TOELICHTING
1. Inleiding
Producenten en importeurs die verpakkingen in de handel brengen zijn verplicht jaarlijks
verslag uit te brengen over een aantal in het Besluit beheer verpakkingen 2014 (hierna:
Besluit) opgenomen verplichtingen. Het verslag stelt de toezichthouder, de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT), in staat te beoordelen of de in het Besluit opgenomen
verplichtingen ten aanzien van verpakkingen en verpakkingsafval zijn nagekomen.
Met deze regeling worden nadere regels gesteld aan het door producenten en importeurs
van verpakkingen uit te brengen verslag. Deze nadere regels hebben betrekking op de
verslaglegging over het uitvoeren van de in het Besluit opgenomen verplichtingen ten
aanzien van het hergebruik en recycling van verpakkingen, (vanaf 2022) de gescheiden
inzameling van kunststof drankverpakkingen en (vanaf 2024) metalen drankverpakkingen
en de recycling van verpakkingsafval.
Doel van deze nadere regels is – naast het verkrijgen van een gedegen onderbouwing
van de in het kader van het verslag aangeleverde informatie ten behoeve van toezicht
en handhaving – dat de gegevens in het verslag ten aanzien van hergebruik en recycling
van verpakkingen door Nederland als lidstaat direct kunnen worden gebruikt voor de
rapportages die aan de Europese Commissie over deze onderwerpen moeten worden uitgebracht
op basis van het uitvoeringsbesluit (EU) 2019/665 van de Europese Commissie1. In dit uitvoeringsbesluit zijn in 2019 nieuwe regels opgenomen voor lidstaten met
betrekking tot de verslaglegging over de verschillende doelen en verplichtingen die
volgen uit de Verpakkingenrichtlijn2. In het bijzonder is in 2019 in het uitvoeringsbesluit een nieuwe meetmethode voor
recycling geïntroduceerd. Voor de in deze regeling gestelde nadere regels inzake de
verslaglegging is het uitvoeringsbesluit het uitgangspunt.
Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2021. Dat betekent dat in 2022 het verslag
over het kalenderjaar 2021 conform deze nadere regels en de nieuwe meetmethode moet
worden opgesteld. Het verslag dient te worden uitgebracht aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat en kan digitaal worden verstuurd naar: producentenverantwoordelijkheid@rws.nl.
2. Reikwijdte
In de artikelen 5a, 6, 6a (met ingang van 20223) en 6b (met ingang van 20244) van het Besluit zijn voor producenten en importeurs die verpakkingen in de handel
brengen (hierna aan te duiden als: producenten) verplichtingen opgenomen met betrekking
tot het inzamelen, recyclen en hergebruiken van de door hen in Nederland gebruikte
verpakkingen. Op grond van artikel 8 van het Besluit dient jaarlijks voor 1 augustus
aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verslag te worden gedaan over de
uitvoering van deze verplichtingen in het voorgaande kalenderjaar.
De verplichtingen in het Besluit zijn onderdeel van wat in artikel 1.1 van de Wet
milieubeheer wordt omschreven als een ‘regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’;
zijnde regels die ervoor zorgen dat degene die een product in de handel brengt, geheel
of gedeeltelijk de financiële of organisatorische verantwoordelijkheid draagt voor
het beheer van de van dat product overgebleven afvalstoffen. Met ingang van 2023 dienen
producenten bij het uitvoeren van hun verplichtingen in het kader van een ‘regeling
voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’ te voldoen aan het Besluit regeling
voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (hierna: Besluit UPV). De verslagleggingsverplichting
uit artikel 8 van het Besluit komt dan te vervallen en wordt vervangen door de verslagleggingsverplichting
uit artikel 5 van het Besluit UPV. Deze regeling heeft met ingang van 2023 dan ook
betrekking op het verslag bedoeld in artikel 5 van het Besluit UPV.
Met ingang van 2022 wordt middels het Besluit maatregelen kunststof drankflessen artikel
6a aan het Besluit toegevoegd. Deze regeling heeft vanaf die datum ook betrekking
op het verslag over de inzameldoelstelling voor kunststof flessen voor water en frisdrank
zoals dan opgenomen in artikel 6a van het Besluit. Dit is geregeld in artikel 6, eerste
lid, dat, gelet op de inwerkingtredingsbepaling in artikel 8, op 1 januari 2022 in
werking treedt.
Met ingang van 2024 wordt middels het Besluit maatregelen metalen drankverpakkingen
artikel 6b aan het Besluit toegevoegd. Deze regeling heeft vanaf die datum ook betrekking
op het verslag over de inzameldoelstelling voor metalen drankverpakkingen zoals dan
opgenomen in artikel 6b van het Besluit. Dit is geregeld in artikel 6, tweede lid,
dat, gelet op de inwerkingtredingsbepaling in artikel 8, op 1 januari 2024 in werking
treedt.
De juridische grondslag voor deze regeling is artikel 9.5.2, zevende lid, van de Wet
milieubeheer. Op grond van dat artikel kunnen bij ministeriële regeling nadere regels
worden gesteld omtrent onderwerpen die zijn opgenomen in een algemene maatregel van
bestuur die zijn grondslag vindt in artikel 9.5.2, eerste lid, Wet milieubeheer. Zowel
het Besluit als het Besluit UPV is gebaseerd op de grondslag van artikel 9.5.2, eerste
lid, Wet milieubeheer.
Naast de verslagleggingverplichtingen die producenten hebben voor de artikelen 5a,
6, 6a en 6b, hebben producenten een verslagleggingsverplichting ten aanzien de verplichtingen
die volgen uit artikel 3 (essentiële eisen) en artikel 12 (statiegeld) van het Besluit.
Voorts volgt met ingang van 2023 uit artikel 5, tweede lid, van het Besluit UPV de
verplichting voor producenten om in hun verslag aandacht te besteden aan de innamesystemen
van verpakkingen en aan de informatieplicht die producenten hebben. Aan vorengenoemde
verslaglegginsverplichtingen worden in deze regeling geen nadere regels gesteld.
Producenten die jaarlijks minder dan 50.000 kilogram verpakkingen gebruiken, zijn
op grond van het Besluit vrijgesteld van de verslagleggingsverplichting.
Ten tijde van het van kracht worden van deze regeling wordt door producenten gezamenlijk
uitvoering gegeven aan de verplichtingen op grond van de artikelen 5a en 6 in het
Besluit, alsmede aan de verplichting tot verslaglegging daarover. De Stichting Afvalfonds
Verpakkingen (Afvalfonds) brengt in dit kader jaarlijks namens producenten verslag
uit over de uitvoering van de verplichtingen in het kader van de ‘regeling voor uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid’.
De regeling is niettemin ook van toepassing op een situatie waarbij een producent
zelfstanding uitvoering geeft aan de verplichtingen in de artikelen 5a, 6, 6a en 6b
van het Besluit en daardoor zelfstandig verslag zal uitbrengen over die verplichtingen.
De openbaarmaking van het op basis van deze regeling opgestelde verslag, monitoringsprotocol
en de accountantsverklaring geschiedt door de producent of, in geval van een gezamenlijke
uitvoering, de verantwoordelijke producentenorganisatie, zijnde het Afvalfonds, op
grond van artikel 5 en 6 van het Besluit UPV.
3. Verslag, monitoringsprotocol, en accountantsverklaring
De nadere regels omtrent het verslag over de uitvoering van de artikelen 5a, 6, 6a
en 6b van het Besluit bestaan uit drie onderdelen.
Het eerste onderdeel verplicht tot het gebruiken van de in bijlage 1 bij deze regeling
opgenomen tabellen. Daarin moeten de in het verslagjaar behaalde resultaten inzake
de doelstellingen voor hergebruik en recycling, als bedoeld in de artikelen 5a, 6,
en gescheiden inzameling van verpakkingen, als bedoeld in de artikelen 6a en 6b van
het Besluit, in kilotonnen worden opgenomen. De gegevens moeten worden ingevuld met
inachtneming van hetgeen daaromtrent is gesteld in de artikelen 3 tot en met 5 van
de regeling. In de paragrafen 4 tot met 6 van deze toelichting wordt nader ingegaan
op de wijze waarop de tabellen in bijlage 1 moeten worden ingevuld.
Het tweede onderdeel is de verplichting tot het opstellen en (jaarlijks) bij het verslag
aanleveren van een monitoringsprotocol waaruit blijkt hoe de in de tabellen van bijlage
1 opgenomen gegevens tot stand zijn gekomen en hoe de juistheid van deze gegevens
is geverifieerd. Het monitoringsprotocol moet worden opgesteld met in achtneming van
hetgeen daaromtrent in de artikelen 3 tot en met 5 van de regeling is opgenomen.
In het geval het monitoringprotocol wordt aangeleverd in het kader van de verslaglegging
door een producentenorganisatie wordt daarin tevens aangegeven op welke wijze de producentenorganisatie
de juistheid van de aan hem door producenten aangeleverde gegevens over de uitvoering
van de verplichtingen in het Besluit heeft geverifieerd.
Het monitoringsprotocol is bedoeld om de toezichthouder inzicht te verschaffen over
hoe de gegevens in de tabellen van bijlage 1 tot stand zijn gekomen. Het monitoringsprotocol
kan na eenmaal te zijn opgesteld jaarlijks worden gebruikt en – indien nodig – worden
aangevuld.
Het derde onderdeel betreft een accountantsverklaring waarin een onafhankelijke accountant
verklaart dat bij het verzamelen en invullen van de gegevens in het verslag, het monitoringsprotocol
is gevolgd. Met een onafhankelijke accountant wordt in dit verband gedoeld op een
accountant die niet in dienst is bij de producent of de producentenorganisatie die
het verslag opstelt.
Indien de toezichthouder het nodig acht dat producenten in aanvulling op het in deze
regeling gevraagde verslag, monitoringsprotocol en accountverklaring, nadere informatie
aanleveren, bieden de op grond van de Algemene wet bestuursrecht aan de toezichthouder
toebedeelde bevoegdheden hiervoor de mogelijkheid.
4. Hoeveelheid gebruikte verpakkingen
Verpakkingen worden door producenten van verpakte producten, gezamenlijk met het door
hen verkochte product – zogenoemde product-verpakkingscombinaties – in de handel gebracht.
De doelstellingen in de artikelen 5a, 6, (met ingang van 2022) 6a en (met ingang van
2024) 6b van het Besluit, hebben betrekking op alle door de producent in Nederland
gebruikte verpakkingen voor het insluiten, beschermen, verladen, afleveren of aanbieden
van in de handel gebrachte producten.
In de tabellen van bijlage 1 moet de hoeveelheid gebruikte verpakkingen worden ingevuld.
Dat dient te worden gedaan per materiaalsoort waarvoor in de artikelen 5a en 6 in
het Besluit doelstellingen zijn opgenomen. Samengestelde verpakkingen en andere verpakkingen
die uit meer dan één materiaal bestaan moeten, gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel
b van deze regeling, per materiaal dat deel uitmaakt van de verpakking worden berekend
en gerapporteerd. Indien een materiaal minder dan 1 gewichtsprocent van de verpakking
uitmaakt, behoeft dat materiaal niet te worden berekend en gerapporteerd. Deze uitzondering
is opgenomen omdat het vaststellen en berekenen van kleine fracties aan materialen
in met name verpakkingen van geïmporteerde producten niet altijd mogelijk is.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, is bepaald dat de hoeveelheid gebruikte verpakkingen
gelijk is aan het totaal van de in het betreffende kalenderjaar, voor het insluiten,
beschermen, verladen, afleveren of aanbieden van in de handel gebrachte producten,
gebruikte verpakkingen. Daarmee kiest Nederland er expliciet voor de hoeveelheid verpakkingen
en de hoeveelheden verpakkingsafval alsmede de gewichtspercentages voor hergebruikte
en gerecycled verpakkingsafval te bepalen op basis van de hoeveelheid in de handel
gebrachte verpakkingen. Nederland volgt hiermee de geboden mogelijkheid uit artikel
6 bis, eerste lid, onderdeel a, van de Verpakkingenrichtlijn. Een alternatieve methode
die in de richtlijn wordt genoemd is om de hoeveelheid verpakkingsafval te bepalen
aan de achterkant van de keten op basis van afvalanalyses. Die methode is minder betrouwbaar
omdat deze het risico in zich heeft dat verpakkingsafvalstromen die zich buiten de
reguliere afvalverwerkingskanalen bevinden, bijv. zwerfafval of illegale export, uit
het oog worden verloren.
Indien bij het bepalen van de hoeveelheid gebruikte verpakkingen ramingen worden toegepast,
worden deze ramingen, gelet op artikel 3, tweede lid, in het monitoringsprotocol toegelicht
en onderbouwd.
5. Hergebruikte verpakkingen
Het is mogelijk dat één verpakking meerdere malen gebruikt wordt voor het verpakken
van een product, zonder dat deze afval wordt. Er is dan sprake van hergebruik. In
een circulaire economie is dergelijk hergebruik van verpakkingen wenselijk omdat het
voorkomt dat verpakkingen na eenmalig gebruik afval worden.
Voor de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 5a van het Besluit mogen verpakkingen
die zijn hergebruikt worden meegeteld. Daarbij mogen alleen herbruikbare verpakkingen
die daadwerkelijk zijn hergebruikt worden meegeteld. Deze bepaling strekt daarmee
nadrukkelijk verder dan het tellen van het in de handel brengen van (in theorie) herbruikbare
verpakkingen. Voor dit hergebruik moet er sprake zijn van een ‘systeem van hergebruik’,
zoals dat in het Besluit is gedefinieerd. Het betreft hier organisatorische, technische
of financiële regelingen die ervoor zorgen dat herbruikbare verpakkingen meerdere
omlopen maken.
In artikel 4 van deze regeling is bepaald dat de hoeveelheid hergebruikte verpakkingen
de hoeveelheid verpakkingen is dat middels een systeem voor hergebruik van verpakkingen
wordt teruggezonden en in het betreffende kalenderjaar voor hetzelfde doel als waarvoor
zij zijn ontworpen opnieuw zijn gebruikt voor het insluiten, beschermen, verladen,
afleveren of aanbieden van in de handel gebrachte goederen in Nederland. Er is dus
nadrukkelijk pas sprake van een hergebruikte verpakkingen wanneer deze verpakking
door de producent opnieuw is gebruikt bij het in de handel brengen van producten.
Daarmee kunnen vormen van hergebruik die plaatsvinden zonder een door de producenten
georganiseerd systeem van hergebruik niet worden meegeteld voor het behalen van de
doelstelling. Voorbeeld hiervan is het ‘hergebruik’ van een yoghurtbakje bij de eindgebruiker
als bakje voor zaaigoed op de vensterbank.
Daarnaast moet er om als hergebruik te mogen tellen nadrukkelijk ook sprake zijn van
hergebruik van verpakkingen voor hetzelfde doel; er moet spraken zijn van producthergebruik.
Verpakkingen die oorspronkelijk bijvoorbeeld zijn gebruikt voor het verpakken van
voedsel, kunnen pas als hergebruikt worden beschouwd wanneer zij opnieuw voor het
verpakkingen van voedsel zijn gebruikt. Bijvoorbeeld een bierflesje dat telkens opnieuw
wordt gebruikt voor het verpakken van in de handel gebracht bier, telt iedere keer
weer als (gebruikte) verpakking mee. Verpakkingen die een andere bestemming krijgen
dan het oorspronkelijke doel, bijvoorbeeld een tweede leven krijgen als bloempotje,
kunnen niet als hergebruikt worden geteld. Ook verpakkingen die zijn teruggebracht
tot materialen – bijvoorbeeld verworden tot glasscherven, papiervezel of kunststofschilfer
gebruikt voor nieuwe producten – kunnen niet geteld worden als hergebruikt.
Artikel 4, tweede lid, bepaalt dat in het monitoringsprotocol een opsomming en beschrijving
van de systemen voor hergebruik van verpakkingen moet worden opgenomen. Daarmee wordt
inzichtelijk hoe de gegevens over de hoeveelheid hergebruikte verpakkingen en het
opnieuw in omloop brengen daarvan zijn berekend. In het geval het verslag wordt ingediend
door een producentenorganisatie is deze op grond van artikel 2, derde lid, onderdeel
c, verplicht te beschrijven hoe het deze gegevens heeft geverifieerd.
6. Gerecycled verpakkingsafval
In artikel 5, eerste lid, worden regels gesteld over het bepalen van het gewicht van
de hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval.
Alle door producenten gebruikte verpakkingen die niet hergebruikt zijn, worden verondersteld
verpakkingsafval te zijn geworden. Ook hergebruikte verpakkingen die na één of meerdere
omlopen worden afgedankt – bijvoorbeeld doordat ze niet retour komen via het systeem
van hergebruik, dan wel dat ze na retourname binnen het systeem worden afgedankt –
zijn verpakkingsafval geworden.
Conform de nieuwe meetmethode zoals uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit is de hoeveelheid
gerecycled verpakkingsafval, bedoeld in de in artikelen 5a en 6 van het Besluit, de
hoeveelheid verpakkingsafval dat het rekenpunt bereikt. Dit is het punt waarop het
verpakkingsafval in de recyclinghandeling wordt gebracht waarin afval opnieuw wordt
bewerkt tot producten, materialen of stoffen die geen afval zijn. Het rekenpunt ligt
op een later moment in de keten van de recyclingactiviteit dan het meetpunt waarop
in het verleden de hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval werd bepaald. Doel van
het verleggen van het punt in de keten waarop de hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval
wordt bepaald, is om de recyclingcijfers een beter beeld te laten geven van de hoeveelheid
materiaal dat daadwerkelijk opnieuw wordt toegepast in nieuwe verpakkingen en producten.
In bijlage 2 van de regeling zijn per materiaalstroom het meetpunt en het rekenpunt
opgenomen. Genoemde meetpunten zijn gelijk aan de meetpunten zoals die waren opgenomen
in de met deze regeling ingetrokken Regeling formulier verslaglegging verpakkingen
en betreft de door een onafhankelijke instantie periodiek geijkte weegbrug van of
in opdracht van de inrichting voor het recyclen van het verpakkingsafval. De rekenpunten
zijn gelijk aan de rekenpunten zoals opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Het is toegestaan de hoeveelheid te recyclen verpakkingsafval te meten op de meetpunten,
mits er voor verliezen die optreden tussen het meetpunt en het rekenpunt wordt gecorrigeerd.
Van aggregeerde gegevens aangaande de verliezen van de hoeveelheid verpakkingsafval
die optreden tussen het meetpunt en het rekenpunt mag alleen gebruik worden gemaakt,
indien gegevens van individuele recyclers niet op een redelijke wijze verkregen kunnen
worden.
In het monitoringsprotocol moet een beschrijving worden gegeven van de wijze waarop
per recyclingactiviteit de hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval op het rekenpunt
is bepaald. Dit betekent dat in het monitoringsprotocol inzichtelijk moet worden gemaakt
hoe per afzonderlijke recyclinginstallatie de gegevens over de hoeveelheid verpakkingsafval
dat het rekenpunt heeft bereikt en als recycling wordt meegeteld, zijn verzameld en
geverifieerd.
Omdat het Besluit uitsluitend betrekking heeft op verpakkingen die door producenten
in Nederland zijn gebruikt, kunnen bij het bepalen van de hoeveelheid verpakkingsafval
nadrukkelijk alleen door producenten in Nederland gebruikte verpakkingen worden geteld.
Verpakkingsafval dat van buiten Nederland afkomstig is en afval dat niet afkomstig
is van verpakkingen telt niet mee. Uit het verslag en het monitoringsprotocol moet
blijken op welke wijze is nagegaan of buitenlands verpakkingsafval en afval niet afkomstig
van verpakkingen in de te recyclen afvalstromen aanwezig waren en op welke wijze hier
in het bepalen van de hoeveelheid Nederlands verpakkingsafval voor is gecorrigeerd.
Ook moet de hoeveelheid verpakkingsafval worden gecorrigeerd voor eventueel nog aanwezig
vocht en vuil, zodat bij het meten van het gewicht van het gerecycled verpakkingsafval
alleen gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke vochtigheidsgraad van het verpakkingsafval
die vergelijkbaar is met de natuurlijke vochtigheidsgraad van de gebruikte verpakkingen.
Het is aannemelijk dat genoemde correcties voor vocht en vuil, verpakkingsafval niet
uit Nederland afkomstig en voor afval niet afkomstig van verpakkingen, plaatsvinden
vóór of op het meetpunt.
In de tabel 2.1 in bijlage 1 wordt een onderscheid gemaakt tussen de hoeveelheden
verpakkingsafval die binnen Nederland zijn gerecycled, die buiten Nederland maar binnen
de EU zijn gerecycled en verpakkingsafval dat buiten de EU is gerecycled. Verpakkingsafval
mag alleen ter recycling buiten Nederland worden gebracht indien de overbrenging voldoet
aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en
de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA).
In lijn met artikel 4, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit is in artikel 5, eerste
lid, onderdeel f, bepaalt dat verpakkingsafval dat buiten de Europese Unie wordt overgebracht,
voor de berekening van de doelstellingen in de artikelen 5a en 6 van het Besluit,
alleen als gerecycled verpakkingsafval mag worden meegeteld indien kan worden aangetoond
dat de recycling heeft plaatsgevonden onder omstandigheden die in grote lijnen gelijkwaardig
zijn aan die welke in de toepasselijke milieuwetgeving van de Europese Unie voorgeschreven
zijn. Op grond van artikel 5, derde lid, onderdeel e, moet in het monitoringsprotocol
worden beschreven hoe is vastgesteld dat aan deze voorwaarde is voldaan. Producenten
kunnen deze gelijkwaardigheid aantonen door gebruik te maken van audits, normen en
certificering.
Afgedankte houten verpakkingen (pallets) die worden hersteld en vervolgens worden
opgenomen in een systeem voor hergebruik om ze wederom als pallet te gebruiken, kunnen
als gerecycled worden meegeteld. Dit is – in lijn met artikel 5, derde lid, van de
verpakkingenrichtlijn – vastgelegd in artikel 5, eerste lid, onderdeel i.
Aluminium en ferro-metaal-recycling uit AVI-bodemassen
Voor de recycling van aluminium en ferrometalen uit verpakkingsafval is het toegestaan
metalen teruggewonnen uit AVI-bodemassen mee te tellen als gerecycled verpakkingsafval.
Uitgangspunt daarbij is wederom dat alleen in Nederland gebruikte verpakkingen mogen
worden geteld en dat de hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval moet worden bepaald
op het rekenpunt. Aldus moet, voorafgaand aan het verbrandingsproces, worden bepaald
wat het aandeel uit Nederland afkomstige aluminium en ferrometalen verpakkingen in
de totale hoeveelheid te verbranden restafval is. Dit aandeel moet aan de hand van
steekproeven worden bepaald. In het monitoringsprotocol moeten de gebruikte gegevens
over de samenstelling van het afval worden toegelicht. De hoeveelheden gerecycled
aluminium en ferrometalen uit verpakkingsafval moet worden bepaald op rekenpunt –
zijnde metalen die geen verdere verwerking ondergaat alvorens een smelterij of oven
in te gaan. Dat betekent dat indien er gebruik wordt gemaakt van het meetpunt bij
de AVI, er rekening dient te worden gehouden met opwerkingsstappen die plaatsvinden
tussen de AVI en de metaalsmelterijen. Tevens kunnen metalen die achterblijven in
de minerale-output van de AVI, niet worden meegeteld. Voor deze correcties geldt dat
van geaggregeerde gegevens gebruik mag worden gemaakt, als gegevens van individuele
bedrijven niet op redelijkerwijs verkregen kunnen worden. In het monitoringsprotocol
moet de methode die is gebruikt voor de berekening van de gegevens van verliezen alsmede
de statische nauwkeurigheid van de gebruikte onderzoeken worden beschreven.
Chemische recycling
Ten tijde van het vaststellen van deze regeling worden kunststofverpakkingen vrijwel
uitsluitend gerecycled middels vormen van mechanische recycling. Het is aannemelijk
dat daarnaast dan wel aanvullend op termijn het chemische recyclen van kunststof verpakkingen
gangbaar wordt. Bij chemische recycling worden chemische reacties gebruikt om de kunststofafvalstromen
af te breken tot de oorspronkelijke bouwstenen waaruit de kunststoffen bestaan (polymeren,
monomeren, atomen), dit gebeurt op basis van oplossen (solvolyse), depolymerisatie,
pyrolyse of vergassing. Wanneer verpakkingsafval onderworpen wordt aan chemische recycling
die resulteert in output met een aandeel aan gerecyclede materialen of brandstoffen,
wordt de hoeveelheid aangeboden verpakkingsafval bepaald op het meetpunt benoemd in
bijlage 2, waarbij is gecorrigeerd voor vocht en vuil, niet uit Nederland afkomstig
verpakkingsafval en niet verpakkingsafval. De hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval
wordt bepaald door een massabalansmethode. Uit deze massabalansmethode moet blijken
welk deel van de input van het chemisch recyclingproces is omgezet in massa gerecycled
kunststof en welk deel van de input is omgezet in energie. Ook voor chemische recycling
geldt het in bijlage 2 opgenomen rekenpunt voor kunststof, zijnde het punt waarop
kunststoffen geen nadere verwerking ondergaan vóór het pelletiseren, extruderen of
vormen van spuit- of vormgieten.
7. Huidige praktijk en gevolgen voor het bedrijfsleven
De producenten en importeurs van verpakkingen kunnen op grond van artikel 9 van het
Besluit gezamenlijk uitvoering geven aan de verplichting tot verslaglegging. Dit artikel
wordt met ingang van 2023 vervangen door artikel 6 van het Besluit UPV, waarmee de
mogelijkheid voor producenten om gezamenlijk uitvoering te geven aan hun verplichten
en om gezamenlijk daarover verslag te doen, wordt gecontinueerd. Op het moment van
inwerkingtreding van de regeling wordt door producenten van deze mogelijkheid in het
Besluit gebruik gemaakt en brengt het Afvalfonds – zijnde de rechtspersoon aan wie
overeenkomstig de op grond van artikel 15.36, eerste lid, van de Wet milieubeheer
algemeen verbindend verklaarde overeenkomst inzake verpakkingen, de afvalbeheerbijdrage
wordt afgedragen – namens producenten verslag uit. Het Afvalfonds gebruikt hiervoor
nu nog het ‘oude’ formulier dat is vastgelegd in de Regeling formulier verslaglegging
verpakkingen, die met deze regeling wordt ingetrokken. Een deel van de gegevens die
op basis van deze nieuwe regeling moeten worden aangeleverd verschillen niet in betekende
mate van de gegevens die moesten worden ingevuld en aangeleverd op grond van de Regeling
formulier verslaglegging verpakkingen. Ook van de gegevens die met deze nieuwe regeling
ten opzichte van de bestaande situatie, aanvullend worden gevraagd kan redelijkerwijs
worden verwacht dat het Afvalfonds hierover, als gevolg van het uitvoeren van de ‘regeling
voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’, beschikt.
Ten aanzien van de hoeveelheden gebruikte verpakkingen geldt dat individuele producenten
jaarlijks bij het Afvalfonds aangifte doen van de hoeveelheden door hen in Nederland
gebruikte verpakkingen in het kader van de door de minister op grond van artikel 15.36
Wet milieubeheer algemeen verbindend verklaarde overeenkomst inzake de afvalbeheerbijdrage
verpakkingen. Het Afvalfonds beschikt daarmee over gegevens aangaande de hoeveelheden
gebruikte verpakkingen en gebruikt deze ook in haar jaarlijks verslag. Het in deze
regeling gevraagde monitoringsprotocol moet daarbij inzicht geven hoe de gegevens
door het Afvalfonds worden verzameld en hoe deze door hen zijn geverifieerd.
Nieuwe meetmethode
Ten aanzien van de hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval geldt dat het Afvalfonds
de voorbije jaren de hoeveelheid gerecycled afvalpakkingafval, conform voorheen geldende
regelgeving, heeft gemeten op het meetpunt. De wijze waarop het Afvalfonds gegevens
over de hoeveelheid verpakkingsafval verzamelt, is door hen, in samenspraak met ketenpartners,
vastgelegd in het reeds bestaande Uitvoerings- en Monitoringsprotocol Verpakkingen.5 Met het introduceren van het rekenpunt dient het Afvalfonds aanvullende gegevens
te verzamelen over het traject dat het verpakkingsafval in de keten doorloopt tussen
het meetpunt en rekenpunt en daarin eventueel voorkomende verliezen. Daarbij geeft
deze regeling producenten de mogelijkheid om de hoeveelheid te recyclen verpakkingsafval
te blijven meten op het meetpunt, en kunnen indien gegevens op het rekenpunt niet
op redelijke wijze verkrijgbaar zijn, geaggregeerde gegevens voor het rekenpunt van
een vergelijkbaar type recyclingactiviteit worden gebruikt.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft in 2019 en 2020 aan Wageningen
University & Research (hierna: WUR) opdracht gegeven de gevolgen van de nieuwe meetmethode
voor de verschillende materiaalstromen in kaart te brengen.6
7
8 Daarmee zijn de verliezen die optreden tussen het meetpunt en rekenpunt in voorbereiding
op deze regeling, op basis van thans beschikbare wetenschappelijke kennis, zo goed
mogelijk inzichtelijk gemaakt. De gegevens uit de WUR-rapporten kunnen door het Afvalfonds
worden gebruikt als startpunt voor het verslag en het monitoringsprotocol. Verwacht
wordt dat het Afvalfonds de komende jaren meer kennis en ervaring opdoet met het geïntroduceerde
rekenpunt en op basis van deze kennis en ervaring, de wijze van het verzamelen van
gegevens nader uitwerkt.
Hergebruik
Ten aanzien van de hoeveelheid verpakkingen die worden hergebruikt geldt dat de meest
gangbare reeds bestaande systemen van hergebruik statiegeldsystemen voor glazen bierflessen
en glazen frisdrankflessen in de horeca zijn. Daarnaast bestaan er in de praktijk
verschillende kleinere systemen voor hergebruik, met name voor het hergebruik van
tertiaire verpakkingen (logistieke hulpmiddelen). Gegevens over de hoeveelheden verpakkingen
die binnen deze systemen worden hergebruikt zijn beschikbaar bij de betreffende producenten
en de organisaties die namens hen deze regelingen voor hergebruik uitvoeren. Het monitoringsprotocol
moet inzicht geven in de wijze waarop de in het verslag gebruikte gegevens over hergebruik
zijn verzameld.
Doelstellingen voor gescheiden inzameling
In (met ingang van 2022) artikel 6a en (met ingang van 2024) in artikel 6b van het
Besluit, zijn doelstellingen voor de gescheiden inzameling van kunststof flessen voor
water en frisdrank (artikel 6a) en voor metalen drankverpakkingen (artikel 6b) opgenomen.
De kunststof flessen en metalen drankverpakkingen dienen op basis van het Besluit
door producenten verplicht te worden ingezameld via statiegeldsystemen, daarmee zijn
de normadressant voor de statiegeldverplichting, de 90% norm voor gescheiden inzameling
en de verplichting tot het doen van verslag, dezelfde partij. Het is aannemelijk dat
het voor het uitvoeren van het statiegeldsysteem noodzakelijk is dat gegevens over
de inname van verpakkingen door producenten worden verzameld en dat deze gegevens
voor het verslag kunnen worden gebruikt. In deze regeling bedoelde monitoringsprotocol
moet inzicht gegeven worden in de wijze waarop dat is gebeurd. In de besluiten9 waarmee statiegeld op kunststofflessen en metalen drankverpakkingen is ingevoerd,
is nader ingegaan op de administratieve last die producenten met de invoering hebben
gekregen.
In de nota van toelichting bij het Besluit van 17 juni 2021 houdende wijziging van
het Besluit beheer verpakkingen 2014 in verband met de implementatie van Richtlijn
(EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging
van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval en in verband met
het per 1 januari 2023 van toepassing worden van algemene regels betreffende regelingen
voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is ingegaan op de administratieve
last die producenten met het aanpassen van de meetmethode hebben gekregen. In totaal
is de verwachting, gebaseerd op overleg met het Afvalfonds, dat de additionele administratieve
lasten die het gevolg zijn van de verslagleggingsverplichting jaarlijks circa € 500.000
bedragen.
8. Voorbereiding van de regeling
Met de ILT en het Afvalfonds is op ambtelijk niveau overleg gevoegd over een concept
van de regeling. Naar aanleiding daarvan is de regeling op enkele punten aangepast
of verduidelijkt.
De regeling is voorts in de periode van 1 juli tot en met 27 augustus 2021 in de internetconsultatie
gebracht. Naar aanleiding daarvan zijn reacties ontvangen van Koninklijke Vereniging
voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD), Recycling Netwerk Benelux (RN), Recycling
Aluminium Verpakkingen Nederland (RAVN) en het Verbond van Handelaren in Chemische
Producten (VHCP).
Naar aanleiding van de ingekomen reacties is in artikel 2, eerste lid, onderdeel a,
van de regeling toegevoegd dat uit het monitoringsprotocol moet blijken hoe de juistheid
van de in bijlage 1 ingevulde gegevens is geverifieerd. Voorts zijn enkele redactionele
verbeteringen in de regeling aangebracht en is in de toelichting aangegeven hoe de
openbaarmaking van het verslag, monitoringsprotocol en accountsverklaring geschiedt.
Voor een samenvatting van de ingekomen reacties en de reactie daarop van het ministerie
wordt kortheidshalve verwezen naar www.internetconsultatie.nl/regeling_verslaglegging_verpakkingen.
De regeling is getoetst door het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). In haar advies
van 25 augustus 2021 adviseert het ATR te bewerkstelligen dat dubbele gegevensuitvragen
bij individuele producenten ten aanzien van op de markt gebrachte verpakkingen wordt
voorkomen. Deze optie zal door het ministerie met het Afvalfonds en het CBS worden
besproken en waar nodig verder opgepakt. Het ATR adviseert voorts in overleg met het
Afvalfonds en het bedrijfsleven te kiezen voor een lastenluwe en werkbare werkwijze
voor bedrijven die minder dan 50.000 kg verpakkingen op de markt brengen, en om deze
keuze te onderbouwen. Ten aanzien van dit advies wordt opgemerkt dat op basis van
het Besluit bedrijven die minder dan 50.000 kg verpakkingen in de handel brengen geheel
zijn uitsloten van een verslagleggingsverplichting en dat aan deze bepaling in deze
ministeriële regeling geen nadere regels worden gesteld. Het Afvalfonds is door het
ministerie geattendeerd op de in het MKB-zwartboek geconstateerde administratieve
last die bedrijven ervaren en is daarover met het MKB in gesprek om te bekijken waar
onnodige lasten kunnen worden weggenomen.
Het ATR adviseert voorts duidelijk te maken of het aangepaste gegevensformat over
verslagjaar 2021 resulteert in extra (ervaren) lasten voor bedrijven en als dit het
geval is te kiezen voor invoering van het nieuwe format per verslagjaar 2022. Na overleg
met het Afvalfonds is geconstateerd dat producenten geen aanpaste gegevens hoeven
aan te leveren over het kalenderjaar 2021 ten aanzien van de in de handel gebrachte
verpakkingen als gevolg van deze nieuwe regeling.
Tot slot adviseert het ATR de regeldrukeffecten van het voorstel op handelingsniveau
in beeld te brengen conform de Rijksbrede methodiek en daarmee inzichtelijk te maken
in welke mate de extra regeldruklasten terecht komen bij het bedrijfsleven. In de
toelichting is uiteengezet dat de regeldruklasten bij het Afvalfonds terecht komen
en wat de verwachtte omvang daarvan is. In overleg met het Afvalfonds is besloten
om dit niet nader op handelingsniveau in beeld te brengen.
9. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking op 1 oktober 2021. Dit is in lijn met de vaste verandermomenten
voor regelgeving.
Op basis van deze regeling zal in augustus 2022 door het Afvalfonds verslag worden
uitgebracht over verslagjaar 2021. Het betreft dan een verslag over de uitvoering
van de verplichtingen in de artikelen 5a en 6 van het Besluit. Voor de verslagjaren
2022 en 2023 dient op basis van deze regeling verslag te worden uitgebracht over de
uitvoering van de verplichting in de artikelen 5a, 6 en 6a van het Besluit. Met ingang
van het verslagjaar 2024 dient op basis van deze regeling verslag te worden uitgebracht
over de uitvoering van de artikelen 5a, 6, 6a en 6b van het Besluit.
Gegeven het feit dat het eerste verslag dat op basis van deze regeling moet worden
uitgebracht, in augustus 2022 dient te worden ingediend en gegeven de omstandigheid
dat met het Afvalfonds (vooralsnog de enige opsteller van een verslag over de uitvoering
van de verplichtingen in de artikelen 5a, 6, 6a en 6b van het Besluit) in het kader
van de voorbereiding van de regeling, overleg is gevoerd, wordt afwijking van de minimuminvoeringstermijn
(2 maanden) niet nadelig voor de gebruiker van de regeling geacht.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg