten die gemeenten maken om de belastingschuld van gedupeerden van de Kinderopvangtoeslagaffaire
kwijt te schelden. De hoogte van deze vergoeding wordt berekend aan de hand van een
normbedrag: € 150,– per gedupeerde. Bij de berekening van de hoogte van de uitvoeringskosten
worden ook de gedupeerden meegeteld waarbij uiteindelijk niet tot kwijtschelding of
restitutie van gemeentelijke belastingen is overgegaan. Bij alle gedupeerden dient
immers geverifieerd te worden of sprake is van een gemeentelijke belastingschuld die
moet worden kwijtgescholden of gerestitueerd. Ook als uiteindelijk de conclusie wordt
getrokken dat een gedupeerde geen recht heeft op kwijtschelding van gemeentelijke
belastingen, zijn per gedupeerde dus wel degelijk uitvoeringskosten gemaakt. Om deze
reden zijn de uitvoeringskosten berekend aan de hand van het totaal aantal gedupeerden in de gemeente en niet slechts aan de hand van het aantal gedupeerden
dat daadwerkelijk recht heeft op kwijtschelding of restitutie van gemeentelijke belastingen.
De hoogte van beide uitkeringscomponenten (vergoeding voor gederfde belastinginkomsten
en vergoeding voor uitvoeringskosten) bepalen de hoogte van de specifieke uitkering
die op grond van deze regeling aan de gemeenten wordt verstrekt.
2. Verhouding tot de Financiële-verhoudingswet
Aan gemeenten wordt vooruitlopend op een wettelijke grondslag (in de Wet hersteloperatie
toeslagen) op grond van deze regeling een specifieke uitkering als bedoeld in artikel
15a van de Financiële-verhoudingswet verstrekt. Artikel 17, tweede lid, Fvw jo. artikel
4:23, derde lid, Awb maakt dit mogelijk. De regels in de Financiële-verhoudingswet
over specifieke uitkeringen zijn daarom van toepassing. Dit betekent onder meer dat
de verantwoording verloopt op de in artikel 17a van die wet aangegeven wijze.
3. Gevolgen voor de regeldruk
Deze regeling brengt geen regeldrukeffecten met zich mee.
4. Inwerkingtreding
Om de specifieke uitkering aan gemeenten zo spoedig mogelijk te kunnen verstrekken,
is in afwijking van de vaste verandermomenten bepaald dat deze regeling in werking
treedt op de dag nadat zij in de Staatscourant is geplaatst. Deze afwijking van de
vaste verandermomenten is niet bezwaarlijk, omdat deze regeling begunstigend van aard
is.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 2
De specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt, bestaat uit
twee componenten:
-
1. Een vergoeding van de gederfde belastinginkomsten van gemeenten die het rechtstreekse
gevolg zijn van het kwijtschelden van de (gemeentelijke) belastingschulden van gedupeerden
en toeslagpartners (uitkeringscomponent ‘gederfde belastinginkomsten’);
-
2. Een tegemoetkoming van alle uitvoeringskosten die gemeenten maken in het kader van
deze kwijtschelding (uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’).
Artikel 4
De hoogte van de specifieke uitkering wordt bepaald in het jaar na een bepaald begrotingsjaar.
Gemeenten leveren in het kader van hun verantwoording conform de systematiek van ‘single
information, single audit’ (Sisa-systematiek; artikel 17a Fvw) informatie aan over
de hoogte van de gederfde belastinginkomsten die verband houden met de kwijtschelding
van gemeentelijke belastingschulden van gedupeerden. Op basis van deze informatie
stelt de Minister de hoogte van de uitkeringscomponent ‘gederfde belastinginkomsten’
per gemeente vast. Deze informatie is overigens tevens onderdeel van de verantwoordingsinformatie
de gemeente dient aan te leveren. De uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’ per gemeente
wordt bepaald aan de hand van een normbedrag van € 150,– per gedupeerde. De hoogte
van de uitkeringscomponent ‘gederfde belastinginkomsten’ en de uitkeringscomponent
‘uitvoeringskosten’ gezamenlijk vormen het uiteindelijke bedrag dat een gemeente als
specifieke uitkering ontvangt.
Artikel 5
De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond
van artikel 17a Fvw via de jaarrekening van de gemeente en de SiSa-systematiek. Bij
artikel 4 is toegelicht dat de gemaakte kosten enerzijds worden gebruikt voor de berekening
van de hoogte van de uitkering. Die reeds aangeleverde informatie wordt ook gebruikt
voor verantwoording van de besteding van de uitkering. Voor de verantwoording van
de deze specifieke uitkering worden de volgende indicatoren opgenomen:
-
• Het aantal gedupeerden in de gemeente. Hierbij gaat het om alle gedupeerden, dus ongeacht of er daadwerkelijk kwijtschelding van gemeentelijke belastingen
heeft plaatsgevonden. Op basis van deze verantwoordingsinformatie worden de uitvoeringskosten
(artikel 3, tweede lid) per gemeente vastgesteld. Om vast te stellen wie gedupeerde
van de toeslagenaffaire is, maakt de gemeente gebruik van een door de Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen (hierna: UHT) verstrekte lijst van gedupeerden van de toeslagenproblematiek.
De UHT levert de lijst ieder jaar begin januari aan (met daarin gegevens over het
voorgaande jaar), waarna gemeenten de tijd hebben om de lijst te controleren en vragen
te stellen aan de UHT. De UHT levert, indien nodig, uiterlijk op 31 januari van dat
jaar een nieuwe definitieve lijst aan. Ieder jaar worden de data voor het aanleveren
van de lijsten door de UHT en het aanleveren van vragen door gemeenten opnieuw bepaald
en gecommuniceerd aan gemeenten in samenwerking met de VNG.
-
• De gederfde belastinginkomsten in het begrotingsjaar (jaar T) die voortvloeien uit
de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen van gedupeerden en toeslagpartners.
Op basis van deze indicator wordt tevens de hoogte van de uitkeringscomponent ‘gederfde
belastinginkomsten’ berekend (artikel 4, eerste lid).
-
• Eindverantwoording (ja/nee). Gemeenten dienen hierbij aan te geven of zij verwachten
dat de specifieke uitkering kan worden afgerond of dat er nog meer kwijtscheldingen
worden verwacht.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren