TOELICHTING
I. Algemeen
Inleiding
Deze ministeriële regeling geeft uitvoering aan artikel 40a, derde lid, van de Wet
markordening gezondheidszorg (hierna: Wmg). De Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders
(hierna: AWtza) regelt in artikel II, onderdeel C de invoeging van artikel 40a in
de Wmg. Het derde lid van dat artikel bevat de opdracht bij ministeriële regeling
te bepalen voor welke doeleinden en onder welke voorwaarden een zorgaanbieder financiële
derivaten kan aantrekken. Financiële derivaten zijn op basis van artikel 1, eerste
lid, onderdeel n, van de Wmg, financiële contracten waarvan de waarde is afgeleid
van een onderliggende waarde of een referentieprijs. Artikel 40a, derde lid, van de
Wmg en daarmee ook deze regeling, hebben uitsluitend betrekking op financiële derivaten
die de zorgaanbieder na de inwerkingtreding van dat artikellid, heeft aangetrokken1. Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel II, onderdeel C,
van de AWtza in werking treedt. De financiële derivaten die een zorgaanbieder voor
de inwerkingtreding van het bovenbedoelde artikellid heeft aangetrokken, vallen buiten
de reikwijdte van deze ministeriële regeling.
Reden voor regulering aantrekken financiële derivaten
De zorgaanbieders worden grotendeels (mede) gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet,
dan wel de Wet langdurige zorg. Artikel 40a, derde lid, van de Wmg, heeft ten doel
te voorkomen dat zorgaanbieders financiële derivaten aantrekken om mee te speculeren.
De organisaties die (mede) met publiek geld zijn gefinancierd moeten niet speculeren
met complexe financiële producten, zoals financiële derivaten2. Speculatief en risicovol gebruik van derivaten past niet bij de zorg en de publieke
belangen van de zorg, omdat de zorg voor het overgrote deel met collectieve middelen
wordt bekostigd.
De casus van de woningbouwcorporatie Vestia illustreert zeer treffend hoe speculatief
en risicovol gebruik van financiële derivaten tot continuïteitsproblemen kan leiden.
Het gebruik van financiële derivaten, die zijn afgesloten met een solide financiële
onderneming voor het verzekeren tegen opwaartse renterisico’s, behoort niet tot het
speculatief en risicovol gebruik. De Minister van Financiën heeft het Beleidskader
derivaten voor het gebruik van derivaten door (semi-) publieke instellingen gepubliceerd.3 Dat kader voorziet in beperkingen van het gebruik van financiële derivaten ter verzekering
van financiële continuïteit van (semi)publieke instellingen. De algemene uitgangspunten
in dit beleidskader worden verder uitgewerkt in sectorale wetgeving. Deze regeling
is daarvan het resultaat op het gebied van de zorg. Deze regeling sluit zoveel mogelijk
aan bij de voorwaarden die de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector hanteert
voor het gebruik van financiële derivaten door haar deelnemers. Deze regeling beoogt
het aantrekken van financiële derivaten door zorgaanbieders voor speculatief en risicovol
gebruik tegen te gaan.
Voorwaarden aantrekken financiële derivaten
Deze regeling bevat een aantal voorwaarden teneinde speculatief en risicovol gebruik
van financiële derivaten tegen te gaan. De zorgaanbieder mag op basis van artikel
3 van deze regeling slechts financiële derivaten aantrekken bij een financiële onderneming
die ten minste over een single A-rating of een daarmee vergelijkbare rating beschikt.
Het gaat daarbij op grond van artikel 3 van deze regeling om de rating op het tijdstip
van het aantrekken van het financieel derivaat. De rating is de taxatie van de kredietwaardigheid
van de financiële onderneming. De rating van de financiële onderneming moet zijn afgegeven
door ten minste twee van de vier ratingsbureaus Moody’s, Standard and Poor’s, Fitch
en DBRS. Een goede kredietwaardigheid van de financiële onderneming beperkt het risico
voor de zorgaanbieder. De financiële onderneming moet bovendien zijn gevestigd in
een lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte.
Een zorgaanbieder mag ingevolge artikel 5, eerste lid van deze regeling, slechts financiële
derivaten aantrekken voor het afdekken van het risico van een stijgende rente op zijn
(toekomstige) leningen of van valutarisico’s bij aankopen in vreemde valuta.
Een zorgaanbieder trekt financiële derivaten voor het afdekken van opwaartse renterisico’s
aan bij leningen met een variabele rente. Een variabele rente leidt tot renterisico’s.
De noodzaak voor het aantrekken van die leningen moet blijken uit een goed onderbouwd
investeringsplan (artikel 5, derde lid). De door een zorgaanbieder aan te trekken
financiële derivaten voor het beperken van renterisico’s dienen primair de opwaartse
renterisico’s als gevolg van de variabele rente over de lening(en) af te dekken. Indien
er grond van de onderliggende financieringsovereenkomst een ondergrens geldt voor
de te hanteren variabele rente kan het financieel derivaat ook dat renterisico afdekken
(artikel 5, tweede lid).
Een zorgaanbieder moet het aantrekken van een financieel derivaat voor het beperken
van renterisico’s ook baseren op onderliggende financieringsovereenkomst(en) (artikel
5, derde lid).
Deze regeling bevat daartoe een limitatieve opsomming (artikel 6, tweede lid) van
toegestane financiële derivaten die een zorgaanbieder voor het beperken van renterisico’s
kan aantrekken. Het betreft rentecaps, payer swaps en voor zover die betrekking hebben
op payer swaps, forward starting swaps of swaptions. De limitatieve opsomming betreft
in de eerste plaats rentecaps, die de zorgaanbieder gedurende een bepaalde periode
de garantie bieden voor een maximaal te betalen rentetarief over de lening(en). De
limitatieve opsomming betreft in de tweede plaats payer swaps. De zorgaanbieder en
de financiële onderneming ruilen op grond van die financiële contracten rentebetalingen.
De zorgaanbieder betaalt een vaste rente aan en ontvangt een variabele rente van de
financiële onderneming. De zorgaanbieder ontvangt op grond van payer swap in het geval
van een rentestijging, een hogere variabele rente die (gedeeltelijke) compensatie
biedt voor de stijging van de variabele rente over de lening(en). De limitatieve opsomming
betreft in de derde plaats payer swaps met een overeengekomen toekomstige begindatum
(forward starting swaps) en het recht om gedurende een bepaalde periode een payer
swap af te sluiten (swaptions). De beperking tot toekomstige payer swaps vloeit voort
uit het voorschrift dat de aan te trekken ffinanciële derivaten mag aantrekken voor
het afdekken van opwaartse renterisico’s op zijn (toekomstige) leningen.
Deze regeling (artikel 6, derde lid) bepaalt met het oog op het tegengaan van het
speculatief en risicovol gebruik dat de nominale waarde van het derivaat niet hoger
mag zijn dan de nominale waarde van de (toekomstige) lening(en) onderscheidenlijk
het bedrag van de overeenkomst in vreemde valuta, waaraan het kan worden toegerekend.
De nominale waarde van een financieel derivaat is het bedrag waarop dat derivaat betrekking
heeft, dus in het geval van een renteswap het bedrag waarover de te ruilen rentebetalingen
worden berekend. De financiële derivaten van bijvoorbeeld de woningbouwcorporatie
Vestia voldeden niet aan de bovenbedoelde eisen. De nominale waarde van haar renteswaps
bedroeg een veelvoud van die van de onderliggende leningen. Die zogenaamde ineffectieve
positie leverde de woningbouwcorporatie Vestia een zeer omvangrijk financieel nadeel
op, omdat de rente in tegenstelling tot haar verwachting niet steeg maar daalde. De
dalende rente had tot gevolg dat de waarde van de renteswaps negatief werd. Een ineffectieve
positie brengt dan ook risico’s met zich mee voor de continuïteit van de zorgaanbieder.
De doelstelling van het afdekken van het risico van de stijging van de rente op (toekomstige)
leningen brengt met zich mee dat de looptijd van het financieel derivaat niet langer
mag zijn dan die van de onderliggende lening(en). Deze regeling (artikel 6, vierde
lid) regelt het bovenstaande, met dien verstande dat de looptijd van een aangetrokken
financieel derivaat ten hoogste 15 jaar kan bedragen.
De doelstelling van het afdekken van valutarisico’s bij een overeenkomst in vreemde
valuta leidt tot een beperking van de toegestane looptijd van valutaderivaten tot
maximaal 12 maanden.
Deze regeling (artikel 6, eerste en vijfde lid) bevat een aantal aanvullende inhoudelijke
voorschriften ter beperking van het risicovol gebruik.
Een zorgaanbieder kan alleen financiële derivaten in euro’s aantrekken aangezien ook
zijn lening(en) in euro’s zijn uitgedrukt dan wel het valutarisico wil afdekken. De
aangetrokken financiële derivaten mogen geen bepalingen bevatten die het toezicht
door de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) op enigerlei wijze verhinderen. De
contracten mogen geen mogelijkheden bevatten voor de betrokken financiële onderneming
om die eenzijdig op te zeggen, dan wel ten nadele van de zorgaanbieder te kunnen wijzigen.
De zorgaanbieder zou in het geval van een eenzijdige mogelijkheid tot opzegging door
de financiële onderneming gedwongen worden om de derivatencontracten af te wikkelen.
Hoge afwikkelingskosten zouden de continuïteit van de zorgaanbieder kunnen bedreigen.
De financiële derivaten mogen geen bijstortverplichtingen voor de zorgaanbieder bevatten
voor het stellen van aanvullende zekerheid in het geval zij een negatieve waarde hebben.
De bovenbedoelde bijstortverplichtingen worden in het financieel jargon margin calls
genoemd. Bijstortverplichtingen brengen ook risico’s met zich mee voor de continuïteit
van de zorgaanbieders.
Deze regeling bevat een aantal aanvullende voorschriften van meer procedurele aard
ter beperking van het risicovol gebruik van financiële derivaten.
De zorgaanbieder moet voor het aantrekken van financiële derivaten beschikken over
een treasurystatuut. Dat statuut moet een weergave bevatten van afspraken over:
-
a. de rol van financiële derivaten bij het financiële beleid en beheer;
-
b. de interne organisatiestructuur inzake aanschaf en gebruik van die derivaten; en
-
c. en de interne deskundigheid en risicobeheersing van aangetrokken financiële derivaten
(artikel 2).
Het aantrekken van financiële derivaten moet in overeenstemming met het treasurystatuut
geschieden (artikel 5, vierde lid). De zorgaanbieder mag in beginsel slechts een financieel
derivaat aantrekken indien de financiële onderneming hem als niet-professionele belegger
heeft aangemerkt (artikel 4, eerste lid). Het aanmerken als niet-professionele belegger
heeft op grond van de Wet op het financieel toezicht een grotere zorgplicht van de
financiële onderneming tot gevolg. Een zorgaanbieder kan onder voorwaarden een financieel
derivaat aantrekken, zonder dat de financiële onderneming hem als niet-professionele
belegger heeft aangemerkt. De eerste voorwaarde bestaat eruit dat hij, in overeenstemming
met het treasurystatuut, aangeeft als professionele belegger te willen worden aangemerkt.
Een zorgaanbieder kan dat slechts aangeven indien hij ten minste twee van de drie
financiële grenzen voor minimale omvang overschrijdt (artikel 4, tweede lid).
De zorgaanbieder moet een keuze om als professionele belegger te worden aangemerkt
in het treasurystatuut hebben vastgelegd. De zorgaanbieder heeft indien hij over een
interne toezichthouder beschikt, voorafgaande goedkeuring van die toezichthouder nodig
voor een bovenbedoelde keuze (artikel 2).
De weergave van de interne professionaliteit en deskundigheid in het treasurystatuut
geeft aan op welke wijze die ook in het geval van keuze voor kwalificatie als professioneel
belegger, is geborgd.
Jaarverantwoording, toezicht en handhaving
De zorgaanbieders moeten op basis van artikel 3 van de Regeling jaarverantwoording
WMG, in de toelichting op de financiële verantwoording informatie opnemen over de
aangetrokken financiële derivaten. De zorgaanbieders die niet meer beschikken over
aangetrokken financiële derivaten kunnen en behoeven geen informatie over die derivaten
in de toelichting op de financiële jaarverantwoording te verstrekken. Die informatie
maakt onderdeel uit van de toelichting op de financiële vaste activa of, in het geval
van een negatieve waarde van de derivatenportefeuille, van de toelichting op de schulden.
De bovenbedoelde informatieplicht geldt niet voor kleine zorgaanbieders in de zin
van Regeling jaarverantwoording WMG en de zorgaanbieders die op grond van de artikelen
190 van de Provinciewet of artikel 186 van de Gemeentewet jaarstukken opstellen.
De te verstrekken informatie bestaat per aangetrokken financieel derivaat onder meer
uit het type derivaat, begindatum, nominale waarde en het eventuele gegeven dat de
nominale waarde of de looptijd hoger dan wel lager is dan die van de onderliggende
lening(en) respectievelijk dat de nominale waarde hoger dan wel lager dan het bedrag
van de onderliggende overeenkomst in vreemde valuta.
De zorgaanbieder moet ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Regeling jaarverantwoording
WMG, de financiële verantwoording met de toelichting daarop openbaar maken. De openbaarmaking
geschiedt door elektronische deponering bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg
via het elektronische platform DigiMV.
De NZa houdt op grond van artikel 16, aanhef en onderdeel e, van de Wmg toezicht op
de naleving van deze regeling. De via het elektronische platform DigiMV door de zorgaanbieder
openbaar gemaakte informatie vormt voor de NZa de primaire bron van informatie over
de door die aanbieder aangetrokken financiële derivaten. Zij baseert haar risicogestuurde
toezicht op de via het elektronische platform DigiMV openbaar gemaakte informatie.
De door de NZa daartoe aangewezen medewerkers zijn ingevolge de artikelen 16, aanhef
en onderdeel e, en 72 van de Wmg, belast met het toezicht op de naleving van deze
regeling. De NZa heeft voor de handhaving van deze regeling het instrument van de
aanwijzing (artikel 76 van de Wmg), het opleggen van een last onder bestuursdwang
dan wel last onder dwangsom (artikelen 81 en 82 van de Wmg) en bestuurlijke boete
(artikel 85 van de Wmg) tot haar beschikking.
Gevolgen voor de regeldruk
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting. Voor de regeling is nagegaan
of deze een wijziging in de administratieve lasten teweegbrengt. De administratieve
lasten bij deze regeling worden voor zorgaanbieders die financiële derivaten willen
aantrekken, veroorzaakt door het aanpassen van een treasurystatuut. De verwachte kosten
voor die aanpassing worden ingeschat op ongeveer € 800,– per zorgaanbieder, gebaseerd
op de omvang van de werkzaamheden en de kosten voor inhuur. Het aantal zorgaanbieders
dat financiële derivaten aantrekt, is naar verwachting beperkt. Het gebruik van financiële
derivaten ter beheersing van opwaartse renterisico’s is alleen voor grotere instellingen
met substantiële investeringen (denk bijvoorbeeld aan nieuwbouw van een ziekenhuis)
aantrekkelijk. De inschatting is dan ook dat in de komende jaren maximaal 50 zorgaanbieders
nieuwe derivaten zullen afsluiten en daarom hun treasurystatuut moeten aanpassen.
Daarmee komt de extra regeldruk van de regeling op maximaal € 40.000,– uit.
Consultaties en adviezen
Op basis van de uitvoeringstoets op de Regeling financiële derivaten WMG is de NZa
tot de conclusie gekomen dat hieruit geen bezwaren volgen voor het toezicht en de
handhaving van de NZa.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (Atr) kan zich vinden in de beschrijving van
de gevolgen en deelt de inschatting ten aanzien van de omvang van de gevolgen voor
de regeldruk.
Naar aanleiding van de reactie van de Nederlandse Vereniging van Banken (hierna: NVB)
heeft nader overleg plaatsgevonden. De NVB heeft geadviseerd om deze regeling op twee
punten aan te vullen. Zij heeft gewezen op het feit dat een onderliggende financieringsovereenkomst
ook een ondergrens op de te hanteren variabele rente kan inhouden. De NVB heeft gesuggereerd
in de mogelijkheid te voorzien dat een financieel derivaat ook de risico’s van een
bovenbedoelde ondergrens kan beperken. De NVB heeft verder gesuggereerd te voorzien
in de mogelijkheid van financiële derivaten voor het beperken van valutarisico’s die
verband houden met een overeenkomst in vreemde valuta. De NVB vindt dat een financieel
derivaat ter beperking van valutarisico’s een looptijd van ten hoogste 12 maanden
zou moeten hebben. De beide suggesties van de NVB zijn overgenomen.
De NBA (Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) en SRA stellen
dat de openbaar accountant geen onderdeel kan worden van de interne beheersing en
organisatiestructuur zoals weergegeven zou moeten worden in het treasurystatuut. De
regeling is hierop aangepast, omdat dit punt reeds wordt gedekt door bestaande regelgeving
omtrent jaarverantwoording. Ook is de verwijzing naar de voorwaarden van Stichting
Waarborgfonds voor de Zorgsector geschrapt n.a.v. deze consultatiereactie.
In een anonieme reactie worden zorgen over het gebruik van financiële derivaten uitgesproken.
Aangezien deze regeling voorziet in regels om speculatief gebruik van financiële derivaten
tegen te gaan, heeft dit niet tot aanpassingen geleid.
Tot slot is in overleg met het Ministerie van Financiën besloten om de definitie van
financiële instelling uit artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht aan te
houden.
II Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2
De toevoeging 'indien de zorgaanbieder daarover beschikt' bij de begripsomschrijving
van interne toezichthouder hangt samen met het feit dat niet iedere zorgaanbieder
ingevolge artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders over een interne toezichthouder
hoeft te beschikken.
Artikel 3
De eisen aan de taxatie van de kredietwaardigheid van de financiële ondernemingen
gelden ten tijde van het aantrekken van een financieel derivaat. De zorgaanbieder
behoeft een financieel derivaat bij een latere lagere dan vereiste rating van de financiële
onderneming, niet af te wikkelen. De voortijdige afwikkeling van een financieel derivaat
gaat namelijk met hoge kosten gepaard.
Artikel 5
Een aan te trekken financieel derivaat voor het beperken van renterisico’s moet de
risico’s van rentestijgingen bij leningen beperken. Een aan te trekken financieel
derivaat kan op grond van artikel 5, tweede lid, in aanvulling op het beperken van
opwaartse renterisico’s ook de gevolgen van een ondergrens aan het te hanteren percentage
bij leningen beperken. Het betreft leningen met een variabel rentepercentage dat op
grond van de onderliggende financieringsovereenkomst niet onder een ondergrens komt.
Artikel 6
Een zorgaanbieder kan op basis van het eerste lid voor het beperken van renterisico’s
alleen financiële derivaten in euro’s aantrekken. Dat hangt samen met het feit dat
de onderliggende lening dan wel leningen ook bedragen in euro’s betreffen. Het voorschrift
heeft ook de beperking van het speculatieve en risicovolle gebruik van financiële
derivaten tot doel.
Artikel 7
Deze regeling berust op artikel 40a, derde lid, van de Wmg, en treedt in werking op
het tijdstip waarop dat artikel in de Wmg wordt ingevoegd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis