Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juli 2021, 2021-0000105767, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing door toevoeging van een extra aanvraagtijdvak voor opleiders en opleiderscollectieven alsmede enkele andere wijzigingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste en derde lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden onder verlettering van de onderdelen g tot en met v tot onderdelen i tot en met x twee onderdelen ingevoegd, luidende:

g. EVC-aanbieder:

aanbieder die volgens de principes en uitgangspunten van de Kwaliteitscode EVC, een EVC-procedure uitvoert aan de hand van een voor EVC erkende onderwijs-, beroeps- of branchestandaard, en die voor de desbetreffende standaard is opgenomen in het register erkende EVC-aanbieders van het Nationaal Kenniscentrum EVC;

h. EVC-procedure:

geheel van processtappen en instrumenten waarmee een EVC-aanbieder eerder of elders verworven competenties van een kandidaat beoordeelt ten opzichte van een voor EVC erkende onderwijs- beroeps- of branchestandaard, en waarbij de uitkomsten worden vastgelegd in een ervaringscertificaat;.

B

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Subsidieaanvragen voor de categorieën A, B en C, bedoeld in artikel 6, kunnen worden gedaan door zowel opleiders als opleiderscollectieven, in de periode, genoemd in artikel 11a, tweede lid.

C

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a Specifieke eis aan scholing derde aanvraagtijdvak

Voor het derde aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, geldt, in afwijking van artikel 6, onderdeel c, sub 4°, dat elke scholing een minimumbedrag van € 1.500 heeft, waarbij geldt dat alle scholingen die in de catalogus, bedoeld in artikel 5, eerste lid, zijn opgenomen, een waarde hebben van ten minste € 1.500.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Subsidieplafonds

  • 1. Voor subsidies op grond van deze regeling is voor de aanvraagtijdvakken, bedoeld in artikel 11, vierde en vijfde lid, € 34 miljoen beschikbaar en is voor het derde aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, € 30 miljoen beschikbaar.

  • 2. Het beschikbare subsidiebedrag voor het derde aanvraagtijdvak wordt in drie compartimenten verdeeld, waarbij geldt dat:

    • a. in compartiment 1 € 3,5 miljoen beschikbaar is voor scholing in categorie A;

    • b. in compartiment 2 € 9,5 miljoen beschikbaar is voor scholing in categorie B; en

    • c. in compartiment 3 € 17 miljoen beschikbaar is voor scholing in categorie C.

  • 3. Indien het bedrag dat beschikbaar is voor een scholingscategorie als bedoeld in het tweede lid, na behandeling van alle volledige aanvragen voor die categorie, niet is uitgeput, worden de resterende middelen toegevoegd aan de middelen voor een andere categorie.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 9. Hoogte van het subsidiebedrag eerste en tweede aanvraagtijdvak

2. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1. Het subsidiebedrag voor het eerste en tweede aanvraagtijdvak bedraagt per afgerond scholingstraject:

F

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a. Hoogte van het subsidiebedrag derde aanvraagtijdvak

  • 1. Het subsidiebedrag voor het derde aanvraagtijdvak bedraagt per afgerond scholingstraject:

    • a. € 150,00 bij een scholingstraject als bedoeld in artikel 6, onderdeel a;

    • b. € 500,00 bij een scholingstraject als bedoeld in artikel 6, onderdeel b; en

    • c. € 1.500,00 bij een scholingstraject als bedoeld in artikel 6, onderdeel c.

  • 2. De hoogte van het subsidiebedrag per aanvraag bestaat uit de som van het aantal gegeven scholingstrajecten maal het bedrag per deelnemer, bedoeld in het eerste lid.

G

Artikel 10, zesde tot en met tiende lid, worden vervangen door:

  • 6. Per aanvraag, ingediend in de aanvraagtijdvakken, bedoeld in artikel 11, vierde en vijfde lid, kan:

    • a. een opleider of opleiderscollectief maximaal € 1,5 miljoen subsidie aanvragen; en

    • b. een samenwerkingsverband maximaal € 2 miljoen subsidie aanvragen.

  • 7. Per aanvraag, ingediend in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, kan een opleider of opleiderscollectief maximaal € 1.750.000 subsidie aanvragen.

  • 8. Indien een aanvraag wordt ingediend in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11, vierde lid, voor scholingstrajecten behorende tot de categorieën A of B wordt alleen subsidie verleend als de aanvraag ten minste 1.500 trajecten bevat.

  • 9. Indien een aanvraag wordt ingediend in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, voor scholingstrajecten behorende tot categorie C, wordt alleen subsidie verleend als de aanvraag ten minste 750 trajecten bevat.

  • 10. Indien een aanvraag wordt ingediend in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, wordt alleen subsidie verleend als de aanvraag voor scholingstrajecten behorende tot de categorieën A en B ten minste 1.500 scholingstrajecten bevat en als de aanvraag voor scholingstrajecten behorende tot categorie C ten minste 500 trajecten bevat.

  • 11. Een scholingstraject, waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend in de aanvraagtijdvakken, bedoeld in artikel 11, vierde en vijfde lid, start niet eerder dan het moment waarop de subsidieaanvrager de beschikking tot subsidieverlening bekend is gemaakt en eindigt niet later dan 31 december 2021.

  • 12. Een scholingstraject, waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, start niet eerder dan het moment waarop de subsidieaanvrager de beschikking tot subsidieverlening bekend is gemaakt en eindigt niet later dan 31 december 2022.

  • 13. Indien de opleider of de subsidieaanvrager in Nederland, in een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is gevestigd, wordt, bij het niet beschikken over een KvK-nummer, een met het KvK-nummer overeenkomstige registratie in dat land gelijkgesteld met de vermelding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

H

Het opschrift van artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Eerste en tweede aanvraagtijdvak subsidie

I

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Derde aanvraagtijdvak subsidie

  • 1. Er wordt een derde aanvraagtijdvak opengesteld, waarin een subsidieaanvraag kan worden ingediend, met inachtneming van het tweede en derde lid.

  • 2. Het derde aanvraagtijdvak loopt van 1 september 2021, 9.00 uur tot en met 8 september 2021, 17.00 uur en wordt opengesteld voor opleiders en opleiderscollectieven.

  • 3. Artikel 11, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

J

Aan artikel 12 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt de volgorde van behandeling van de subsidieaanvragen die zijn ingediend in het derde aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, na afloop van dit aanvraagtijdvak vastgesteld door middel van loting, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen.

  • 4. In geval van loting als bedoeld in het derde lid, worden onvolledige subsidieaanvragen, na aanvulling door de subsidieaanvrager, geplaatst aan het einde van de lijst die volgt uit de loting, waarbij het tijdstip van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag bepalend is voor de volgorde van plaatsing op die lijst.

K

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na 'artikel 9, tweede lid,' ingevoegd 'of artikel 9a, tweede lid,'.

2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Betalingen van subsidie en voorschotten daarop aan de hoofdaanvrager gelden als betalingen aan het opleiderscollectief of samenwerkingsverband.

L

In artikel 14, onderdeel b, wordt 'de in artikel 10, negende lid, bedoelde periode' vervangen door 'de in artikel 10, elfde of twaalfde lid bedoelde periode'.

M

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'De subsidieaanvrager dient uiterlijk 1 oktober 2021 om 17:00' vervangen door 'De subsidieaanvrager die een aanvraag indient in het eerste of tweede aanvraagtijdvak, dient uiterlijk 31 maart 2022 om 17.00 uur'.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De subsidieaanvrager die een aanvraag indient in het derde aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, dient uiterlijk 31 maart 2023 om 17.00 uur een verzoek in tot vaststelling van subsidie op dezelfde wijze als beschreven in het eerste lid.

3. In het vierde lid, onderdeel c (nieuw), vervalt 'en een rapport van feitelijke bevindingen omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidie ontvanger' en wordt 'paragraaf 7.2' vervangen door 'artikel 7.5'.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt '1 juni 2021' vervangen door '1 november 2021'.

5. Onder vernummering van het zesde lid (nieuw) tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van subsidieaanvragers voor het derde aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 11a, met dien verstande dat in plaats van '1 november 2021' wordt gelezen '1 november 2022'.

N

Na artikel 19 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a. Hardheidsclausule

De Minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

O

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt '1 januari 2022' vervangen door '1 april 2023'.

2. In het tweede lid wordt '1 oktober 2021 om 17:00' vervangen door '31 maart 2023 om 17.00 uur'.

P

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van paragraaf 1 worden twee zinnen toegevoegd, luidende: 'Het ministerie wil alleen weten of de scholingsactiviteiten daadwerkelijk uitgevoerd zijn en of de verantwoording op de juiste wijze is opgesteld.'

2. Paragraaf 2, derde en vierde alinea, vervallen.

3. Na paragraaf 2 en voor 'Plaats en datum:' wordt een witregel geplaatst waarna de volgende tekst wordt toegevoegd:

‘De wettelijke regeling voorziet erin dat uw BSN-nummer wordt verwerkt met het oog op het kunnen verstrekken van de subsidie waarmee u uw scholing gratis kunt volgen.

Uiteraard kunnen wij u niet verplichten uw BSN-nummer te overleggen, maar de scholing kan dan niet gratis aan u worden aangeboden.

Het BSN-nummer is nodig voor identificatie, vaststelling of u tot de doelgroep van de regeling behoort, of de activiteiten volgens de regels zijn uitgevoerd. Daarnaast wil het ministerie graag weten wat de resultaten van deze regeling zijn. Daarvoor is onderzoek nodig, waarbij wij u graag willen kunnen benaderen. Alleen voor die doelen wordt uw BSN gebruikt. Met ondertekening van dit formulier geeft u aan kennis te hebben genomen van de redenen waarom en de wijze waarop uw BSN-nummer wordt gebruikt.’

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt, wat betreft het in de artikelen I, onderdeel K, opgenomen artikel 13, vierde lid, en I, onderdeel N, opgenomen artikel 19a, terug tot en met 5 september 2020.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 juli 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

1. Algemeen

De Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing (hierna: de regeling) is op 5 september 2020 in werking getreden. Met deze regeling is het mogelijk om subsidie aan te vragen voor het aanbieden van (online) scholing dat bijdraagt aan het behoud van werk of het versterken van de arbeidsmarktpositie van werkenden en niet-werkenden. De regeling is met name gericht op personen, die werkloos zijn of dreigen werkloos te raken als gevolg van de coronacrisis.

De regeling bleek te voorzien in een grote behoefte. Het eerste aanvraagtijdvak stond van 1 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 open voor opleiders en opleiderscollectieven (scholingstrajecten behorende tot de categorieën A en B) waarbij in totaal 90 aanvragen zijn ingediend en waarvan er met het beschikbare budget 14 aanvragen zijn toegekend. Het tweede aanvraagtijdvak stond van 2 november tot en met 16 november 2020 open voor samenwerkingsverbanden (scholingstrajecten behorende tot categorie C). In dit aanvraagtijdvak zijn 30 aanvragen ingediend en 11 aanvragen toegekend.

In de Kamerbrief Routekaart Leren en Ontwikkelen is al aangekondigd dat er een derde aanvraagtijdvak zou worden opengesteld waarvoor in totaal € 30 miljoen beschikbaar is.1 Met dit bedrag is er ruimte voor bijna 50 aanvragen voor het kosteloos aanbieden van scholingstrajecten behorende tot de categorieën A, B en C. Dit komt neer op meer dan 50.000 scholingstrajecten.

Met deze wijzigingsregeling wordt in dat derde aanvraagtijdvak voorzien en wordt de regeling op een aantal andere onderdelen gewijzigd. Een aantal wijzigingen is technisch van aard en heeft in de eerste plaats betrekking op de termijnen van de regeling, zoals de uitvoeringsperiode. Daarnaast zijn er inhoudelijke wijzigingen die onder andere betrekking hebben op de categorieën, de hoogte van de subsidie en de wijze van rangschikking (via loting). Eveneens te vermelden valt de toevoeging van een hardheidsclausule in de regeling. Deze is opgenomen om te voorkomen dat opleiders, opleiderscollectieven of samenwerkingsverbanden, subsidie geheel of gedeeltelijk mislopen door omstandigheden die hun niet vallen aan te rekenen. De wijzigingen worden hierna verder toegelicht.

2. Wijzigingen in de regeling

Technische wijzigingen

Voor de eerste twee aanvraagtijdvakken gold aanvankelijk dat een scholingstraject niet later mocht eindigen dan 31 juli 2021. Door veel van de opleiders werd aangegeven dat dit een te korte periode was om een scholingsactiviteit succesvol af te ronden. Om zoveel mogelijk deelnemers de kans te geven deel te nemen aan een scholingsactiviteit, is besloten de uitvoeringsperiode te verlengen tot 31 december 2021. Deze verlenging geldt voor alle scholingstrajecten, waarvoor in het eerste en tweede aanvraagtijdvak subsidie is verleend. Tevens betekent dit dat de scholingstrajecten, waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend en waarbij is voldaan aan de geldende capaciteitseis, namelijk het minimumaantal scholingstrajecten waarvoor een aanvrager een aanvraag moet indienen behorend bij de eerste twee aanvraagtijdvakken, pas voor 31 december 2021 gerealiseerd moeten zijn. De datum waarop een opleider, opleiderscollectief of samenwerkingsverband uit het eerste en tweede aanvraagtijdvak uiterlijk de aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen, wordt 31 maart 2022. Indien subsidieontvangers uit het eerste en tweede aanvraagtijdvak voorzien minder dan 60% van het aantal scholingstrajecten te realiseren, hebben zij tot uiterlijk 1 november 2021 de mogelijkheid om een wijziging van het besluit tot subsidieverlening in te dienen. Door deze verlenging is het eveneens mogelijk dat zij alsnog binnen de verlengde periode de 60%-norm bereiken.

Met het beschikbaar komen van € 30 miljoen voor de regeling wordt met deze wijzigingsregeling een derde aanvraagtijdvak toegevoegd. Dit aanvraagtijdvak loopt van woensdag 1 september 2021 tot en met woensdag 8 september 2021. In dit aanvraagtijdvak kunnen opleiders en opleidingscollectieven aanvragen doen voor een, twee of alle scholingscategorieën. Dit is een verandering ten opzichte van de eerdere aanvraagtijdvakken waar de aanvragen voor een categorie slechts in een bepaald aanvraagtijdvak konden worden ingediend. De kortere openstelling van het derde aanvraagtijdvak heeft te maken met de invoering van een lotingssysteem voor dit derde aanvraagtijdvak, waardoor het in behandeling nemen van de aanvraag niet meer afhankelijk is van het moment van indienen. Uit het eerste en tweede aanvraagtijdvak is verder gebleken dat het beschikbare budget in een korte tijd was uitgeput, waardoor een week voldoende lijkt te zijn voor het indienen van aanvragen. De verdere toewijzing van de subsidie neemt in overeenstemming met artikel 13, eerste lid, dertien weken in beslag en door een kortere aanvraagtijdvak komt het aanbod voor scholing tevens sneller beschikbaar.

Met de wijziging van artikel 15, eerste lid, hebben aanvragers uit het derde aanvraagtijdvak de mogelijkheid om hun activiteiten uit te voeren tot en met 31 december 2022. De datum waarop een opleider of opleiderscollectief uit het derde aanvraagtijdvak uiterlijk de aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen, wordt 31 maart 2023. Indien subsidieontvangers uit het derde aanvraagtijdvak voorzien minder dan 60% van de geldende capaciteitseis te behalen, hebben zij tot uiterlijk 1 november 2022 de mogelijkheid om een wijziging van het besluit tot subsidieverlening in te dienen. Deze regeling eindigt met ingang van 1 april 2023.

Inhoudelijke wijzigingen

Op grond van de regeling kon eerst alleen subsidie voor scholingstrajecten behorende tot de categorieën A en B worden aangevraagd door opleiders en opleiderscollectieven. Subsidie voor scholingstrajecten behorende tot categorie C kon alleen worden aangevraagd door samenwerkingsverbanden van brancheorganisaties, O&O-fondsen of werknemers- en werkgeversverenigingen samen met een opleider. Categorie C is vooral gericht om mensen te stimuleren beter in hun vak te worden en om, zo nodig, een eerste stap te kunnen zetten richting ander werk of omscholing. Door deze categorie voor samenwerkingsverbanden open te stellen, werd betrokkenheid gestimuleerd van andere partijen naast opleiders voor wie scholing belangrijk is. Dit draagt naar verwachting bij aan het gerichter inzetten op een arbeidsmarktrelevant en substantiëler scholingsaanbod, zoals bijvoorbeeld omscholing richting tekortsectoren.

Met de invoering van de Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk is er een speciale regeling gekomen waarin samenwerkingsverbanden door middel van een subsidieverzoek ondersteuning kunnen aanbieden voor het behouden van werk door middel van scholing, ontwikkeladvies of een EVC traject.2 Hierdoor is er overlap met voorliggende regeling en om deze reden komt de mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden om categorie C scholing te kunnen aanvragen te vervallen in deze regeling. De wens blijft echter om naast kortdurende opleidingstrajecten ook meer omvangrijke scholing te kunnen aanbieden via categorie C voor het derde aanvraagtijdvak. In het nieuwe aanvraagtijdvak wordt de eis ten aanzien van de aanvraaggerechtigden van categorie C daarom aangepast, waardoor opleiders en opleiderscollectieven nu subsidie kunnen aanvragen voor deze categorie. De eisen die aan de scholing worden gesteld in artikel 5, gelden uiteraard ook voor de opleiders(collectieven), zoals de in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, opgenomen eis dat de aangeboden scholing arbeidsmarktrelevant is.

Capaciteitsgrens

Op dit moment is de capaciteitsgrens 1.500 trajecten voor categorie A en B gezamenlijk of individueel en 750 trajecten voor categorie C. Veel opleiders hebben aangegeven dat deze grens, met name voor categorie C, te hoog gesteld is en moeilijk te realiseren is. Daarom wordt via deze wijziging de capaciteitsgrens voor categorie C verlaagd naar 500 trajecten.

Toekennen subsidie via loting

In de eerdere twee aanvraagtijdvakken verliep het aanvraagproces op basis van het principe 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt', waardoor het moment van indienen bepalend was voor de volgorde van behandeling en daarmee het al dan niet kunnen deelnemen aan de subsidieregeling. Hierdoor hadden aanvragers die als eerste hun aanvraag indienden een grotere kans om in aanmerking te komen voor subsidie dan aanvragers die hun aanvraag minder snel indienden. Om dit probleem te mitigeren en zoveel mogelijk inschrijvers een eerlijke kans te geven, wordt in het derde aanvraagtijdvak de behandelvolgorde van aanvragen vastgesteld door middel van loting, verricht door een onafhankelijke notaris.

Uitputting subsidie

Door veel opleiders wordt de hoogte van de subsidie ten aanzien van categorie C als ontoereikend ervaren om scholingsactiviteiten toe te laten die substantiëler en langduriger van aard zijn. Om een grotere diversiteit aan inschrijvers te bereiken, is mede hierdoor besloten om de hoogte van de subsidie voor categorie C te verhogen van € 1.000 naar € 1.500. Deze verhoging is ook een tegemoetkoming in bijkomende kosten die opleiders en opleiderscollectieven ervaren in het aanvragen van categorie C, waar de kosten eerst opgevangen konden worden door het samenwerkingsverband via cofinanciering. Dit betekent tevens dat de waarde van scholing zoals bepaald in artikel 6, onderdeel c, sub 4°, gelijk is aan het subsidiebedrag van € 1.500, evenals dat ook geldt bij de categorieën A en B. De hoogte van de subsidie voor categorieën A en B verandert niet.

Omdat nu alle categorieën kunnen worden aangevraagd door opleiders en opleiderscollectieven, zal de beschikbare € 30 miljoen worden verdeeld over de categorieën via een in te voeren subsidieplafond per categorie. De hoogte van het plafond is bepaald naar rato van de kosten die gepaard gaan met elke categorie. Scholingstrajecten, behorende tot categorie A kosten bijvoorbeeld relatief minder dan scholingstrajecten, behorende tot de categorieën B en C en daarom wordt ook minder van het beschikbare budget aan die categorie toebedeeld. Zodra het budget dat hoort bij een desbetreffende categorie is uitgeput, kan alleen nog maar budget worden toegekend voor de categorieën die nog niet zijn uitgeput. Dit heeft tot gevolg dat voor aanvragen die op meerdere categorieën betrekking hebben gedeeltelijke toekenningen kunnen plaatsvinden. Indien het budget dat hoort bij een desbetreffende categorie niet volledig wordt uitgeput, vloeit het resterende budget door naar de andere categorieën. Hierbij wordt de behandelvolgorde van de loting gevolgd. De verdeling per categorie is als volgt:

  • Categorie A: € 3.500.000

  • Categorie B: € 9.500.000

  • Categorie C: € 17.000.000

Op dit moment kan aan opleiders en opleiderscollectieven per aanvraag maximaal € 1.500.000 aan subsidie worden toegekend. Omdat nu in één aanvraagtijdvak alle categorieën aangevraagd kunnen worden is het logisch om het maximale subsidiebedrag per aanvraag te verhogen. Voor het derde aanvraagtijdvak wordt dit bedrag verhoogd naar maximaal € 1.750.000 per aanvraag. Daarnaast is de verwachting dat alleen grotere opleiders of opleiderscollectieven in staat zijn een aanvraag in te dienen voor alle categorieën. Daarom is gezocht naar een maximaal subsidiebedrag waarin er een blijvende verscheidenheid aan aanbod in scholing en opleiders gecreëerd wordt en het totale subsidiebedrag niet wordt toegekend aan alleen maar grote opleiders.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A
Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In dit artikel worden met het oog op verduidelijking van wat onder EVC-aanbieders en de door hen aangeboden EVC-procedures wordt verstaan, twee begripsbepalingen ingevoegd. In de nieuwe onderdelen g en h worden deze begrippen gedefinieerd. Een EVC-aanbieder dient erkend te zijn. Deze erkenning verkrijgt hij bij het Nationaal Kenniscentrum EVC, waarna hij EVC-procedures kan aanbieden. Tijdens een EVC-procedure worden de kennis, ervaring en kunde van de deelnemer in kaart gebracht. Hetgeen de deelnemer aan de EVC-procedure heeft geleerd buiten en binnen het werk dat hij heeft verricht mondt uit in een Ervaringscertificaat, een document waarin is vastgelegd wat hij kan en weet. Deze kennis en ervaring worden vergeleken met een landelijke standaard zoals die in het mbo, hbo of in een branche wordt gebruikt, waarmee voor de deelnemer inzicht bestaat in welke richting zijn werk of zijn nieuwe werk zich kan bevinden. Het resultaat van de EVC-procedure is voor de deelnemer eveneens dat hij, indien hij een loopbaanstap neemt buiten het bedrijf waarin hij werkzaam is, een toekomstige werkgever inzicht kan verschaffen in zijn kennis en ervaring.

Onderdeel B
Artikel 4 (Aanvraaggerechtigden)

Aanvraaggerechtigden voor het derde aanvraagtijdvak dat met deze regeling wordt ingevoerd, zijn opleiders en opleiderscollectieven. EVC-aanbieders, vallend onder categorie C, die in de eerste twee aanvraagtijdvakken binnen een samenwerkingsverband trajecten konden aanbieden, kunnen dat in het derde aanvraagtijdvak in een samenwerking binnen een opleiderscollectief realiseren.

Onderdeel C
Artikel 6a (Specifieke eis aan scholing derde aanvraagtijdvak)

In dit artikel wordt op één onderdeel een specifieke regeling voor categorie C scholing opgenomen. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, is de hoogte van de subsidie voor categorie C scholing als ontoereikend ervaren om scholingsactiviteiten te geven die substantiëler en langduriger van aard zijn. Daarom is besloten om de hoogte van de subsidie voor categorie C van € 1.000 in de eerste twee aanvraagtijdvakken te verhogen naar € 1.500 in het derde aanvraagtijdvak. Dat wordt in dit artikel bepaald. De waarde wordt op datzelfde bedrag gesteld, waarmee nu ook voor categorie C scholing de waarde gelijk wordt aan het subsidiebedrag.

Onderdeel D
Artikel 8 (Subsidieplafonds)

Dit artikel is opnieuw geredigeerd. In het eerste lid staan nu het totaal beschikbare subsidiebedrag voor de eerste twee tijdvakken (€ 34 miljoen) en het totaal beschikbare bedrag voor het derde aanvraagtijdvak (€ 30 miljoen).

Het tweede lid vermeldt de verdeling in het derde tijdvak in drie compartimenten voor de drie categorieën A (€ 3,5 miljoen), B (€ 9,5 miljoen) en C (€ 17 miljoen). Het derde lid regelt dat wanneer het budget voor een scholingscategorie niet is uitgeput, dit wordt herverdeeld over de andere scholingscategorieën.

Onderdelen E en F
Artikel 9 (Hoogte subsidiebedrag eerste en tweede aanvraagtijdvak)

Artikel 9 is technisch aangepast op het eerste en tweede aanvraagtijdvak.

Artikel 9a (Hoogte subsidiebedrag derde aanvraagtijdvak)

In dit nieuwe artikel worden de bedragen per afgerond scholingstraject voor het derde aanvraagtijdvak aangegeven.

Voor scholing categorie A bedraagt de subsidie € 150,00.

Voor scholing categorie B bedraagt de subsidie € 500,00.

Voor scholing categorie C bedraagt de subsidie € 1.500,00.

De bedragen voor de categorieën A en B zijn gelijk aan die uit het eerste en tweede aanvraagtijdvak. Het bedrag per afgerond scholingstraject voor het derde aanvraagtijdvak in categorie C is € 500,00 hoger, aangezien is gebleken dat de scholingstrajecten in categorie C duidelijk hogere kosten met zich brengen.

Onderdeel G
Artikel 10 (Eisen aan de subsidieaanvraag)

In dit artikel zijn de eisen weergegeven die aan de subsidieaanvraag worden gesteld. De eerste vijf leden van dit artikel gelden voor zowel de subsidieaanvragen in het eerste en tweede aanvraagtijdvak als in het derde aanvraagtijdvak.

Vanaf het zesde lid zijn aanpassingen aangebracht in verband met het nu ingevoerde derde aanvraagtijdvak. Het zesde, achtste, negende en elfde lid zijn opnieuw geredigeerd voor de eerste twee aanvraagtijdvakken.

Drie artikelleden, die zien op het derde aanvraagtijdvak, zijn extra ingevoegd. Dat betreft het zevende, tiende en twaalfde lid. In het zevende lid wordt het maximaal per aanvrager aan te vragen subsidiebedrag aangegeven. Het tiende lid ziet op het capaciteitsvereiste dat geldt voor de aanvragen voor scholing van categorieën A en B (1.500 scholingstrajecten) respectievelijk categorie C (500 scholingstrajecten). Het twaalfde lid regelt de uitvoeringsperiode van de scholingstrajecten waarvoor een subsidieaanvraag in het derde aanvraagtijdvak is ingediend. Het dertiende lid is ongewijzigd en gelijk aan het oude tiende lid.

Onderdelen H en I
Artikel 11 (Eerste en tweede aanvraagtijdvak subsidie)

Artikel 11 is technisch aangepast op het eerste en tweede aanvraagtijdvak.

Artikel 11a (Derde aanvraagtijdvak subsidie)

Dit nieuw ingevoegde artikel regelt de openstelling van het derde aanvraagtijdvak waarin opleiders en opleiderscollectieven een subsidieaanvraag kunnen indienen voor scholing behorende tot de categorieën A, B en C.

Onderdeel J
Artikel 12 (Rangschikking)

In artikel 12 wordt geregeld dat voor het derde aanvraagtijdvak de Minister de subsidieaanvragen behandelt op een door loting bepaalde volgorde. De keuze voor loting neemt de druk op aanvragers weg om direct na het openen van het aanvraagtijdvak een aanvraag in te dienen. De loting voorkomt daarmee niet alleen stress bij aanvragers, maar ook overbelasting van (de systemen van) de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van SZW, Uitvoering van Beleid.

De loting wordt na sluiting van het aanvraagtijdvak uitgevoerd door een notaris. De volgorde die door loting wordt vastgesteld, bepaalt de volgorde van behandeling van de subsidieaanvragen. De loting leidt niet tot een schifting van aanvragen die zijn ingeloot, maar alleen tot een volgorde voor behandeling. De loting betreft alleen aanvragen die volledig zijn.

Aanvragen die op het moment van loting nog niet volledig zijn, belanden pas op het moment dat die zijn aangevuld door de aanvrager én wel volledig zijn achteraan in de rij die op basis van de loting is vastgesteld. Het is dus belangrijk een volledige subsidieaanvraag in te dienen. Voor de volgorde van plaatsing in de rij van de herziene aanvragen is het tijdstip van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag bepalend. Bij een onvolledige aanvraag heeft de subsidieaanvrager er daarom belang bij de aanvraag zo spoedig mogelijk aan te vullen. Subsidieaanvrager ontvangt een signaal wanneer zijn aanvraag niet volledig is.

Onderdeel K
Artikel 13 (Verlening van de subsidie)

In dit artikel is, met opname van een nieuw vierde lid, opgenomen dat wanneer de Minister (voorschotten op) subsidie aan de hoofdaanvrager heeft betaald er bevrijdend is betaald aan de partijen binnen het opleiderscollectief of samenwerkingsverband. De partijen in het opleiderscollectief of samenwerkingsverband krijgen van de Minister niet nogmaals een betaling, als zij van de hoofdaanvrager geen geld hebben ontvangen dat aan de hoofdaanvrager is betaald.

Onderdeel L
Artikel 14 (Weigering van de subsidie)

Dit betreft een technische wijziging vanwege een splitsing in uitvoeringsperiodes van de eerste twee aanvraagtijdvakken en de toevoeging van de uitvoeringsperiode van het derde aanvraagtijdvak.

Onderdeel M
Artikel 15 (Subsidievaststelling)

De eerste twee leden zien op de toevoeging van een derde aanvraagtijdvak. Deze wijziging regelt dat voor het eerste en tweede aanvraagtijdvak respectievelijk het derde aanvraagtijdvak andere data gelden voor het indienen van een verzoek tot subsidievaststelling.

Het derde lid regelt als gevolg van wijziging van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS dat er niet langer een rapport van feitelijke bevindingen omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger hoeft te worden meegezonden. Verder specificeert het een verwijzing naar de Kaderregeling.

Voor het eerste en tweede aanvraagtijdvak is de datum waarop een wijzigingsverzoek uiterlijk kan worden gedaan verschoven naar 1 november 2021.

Het zesde lid regelt dat er voor het derde aanvraagtijdvak een andere datum, 1 november 2022, geldt als uiterlijke datum voor het verzoek tot wijziging van het besluit tot subsidieverlening.

Onderdeel N
Artikel 19a (Hardheidsclausule)

Een opleider, opleiderscollectief of samenwerkingsverband kan met onderbouwing een beroep doen op de hardheidsclausule als er sprake is van een uitzonderingssituatie die zal leiden tot onbillijkheid. Er zal terughoudend gebruik worden gemaakt van deze bepaling. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van een bepaling van deze regeling. Het dient dan wel te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 20 (Inwerkingtreding en vervaldatum)

De vervaldatum van de regeling wordt verlengd van 1 januari 2022 naar 1 april 2023. Ook wordt geregeld dat de regeling, zoals die luidde op 31 maart 2023, van toepassing blijft op de afwikkeling van de verzoeken tot subsidievaststelling die uiterlijk 31 maart 2023 om 17.00 uur zijn ingediend.

Onderdeel P
Bijlage V (Format Toestemmingsverklaring verwerking persoonsgegevens deelnemer)

De wijziging van bijlage V betreft een verduidelijking ten aanzien van de verwerking van het BSN van deelnemers. De deelnemer wordt gevraagd een formulier te ondertekenen. Daarmee geeft de deelnemer aan kennis te hebben genomen van de reden waarom en de wijze waarop het BSN wordt gebruikt. Personen kunnen niet worden verplicht hun BSN te verstrekken. Het niet verstrekken van het BSN heeft echter wel tot gevolg dat de scholing niet kosteloos aan de desbetreffende persoon kan worden aangeboden.

Artikel II

Artikel II regelt de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. De inwerkingtredingsdatum is de dag na plaatsing van deze wijzigingsregeling in de Staatscourant. Wat het nieuw geïntroduceerde artikel 19a en het vernieuwde artikel 13, vierde lid, van de Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing betreft geldt dat deze artikelen terugwerken tot de start van de regeling. Het betreft de mogelijkheid tot toepassing van een hardheidsclausule en situaties die nopen tot toepassing daarvan kunnen zich gedurende de gehele looptijd van de regeling voordoen. Het terugwerken van deze bepaling vanaf de start van de regeling is met het oog daarop in deze bepaling opgenomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 30 012, nr. 135.

Naar boven