Beleidsregel van de Minister voor Rechtsbescherming van 26 augustus 2021, nr. 3487693, houdende regels voor de verstrekking van een tegemoetkoming in verband met het leed dat transgender en intersekse personen hebben ondervonden als gevolg van de tussen 1985 en 2014 geldende wetgeving voor de wijziging van het geregistreerde geslacht (Beleidsregel tegemoetkoming Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

arts:

zorgverlener die als arts staat ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

Minister:

Minister voor Rechtsbescherming;

tegemoetkoming:

eenmalige financiële bijdrage als gebaar ter erkenning van de grote gevolgen die personen hebben ondervonden die zijn overgegaan tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte of die een nieuwe geboorteakte hebben laten opmaken in verband met de wijziging van het in de oude geboorteakte geregistreerde geslacht en daarvoor gehouden waren aan de voorschriften uit artikel 28, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dit artikel luidde tussen 1 juli 1985 en 1 juli 2014;

transitie:

handelingen die voldoen aan de voorschriften uit artikel 28, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dit artikel luidde tussen 1 juli 1985 en 1 juli 2014 teneinde het in de geboorteakte vermelde geslacht te wijzigen of een nieuwe geboorteakte op laten te maken.

Artikel 2. Voorwaarden tegemoetkoming

De Minister verstrekt op aanvraag een eenmalige tegemoetkoming aan:

  • a. personen van wie de vermelding van het geslacht in de geboorteakte voor 1 juli 2014 is gewijzigd of voor wie een nieuwe geboorteakte is opgemaakt voor 1 juli 2014 in verband met de wijziging van het in de oude geboorteakte geregistreerde geslacht; of

  • b. personen die voor 1 juli 2014 zijn gestart met een transitietraject leidende tot een transitie voor 1 juli 2016 en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte of het opmaken van een nieuwe geboorteakte voor 1 juli 2016.

Artikel 3. Bedrag tegemoetkoming

De eenmalige tegemoetkoming bedraagt € 5.000 per persoon.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend bij DUS-I.

  • 2. Voor het indienen van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een aanvraagformulier dat op de website https://www.dus-i.nl beschikbaar is gesteld.

  • 3. Een aanvraag kan vanaf 18 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2023 worden ingediend.

  • 4. Een aanvrager is verplicht te verstrekken:

    • a. de gegevens waarnaar in het aanvraagformulier wordt gevraagd;

    • b. een niet ouder dan drie maanden zijnde gewaarmerkt afschrift van een geboorteakte waaruit blijkt dat de vermelding van het geslacht tussen 1 juli 1985 en 1 juli 2016 is gewijzigd of een gewaarmerkt afschrift van een in deze periode nieuw opgemaakte geboorteakte in verband met de wijziging van het in de oude geboorteakte geregistreerde geslacht; en

    • c. desgevraagd overige inlichtingen en bewijsstukken, indien die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 5. Indien sprake is van een nieuw opgemaakte geboorteakte gaat de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. een rechterlijke uitspraak waaruit blijkt dat de nieuwe geboorteakte is opgemaakt in verband met de wijziging van het in de oude geboorteakte geregistreerde geslacht;

    • b. een door de Minister vastgesteld formulier voorzien van een verklaring van arts inhoudende dat de aanvrager voor 1 juli 2014 een transitie heeft ondergaan en een machtiging om de juistheid van deze verklaring bij de desbetreffende arts te verifiëren; of

    • c. een machtiging aan DUS-I om een verklaring inhoudende dat de aanvrager voor 1 juli 2014 een transitie heeft ondergaan op te vragen bij een door de aanvrager aan te wijzen arts.

  • 6. Een aanvraag door een persoon als bedoeld onder artikel 2, onder b, gaat tevens vergezeld van:

    • a. een door de Minister vastgesteld formulier voorzien van een verklaring van een arts inhoudende dat de aanvrager voor 1 juli 2014 gestart is met een transitietraject leidende tot een transitie voor 1 juli 2016 en een machtiging aan DUS-I om de juistheid van deze verklaring bij de desbetreffende arts te verifiëren; of

    • b. een machtiging aan DUS-I om een verklaring inhoudende dat de aanvrager voor 1 juli 2014 gestart is met een transitietraject leidende tot een transitie voor 1 juli 2016 op te vragen bij een door de aanvrager aan te wijzen arts.

  • 7. Een aanvraag die na 18 oktober 2023 wordt ontvangen, wordt afgewezen.

Artikel 5. Besluit en uitbetaling

  • 1. De Minister beslist binnen 8 weken op een volledige aanvraag voor een tegemoetkoming.

  • 2. Indien de Minister besluit tot toekenning van een tegemoetkoming worden de kosten voor het aanvragen van een gewaarmerkt afschrift van de geboorteakte door de Minister vergoed.

  • 3. De Minister betaalt het bedrag van de tegemoetkoming en de vergoeding van de kosten van het aanvragen van een gewaarmerkt afschrift van de geboorteakte in één keer uit.

Artikel 6. Intrekking besluit

  • 1. De Minister kan een besluit tot toekenning van een tegemoetkoming intrekken indien:

    • a. de aanvrager aan wie een tegemoetkoming is toegekend onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor een tegemoetkoming ten onrechte is toegekend; of

    • b. het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dat wist, dan wel behoorde te weten.

  • 2. De Minister vordert een bedrag dat ten onrechte is uitbetaald terug van degene aan wie is uitbetaald.

Artikel 7. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 18 oktober 2021 en vervalt met ingang van 18 oktober 2024.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegemoetkoming Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Van 1985 tot 2014 eiste de destijds geldende wetgeving betreffende het wijzigen van de geslachtsregistratie in de geboorteakte voor transgender en intersekse personen (hierna Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014) dat personen die hun geslacht in de geboorteakte wilden laten wijzigen moesten aantonen dat zij zich zo ver als fysiek en psychologisch mogelijk en verantwoord was lichamelijk lieten aanpassen aan het gewenste geslacht en nimmer meer in staat zouden zijn kinderen te krijgen.1 Deze Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 stelde personen voor een harde en bijna onmogelijke keuze.

In het kabinetsstandpunt aansprakelijkstelling Transgendercollectief is door het kabinet onder andere nader ingegaan op de achtergrond van de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014, hoe de voorwaarden die werden gesteld aan de wijziging van de geslachtsregistratie juridisch gewogen moeten worden en welke impact deze wettelijke voorschriften gehad hebben op de verdere levensloop van veel personen. Het kabinet komt daarbij tot de conclusie er stellig van overtuigd te zijn dat erkenning en excuses op zijn plaats zijn. Naast de erkenning van het leed dat personen hebben ondervonden als gevolg van de destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 heeft het kabinet aangekondigd een onverplichte tegemoetkomingsregeling voor te bereiden. Uitgangspunt bij deze regeling is dat personen die in de periode tot 1 juli 2014 een fysieke transformatie hebben ondergaan die uitmondde in de wijzing van de geslachtsregistratie in de geboorteakte een tegemoetkoming ontvangen van € 5.000 per persoon.2 Met deze beleidsregel wordt hieraan uitvoering gegeven.

2. Samenvatting van de beleidsregel

Reikwijdte

De beleidsregel ziet op de groep personen die voor 1 juli 2014 de geboorteakte hebben laten wijzigen (of een nieuwe geboorteakte hebben laten opmaken) wegens de wijziging van het geregistreerde geslacht. Deze personen hebben moeten voldoen aan de destijds geldende eis van een onomkeerbare sterilisatie. Ook een aantal grensgevallen worden onder voorwaarden meegenomen. Het gaat hier om de situatie dat personen zich in de overgangssituatie aan de wetgeving van voor 2014 hebben onderworpen, maar pas later hun geboorte akte hebben kunnen wijzigen.

Transitie voor 1 juli 2014, maar aanpassing van geboorteakte na 1 juli 2014

Er zijn personen die voor 1 juli 2014 een transitie hebben ondergaan, maar waarvan de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte na 1 juli 2014 heeft plaatsgevonden. Ook deze groep komt in aanmerking voor een tegemoetkoming (artikel 2 onderdeel b). De wijziging van het geslacht in de geboorteakte moet hiervoor wel voor 1 juli 2016 hebben plaatsgevonden. Er is gekozen voor deze tijdslimiet om te borgen dat de gemaakte keuzes in het transitietraject zijn ingegeven door de wens om het geslacht in de geboorteakte te willen wijzigingen, waarvoor men zich heeft onderworpen aan de eisen van de destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014. Aan deze personen wordt gevraagd om aanvullend bewijs bij de aanvraag meesturen, waaruit blijkt dat de transitie conform de eisen van de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 heeft plaatsgevonden (zie hierna ook onder ‘De bewijslast’).

Transitie na 1 juli 2014

Daarnaast zijn er mogelijk personen die voor 1 juli 2014 zijn gestart met een transitietraject dat uitmondde in een transitie (en wijziging van de geboorteakte) conform de eisen van de destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 na 1 juli 2014. De relatie tussen de transitie en destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 is dan minder evident. Echter, het is aannemelijk dat de wetgeving wel degelijk effect heeft gehad op het transitieproces en de daarin gemaakte keuzes. Daarom komt ook deze groep van personen in aanmerking voor een tegemoetkoming (artikel 2, onderdeel b). Deze personen wordt gevraagd om een bewijs van wijziging van de geslachtsregistratie mee te sturen samen met een bewijs van transitie op basis van de voorwaarden uit de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985. Van belang is dat zowel transitie als de wijziging van het geregistreerd geslacht voor 1 juli 2016 hebben plaatsgevonden (zie hierna ook onder ‘De bewijslast’).

De bewijslast

Uitgangspunt is dat de bewijslast zo laag mogelijk wordt gehouden. Voor het grootste deel van de aanvragers, degenen die kunnen aantonen dat het geregistreerd geslacht tussen 1985 en 2014 is gewijzigd, wordt een gewaarmerkt afschrift van de geboorteakte daarom beschouwd als voldoende bewijs dat de aanvrager zich in die periode aan de eisen van de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 heeft onderworpen. Daarnaast wordt een gewaarmerkt afschrift als fraudebestendig gezien.

Het is daarnaast mogelijk dat de geboorteakte niet is gewijzigd, maar dat er een nieuwe geboorteakte is opgemaakt. In die gevallen valt uit het afschrift van de geboorteakte niet op te maken dat de nieuwe geboorteakte is opgemaakt in verband met de wijziging van het in de oude geboorteakte geregistreerde geslacht. Om te waarborgen dat de nieuwe akte is opgemaakt wegens de wijziging van het geregistreerde geslacht wordt in deze gevallen om aanvullend bewijs gevraagd. Er zijn hiervoor meerdere mogelijkheden. Ten eerste kan een gerechtelijke uitspraak worden ingediend, waaruit blijkt dat de nieuwe geboorteakte is opgemaakt wegens de wijziging van het geregistreerde geslacht. Daarnaast kan door de aanvrager gebruik worden gemaakt van een formulier voorzien van een verklaring van een arts die in het BIG-register staat ingeschreven waarin wordt verklaard dat de aanvrager voor 1 juli 2014 een transitie heeft ondergaan. Daarbij wordt ook gevraagd om een machtiging waarmee door DUS-I de juistheid van deze verklaring bij de arts kan worden geverifieerd. Ten slotte is het ook mogelijk deze verklaring niet zelf bij een arts op te vragen, maar om de gegevens van een BIG-geregistreerde arts te verstrekken met daarbij een machtiging aan DUS-I om de verklaring bij deze arts op te vragen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van betrokkenen.

Aan de groep personen die na 2014 de registratie van het geslacht heeft aangepast, maar wel onder de reikwijdte van de beleidsregel valt (artikel 2 onderdeel b) wordt ook een aanvullend bewijsstuk gevraagd. Dit omdat in deze gevallen niet enkel uit de gewijzigde geboorteakte blijkt dat de wijziging van het geregistreerd geslacht heeft plaatsgevonden onder de eisen van de destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014. Ook voor deze categorie is gekozen voor een formulier voorzien van een verklaring van een arts die in het BIG-register staat ingeschreven waarin wordt verklaard dat de aanvrager voor 1 juli 2014 een transitietraject is gestart leidende tot een transitie voor 1 juli 2016. Daarbij wordt gevraagd om een machtiging om de juistheid van deze verklaring bij de arts te verifiëren. Ten slotte is het ook voor deze categorie mogelijk dat de aanvrager deze verklaring niet zelf bij een arts opvraagt, maar in plaats daarvan de gegevens van een BIG-geregistreerde arts te verstrekt met daarbij een machtiging aan DUS-I om een dergelijke verklaring bij deze arts op te vragen.3

Procedure

De procedure voor het aanvragen van een onverplichte tegemoetkoming is als volgt. Van 18 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2023 kan een aanvraag voor een onverplichte tegemoetkoming worden ingediend bij DUS-I. Het indienen van een aanvraag vindt plaats met het aanvraagformulier dat op de website https://www.dus-i.nl beschikbaar is gesteld. Daarnaast is het op verzoek mogelijk om een aanvraag schriftelijk in te dienen. Bij de aanvraag worden door de aanvrager de gevraagde bewijsmiddelen gevoegd. Na ontvangst van de aanvraag neemt de Minister – als de aanvraag volledig is – binnen 8 weken een besluit over het al dan niet toekennen van de onverplichte tegemoetkoming.

Inherente afwijkingsbevoegdheid

Indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarbij het handelen conform de beleidsregel voor een aanvrager gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, is het mogelijk om – conform artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht – af te wijken van deze beleidsregel.

3. Uitvoering

De beleidsregel wordt uitgevoerd door DUS-I en is voor een uitvoeringstoets aan DUS-I voorgelegd. DUS-I heeft de beleidsregel als uitvoerbaar beoordeeld.

4. Regeldruk

De beleidsregel leidt niet tot extra gevolgen voor de regeldruk.

5. Effecten van de tegemoetkoming op vermogensafhankelijke regelingen

De uitkering van de tegemoetkoming is eenmalig en telt daarom niet mee voor het inkomen waarop de hoogte van toeslagen wordt beoordeeld. De uitkering kan wel gevolgen hebben voor het vermogen dat meetelt om, bijvoorbeeld, toeslagen of bijstandsuitkeringen te ontvangen. Ontvangers van een tegemoetkoming kunnen daarom voor een periode van drie jaar een beroep doen op een vermogensuitzondering waardoor het uitgekeerde bedrag over deze periode niet meetelt voor het vermogen. Meer informatie hierover wordt gepubliceerd op de website van DUS-I en zal worden verstrekt in het schriftelijke besluit tot toekenning van de tegemoetkoming.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Bij de definitie van zowel ‘tegemoetkoming’ als ‘transitie’ is er voor gekozen om te verwijzen naar het oude artikel 28, eerste lid, van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek zoals dat luidde tussen 1 juli 1985 en 1 juli 2014. Dit omdat hierin de eisen waren opgenomen waaraan men zich moest onderwerpen om in aanmerking te komen voor wijziging van het geregistreerde geslacht in de geboorteakte, waaronder de onomkeerbare sterilisatie. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming is het van belang dat een aanvrager aan deze vereisten heeft voldaan.

Artikel 2

Artikel 2 bevat de criteria waaraan personen moeten voldoen om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Voor de groep personen die tussen 1985 en 2014 de geboorteakte heeft laten aanpassen is evident dat zij zich hebben moeten onderwerpen aan de destijds in de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 opgenomen eisen. Hierop ziet onderdeel a van dit artikel. Ook personen die voor 1985 aan de destijds in de wet opgenomen eisen hebben voldaan en vervolgens tussen 1985 en 2014 het geregistreerde geslacht in de geboorteakte hebben gewijzigd, vallen onder onderdeel a van dit artikel.

Vermoedelijk zijn er personen die voor 1 juli 2014 een transitie hebben ondergaan (en dus aan de eisen van de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 hebben voldaan) resulterend in een wijzing van de geslachtsregistratie in de geboorteakte na 1 juli 2014. Deze personen komen conform het voorgestelde onderdeel b van artikel 2 ook in aanmerking voor een tegemoetkoming als de wijziging van de geslachtsregistratie in de geboorteakte voor 1 juli 2016 heeft plaatsgevonden.

Daarnaast zijn er mogelijk gevallen van personen die voor 1 juli 2014, toen de voorwaarden uit de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 nog van kracht waren, zijn gestart met een transitietraject, uitmondend in een transitie en wijziging van de geslachtsregistratie (kort) na 1 juli 2014. Hierbij is de relatie tussen de transitie en de Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 minder evident. Niettemin kan aangenomen worden dat de destijds geldende wetgeving wel degelijk effect heeft gehad op het transitieproces en de daarin gemaakte keuzes. Ook deze personen komen daarom in aanmerking voor een tegemoetkoming op basis van artikel 2, onderdeel b. Van belang is wel dat er sprake is van een transitie die voldeed aan de voorwaarden van de destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014.

Artikel 3

In artikel 3 wordt de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 5.000.

Artikel 4

Artikel 4 regelt de aanvraagprocedure. Een aanvraag kan ingediend worden van 18 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2023. De grootste groep aanvragers van een tegemoetkoming kan met een gewaarmerkt afschrift van de geboorteakte aantonen dat de geslachtsregistratie tussen 1985–2014 is gewijzigd, waarmee wordt aangenomen dat aanvragers zich aan de eisen van de destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014 hebben onderworpen.

Er zal ook een groep personen zijn die een nieuwe geboorteakte heeft laten opstellen. Uit deze nieuwe geboorteakte valt niet op te maken dat deze is opgemaakt wegens de wijziging van het in de oude geboorteakte geregistreerde geslacht. In deze gevallen wordt daarom aanvullend bewijs gevraagd. Het gaat dan om een gerechtelijke uitspraak, een verklaring van een BIG-geregistreerde arts of de machtiging deze bij een BIG-geregistreerde arts op te vragen. Indien voor deze laatste optie wordt gekozen, wordt een aanvraag pas als volledig gezien op het moment dat de verklaring van de arts is ontvangen. Het overleggen van een van deze drie aanvullende bewijsmiddelen is voldoende. Op grond van artikel 2, onderdeel b, kunnen personen die na 2014, maar vóór 1 juli 2016 hun geboorteakte hebben laten aanpassen onder voorwaarden ook in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Het gaat hier om personen die zich hebben onderworpen aan de eisen van de destijds geldende Wet wijziging geregistreerd geslacht 1985–2014, waaronder de onomkeerbare sterilisatie. Ook voor deze gevallen is er gekozen voor een aanvullende verklaring van een BIG-geregistreerde arts of een machtiging om deze verklaring bij een BIG-geregistreerde arts op te vragen. Indien voor deze laatste optie wordt gekozen, wordt een aanvraag pas als volledig gezien op het moment dat de verklaring van de arts is ontvangen.

Artikel 5

Artikel 5 regelt de termijn waarbinnen de Minister een besluit neemt op een aanvraag. Deze termijn bedraagt 8 weken. Ook regelt dit artikel dat in de gevallen dat de Minister besluit tot toekenning van een tegemoetkoming ook de kosten voor het aanvragen van een gewaarmerkt afschrift van de geboorteakte door de Minister worden vergoed. Het derde lid van artikel 5 regelt dat de tegemoetkoming en de vergoeding voor de gemaakte kosten voor het aanvragen van het gewaarmerkte afschrift in één keer worden uitbetaald.

Artikel 6

Indien achteraf blijkt dat een aanvrager onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft waardoor een tegemoetkoming ten onrechte is uitgekeerd of een tegemoetkoming om een andere reden onjuist is toegekend en de aanvrager dat wist of behoorde te weten dan kan het besluit tot toekenning van de tegemoetkoming door de Minister worden ingetrokken. Dit betekent dat het uitgekeerde bedrag zal worden teruggevorderd.

Artikel 7

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 18 oktober 2021. De aanvraagperiode loopt van 18 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2023. Om ook voldoende tijd te hebben voor de afhandeling van aanvragen die vlak voor de deadline van 18 oktober 2023 zijn binnengekomen is ervoor gekozen deze beleidsregel een jaar later, te weten 18 oktober 2024, te laten vervallen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken II 1981/82, 17 297, nr. 2.

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 30 420, nr. 353

X Noot
3

De arts die een verklaring als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder c, of het zesde lid, onder b, afgeeft, kan aanspraak maken op een vergoeding van de kosten die samenhangen met het afgeven van een dergelijke verklaring.

Naar boven