TOELICHTING
I. Algemeen
1. Doel en aanleiding
1.1 Algemene achtergrond
Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Investeringssubsidie duurzame
energie (hierna: oude ISDE) uitgebreid met subsidie voor extra investeringen in de
productie van duurzame energie, energiebesparende isolatiemaatregelen en de aansluiting
op warmtenetten. In het vervolg zal deze subsidiemodule verder gaan onder de naam
subsidiemodule Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (hierna:
nieuwe ISDE).
De ISDE beoogt de productie van duurzame energie te stimuleren. De investeringssubsidie
van de oude ISDE is destijds ingevoerd ten behoeve van de realisatie van de duurzame
energiedoelstelling uit het Energieakkoord1. In 2019 is het Energieakkoord opgevolgd door het Klimaatakkoord2. Het Klimaatakkoord behelst afspraken over een maatregelenpakket dat Nederland moet
voorbereiden op een reductie van 49% aan broeikasgasemissie in 2030 ten opzichte van
1990. Met het voortzetten van de ondersteuning van (extra) investeringen in de productie
van duurzame energie, alsook met de uitbreiding met de ondersteuning naar investeringen
in energiebesparing en de aansluiting op warmtenetten, draagt de nieuwe ISDE in nog
grotere mate bij aan energie- en klimaatdoelstellingen en geeft mede invulling aan
de ambitieuze afspraken uit het Klimaatakkoord. Veel burgers, bedrijven en instellingen
hebben een stimulans nodig om tot investeringen in duurzame energie, energiebesparende
isolerende maatregelen en de aansluiting op warmtenetten over te gaan. De kosten van
dergelijke investeringen zijn nog te hoog ten opzichte van de kosten van fossiele
energie. Daardoor zijn de baten te laag, waardoor het private rendement van de investering
te laag is en er te weinig wordt geïnvesteerd. De positieve externe effecten (minder
schadelijke uitstoot) worden immers niet meegenomen in individuele investeringsbeslissingen.
In het Klimaatakkoord staat hierover: ‘Dit alles bijeen is een uiterst ingrijpende,
complexe en omvangrijke opgave die achter elke voordeur komt en waarvoor de betrokkenheid,
investeringsbereidheid en draagvlak van burgers, bedrijven en instellingen onmisbaar
is. Financierbaarheid en haalbaarheid van maatregelen alsmede leveringszekerheid zijn
daarbij cruciale randvoorwaarden.’
1.2 Voortzetting van traditionele ISDE-investeringen
Op grond van de ISDE wordt, net als onder de huidige ISDE, subsidie verstrekt aan
met name relatief kleine productie-installaties die om goede redenen geen gebruik
kunnen maken van de exploitatiesubsidie die wordt verstrekt op grond van het Besluit
stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE++, voorheen SDE+).
Met name warmteprojecten hebben in de SDE++ te maken met hoge kosten voor bemetering.
Daarom is het niet zinvol om kleinere installaties voor de productie van duurzame
energie via de SDE++ te stimuleren en is voor dit type kleinere installaties destijds
gekozen voor een investeringssubsidie die in de oude ISDE is ondergebracht.
Uit de in 2019 uitgevoerde evaluatie (Kamerstukken II, 2019/20, 31 239, nr. 306) is gebleken dat de ISDE conform de doelstellingen wordt ingezet voor kleinschalige
installaties voor de productie van duurzame energie, dat door de ISDE gesubsidieerde
projecten een bijdrage leveren aan duurzame energieopwekking en dat de ISDE een toegankelijk
subsidie-instrument is. Mede dankzij de toegankelijkheid wordt een substantiële bijdrage
geleverd aan het gebruik en de productie van duurzame energie.
De oude ISDE wordt, conform hetgeen bij de aanbieding van de evaluatie aan de Tweede
Kamer is aangegeven, ten aanzien van investeringen in installaties voor de productie
van duurzame energie gecontinueerd. Net als in 2020 blijven investeringen in ruimteverwarmingstoestellen,
waterverwarmingstoestellen en zonneboilers dus voor subsidie in aanmerking komen.
1.3 Uitbreiding van de ISDE
De uitbreinding van de ISDE heeft de volgende gevolgen.
Allereerst blijven voormelde investeringen in de productie van duurzame energie via
ruimteverwarmingstoestellen, waterverwarmingstoestellen en zonneboilers voor subsidie
in aanmerking komen. De doelgroep voor deze subsidie blijft breed, omdat hierdoor
zoveel mogelijk potentieel aan kleinschalige installaties voor de productie van duurzame
warmte ontsloten kan worden. Het gaat om ondernemers, verenigingen, stichtingen, eigenaar-bewoners
en andere rechtspersonen of natuurlijke personen.
In het vervolg komen ook investeringen in installaties voor de productie van duurzame
energie via zonnepanelen en windturbines voor subsidie in aanmerking. Deze subsidie
is niet beschikbaar voor natuurlijke personen, zoals eigenaar-bewoners en natuurlijke
personen die optreden als verhuurder.
Ten tweede is de ISDE verbreed door de toevoeging van investeringen voor energiebesparende
isolatiemaatregelen voor koopwoningen van eigenaar-bewoners. Deze uitbreiding geeft
invulling aan de betreffende afspraken uit het Klimaatakkoord3. Voor energiebesparende maatregelen werd aan eigenaar-bewoners voorheen subsidie
verstrekt onder de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH). In samenhang
met de verbreding van de ISDE zullen de betreffende investeringen vanaf 1 januari
2021 niet meer in aanmerking komen voor subsidie vanuit de SEEH, omdat eigenaar-bewoners
een dergelijke subsidie in het vervolg onder de ISDE kunnen aanvragen. Verenigingen
van eigenaren (hierna: VvE’s) kunnen wel onder de SEEH subsidie blijven aanvragen
voor energiebesparende isolatiemaatregelen en zullen derhalve voor deze maatregelen
niet onder de ISDE gaan vallen.
Tot slot wordt conform het eerder aan de Tweede Kamer gemelde voornemen4 de aansluiting van koopwoningen en appartementencomplexen op warmtenetten gesubsidieerd.
Zowel eigenaar-bewoners als bepaalde VvE’s komen (onder bepaalde voorwaarden) voor
deze subsidie in aanmerking.
2. Subsidiabele investeringen
2.1 Investeringen voor de productie van duurzame energie
Voortzetting van subsidie voor aanwezige investeringen
De nieuwe ISDE blijft zich in 2021 richten op het stimuleren van investeringen in
(a) een ruimteverwarmingstoestel of waterverwarmingstoestel en (b) zonneboiler. De
voorwaarden en producteisen die aan deze investeringen gesteld worden zijn grotendeels
ongewijzigd gebleven.
Toevoeging van investeringen in kleinschalige installaties voor hernieuwbare energie
via zonnepanelen en windturbines
Op grond van de nieuwe ISDE wordt in het vervolg tevens subsidie verstrekt voor investeringen
in installaties voor de productie van duurzame energie met zonnepanelen of windturbines.
Hiermee wordt invulling gegeven aan het aangenomen amendement van het Tweede Kamerlid
Agnes Mulder c.s. van 19 november 20195, waarmee extra budget voor de ISDE is vrijgemaakt ten behoeve van investeringen in
kleinschalige elektriciteitsproductie door middel van zonnepanelen en windturbines
(hierna ook aangeduid als: zon-PV en windturbines) door in het bijzonder het MKB.
Om die reden is deze subsidie niet beschikbaar voor natuurlijke personen, zoals eigenaar-bewoners
en natuurlijke personen die optreden als verhuurder.
Aangezien de toevoeging van Zon-PV en windturbines aan de ISDE voortkomt uit een amendement
waarmee een tijdelijk en afgebakend aanvullend budget beschikbaar is gekomen voor
het subsidiëren van deze maatregelen, zal bij de jaarlijkse publicatie van het beschikbare
budget een apart budget worden opengesteld voor deze investeringen. Dit betekent enerzijds
dat voor investeringen in Zon-PV en windturbines geen beroep kan worden gedaan op
het budget dat jaarlijks zal worden opengesteld voor de overige in de nieuwe ISDE
opgenomen investeringen en anderzijds dat die overige investeringen geen beroep kunnen
doen op het budget dat zal worden gepubliceerd voor het subsidiëren van investeringen
in Zon-PV en windturbines.
Voor een meer gedetailleerde toelichting op de in deze paragraaf beschreven investeringen
wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel.
2.2 Investeringen voor energiebesparende isolatiemaatregelen in koopwoningen
Op grond van de nieuwe ISDE wordt ook subsidie verstrekt voor investeringen voor energiebesparing.
Het betreft hier subsidie die verstrekt wordt aan een eigenaar-bewoner ten behoeve
van de aanschaf en het door een bouwbedrijf in de bestaande thermische schil van een
koopwoning laten aanbrengen van isolatiemateriaal voor één of meer typen energiebesparende
isolatiemaatregelen, bestaande uit: (a) dakisolatie, (b) gevelisolatie, (c) glas,
kozijnpaneel en deurisolatie, (d) spouwmuurisolatie en (e) vloer- of bodemisolatie.
Van belang is dat investeringen in energiebesparende isolatiemaatregelen uitsluitend
voor subsidie in aanmerking komen indien er voor ten minste twee subsidiabele investeringen
subsidie wordt aangevraagd. Het kan daarbij gaan om een investering in een combinatie
van minimaal twee verschillende typen energiebesparende isolatiemaatregelen dan wel
een combinatie van een investering in een isolatiemaatregel met een investering in
een warmtepomp, zonneboiler of een aansluiting op een warmtenet. Deze voorwaarde is
opgenomen, omdat in de praktijk is gebleken dat investeringen in één isolatiemaatregel
veelal ook zonder subsidie worden gedaan. Zie hieromtrent verder de toelichting op
artikel 4.5.9, derde lid, onder a.
2.3 Investeringen voor de aansluiting van koopwoningen op warmtenetten
Op grond van de nieuwe ISDE wordt ook subsidie verstrekt voor de aansluiting op een
warmtenet. Bij de subsidie voor het aansluiten op warmtenetten wordt onderscheid gemaakt
tussen het aansluiten van een koopwoning via een individuele aansluiting op een warmtenet
en het aansluiten van een appartementencomplex (door een VvE onderhouden en beheerd
gebouw met gesplitste appartementsrechten) via een centrale aansluiting.
Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting (op
artikel 4.5.2, vierde lid).
2.4 Lijst van subsidiabele installaties
Op de website van RVO.nl/isde worden de warmtepompen, zonneboilers en energiebesparende
isolatiemaatregelen die voor subsidie in aanmerking komen, voorzien van een meldcode,
gepubliceerd. De installaties en maatregelen op deze lijst worden geselecteerd overeenkomstig
de definities in de ISDE. Hierbij is aangesloten bij bestaande Europese en nationale
regelgeving.
3. Subsidieaanvragers
3.1 Doelgroep ISDE
In de ISDE wordt een onderscheid gemaakt tussen zakelijke subsidieaanvragers (hierna:
zakelijke gebruikers) en eigenaar-bewoners. Deze gebruikers zijn te verdelen in meerdere
subdoelgroepen die voor bepaalde typen investeringen gebruik kunnen maken van de ISDE.
Voor deze subdoelgroepen geldt samengevat het volgende:
Doelgroep voor investeringen voor de productie van duurzame energie
-
• De doelgroep voor investeringen in installaties voor de productie van duurzame warmte
(ruimteverwarmingstoestel of waterverwarmingstoestel en zonneboilers) zijn eigenaar-bewoners
en deelnemers aan de zakelijke markt, die willen investeren in kleinschalige installaties
voor de productie van duurzame energie.
-
• De doelgroep voor de productie van duurzame energie uit zonlicht door middel van fotovoltaïsche
zonnepanelen en windenergie bestaat uit alle zakelijke partijen met uitzondering van
natuurlijke personen.
Ook provincies, gemeenten en openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke
regelingen komen voor subsidie in aanmerking, indien zij optreden als marktpartij,
of als eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak, onder dezelfde voorwaarden
als andere natuurlijke personen en rechtspersonen, niet zijnde medeoverheden.
Doelgroep voor investeringen in energiebesparende isolatiemaatregelen
Doelgroep voor investeringen voor de aansluiting op warmtenetten
3.2 Subsidievoorwaarden per type gebruiker
Voor zakelijke gebruikers en eigenaar-bewoners gelden onder de ISDE verschillende
voorwaarden. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting worden deze uitvoerig
uiteengezet. De meest onderscheidende zijn de volgende.
Zakelijke gebruikers
Alle partijen die geen eigenaar-bewoner zijn worden beschouwd als zakelijke gebruikers
van de ISDE. Voor deze aanvragers geldt op grond van artikel 10, tweede lid van het
Kaderbesluit nationale EZ-subsidies dat zij een aanvraag voor subsidie moeten indienen
voor het moment waarop de subsidieaanvrager een verplichting ter zake van de investering
waarvoor subsidie wordt aangevraagd is aangegaan. Een bijkomend voordeel van het voorafgaand
aan de investering aanvragen van subsidie is dat de zakelijke aanvrager zeker is van
de subsidie op het moment dat hij de investeringsopdracht geeft.
Na subsidieverlening dienen investeringen in een ruimteverwarmingstoestel of waterverwarmingstoestel,
zonneboilers, Zon-PV en windturbines binnen een jaar na de datum van de subsidieaanvraag
gerealiseerd te worden. Deze termijn bedraagt twee jaar voor het realiseren van een
centrale aansluiting op een warmtenet. De keuze voor deze langere termijn is ingegeven
door de naar verwachting langere tijd die bij het realiseren van een centrale aansluiting
op een warmtenet zal zitten tussen het moment van opdrachtverlening of akkoordverklaring
door de VvE en de daadwerkelijke realisatie van de aansluiting.
Voor zakelijke aanvragers geldt dat de subsidieaanvraag zal worden afgewezen indien
het beschikbare budget op het moment van aanvragen is overschreden. Deze aanvragers
kunnen dan in het volgende jaar opnieuw een aanvraag indienen onder voorwaarde dat
er op het moment van aanvragen nog geen verplichting ter zake van de investering waarvoor
subsidie wordt aangevraagd is aangegaan.
Voor de achtergrond wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting
op artikel 4.5.8, eerste lid.
Eigenaar-bewoners
Voor eigenaar-bewoners blijft net zoals in de voorgaande jaren gelden dat zij een
aanvraag voor subsidie alleen kunnen indienen nadat de investering is geïnstalleerd,
aangebracht of aangesloten.
Een aanvraag kan maximaal een jaar na het installeren, het aanbrengen of aansluiten
van de investering worden ingediend. Op energiebesparende isolatiemaatregelen is echter
ook de in paragraaf 2.2 genoemde voorwaarde van toepassing dat er voor ten minste
twee subsidiabele maatregelen subsidie wordt aangevraagd. In dat geval geldt genoemde
termijn van een jaar vanaf het moment waarop de eerste investering is geïnstalleerd,
aangebracht of aangesloten.
De termijn van een jaar betekent een verdubbeling ten opzichte van de in de oude ISDE
opgenomen termijn van zes maanden. Hiervoor is gekozen om eigenaar-bewoners die met
subsidie willen investeren in een energiebesparende isolatiemaatregel de ruimte te
bieden om tussentijds te sparen voor de tweede investering die op grond van de eerdergenoemde
voorwaarde vereist is om in aanmerking te komen voor subsidie. Omwille van de eenduidigheid
is er voor gekozen om de termijn van een jaar voor alle investeringen door eigenaar-bewoners
te laten gelden.
Wanneer het beschikbare budget op het moment van indiening van de subsidieaanvraag
is overschreden geldt voor eigenaar-bewoners dat zij dezelfde aanvraag in het daaropvolgende
subsidiejaar opnieuw kunnen indienen. Het overschrijden van de termijn van 12 maanden
wordt hen dan niet tegengeworpen. Op deze manier wordt zoveel mogelijk geborgd dat
eigenaar-bewoners op het moment dat zij besluiten over de investering er zeker van
kunnen zijn dat zij na het installeren, aanbrengen of aansluiten van de investering
hiervoor subsidie zullen ontvangen.
Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel
4.5.8, tweede lid, 4.5.9, eerste lid, onder c, en derde lid, onderdeel b en vijfde
lid, 4.5.12 en 4.5.13.
4. Openstellingsperiode en subsidieplafonds
De ISDE heeft een meerjarig karakter. De openstelling van de ISDE wordt jaarlijks
geregeld in de openstellingsregeling voor EZK- en LNV-subsidies. Voor 2021 worden
de openstellingsperiode en de subsidieplafonds vastgesteld in de nog in werking te
treden Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021. Aanvragen kunnen in 2021
worden ingediend van 4 januari 2021 tot en met 31 december 2021 om 17.00 uur. Voor
investeringen in Zon-PV en windturbines zal een afzonderlijk subsidieplafond worden
vastgesteld van € 40.000.000. Het subsidieplafond dat voor de overige investeringen
wordt vastgesteld zal € 124.000.000 bedragen. Het is hierdoor voor de aanvragers mogelijk
(vrijwel) het hele jaar 2021 aanvragen in te dienen. Evenwel is het mogelijk dat de
voormelde subsidieplafonds in een kalenderjaar eerder worden bereikt dan op 31 december
en dat er om die reden geen subsidie meer verstrekt kan worden. In bepaalde gevallen
kan er dan in het daarop volgende kalenderjaar weer een subsidieaanvraag worden ingediend.
Zie ook paragraaf 3.2 van het algemene deel van deze toelichting en de toelichting
op artikel 4.5.9, vijfde lid, van het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
Tot slot is in het kader van het Klimaatakkoord tot en met 2030 subsidiebudget beschikbaar
voor de ISDE. Openstellingsperiodes en subsidieplafonds voor (latere) kalenderjaren
worden voor ingang van het desbetreffende kalenderjaar bekendgemaakt, zodat zowel
aanvragers als leveranciers hiermee rekening kunnen houden. In de Comptabiliteitswet
2016 is echter bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf
jaren dienen te bevatten. Om die reden is in artikel 4.5.15 bepaald dat de ISDE per
1 januari 2026 vervalt. In lijn met het Klimaatakkoord is het echter de bedoeling
om de vervaldatum voorafgaand aan het verstrijken van die datum na voorhang bij de
Tweede Kamer te verlengen. Voor de achtergrond bij een dergelijke verlengingsprocedure
wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 4.5.15.
5. Staatssteun
Voor de subsidieverlening onder de ISDE wordt een onderscheid gemaakt tussen zakelijke
gebruikers en eigenaar-bewoners.
5.1 Zakelijke gebruikers
De zakelijke gebruikers bestaan uit rechtspersonen (zoals ondernemingen, verenigingen
(waaronder ook begrepen een VvE) en stichtingen) en natuurlijke personen, niet zijnde
een eigenaar-bewoner (die bijvoorbeeld een onderneming in stand houden of woningen
verhuren).
Subsidie voor investeringen voor de productie van duurzame energie
Voor zakelijke gebruikers geldt als hoofdregel dat zij subsidie kunnen aanvragen voor
(vrijwel) alle typen investeringen die bestemd zijn voor de productie van duurzame
energie.
Uitzondering op voormelde hoofdregel is gemaakt voor de subsidie op een installatie
voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht via fotovoltaïsche zonnepanelen
dan wel een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit via één of
meer windturbines. De zakelijke gebruiker die een natuurlijke persoon is (natuurlijke
persoon, niet zijnde eigenaar-bewoner) kan hiervoor geen subsidie aanvragen.
Ook is subsidie voor alle voorgaande typen investeringen mogelijk voor een provincie,
gemeente of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen indien
deze optreedt als marktpartij, of als eigenaar of huurder van een roerende of onroerende
zaak, onder dezelfde voorwaarden als andere natuurlijke personen en rechtspersonen,
niet zijnde medeoverheden.
De subsidie voor investeringen voor de productie van duurzame energie bevat staatssteun
die wordt gerechtvaardigd door artikel 41 van de algemene groepsvrijstelling verordening.
Op grond van artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die verordening, is deze verordening
ook van toepassing op milieusteun die wordt verleend aan bedrijven in de primaire
landbouwsector. Op grond van artikel 4.5.6, eerste lid, van de Regeling nationale
EZK- en LNV-subsidies komen voor subsidie in aanmerking de bijkomende investeringskosten,
bedoeld in artikel 41, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Op grond van artikel 41, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening
komen slechts de bijkomende kosten voor de investeringen in duurzame energie ten opzichte
van de investeringen in reguliere energiebronnen voor steun in aanmerking. De maximale
steunintensiteit bedraagt 30% in het geval de meerkosten worden bepaald aan de hand
van de totale investeringskosten die nodig zijn om een hoger niveau van milieubescherming
te bereiken en 45% als de meerkosten voor de duurzame energie-opties wel precies kunnen
worden bepaald. De maximale steunintensiteit wordt op grond van artikel 41, achtste
lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor middelgrote ondernemingen
en kleine ondernemingen met 10% respectievelijk 20% verhoogd. Omdat vanwege de hoogte
van de subsidie, opgenomen in artikel 4.5.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies,
de steunintensiteit uitkomt op om en nabij 20% van de investeringskosten, minus de
voortbrengingskosten, blijft de subsidie binnen deze steunintensiteit.
Voorts is de steun transparant en heeft deze een stimulerend effect. Van de openstelling
van de nieuwe ISDE zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform
artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie
die op grond van de subsidiemodule ISDE wordt verleend, staatssteun bevat die door
de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de minister
op grond van artikel 1.8 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies binnen zes
maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
-
a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene
groepsvrijstellingsverordening, en
-
b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening,
voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.
De subsidie voor investeringen voor de centrale aansluiting op warmtenetten
Op grond van de nieuwe ISDE wordt ook subsidie verleend aan VvE’s voor een investering
voor de centrale aansluiting op een warmtenet. Voor deze VvE’s geldt (vrijwel) hetzelfde
regime als voor de overige zakelijke gebruikers van de ISDE. Alleen ten aanzien van
de subsidiabele kosten zijn afwijkende bepalingen van toepassing.
De subsidie die voor een investering voor de centrale aansluiting op een warmtenet
aan een VVE verleend wordt bevat geen staatsteun. Deze subsidie wordt namelijk alleen
verleend aan VvE’s waarin zich (overwegend) eigenaar-bewoners bevinden of andere leden
die het woongenot van het desbetreffende appartement niet exploiteren. De subsidie
wordt dus niet verstrekt aan bijvoorbeeld gemengde VvE’s waarin zich naast eigenaar-bewoners
ook verhuurders (van woon en winkelruimte) bevinden, die gezien worden als ondernemingen
in de zin van het staatssteunrecht (entiteiten die economische activiteiten verrichten)6. De reden hiervoor is dat een dergelijke gemengde VVE of één lid van de VvE op grond
van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) subsidie kan aanvragen
voor de investering voor een aansluiting op een warmtenet. Een aanvraag voor subsidie
van dit type gemengde VVE wordt dan ook afgewezen op grond van artikel 4.5.9, vierde
lid, onderdeel b, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
Voor de investering voor een centrale aansluiting op een warmtenet door een VvE is
geen bepaling betreffende subsidiabele kosten opgenomen, omdat hierop geen staatssteunkader
van toepassing is en het uitsluitend van belang is dat de VvE aantoont dat de opgevoerde
subsidiabele kosten verband houden met de subsidiabele activiteiten. Wat deze subsidiabele
activiteiten zijn, volgt uit artikel 4.5.2, vierde lid, onderdeel b. Er kan derhalve
aangesloten worden bij artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.
Hieruit volgt dat alleen de redelijk gemaakte kosten die direct verbonden zijn met
de uitvoering van het investeringsproject in aanmerking komen voor subsidie.
5.2 Eigenaar-bewoners
Voor eigenaar-bewoners geldt dat zij subsidie kunnen aanvragen voor twee typen investeringen
die bestemd zijn voor de productie van duurzame energie (ruimteverwarmingstoestel
dan wel waterverwarmingstoestel en zonneboiler), alsook voor investeringen die bestemd
zijn voor energiebesparende isolatiemaatregelen of de individuele aansluiting op een
warmtenet. Omdat een eigenaar-bewoner geen onderneming is in de zin van het staatssteunrecht
is er bij de subsidieverlening voor voormelde investeringen aan deze groep geen sprake
van staatssteun.
Hoewel er geen staatssteunkader van toepassing is, is de steun wel transparant, omdat
deze in de vorm van een traditionele subsidie verstrekt wordt. Ook is (bij de evaluatie
van de ISDE) naar een bepaalde mate van stimulerend effect gekeken (of eigenaar-bewoners
door de ISDE tot bepaalde investeringen over zijn gegaan die deze zonder de beschikbare
subsidie niet gedaan zouden hebben). Er gelden evenwel geen specifieke eisen ten aanzien
van het stimulerend effect voor eigenaar-bewoners (bijvoorbeeld dat de activiteiten
nog niet mogen zijn begonnen voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag).
Voor een investering van een eigenaar-bewoner bepaalt artikel 4.5.6, tweede lid, namelijk
dat ook de kosten die vóór indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt voor subsidie
in aanmerking komen. Hiermee wordt afgeweken van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit
nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit). In dat artikel is bepaald
dat dit deel van de investeringskosten geen onderdeel uitmaakt van de subsidiabele
kosten. De toepassing van deze bepaling zou betekenen dat een deel van de afschrijvingskosten
niet voor subsidie in aanmerking zou komen. Om die reden is gebruik gemaakt van de
mogelijkheid van artikel 15 van het Kaderbesluit om van artikel 10, tweede lid, van
het Kaderbesluit, af te wijken.
6. Notificatie
Ten aanzien van de ISDE is de ontwerpregeling als gevolg van artikel 5, eerste lid,
van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015
betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en
regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241), voorgelegd
aan de Europese Commissie (2019/0190/NL). De Europese Commissie heeft meegedeeld dat
de notificatie geen standstill-periode heeft, omdat het fiscale en/of financiële maatregelen
betreft.
7. Regeldruk
Vanuit de nieuwe ISDE is subsidie voor ruimteverwarmingstoestellen of waterverwarmingstoestellen
en zonneboilers beschikbaar voor alle investeerders (o.a. grote onderneming, overheden
(behalve de rijksoverheid), MKB, VVE, stichting, vereniging, ZZP of eigenaar-bewoner).
Subsidie voor zon-PV en windturbines is uitsluitend beschikbaar voor niet-natuurlijke
personen. Subsidie voor warmtenetten is uitsluitend beschikbaar voor eigenaar-bewoners
en VvE’s, terwijl subsidie voor energiebesparende isolatiemaatregelen uitsluitend
beschikbaar is voor eigenaar bewoners.
De nieuwe ISDE levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. Alle
ontvangers van subsidie zijn met de gebruikelijke taken belast, die onder meer terug
te vinden zijn in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies. Er wordt niet afgeweken van de standaardbepalingen die zijn
ingericht op minimale administratieve lasten.
Zakelijke gebruikers
Voor de zakelijke gebruikers van de ISDE (anders dan eigenaar-bewoners) geldt dat
zij de aanvraag voor subsidie voorafgaand aan de aanschaf van de investering(en) doen.
Deze aanvraag doen zij via het e-Loket van RVO.nl en hiervoor dienen onder andere
het adres of de adressen van plaatsing te worden aangegeven. Na toekenning van de
subsidie doet de aanvrager de investering en levert digitaal aan RVO onder andere
het definitieve adres of de definitieve adressen van plaatsing van de installaties
en de factuur en het betaalbewijs van de investering. De gehele subsidieaanvraag (inclusief
verzoek tot vaststelling), inclusief het lezen van de informatie op de website van
RVO, kost zakelijke gebruikers ongeveer 240 minuten bij een uurtarief van 54 euro.
Dit tijdsbestek is voor zakelijke gebruikers groter dan voor eigenaar-bewoners, omdat
zij voorafgaand aan de investering de subsidieaanvraag indienen en na realisatie een
verzoek om vaststelling moeten doen.
Voor 2021 worden, op basis van voorgaande jaren, circa 3.800 aanvragen van zakelijke
gebruikers verwacht voor ruimteverwarmingstoestellen of waterverwarmingstoestellen,
zonneboilers, zon-PV, windturbines en centrale aansluitingen op warmtenetten. Er wordt
rekening gehouden met een opslag van 10% voor aanvragen die afgewezen worden. De totale
administratieve lasten van de subsidieaanvraag voor deze niet-particuliere aanvragen
worden daarmee geschat op circa 900.000 euro.
Eigenaar-bewoners
Eigenaar-bewoners kunnen de subsidie aanvragen nadat de investeringen (aanschaf en
het installeren, aanbrengen of aansluiten) hebben plaatsgevonden en de factuur is
betaald. Deze handelingen zouden ook verricht moeten worden in het geval er geen subsidie
zou worden verstrekt. De eis van het verstrekken van een factuur levert daarom geen
extra administratieve lasten op voor de gebruikers van de ISDE. De aanvraag van subsidie
gebeurt digitaal. Doordat de aanvraag achteraf plaatsvindt, weet een eigenaar-bewoner
welke investeringen er uiteindelijk uitgevoerd zijn en hoeven er tussentijds geen
wijzigingen of meldingen aan RVO.nl te worden doorgegeven. Het doen van een subsidieaanvraag,
inclusief het lezen van de informatie op de website van RVO.nl en het verzamelen van
de benodigde gegevens, kost de aanvrager naar verwachting gemiddeld ongeveer 120 minuten
voor de verschillende investeringen tezamen. Op basis van het beschikbare budget en
de hoeveelheid aanvragen uit de ISDE en de SEEH (de voorgangers van de ISDE) de afgelopen
jaren, zullen er in 2021 naar verwachting circa 53.760 eigenaar-bewoners subsidie
aanvragen en ontvangen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een opslag van 10% voor
aanvragen die afgewezen worden. Zoals voorgeschreven in de Rijksbrede methodiek voor
regeldrukeffecten, wordt uitgegaan van 15 euro aan kosten per uur die een burger besteedt
aan administratieve lasten. De administratieve lasten voor eigenaar-bewoners worden
daarmee geschat op circa 1.770.000 euro.
Totale administratieve lasten
De totale administratieve lasten voor deze regeling worden geschat op € 2.670.000.
Dit is 1,63% van het totaal beschikbare subsidiebedrag in 2021 van € 164 miljoen.
Een concept van deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk
en is niet geselecteerd voor formele advisering.
8. Uitvoering
De ISDE is zodanig vormgegeven dat deze tot zo min mogelijk administratieve lasten
voor aanvragers leidt. Tegelijkertijd zijn wel afdoende waarborgen tegen misbruik
opgenomen. De uitvoering gaat bij digitale indiening van de aanvraag als volgt:
-
• Aanvragers van deze subsidie melden zich aan in het E-loket (elektronisch aanvraagloket)
van RVO. Eigenaar-bewoners melden zich aan met behulp van DigiD. Zakelijke gebruikers
melden zich aan met behulp van eHerkenning.
-
• In het aanvraagformulier wordt aangegeven welke investeringen het betreft.
Doordat gebruik wordt gemaakt van een meldcode per maatregel is het eenvoudig om subsidie
aan te vragen. Indien geen meldcode aanwezig is, kan ook subsidie aangevraagd worden,
maar moet een uitgebreide omschrijving van de maatregel, inclusief merk en type van
de installatie of isolatiemaatregel en de bijbehorende technische informatie, aangeleverd
worden.
-
• Op een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 26 van het Kaderbesluit uiterlijk
8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag een beschikking gegeven, met een mogelijkheid
tot verlenging van nog eens 8 weken.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Titel 4.5. Investeringssubsidie Duurzame energie en Energiebesparing
Met deze wijzigingsregeling is titel 4.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
aangepast. In deze titel was de subsidiemodule Investeringssubsidie duurzame energie
opgenomen. Omdat deze subsidiemodule is uitgebreid met subsidie voor extra investeringen
in de productie van duurzame energie, energiebesparende isolatiemaatregelen en de
aansluiting op warmtenetten is de naam van deze subsidiemodule aangepast. In het vervolg
zal de ISDE verder gaan onder de naam subsidiemodule Investeringssubsidie Duurzame
energie en Energiebesparing. Verder is de structuur van titel 4.5 (als gevolg van
voormelde uitbreiding) grondig aangepast en zijn de onderliggende artikelen opnieuw
vastgesteld.
Artikel 4.5.1. Begripsomschrijving
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de nieuwe
ISDE. De begripsomschrijvingen geven een nadere invulling aan de subsidiabele activiteiten
(typen investeringen en technische eisen) en welke subsidieaanvragers voor subsidie
in aanmerking kunnen komen. De begripsomschrijvingen worden (waar nodig) verder uitgelegd
in de toelichting op artikel 4.5.2, waarin de subsidiabele activiteiten en subsidieaanvragers
zijn afgebakend.
Artikel 4.5.2. Subsidieverstrekking
Op grond van de ISDE wordt op aanvraag subsidie verstrekt aan eigenaar-bewoners of
zakelijke gebruikers. Alle partijen die geen eigenaar-bewoner zijn worden beschouwd
als zakelijke gebruikers van de ISDE. De subsidie wordt verstrekt voor een investering
of combinatie van investeringen bestemd voor (a) de productie van duurzame energie,
(b) energiebesparing en /of (c) de aansluiting op een warmtenet.
-
a. Investeringen voor de productie van duurzame energie b. (artikel 4.5.2, tweede, vijfde,
zesde, zevende en achtste lid)
Reikwijdte subsidie
Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor de productie van duurzame
energie wordt deze verstrekt aan een eigenaar-bewoner of zakelijke gebruiker (een
ondernemer, vereniging, waaronder bijvoorbeeld een VvE, stichting dan wel andere rechtspersoon
of natuurlijke persoon, niet-zijnde eigenaar-bewoner). De subsidieaanvragers kunnen
dus bestaan uit eigenaar-bewoners en deelnemers aan de zakelijke markt, die willen
investeren in kleinschalige installaties voor de productie van duurzame energie. Ook
is deze subsidie bestemd voor provincies, gemeenten of openbare lichamen als bedoeld
in de Wet gemeenschappelijke regelingen indien zij optreden als marktpartij, of als
eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak, onder dezelfde voorwaarden
als andere natuurlijke personen en rechtspersonen, niet zijnde medeoverheden.
De subsidie is bestemd voor een investering voor de productie van duurzame energie
die betrekking heeft op de aanschaf en het laten installeren van één of meer installaties.
Van belang is dat de desbetreffende installaties worden geïnstalleerd door een bouwinstallatiebedrijf.
Hieronder wordt verstaan een bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van
de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwinstallatiebedrijf
of een vergelijkbare sectie. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat uitsluitend deskundige
en vakbekwame bedrijven de desbetreffende installaties installeren.
Twee categorieën investeringen
Specifiek is de subsidie bestemd voor twee categorieën investeringen: (1) investeringen
bestemd voor alle gebruikers van de ISDE en (2) investeringen bestemd voor de zakelijke
gebruikers van de ISDE.
1. Investeringen bestemd voor alle gebruikers van de ISDE (artikel 4.5.2, tweede
lid, onderdelen a en b)
Alle gebruikers van de ISDE kunnen subsidie aanvragen voor de volgende twee typen
investeringen die bestemd zijn voor de productie van duurzame energie.
Allereerst wordt subsidie verstrekt voor een investering in een ruimteverwarmingstoestel
of een waterverwarmingstoestel. Het betreft hier een ruimteverwarmingstoestel met
warmtepomp als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3 of onderdeel 4, van verordening (EU)
nr. 811/2013, niet zijnde een lucht-luchtwarmtepomp. Dit is een ruimteverwarmingstoestel
met warmtepomp dat omgevingswarmte van een luchtbron, waterbron of grondbron en/of
afvalwarmte gebruikt voor het genereren van warmte ten behoeve van ruimteverwarming.
Ook een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp wordt beschouwd als een ruimteverwarmingstoestel
onder de ISDE. Dit is een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp dat is ontworpen
om ook warmte te genereren om warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden
op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde
tussenpozen af te leveren en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater
of water voor sanitaire doeleinden. Een lucht-luchtwarmtepomp wordt niet als ruimteverwarmingstoestel
beschouwd, omdat artikel 1, tweede lid, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 811/2013
bepaalt dat deze verordening (waaruit de definitie van ruimteverwarmingstoestel volgt)
niet van toepassing is op verwarmingstoestellen voor het opwarmen en distribueren
van gasvormige media voor warmteoverdracht zoals damp of lucht (zoals een luchtwarmtepomp).
Verder komt een waterverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in artikel 2, zeventiende
lid, van verordening (EU) nr. 812/2013 voor subsidie in aanmerking. Hieronder wordt
verstaan een waterverwarmingstoestel dat omgevingswarmte van een luchtbron, waterbron
of grondbron, en/of afvalwarmte gebruikt voor het opwekken van warmte. Dit is een
waterverwarmingstoestel met warmtepomp dat is ontworpen om warmte te genereren om
warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen,
in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen af te leveren
en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire
doeleinden.
Van belang is dat aan voormelde ruimteverwarmingstoestellen en waterverwarmingstoestellen
door de ISDE nog enkele voorwaarden en producteisen worden gesteld. Zo is van belang
dat het verwarmingstoestel een thermisch vermogen heeft van ten hoogste 70kW. Onder
thermisch vermogen wordt verstaan het verwarmingsvermogen van de installatie als bedoeld
in artikel 2, zesde lid en bijlage I, onderdeel 22, van verordening (EU) nr. 811/2013.
Bij verwarmingstoestellen met lucht-waterwarmtepompen wordt de subsidie bepaald op
basis van het thermisch vermogen bij bivalente temperatuur, dit zorgt ervoor dat de
subsidie bij een verwarmingstoestel voor lucht-waterwarmtepompen uitsluitend gebaseerd
wordt op het hernieuwbare thermische vermogen van het apparaat. Overeenkomstig bijlage
VII, tabel 10 van verordening (EU) nr. 811/2013, wordt het thermisch vermogen bepaald
bij bivalente temperatuur tussen -10 en +2 graden Celsius zoals dit ook dient te worden
aangegeven op de productkaart van de lucht-waterwarmtepomp.
Bij verwarmingstoestellen met grond-waterwarmtepompen en water-waterwarmtepompen heeft
de buitentemperatuur minder invloed op het rendement en verwarmingsvermogen van de
warmtepomp dan bij lucht-waterwarmtepompen. Om deze reden wordt er voor de verwarmingstoestellen
met grond-waterwarmtepompen en water-waterwarmtepompen uitgegaan van een vastgelegde
referentieontwerptemperatuur in de vorm van de buitentemperatuur. Overeenkomstig bijlage
VII, tabel 10, van verordening (EU) nr. 811/2013, wordt het thermische vermogen bepaald
bij de vastgestelde referentieontwerptemperatuur van -10° Celsius voor een gemiddeld
klimaat, zoals dit ook dient te worden aangegeven op de productkaart van de grondwaterwarmtepomp
en waterwarmtepomp.
Ten tweede komt voor subsidie in aanmerking een investering in een zonneboiler, waaronder
begrepen een zonneboilercombi, bestaande uit een zonne-energie-installatie. Ook aan
deze zonneboiler worden enkele voorwaarden en producteisen gesteld, zodat er uitsluitend
zonneboilers voor subsidie in aanmerking komen die als een relatief kleine productie-installatie
beschouwd kunnen worden. Om die reden mag deze installatie ten hoogste een totale
apertuuroppervlakte van 200 vierkante meter hebben. De ISDE richt zich immers op relatief
kleine productie-installaties die geen gebruik kunnen maken van de SDE++. Zie voor
de achtergrond paragraaf 1.1 van het algemene deel van deze toelichting.
Tot slot is voor de voorgaande investeringen in een ruimteverwarmingstoestel, waterverwarmingstoestel
of zonneboiler de voorwaarden gesteld dat de desbetreffende installaties een productkaart
of een gedrukt etiket en een productkaart moeten hebben overeenkomstig artikel 3,
eerste lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie
van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees parlement
en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen,
pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties
en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties
betreft (PbEU 2013, L 239) (hierna: Verordening (EU) nr. 811/2013) of artikel 3, eerste
lid, onderdelen a, b, en c, van verordening (EU) nr. 812/2013: verordening (EU) nr.
812/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU
van het Europees parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen,
warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties
betreft (PbEU 2013, L 239) (hierna: Verordening (EU) nr. 812/2013. De leveranciers
van de voormelde installaties dienen namelijk vanaf 26 september 2015 te zorgen voor
dergelijke documentatie. Op deze wijze wordt de kwaliteit en prestaties van voormelde
investeringen gewaarborgd.
2. Investeringen bestemd voor de zakelijke gebruikers van de ISDE (artikel 4.5.2,
tweede lid, onderdelen c en d, en zesde, zevende en achtste lid)
Voor zakelijke gebruikers komen in de nieuwe ISDE nieuwe installaties voor de productie
van hernieuwbare elektriciteit via zonnepanelen en kleine windmolens voor subsidie
in aanmerking. Hiermee wordt invulling gegeven aan het amendement van het Tweede Kamerlid
Mulder c.s. van 19 november 20197. Dit amendement is toegespitst op investeringen in hernieuwbare energie installaties
groter dan 15 kWp door in het bijzonder het MKB. Kleinere installaties worden al in
voldoende mate gestimuleerd door de zogenaamde salderingsregeling. In lijn hiermee
is ervoor gekozen om alleen zakelijke gebruikers van de ISDE de mogelijkheid te bieden
hiervoor een subsidieaanvraag in te dienen. De ISDE bepaalt dan ook dat een natuurlijke
persoon geen subsidieaanvraag kan indienen voor de volgende investeringen.
Allereerst komt een investering in een installatie voor de productie van hernieuwbare
elektriciteit uit zonlicht via fotovoltaïsche zonnepanelen (hierna: installatie voor
zonnepanelen) voor subsidie in aanmerking. Voor de investering in deze installatie
wordt de voorwaarde gesteld dat deze geplaatst moet worden op of aan een gebouw als
bedoeld in artikel 1 van de Woningwet (een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke
overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt). Verder wordt onder
een gebouw ook verstaan een aan de grond gebonden overkapping ten behoeve van het
tegen weersinvloeden beschermd parkeren van voertuigen. Dit betekent dat een installatie
die bijvoorbeeld in een weiland geplaatst wordt niet voor subsidie in aanmerking komt.
Dit is in lijn met de moties van het Tweede Kamer lid Dik-Faber c.s. die op 2 oktober
2018 en 28 mei 2019 zijn aangenomen8. Met deze moties sprak de Tweede Kamer een voorkeur uit voor het plaatsen van zonnepanelen
op gebouwen in plaats van in weilanden.
Ook is aan deze installatie de producteis verbonden dat de fotovoltaïsche zonnepanelen
een gezamenlijk vermogen hebben van ten minste 15 kWp en ten hoogste 100 kWp. Het
gezamenlijk vermogen wordt bepaald door het vermogen dat geleverd wordt door alle
fotovoltaïsche zonnepanelen die onderling met elkaar verbonden zijn voor de productie
van elektriciteit met een instraling van 1.000 W/m2 en een zonneceltemperatuur van 25°C. Deze ondergrens van het gezamenlijk vermogen
sluit aan op de SDE++ en EIA regelingen, welke met een soortgelijke financiële bijdrage
aan andere (grootschaligere) investeringen de productie van hernieuwbare energie en
energie-efficiëntiemaatregelen stimuleren. De bovengrens van het gezamenlijk vermogen
past bij de hierna toegelichte voorwaarde dat een installatie dient te worden aangesloten
op een zogenaamde kleinverbruikersaansluiting. In de praktijk kan op een dergelijke
aansluiting geen groter piekvermogen worden aangesloten.
Ten tweede wordt subsidie verstrekt voor een investering in een installatie voor de
productie van hernieuwbare elektriciteit via één of meer (kleine) windturbines in
een daarvoor bestemd gebied. Ook aan deze installaties worden enkele voorwaarden en
producteisen gesteld. Zo moet het rotoroppervlak per windturbine ten minste 50 m2 zijn. Het rotoroppervlak is het totale oppervlak dat door de draaiende wieken van
de windturbine bestreken wordt. Ook mag het gezamenlijk rotoroppervlak van meerdere
windturbines ten hoogste 500 m2 bedragen. Op deze wijze wordt bereikt dat kleinschalige installaties worden gestimuleerd,
terwijl zeer kleine en daardoor minder rendabele installaties worden uitgesloten.
Het rotoroppervlak per windturbine wordt berekend door (a) het kwadraat van de diameter
van de rotor in meters te delen door vier en vervolgens te vermenigvuldigen met pi
(π), indien het een windturbine met een horizontale as betreft, of (b) de diameter
van de rotor in meters te vermenigvuldigen met de hoogte van de rotor in meters, indien
het een windturbine met een verticale as betreft. Het gezamenlijk rotoroppervlak voor
meerdere windturbines wordt bepaald door de som van het rotoroppervlak per windturbine.
Tot slot is van belang dat de twee voormelde installaties worden aangesloten op het
openbare Nederlandse elektriciteitsnet en dat de aansluiting ten hoogste een totale
doorlaatwaarde van 3*80 A mag hebben. Dit betekent dat de installaties aangesloten
moeten worden op een zogenaamde kleinverbruikersaansluiting. Uit analyses blijkt namelijk
dat een beperkte investeringssubsidie voor juist dit specifieke type installaties
kan leiden tot extra investeringen en daarmee het ontsluiten van extra potentieel.
-
b. Investering voor energiebesparing (artikel 4.5.2, derde lid)
Reikwijdte subsidie
Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor energiebesparing wordt
deze verstrekt aan een eigenaar-bewoner. Een eigenaar-bewoner is een natuurlijk persoon
die (a) een woning in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct
na renovatie van deze woning zal hebben of (b) gerechtigde is van een bestaand appartementsrecht
als bedoeld in artikel 106, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en in
het desbetreffende appartement zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van
dat appartement zal hebben. Verhuurders van woningen komen onder de ISDE niet voor
subsidie voor isolatiemaatregelen in aanmerking, omdat deze doelgroep reeds gebruik
kan maken van andere bijzondere stimuleringsregelingen, zoals de Regeling Vermindering
Verhuurderheffing (RVV). Ook VvE’s van appartementencomplexen komen niet voor subsidie
in aanmerking, omdat deze al subsidie kunnen aanvragen op grond van de Subsidieregeling
energiebesparing eigen huis (SEH).
De voormelde subsidie is bestemd voor een investering in één of meer typen energiebesparende
isolatiemaatregelen, bestaande uit het laten aanbrengen van isolatiemateriaal in de
bestaande thermische schil van de koopwoning (lees: een woning van een eigenaar-bewoner).
De thermische schil wordt gevormd door de bouwkundige constructies die de woning omhullen
en die niet grenzen aan een verwarmde ruimte. Dit zijn dus constructies die de woning
afscheiden van de buitenomgeving (bijvoorbeeld buitenlucht, water, grond) of aangrenzende
onverwarmde ruimten.
Van belang is dat het te gebruiken isolatiemateriaal, dat bestemd is voor een energiebesparende
isolatiemaatregel, moet worden aangebracht door een bouwbedrijf dat in een handelsregister
van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn
bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in
de sectie bouwbedrijf of een vergelijkbare sectie. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd
dat uitsluitend deskundige en vakbekwame bedrijven het bij de isolatiemaatregel horende
isolatiemateriaal aanbrengen.
Typen investeringen voor energiebesparing
In het geval voldaan is aan bovenstaande voorwaarden komen de volgende typen isolatiemaatregelen
voor subsidie in aanmerking.
Allereest komt een investering in dakisolatie voor subsidie in aanmerking. Het gaat
hierbij om het isoleren van het bestaande dak in de bestaande thermische schil dan
wel het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer. Een aanvullende eis bij
het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer is dan dat de zolder- of vliering
onverwarmd moet zijn. Een woning waarin de zolder of vliering wel wordt verwarmd profiteert
immers niet van het isoleren van de vloer van deze zolder of vliering en daarmee wordt
het beoogde besparingseffect in onvoldoende mate bereikt. In het geval een zolder
of vliering al verwarmd wordt, komt een dergelijke maatregel dus niet voor subsidie
in aanmerking.
Ten tweede wordt subsidie verstrekt voor een investering in gevelisolatie via het
isoleren van de binnen- of buitengevel van de bestaande thermische schil. Het gaat
hierbij om die delen van de muren van woningen die direct aan de buitenlucht grenzen.
Onder binnengevelisolatie wordt verstaan het isoleren van de binnenzijde van de muur
van de thermische schil van de woning, die dus grenst aan de binnenlucht en waarbij
door isolatie de oppervlakte binnen in de woning verkleind wordt. Onder buitengevelisolatie
wordt verstaan het isoleren van de buitenzijde van de muur van de bestaande thermische
schil, waarbij de oppervlakte binnen in de woning niet verkleind wordt.
Ten derde komt een investering ook voor subsidie in aanmerking als deze betrekking
heeft op glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie van de bestaande thermische schil via
het vervangen van (1°) glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in
combinatie met nieuwe kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren dan wel (2°) glas,
kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn,
eventueel in combinatie met nieuwe kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren. Van
belang is dat het isolatiemateriaal (in dit geval HR++ glas, triple glas, nieuwe kozijnpanelen
en nieuwe isolerende deuren) bepaalde waarden moet halen. Deze waarden zijn opgenomen
in de begripsbepalingen in artikel 4.5.1 en de beschrijving van deze isolatiemaatregel
in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c.
Ten vierde wordt subsidie verstrekt voor spouwmuurisolatie via het isoleren van de
bestaande spouwmuren in de bestaande thermische schil. Onder spouwmuren worden de
muren verstaan die onderdeel zijn van de bestaande thermische schil en dus direct
grenzen aan de buitenlucht.
Tot slot wordt ook subsidie verstrekt voor vloer- of bodemisolatie via het isoleren
van de bestaande vloer of de bestaande bodem in de bestaande thermische schil. Onder
vloerisolatie wordt verstaan het isoleren van de onderzijde van de vloer of de bovenzijde
van de kruipruimte van de woning. Onder bodemisolatie wordt verstaan het isoleren
van de bodem van de kruipruimte van de woning.
Voorwaarden voor de investeringen voor energiebesparing
Op voormelde isolatiemaatregelen zijn enkele voorwaarden van toepassing. Met deze
voorwaarden wordt beoogd de kwaliteit van de isolatiemaatregelen te waarborgen. Om
ervoor te zorgen dat de isolatiemaatregel voldoende substantieel is, is er een minimum
aantal vierkante meters opgenomen dat per isolatiemaatregel geïsoleerd moet worden.
Daarnaast zijn minimale Rd-waarden van toepassing op het isolatiemateriaal dat voor
dak-, gevel-, spouwmuur- en vloer- en bodemisolatie gebruikt wordt. Hiermee wordt
gewaarborgd dat het isolatiemateriaal de juiste dikte heeft om de benodigde isolatie
tot stand te brengen. Ditzelfde geldt voor de al eerder vermelde maximale U-waarden
voor HR++ glas, triple glas, kozijnpanelen en isolerende deuren.
Ook geldt voor dak-, spouwmuur- en vloerisolatie nog de aanvullende voorwaarde dat
het aanbrengen van lokaal gespoten PIR (Polyisocyanuraat) of PUR (polyurethaan) gebeurt
met HFK-vrije blaasmiddelen. PIR of PUR zijn polymeren (kunststofschuim met zeer goede
isolerende eigenschappen) die (regelmatig) worden aangebracht met fluorkoolwaterstoffen
(hierna: HFK’s) als blaasmiddel. Aangezien HFK’s negatieve gevolgen hebben voor het
klimaat is de voorwaarde gesteld dat bij isolatie gewerkt wordt met HFK-vrije blaasmiddelen.
Uit de praktijk blijkt dat hiervoor voldoende alternatieven beschikbaar zijn.
Tot slot dient voor alle typen isolatiemaatregelen het isolatiemateriaal te zijn voorzien
van een prestatieverklaring. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het isolatiemateriaal
de gewenste kwaliteit heeft /gewenste prestatie levert. Onder een prestatieverklaring
wordt verstaan prestatieverklaring of kwaliteitsverklaring als bedoeld in artikel
1.8 van het Bouwbesluit 2012. Hieruit volgt (impliciet) dat een prestatieverklaring
dient te zijn opgesteld overeenkomstig de voorwaarden uit artikelen 4 en 6 van verordening
(EU) nr. 305/2011 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling
van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking
van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van de Europese Unie (PbEU 2011, L 88/5). Met
het opstellen van de prestatieverklaring neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid
op zich dat het bouwproduct overeenkomt met de daarin opgegeven prestaties. Zonder
objectieve aanwijzingen voor het tegendeel, gaan de lidstaten van de Europese Unie
ervan uit dat de door de fabrikant opgestelde prestatieverklaring nauwkeurig en betrouwbaar
is. De prestatieverklaring dient de prestaties van bouwproducten te omschrijven met
betrekking tot hun essentiële kenmerken overeenkomstig de relevante geharmoniseerde
technische specificaties. Welke gegevens de prestatieverklaring dient te bevatten,
is beschreven in voormelde artikelen van de verordening. Naast voormelde prestatieverklaring
kan in bepaalde gevallen ook volstaan worden met een kwaliteitsverklaring. Van een
kwaliteitsverklaring wordt in ieder geval aangenomen dat deze voldoende adequaat is
indien deze voldoet aan de voorwaarden van de normalisatienorm NEN-NTA 8800-20209.
-
C. Investering voor de aansluiting op een warmtenet (artikel 4.5.2, vierde lid)
Reikwijdte subsidie
Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor de aansluiting op
een warmtenet wordt deze verstrekt aan een eigenaar-bewoner of een VvE van een appartementencomplex.
De voormelde aansluiting moet verricht worden door een warmteleverancier. Dat is een
leverancier als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet (een persoon die
zich bezighoudt met de levering van warmte).
Bij de subsidie voor het aansluiten op warmtenetten wordt onderscheid gemaakt tussen
het aansluiten van een koopwoning via een individuele aansluiting op een warmtenet
en het centraal aansluiten van een appartementencomplex (door een VvE onderhouden
en beheerd gebouw met gesplitste appartementsrechten).
Individuele aansluiting
Een individuele aansluiting op een warmtenet komt voor subsidie in aanmerking indien
deze bestemd is voor de koopwoning van een eigenaar-bewoner. Voor een individuele
aansluiting op een warmtenet gelden diverse subsidievoorwaarden. Zo moet de desbetreffende
individuele aansluiting op een warmtenet aantoonbaar zijn gerealiseerd voorafgaand
aan het indienen van de subsidieaanvraag. Daarnaast moet worden aangetoond dat de
woning niet meer is aangesloten op het gasnet. Voor de achtergrond wordt verwezen
naar de toelichting op artikel 4.5.9, vierde lid, onder a.
Wat onder de individuele aansluiting op een warmtenet wordt verstaan, is onder meer
af te leiden uit onderstaande indicatieve lijst:
-
1. vervanging van de cv-ketel door een individuele aansluiting op een warmtenet in een
grondgebonden woning (rijtjeshuis, vrijstaand, twee onder één kap).
-
2. vervanging van individuele cv-ketels in de individuele woningen of appartementen die
zijn gelegen in een flat of appartementencomplex (gestapelde bouw) door individuele
aansluitingen van die woningen of appartementen op het warmtenet.
-
3. vervanging van een collectieve cv-ketel in een flat of appartementencomplex door individuele
aansluitingen van de in dat gebouw gelegen woningen of appartementen op het warmtenet.
Bij individuele aansluitingen is het altijd de individuele woningeigenaar die besluit
over de aansluiting. Daarom kan bij individuele aansluitingen de subsidie uitsluitend
worden aangevraagd door een eigenaar-bewoner van een bestaande koopwoning.
Centrale aansluiting
Een centrale aansluiting op een warmtenet komt voor subsidie in aanmerking indien
deze bestemd is voor een appartementencomplex van een VvE. Voor de centrale aansluiting
op een warmtenet van een appartementencomplex geldt de voorwaarde dat de aansluiting
aantoonbaar moet zijn gerealiseerd. Bij gestapelde bouw die nu voorzien is van blokverwarming
(een collectieve cv-ketel die de woningen in de flat via een inpandig leidingstelsel
van warmte voorziet) zal vaak gekozen worden voor een centrale aansluiting op een
warmtenet ter vervanging van de collectieve cv-ketel. De individuele woningen in de
flat of het appartementencomplex hoeven in dat geval niet apart te worden aangesloten,
aangezien zij al aangesloten zijn op het reeds bestaande inpandige leidingstelsel.
In deze situatie komt de centrale aansluiting dus in de plaats van de collectieve
cv-ketel, maar voor de woningen in de flat of het appartementencomplex verandert er
niets. De woningen blijven net als in de oude situatie aangesloten op het inpandig
leidingstelsel.
De besluitvorming ten aanzien van een centrale aansluiting is per definitie een verantwoordelijkheid
voor de VvE. Subsidie voor een centrale aansluiting kan daarom uitsluitend worden
aangevraagd door de VvE. De investering in een centrale aansluiting komt niet voor
subsidie in aanmerking indien de VvE of minimaal één lid van de VvE op grond van de
Stimuleringsregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH) subsidie kan aanvragen voor deze
investering. Een dergelijke situatie zal zich voordoen indien er sprake is van zogenaamde
gemengde VvE’s waarbij naast eigenaar-bewoners er ook een verhuurder lid is van de
VvE. Deze verhuurder kan dan een beroep doen op de SAH en om in dat geval dubbele
subsidiëring te voorkomen komt de investering in een centrale aansluiting door een
dergelijke gemengde VvE niet in aanmerking voor subsidie vanuit de ISDE. Voor deze
laatste voorwaarde wordt verwezen naar de toelichting op de afwijzingsgrond uit artikel
4.5.9, vierde lid, onderdeel b.
Artikelen 4.5.3, 4.5.4 en 4.5.5. Hoogte subsidie
In de artikelen 4.5.3, 4.5.4 en 4.5.5 is de hoogte van de subsidie bepaald voor diverse
typen investeringen voor de productie van duurzame energie, energiebesparende isolatiemaatregelen
en de aansluiting op warmtenetten.
Hoogte subsidie investeringen voor de productie van duurzame energie (artikel 4.5.3)
Voor het bepalen van de hoogte van de subsidie voor een investering voor de productie
van duurzame energie wordt in artikel 4.5.3 uitgegaan van forfaitaire subsidiebedragen
die afhankelijk zijn van technische parameters van de te subsidiëren installatie,
zoals het productievermogen en de oppervlakte van de installatie. Hierbij valt te
denken aan het thermisch vermogen van een ruimteverwarmingstoestel dan wel waterverwarmingstoestel
bij bivalente temperatuur of bij referentieontwerptemperatuur, zonne-energiebijdrage
van een zonneboiler bij een bepaald apertuuroppervlakte, de omvang van het gezamenlijk
piekvermogen bij een installatie voor de productie van hernieuwbare energie door middel
van zonnepanelen en de omvang van het gezamenlijk rotoroppervlak van windturbines.
Er is bij het bepalen van deze forfaitaire bedragen verder gekeken wat de gemiddelde
marktprijs is voor de desbetreffende investering. Het uitgangspunt is dat de subsidie
voor ruimteverwarmingstoestellen, waterverwarmingstoestellen en zonneboilers circa
20% van deze gemiddelde marktprijs van de totale investeringskosten zou moeten bedragen.
Bij fotovoltaïsche zonnepanelen en windturbines is uitgegaan van een percentage van
15%, omdat uit overleg met de sector bleek dat dit voor deze investeringen voldoende
stimulering biedt. Door genoemde percentages wordt de maximale steunintensiteit uit
het toepasselijke staatssteunkader (de algemene groepsvrijstellingsverordening10) niet overschreden.
Hoogte subsidie investeringen voor energiebesparende isolatiemaatregelen (artikel
4.5.4)
Bij het bepalen van de hoogte van de subsidiebedragen voor investeringen voor energiebesparende
isolatiemaatregelen is gekeken naar wat voor marktprijs per te isoleren oppervlakte
gebruikelijk is voor een dergelijke investering. Er wordt hierbij uitgegaan van forfaitaire
subsidiebedragen. Het uitgangspunt is dat de hoogte van de subsidie zodanig wordt
vastgesteld dat daarmee ongeveer 20% tot 30% van de (normale) marktprijs van de totale
investeringskosten wordt gesubsidieerd.
Verder is de hoogte van de te verstrekken subsidie afhankelijk van de omvang van de
oppervlakte waarop het isolatiemateriaal wordt aangebracht. Door het hanteren van
een maximumoppervlakte wordt beoogd te voorkomen dat er onevenredig veel subsidie
naar (zeer) grote woningen gaat. De betreffende maximale oppervlakten houden vanzelfsprekend
geen verbod op het isoleren van grotere oppervlaktes in, maar betekenen wel dat er
uitsluitend tot de genoemde maximale oppervlakte subsidie verstrekt wordt en dat de
meerkosten voor het isoleren van een groter oppervlak voor rekening van de subsidieontvanger
komen.
Voor glas-, kozijnpaneel- en deurisolatie en vloer- en bodemisolatie zijn bij het
bepalen van de hoogte van de subsidie de volgende aandachtspunten van belang.
Het eerste aandachtspunt betreft de hoogte van de subsidie voor glas-, kozijnpaneel-
en deurisolatie van de bestaande thermische schil via het vervangen van glas, kozijnpanelen
of deuren door HR ++ glas eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren (hierna:
investering in HR++ glas) dan wel triple glas, in combinatie met een nieuw isolerend
kozijn eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren (hierna: investering in
triple glas). Voor deze investeringen is een subsidiebedrag van € 35 respectievelijk
€ 100 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte vastgesteld. In het geval
ter aanvulling op de investering in HR++ glas of triple glas ook glas of kozijnpanelen
door nieuwe isolerende kozijnpanelen worden vervangen, geldt voor deze isolerende
kozijnpanelen een subsidiebedrag van € 15 respectievelijk € 75 per vierkante meter.
Wel moeten de subsidiabele kosten voor de investering in HR++ glas en/of triple glas
samen met aanvullende investeringen in isolerende kozijnpanelen en isolerende deuren
in totaal betrekking hebben op ten hoogste 45 vierkante meter van het te isoleren
oppervlakte.
Een tweede aandachtspunt is dat voor vloer- of bodemisolatie verschillende bedragen
gehanteerd worden. Voor het isoleren van de bestaande vloer bedraagt de subsidie € 7
per vierkante meter en voor de isolatie van de bodem, eventueel in combinatie met
de bestaande vloer, € 4 per vierkante meter te isoleren oppervlakte. Voor de investering
in de isolatie van de bodem, in combinatie met de bestaande vloer, geldt een lager
subsidiebedrag, omdat de gemiddelde investeringskosten bij bodemisolatie lager zijn.
Daarnaast geldt dat bij bodemisolatie de kruipruimte, de mate van ventilatie van de
kruipruimte en de funderingsisolatie belangrijke factoren zijn voor de effectiviteit
van de bodemisolatie. Een isolatiepakket met een bepaalde Rd-waarde op de bodem is
hierdoor minder effectief dan eenzelfde pakket aangebracht direct onder de vloer.
De subsidiabele kosten kunnen overigens voor deze twee typen investeringen slechts
betrekking hebben op ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte.
Hoogte subsidie investeringen voor de aansluiting op een warmtenet (artikel 4.5.5)
Bij het vaststellen van de hoogte van de subsidie voor investeringen voor de aansluiting
op warmtenetten is onderscheid gemaakt tussen een individuele- en centrale aansluiting
op een warmtenet.
Individuele aansluiting op een warmtenet
Voor een individuele aansluiting op een warmtenet bedraagt de subsidie € 3.325. Voor
de vaststelling van de hoogte van de subsidie voor individuele aansluitingen zijn
de volgende gemiddelde kosten meegenomen:
-
− het maximale tarief dat een warmteleverancier conform het tarievenbesluit warmteleveranciers
van ACM voor het jaar 2020 maximaal in rekening mag brengen voor een aansluiting op
een warmtenet met een lengte van maximaal 25 meter
-
− de gemiddelde eenmalige kosten van het verwijderen van een Cv-ketel
-
− de gemiddelde eenmalige kosten van noodzakelijke bouwkundige aanpassingen voor de
plaatsing van een afleverset11;
-
− de gemiddelde eenmalige kosten van de aansluiting van de afleverset op de verwarmingsinstallatie
(radiatoren) in de woning.
-
− de gemiddelde eenmalige kosten die samenhangen met het overschakelen van koken op
aardgas naar koken op elektriciteit
Alhoewel het afsluiten van aardgas een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor
de subsidie, komen de kosten hiervan niet voor subsidie in aanmerking. Naar verwachting
zullen de kosten die netbeheerders maken voor het afsluiten van aardgas niet langer
in rekening worden gebracht bij de verbruiker die zich laat afsluiten.
Centrale aansluiting op een warmtenet
Voor de centrale aansluiting op een warmtenet is het subsidiebedrag afhankelijk gesteld
van het vermogen van de centrale aansluiting. De subsidie bedraagt € 2.925 bij een
vermogen van ten hoogste 100 kW, € 12.334 bij een vermogen van meer dan 100 kW en
ten hoogste 400 kW en € 21.906 bij een vermogen van meer dan 400 kW.
Voor de vaststelling van de hoogte van de subsidie voor kleine centrale aansluitingen
tot 100 kW wordt ervan uitgegaan dat de gemiddelde kosten min of meer vergelijkbaar
zijn met de gemiddelde kosten van een individuele aansluiting. Bij dergelijke zeer
kleine centrale aansluitingen gaat het vaak om een kleine VvE die een gesplitste woning
beheert. Een centrale aansluiting op een warmtenet hoeft niet gepaard te gaan met
het overschakelen van koken op aardgas naar koken op elektriciteit door de leden van
de VvE. Daarom zijn deze kosten hier niet meegenomen en is het subsidiebedrag voor
centrale aansluitingen met een vermogen van ten hoogste 100 kW lager dan het subsidiebedrag
voor individuele aansluitingen.
Voor de gemiddelde kosten van de centrale aansluitingen met een vermogen van 100 kW
tot en met 400 kW en centrale aansluitingen met een vermogen van meer dan 400 kW wordt
uitgegaan van het door ACM in het tarievenbesluit warmteleveranciers 202012 vastgestelde maximale aansluittarief voor deze categorieën aansluitingen.
Voor deze grotere centrale aansluitingen spelen (naast de kosten voor de aansluiting
door een warmteleverancier) ook nog overige kosten. Deze kosten komen echter niet
voor subsidie in aanmerking, omdat deze overige kosten (ten opzichte van de aansluitkosten
van de warmteleverancier) erg gering zijn. Daarnaast is de hoogte van deze overige
kosten zeer afhankelijk van het specifieke geval, waardoor het niet goed mogelijk
is daarvoor een bruikbaar gemiddelde vast te stellen.
Herziening hoogte subsidie voor individuele en centrale aansluiting op een warmtenet
Ten aanzien van zowel individuele aansluitingen als centrale aansluitingen op een
warmtenet zal de komende jaren worden bezien of wijzigingen in de gemiddelde kosten
of de door ACM vastgestelde maximumtarieven aanleiding geven tot bijstelling van de
hoogte van de subsidie.
Artikel 4.5.6. Subsidiabele kosten
Zakelijke gebruikers (artikel 4.5.6, eerste lid)
Voor een investering van een zakelijke gebruiker (rechtspersoon of natuurlijke persoon,
niet-
zijnde eigenaar-bewoner) in de productie van duurzame energie komen voor subsidie
in aanmerking de bijkomende investeringskosten, bedoeld in artikel 41, zesde lid,
van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze bepaling is vanzelfsprekend van
toepassing op allerlei soorten ondernemers, stichtingen, verenigingen of overheidsorganen
die als marktpartij optreden. Ook is deze bepaling van toepassing op VvE’s, omdat
deze onder de ISDE beschouwd worden als zakelijke gebruiker. De reden hiervoor is
dat er ook subsidie verstrekt kan worden aan zogenaamde gemengde VvE’s (VvE’s waarvan
de leden bestaan uit eigenaar-bewoners en eigenaren die het desbetreffende onderdeel
(van het appartementencomplex) met andere doeleinde exploiteren, bijvoorbeeld voor
het gebruik als winkelruimte of woningverhuur). In dat geval kan in ieder geval een
deel van de VvE als onderneming beschouwd worden. Hierop dient dan ook hetzelfde regime
van toepassing te zijn als op de overige zakelijke gebruikers van de ISDE. Vanwege
de eenvoud van de ISDE en duidelijkheid is er voor gekozen om ook voor alle overige
VvE’s (dus ook voor de niet-gemengde VvE’s) voor voormelde investeringen hetzelfde
regime te hanteren.
Voor de centrale aansluiting op een warmtenet, waarvoor een VvE subsidie kan aanvragen,
is geen bepaling betreffende subsidiabele kosten opgenomen, omdat hierop geen staatssteunkader
van toepassing is en het uitsluitend van belang is dat de VvE aantoont dat de opgevoerde
subsidiabele kosten verbandhouden met de subsidiabele activiteiten. Wat deze subsidiabele
activiteiten zijn, volgt uit artikel 4.5.2, vierde lid, onderdeel b. Er kan derhalve
aangesloten worden bij artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.
Hieruit volgt dat alleen de redelijk gemaakte kosten die direct verbonden zijn met
de uitvoering van het investeringsproject in aanmerking komen voor subsidie.
Eigenaar-bewoner (artikel 4.5.6, tweede lid)
Voor een investering van een eigenaar-bewoner voor de productie van duurzame energie,
energiebesparende isolatiemaatregelen of de individuele aansluiting op een warmtenet,
die bestemd is voor een koopwoning van een eigenaar-bewoner, bepaalt dit artikel dat
kosten die vóór indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt voor subsidie in aanmerking
komen.
Artikel 4.5.7. Verdeling van het subsidieplafond
Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond verdeeld wordt. Dat zal gebeuren
op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Door deze wijze van verdeling wordt
beoogd de procedure van subsidieverstrekking op een zo efficiënt mogelijke wijze plaats
te laten vinden. Om de subsidieaanvragers in staat te stellen snel met de uitvoering
van de investeringsprojecten te starten en om snel duidelijkheid te geven over de
financiering, is gekozen voor directe behandeling bij binnenkomst en directe subsidieverlening
bij gebleken geschiktheid van het investeringsproject. Indien op de datum dat het
subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangen wordt, wordt de onderlinge
rangschikking van die aanvragen die volledig zijn op grond van artikel 27 van het
Kaderbesluit nationale EZ-subsidies vastgesteld door middel van loting.
Artikel 4.5.8. Realisatietermijn
Zakelijke gebruikers (artikel 4.5.8, eerste lid)
Voor zakelijke gebruikers (rechtspersonen, waaronder mede begrepen VvE’s, en natuurlijke
personen, niet-zijnde eigenaar-bewoners), is voor investeringen in de productie van
duurzame energie en voor de centrale aansluiting op warmtenetten de realisatietermijn
vastgesteld op één respectievelijk twee jaar. Dit is de termijn waarbinnen het investeringsproject
uitgevoerd moet worden, en die gaat lopen direct nadat de subsidieaanvrager de beschikking
tot subsidieverlening ontvangen heeft. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde
projectplan blijkt dat het investeringsproject niet uiterlijk binnen deze termijn
gerealiseerd kan worden, zal de subsidieaanvraag op grond van artikel 23, aanhef en
onderdeel b, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies afgewezen worden. Volgens
dit artikel kan een subsidie worden afgewezen indien het onaannemelijk wordt geacht
dat de activiteiten binnen een bij ministeriële regeling gestelde termijn (in dit
geval voormelde realisatietermijnen) kunnen worden voltooid. Er is voor deze termijnen
gekozen, omdat de verwachting is dat investeringsprojecten binnen deze termijn kunnen
worden afgerond. Ook zorgen deze (korte) realisatietermijnen ervoor dat de investeringsprojecten
op korte termijn kunnen bijdragen aan de doelstelling van de ISDE.
Van belang is dat artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit de bevoegdheid aan de
Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft om in geval van vertraging van de
uitvoering van de activiteiten of het essentieel wijzigen daarvan ontheffing te verlenen
van de verplichting om de activiteiten overeenkomstig het plan van de subsidieontvanger
uit te voeren. De realisatietermijn zou dan ook in uitzonderlijke gevallen en mits
goed onderbouwd op verzoek verlengd kunnen worden.
Eigenaar-bewoners (artikel 4.5.8, tweede lid)
Voor de eigenaar-bewoner bepaalt het tweede lid van dit artikel dat geen subsidie
wordt verstrekt voor een investering voor de productie van duurzame energie, energiebesparende
isolatiemaatregelen of de individuele aansluiting op een warmtenet, indien deze investering
nog niet is geïnstalleerd, aangebracht of aangesloten op het moment van indiening
van de subsidieaanvraag. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de subsidiabele activiteiten
(de aanschaf en het instaleren, het aanbrengen en /of aansluiten) zijn voltooid voordat
de subsidieaanvraag wordt ingediend. Op deze wijze kan (eenvoudig) beoordeeld worden
of aan alle voorwaarden voor de subsidie wordt voldaan en kan bij toekenning van de
subsidie direct tot subsidievaststelling over worden gegaan. Met deze verplichting
wordt aangesloten bij de informatieverplichtingen uit artikel 4.5.12 en 4.5.13, waaraan
de eigenaar-bewoner slechts kan voldoen nadat deze de subsidiabele activiteiten heeft
afgerond.
Artikel 4.5.9. Afwijzingsgronden
Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden
uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, van toepassing zijn.
Er zijn vier typen afwijzingsgronden opgenomen:
-
1. Algemene afwijzingsgronden die van toepassing zijn op alle investeringen;
-
2. Afwijzingsgronden voor de investeringen voor de productie voor duurzame energie;
-
3. Afwijzingsgronden voor de investeringen voor energiebesparende isolatiemaatregelen;
en
-
4. Afwijzingsgronden voor de investeringen voor de aansluiting op warmtenetten.
-
1. Algemene afwijzingsgronden (artikel 4.5.9, eerste, vijfde en zesde lid)
Een aanvraag voor een investering voor de productie van duurzame energie, energiebesparende
isolatiemaatregelen of de aansluiting op warmtenetten wordt in een aantal gevallen
zonder meer afgewezen.
Allereerst wordt op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel a een subsidie
afgewezen indien ten aanzien van dezelfde investering dan wel een investering voor
hetzelfde type energiebesparende isolatiemaatregel eerder subsidie is verstrekt. Hiermee
wordt beoogd te voorkomen dat voor eenzelfde investering of een investering in een
zelfde type energiebesparende isolatiemaatregel twee keer subsidie wordt verleend.
Ten tweede wordt op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel b een subsidie
afgewezen indien de omgevingsvergunning voor een bouwwerk, waarvoor de investering
bestemd is, is aangevraagd na 30 juni 2018. Via een eerdere wijzigingsregeling13 (hierna: eerste wijzigingsregeling) heeft inperking van de subsidieverlening op grond
van de oude ISDE plaatsgevonden voor bouwwerken, zodat kleinschalige alternatieven
voor de inzet van aardgas ten behoeve van de warmtevoorziening niet meer voor subsidie
in aanmerking zouden komen als deze werden geïnstalleerd in een bouwwerk waarvoor
de omgevingsvergunning was aangevraagd na 30 juni 2018. De reden hiervoor was dat
met de wijziging van de Gaswet, die op 1 juli 2018 van kracht is geworden, netbeheerders
niet langer verplicht zijn om een nieuw te bouwen bouwwerk te voorzien van een gasaansluiting.
Er werd toen voor gekozen de installatie van alternatieve duurzame technieken in bouwwerken
waarvoor genoemde aansluitplicht is komen te vervallen, niet meer te stimuleren. Daarom
bepaalde de voorganger van artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel b (artikel 4.5.12,
eerste lid, onderdeel h (oud)), dat installaties voor de productie van duurzame energie
alleen voor subsidie in aanmerking zouden komen als deze waren bestemd voor een bouwwerk
waarvoor de omgevingsvergunning was aangevraagd voor de datum waarop de aansluitplicht
was vervallen, in casu 1 juli 2018. Voor de verdere achtergrond wordt verwezen naar
voormelde eerste wijzigingsregeling.
Voormelde bepaling is overgenomen in artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel b, en onder
de nieuwe ISDE voortgezet voor een investering voor een ruimteverwarmingstoestel,
een waterverwarmingstoestel of een zonneboiler. Ook ten aanzien van het stimuleren
van het energiezuiniger maken van de betreffende bouwwerken door het aanbrengen van
energiebesparende isolatiemaatregelen en het aansluiten op een warmtenet, is deze
bepaling onder de nieuwe ISDE van toepassing.
De verplichting om aardgasvrij te bouwen die voortvloeit uit het schrappen van de
gasaansluitplicht betekent dat er bij nieuwbouw een noodzaak is om gebruik te maken
van alternatieven om de woning warm te krijgen. Net als bij een ruimteverwarmingstoestel,
een waterverwarmingstoestel of een zonneboiler is het isoleren van de woning een alternatief
om de woning warm te krijgen. Om die reden komen deze investeringen bij zogenaamde
‘verplichte aardgasvrije nieuwbouw’ niet voor subsidie in aanmerking. Van belang is
dat deze afwijzingsgrond op grond van artikel 4.5.9, zesde lid, aanhef en onderdeel
b, niet van toepassing is op de (in de ISDE nieuw ingevoerde) investeringen voor een
installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit via zonnepanelen of windturbines
als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen c en d, omdat bij deze vorm van
energieproductie het vervallen van de gasaansluitplicht niet relevant is. Dergelijke
investeringen vormen namelijk geen alternatief voor de inzet van aardgas.
Verder is van belang dat in artikel 4.5.9, zesde lid, aanhef en onderdeel a, voor
voormelde afwijzingsgrond uit artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel b, een overgangsperiode
is geregeld voor eigenaar-bewoners, omdat zij pas subsidie op grond van de ISDE kunnen
aanvragen nadat ze een installatie hebben geïnstalleerd. Deze bepaling was voor eigenaar-bewoners
(toen nog particuliere gebruikers genoemd) al opgenomen in de voorganger van artikel
4.5.9, zesde lid (artikel 4.5.12, derde lid (oud)). Op grond hiervan kwamen eigenaar-bewoners
in aanmerking voor subsidie voor installaties die waren bestemd voor een bouwwerk
waarvoor de omgevingsvergunning was aangevraagd na 30 juni 2018 als die installaties
voor 1 januari 2020 aangeschaft waren. Ook was de eis dat deze installaties voor 1 januari
2021 geïnstalleerd moesten zijn.
Eigenaar-bewoners konden tot 1 juli 2021 een aanvraag voor deze subsidie indienen,
daarna zou de overgangsbepaling in artikel 4.5.12, derde lid, van de oude ISDE vervallen.
Het voorgaande regime blijft van toepassing onder de nieuwe ISDE. Omdat artikel 4.5.12
(nieuw) echter een andere inhoud kent dan artikel 4.5.12 (oud) zorgt artikel II van
onderhavige wijzigingsregeling ervoor dat artikel 4.5.12, derde lid (oud), op 1 januari
2021 vervalt. De voormelde overgangsperiode is in de nieuwe ISDE geregeld in artikel
4.5.9, zesde lid, aanhef en onderdeel a (nieuw). Deze bepaling vervalt met ingang
van 1 juli 2021, ingevolge artikel I, onderdeel B, van deze wijzigingsregeling.
Ten derde wordt op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel c een subsidieaanvraag
afgewezen indien het een aanvraag van een eigenaar-bewoner betreft die later dan 12
maanden na het installeren van de installatie voor de productie van duurzame energie,
het aanbrengen van isolatiemateriaal of de aansluiting op een warmtenet is ingediend.
Met deze termijn wordt voorkomen dat een aanvrager nog subsidie kan aanvragen voor
een investering die een lange tijd terug (jaren geleden) heeft plaatsgevonden. Om
deze reden werd in de oude ISDE altijd een termijn van 6 maanden gehanteerd. Er is
voor de nieuwe ISDE gekozen voor een termijn van 12 maanden, omdat in bepaalde gevallen
een investering voor de productie van duurzame energie en de aansluiting op warmtenetten
gecombineerd zullen worden met een energiebesparende isolatiemaatregel. Dit in verband
met de voorwaarde uit artikel 4.5.9, derde lid, onderdeel a, die bepaalt dat een investering
voor energiebesparende isolatiemaatregelen alleen voor subsidie in aanmerking komt
indien er sprake is van een investering in ten minste twee typen energiebesparende
isolatiemaatregelen of een investering in ten minste één type isolatiemaatregel in
combinatie met een investering in een installatie voor de productie van duurzame energie
of aansluiting op een warmtenet. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de toelichting
op artikel 4.5.9, derde lid, onderdeel a, van het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
Van belang is dat op grond van artikel 4.5.9, vijfde lid, het in beperkte mate mogelijk
is om af te wijken van de termijn uit artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel c. Indien
een aanvraag, die is ingediend binnen de termijn van 12 maanden, is afgewezen in verband
met de uitputting van het subsidieplafond, dan is de afwijzingsgrond, bedoeld in artikel
4.5.9, eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing op een hernieuwde aanvraag voor
dezelfde investering die binnen twaalf maanden na afwijzing van de oorspronkelijke
aanvraag wordt ingediend (zie artikel 4.5.9, vijfde lid). Genoemde bepaling zorgt
er voor dat een eigenaar-bewoner voor wie geldt dat zijn aanvraag op grond van de
uitputting van het budget is afgewezen, de subsidieaanvraag het volgende subsidiejaar
opnieuw in kan dienen, zodat gebruik kan worden gemaakt van het voor dat volgende
subsidiejaar beschikbare budget. Hiermee wordt beoogd om aan eigenaar-bewoners meer
zekerheid te bieden dat een investering voor subsidie in aanmerking zal komen.
Tot slot wordt op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel d, een subsidie afgewezen
indien de aanvrager voor dezelfde investering op grond van artikel 3.42, eerste lid,
van de Wet inkomstenbelasting 2001 een verzoek heeft ingediend bij de minister om
een verklaring dat sprake is van een energie-investering als bedoeld in dat artikel.
Hiermee wordt voorkomen dat er subsidie vanuit de ISDE kan worden aangevraagd indien
voor de betreffende investering ook fiscale stimulering is aangevraagd. Deze bepaling
was onder de oude ISDE al van toepassing op investeringen voor de productie van duurzame
energie en wordt onder de nieuwe ISDE uitgebreid naar alle investeringen die onder
de ISDE vallen. In de praktijk zal het er op neerkomen dat deze afwijzingsgrond een
rol zal spelen bij investeringen voor de productie van duurzame energie en de aansluiting
op warmtenetten, alsook eventuele investeringen die in de toekomst aan de ISDE worden
toegevoegd.
-
2. Afwijzingsgronden voor de investeringen voor de productie voor duurzame energie (artikel
4.5.9, tweede en zevende lid)
In artikel 4.5.9, tweede lid, zijn de afwijzingsgronde opgenomen voor een aanvraag
voor een investering voor de productie van duurzame energie.
Allereest wordt op grond van artikel 4.5.9, tweede lid, onderdeel a, een subsidieaanvraag
afgewezen indien de installatie, waar de investering betrekking op heeft, is of wordt
geïnstalleerd om te voldoen aan de wettelijke voorschriften, bedoeld in hoofdstuk
5 van het Bouwbesluit 2012. Dit hoofdstuk gaat over technische bouwvoorschriften uit
het oogpunt van energiezuinigheid en milieu, nieuwbouw (EPC). Omdat het onwenselijk
is een investering te stimuleren die vanuit wet- en regelgeving reeds verplicht is,
wordt wanneer hier sprake van is geen subsidie verleend.
Ten tweede wordt op grond van artikel 4.5.9, tweede lid, onderdeel b een subsidieaanvraag
afgewezen indien de aanvraag betrekking heeft op een gebruikte installatie. De reden
hiervoor is dat gebruikte installaties meestal tegen sterk gereduceerde prijzen op
de markt aangeboden worden waardoor een stimulans door middel van subsidie hiervoor
niet nodig is. Daarnaast kan de levensduur van gebruikte installaties aanzienlijk
korter zijn dan die van nieuwe installaties. Hierdoor is het ook ongewenst om subsidie
voor dergelijke installaties te verstrekken.
Ten derde wordt op grond van artikel 4.5.9, tweede lid, onderdeel c, een subsidieaanvraag
afgewezen voor een investering in een installatie voor de productie van duurzame energie
die voor 1 juli 2020 is geïnstalleerd. Dit is een overgangsbepaling die de verhouding
regelt tussen de openstelling van de oude ISDE in 2020 en de nieuwe ISDE in 2021.
Deze bepaling is in de praktijk alleen van belang voor eigenaar-bewoners, omdat zij
de subsidieaanvraag pas indienen nadat de investering heeft plaatsgevonden. Op grond
van de voorganger van artikel 4.5.9, eerste lid, onderdeel c, werd een subsidie onder
de oude ISDE (en dus ook in 2020) afgewezen indien een aanvraag van een eigenaar-bewoner
voor een koopwoning later dan 6 maanden na het installeren van de installatie voor
de productie van duurzame energie was ingediend. Met de afwijzingsgrond uit artikel
4.5.9, tweede lid, onderdeel c, wordt ervoor gezorgd dat de 6 maanden termijn van
toepassing blijft op aanvragen die onder de oude ISDE binnen 6 maanden na installatie
gedaan hadden moeten worden. Hiermee wordt voorkomen dat installaties die onder de
oude ISDE zouden zijn afgewezen omdat ze te laat zouden zijn aangevraagd, alsnog in
aanmerking zouden komen voor subsidie onder de nieuwe ISDE.
Ten vierde wordt op grond van artikel 4.5.9, tweede lid, onderdeel d, een subsidieaanvraag
afgewezen indien het totale netto elektriciteitsverbruik via de aansluiting waarop
de installatie wordt aangesloten, zoals dat blijkt uit de in het jaar voorafgaand
aan de aanvraag van de energieleverancier ontvangen jaarafrekening, minder dan 50.000
kWh bedroeg, indien het een investering voor een installatie voor de productie van
hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht betreft. Door deze afwijzingsgrond wordt overstimulering
voorkomen. In het geval het totale netto-elektriciteitsverbruik minder dan 50.000
kWh bedroeg, hebben zonnepanelen in principe geen aanvullende stimulering nodig. Deze
komen dan namelijk voor fiscale stimulering in aanmerking via de salderingsregeling.
Met deze regeling ontvangen kleinverbruikers reeds een voordeel op hun energierekening
doordat op grond van die regeling de door zonnepanelen opgewekte en op het net ingevoede
elektriciteit dezelfde waarde krijgt als de prijs die wordt betaald voor de aan het
net onttrokken elektriciteit. Daardoor wordt betaling van onder meer energiebelasting,
ODE-heffing en BTW vermeden, waardoor de energierekening van de kleinverbruiker de
facto lager wordt. Omdat boven de genoemde grens van 50.000 kWh het voordeel van de
salderingsregeling aanzienlijk kleiner wordt, komen voormelde investeringen in dat
geval wel voor subsidie in aanmerking. De wijze waarop het netto elektriciteitsverbruik
moet worden berekend is opgenomen in artikel 4.5.9, zevende lid.
Ten vijfde wordt op grond van artikel 4.5.9, tweede lid, onderdeel e, een subsidie
afgewezen indien het een investering voor een installatie voor de productie van hernieuwbare
elektriciteit via één of meer windturbines betreft en er geen aanvraag voor een vergunning
krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingediend. Er is gekozen voor
deze vergunningseis als indicator voor de (technische) haalbaarheid van projecten
en om het risico te verkleinen dat investeringssubsidies worden toegekend aan projecten
die uiteindelijk niet worden gerealiseerd vanwege het niet voldoen aan wettelijke
vereisten.
-
3. Afwijzingsgronden voor de investeringen voor energiebesparende isolatiemaatregelen
(artikel 4.5.9, derde lid)
In artikel 4.5.9, derde lid, zijn de afwijzingsgronden opgenomen voor een aanvraag
voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen.
Allereerst wordt op grond van artikel 4.5.9, derde lid, onderdeel a, een subsidie
afgewezen indien de aanvraag geen betrekking heeft op (1) twee of meer verschillende
investeringen die voor subsidie in aanmerking komen of (2) een investering in ten
minste twee typen subsidiabele isolatiemaatregelen of een investering in ten minste
één type subsidiabele isolatiemaatregel, in combinatie met een investering in een
installatie voor de productie van duurzame energie of aansluiting op een warmtenet.
Deze voorwaarden zijn van belang om te stimuleren dat eigenaar-bewoners, naast een
investering in één type isolatiemaatregel, ook additionele investeringen zullen doen,
en dus een stap extra zetten. Deze extra stimulans is nodig, omdat uit de praktijk
blijkt dat eigenaar-bewoners regelmatig zelf investeren in één type isolatiemaatregel.
Door het investeren in één type isolatiemaatregel, samen met de investering in een
tweede type isolatiemaatregel dan wel een investering in een installatie voor de productie
van duurzame energie of aansluiting op een warmtenet, worden grotere stappen in verduurzaming
gestimuleerd. Daarbij wordt met deze afwijzingsgrond voorkomen dat het budget voor
de ISDE uitgeput zou raken door een grote hoeveelheid subsidieaanvragen van eigenaar-bewoners
voor slechts één type isolatiemaatregel. Deze laatste (in de praktijk grote) groep
wordt namelijk al ondersteund door onder meer een verlaagd btw-tarief op arbeidskosten
voor isolatiemaatregelen en de mogelijkheid om te financieren met een lening van het
Nationaal Warmtefonds.
Ten tweede wordt op grond van artikel 4.5.9, derde lid, onderdeel b, een subsidieaanvraag
afgewezen indien meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen
van de eerste van de twee typen investeringen, bedoeld in onderdeel a, en de subsidieaanvraag.
Op deze wijze wordt gestimuleerd dat de investeringen in relatief korte tijd na elkaar
plaatsvinden, zodat op een kortere termijn aan de doelstelling van de ISDE kan worden
voldaan. Er is niet voor een nog kortere termijn gekozen, omdat een eigenaar-bewoner
wel de nodige tijd geboden moet worden om twee typen investeringen te doen.
-
4. Afwijzingsgronden voor de investeringen voor de aansluiting op warmtenetten (artikel
4.5.9, vierde lid)
In het vierde lid zijn in de onderdelen a en b de afwijzingsgronden opgenomen voor
een aanvraag voor een investering voor de aansluiting op een warmtenet.
Allereerst wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen indien de aanvraag betrekking
heeft op een investering voor een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld
in artikel 4.5.2, vierde lid, onderdeel a, en niet kan worden aangetoond dat de aardgasaansluiting
van de bestaande koopwoning waarvoor subsidie wordt aangevraagd is afgekoppeld en
de gasmeter is verwijderd. Hiermee wordt beoogd invulling te geven aan de bredere
klimaatdoelstelling van het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving, waaronder
begrepen het aansluiten op een warmtenet gecombineerd met het afsluiten van de aardgasaansluiting.
Voormelde afwijzingsgrond is niet van toepassing op centrale aansluitingen van de
door VvE’s beheerde appartementencomplexen, omdat een VvE niet kan besluiten over
de individuele gasaansluitingen van de in het appartementencomplex gelegen appartementen.
Ten tweede wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen indien deze betrekking heeft
op een investering voor een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld in
artikel 4.5.2, vierde lid, onderdeel a, van een appartement van een eigenaar-bewoner
in een appartementencomplex en er voor dit appartementencomplex eerder subsidie is
aangevraagd door een vereniging van eigenaren voor een investering voor een centrale
aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, onderdeel b.
Ook wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen indien deze betrekking heeft op een
investering voor een centrale aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel
4.5.2, vierde lid, onderdeel b, in een appartementencomplex van een vereniging van
eigenaren en er ten minste door een eigenaar-bewoner of voormalig eigenaar-bewoner
ten behoeve van een appartement in dit appartementencomplex eerder subsidie is aangevraagd
voor een investering voor een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld
in artikel 4.5.2, vierde lid, onderdeel a.
Met deze twee afwijzingsgronden wordt geregeld dat er in één appartementencomplex
niet voor zowel individuele- als centrale aansluitingen op een warmtenet subsidie
kan worden aangevraagd. Op deze wijze wordt dubbele subsidiëring op grond van de ISDE
voorkomen en wordt een structurele eenduidige aanpak binnen een appartementencomplex
bevorderd. De achterliggende gedachte bij deze afwijzingsgronden is dat een appartementencomplex
ofwel via een centrale aansluiting wordt aangesloten op een warmtenet, waardoor er
dus geen sprake kan zijn van individuele aansluitingen van de in het gebouw gelegen
appartementen op het warmtenet, ofwel dat de in het appartementencomplex gelegen appartementen
via een individuele aansluiting op het warmtenet worden aangesloten.
Ten derde wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen indien voor een investering op
grond van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) een aanvraag voor
subsidie ingediend kan worden door de subsidieaanvrager of een lid van de subsidieaanvrager,
indien de subsidieaanvrager een vereniging van eigenaren is. Op deze wijze wordt ook
dubbele subsidiëring voorkomen. Deze afwijzingsgrond zorgt er onder meer voor dat
de investering in een centrale aansluiting op een warmtenet niet voor subsidie in
aanmerking komt, indien een VVE of één lid van de VvE op grond van de SAH subsidie
kan aanvragen voor deze investering. Een dergelijke situatie zal zich voordoen indien
er sprake is van zogenaamde gemengde VvE’s waarbij naast eigenaar-bewoners ook een
verhuurder lid is van de VvE. Deze verhuurder kan dan een beroep doen op de SAH en
om in dat geval dubbele subsidiëring te voorkomen komt de investering in een centrale
aansluiting door een dergelijke gemengde VvE niet in aanmerking voor subsidie vanuit
de ISDE.
Ten vierde wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen indien de aansluiting op een
warmtenet, bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, voor 1 januari 2021 heeft plaatsgevonden.
Hierdoor worden alleen investeringsprojecten ondersteund die daadwerkelijk gestimuleerd
zijn door de invoering van de subsidie voor de aansluiting op warmtenetten in de ISDE.
Artikel 4.5.10. Subsidieverlening onder opschortende voorwaarde
Zakelijke gebruikers
Voor de zakelijke aanvragers (lees: een rechtspersoon, waaronder VvE’s, en natuurlijk
persoon, niet-zijnde eigenaar-bewoner) bevat dit artikel een opschortende voorwaarde
waaronder de subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie
of centrale aansluiting op een warmtenet verleend wordt. Deze subsidie wordt verleend
onder de opschortende voorwaarde dat (a) een overeenkomst wordt gesloten met een bouwinstallatiebedrijf
of warmteleverancier in verband met de aanschaf van de installatie(s) dan wel de centrale
aansluiting op een warmtenet en (b) de installatie(s) dan wel de centrale aansluiting
op een warmtenet waarop de overeenkomst betrekking heeft, zijn geïnstalleerd respectievelijk
aangesloten. Deze voorwaarde, die kan worden gesteld op grond van artikel 34, eerste
lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, was voor de investeringen voor de
productie van duurzame energie al opgenomen in de oude ISDE. Deze voorwaarde is uit
de oude ISDE overgenomen en enigszins aangepast in verband met onder meer de toevoeging
van extra subsidiabele investeringen voor de centrale aansluiting op warmtenetten
in de nieuwe ISDE. In de meeste gevallen zullen voormelde overeenkomst en het bewijs
van installatie (overeenkomstig artikel 4.5.13, tweede lid) bij de aanvraag tot subsidievaststelling
worden overgelegd. De subsidie wordt dan uitgekeerd bij de subsidievaststelling. Op
deze manier worden aanvullende administratieve lasten voorkomen.
Eigenaar-bewoner
Voor een eigenaar-bewoner, die subsidie aanvraagt voor een investering voor de productie
van duurzame energie, een energiebesparende isolatiemaatregel of de individuele aansluiting
op een warmtenet, is een dergelijke opschortende voorwaarde niet van belang, omdat
de subsidie pas verleend wordt nadat de subsidiabele activiteiten hebben plaatsgevonden.
Bij de aanvraag kan dan de benodigde documentatie worden aangeleverd waarmee wordt
aangetoond dat de investering, en aanverwante subsidiabele activiteiten, hebben plaatsgevonden.
Artikel 4.5.11. Verplichtingen van de subsidieontvanger bij investeringen voor de
productie van duurzame energie
In artikel 4.5.11 zijn verplichtingen voor de subsidieontvanger opgenomen bij investeringen
voor de productie van duurzame energie. Deze verplichtingen vormen een aanvulling
op de verplichtingen van de subsidieontvanger die zijn neergelegd in hoofdstuk 11
van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies en die op grond van artikel 44 van het
Kaderbesluit kunnen worden aangevuld.
In aanvulling op de zorgplicht opgenomen in artikel 40 van het Kaderbesluit wordt
in artikel 4.5.11 bepaald dat een op grond van de ISDE gesubsidieerde installatie
voor de productie van duurzame energie niet binnen een jaar na de subsidievaststelling
mag worden vervreemd. Op deze wijze wordt beoogd zo goed mogelijk invulling te geven
aan het doel van de ISDE.
Voormelde bepaling is niet van toepassing op de vervreemding van de installatie tezamen
met de woning, het bedrijf of de grond waarin respectievelijk waarop de investering
voor de productie van duurzame energie is geïnstalleerd, omdat in dat geval de doelstelling
van broeikasgasreductie nog steeds behaald kan worden.
Voormelde verplichting is niet opgenomen ten aanzien van investeringen voor energiebesparende
isolatiemaatregelen en de aansluiting op warmtenetten, omdat deze investeringen niet
of nauwelijks op een goede wijze vervreemd zouden kunnen worden.
Artikelen 4.5.12 en 4.5.13. Informatieverplichtingen bij de aanvraag voor subsidie
en subsidievaststelling
Algemene uitgangspunten
Een subsidie moet op grond van artikel 19 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies
aangevraagd worden met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar
gesteld wordt. De minister kan nadere eisen aan de aanvraag voor subsidie stellen.
In artikel 4.5.12 van de nieuwe ISDE zijn regels gesteld ten aanzien van de gegevens
die ten minste in de aanvraag voor subsidie opgenomen moeten zijn. Daarbij wordt een
onderscheid gemaakt tussen enerzijds zakelijke aanvragers (rechtspersonen en natuurlijke
personen, niet-zijnde eigenaar-bewoners) die ten behoeve van het eigen bedrijf een
investering gaan verrichten en anderzijds eigenaar-bewoners die ten behoeve van de
eigen koopwoning een investering hebben verricht.
In artikel 4.5.13 zijn vervolgens de informatieverplichtingen voor de aanvraag om
subsidievaststelling opgenomen. Op grond van artikel 50, eerste lid, van het Kaderbesluit
dient de subsidieontvanger zijn aanvraag om subsidievaststelling in te dienen uiterlijk
dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid. Hierna
zal deze aanvraag om subsidievaststelling worden beoordeeld, en de subsidie worden
vastgesteld.
Een uitzondering op deze hoofdregel, die in dit geval van belang is voor de zakelijke
gebruikers van de ISDE, is opgenomen in artikel 50, negende lid, van het Kaderbesluit.
Hierin wordt bepaald dat in het geval waarin een subsidie verleend wordt van minder
dan € 25.000 de subsidie ambtshalve vastgesteld wordt, tenzij bij ministeriële regeling
anders is bepaald. In artikel 4.5.13, vierde lid, van de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies wordt voor de nieuwe ISDE een dergelijke uitzondering gemaakt, zodat
voor alle zakelijke gebruikers waaraan subsidie verleend wordt hetzelfde regime zal
gelden, ongeacht het bedrag van de subsidie. Voor de zakelijke aanvrager geldt dat
deze via het verstrekken van informatie moet aantonen dat de desbetreffende investeringsprojecten
zijn uitgevoerd conform de voorwaarden van de ISDE.
Een tweede uitzondering op de hoofdregel van artikel 50, eerste lid, van het Kaderbesluit
betreft de situatie waarin de beschikking tot subsidieverlening tevens de subsidievaststelling
inhoudt. Van deze uitzondering is gebruik gemaakt voor de behandeling van aanvragen
voor subsidie van eigenaar-bewoners, omdat op deze wijze de administratieve lasten
zo gering mogelijk blijven. Voor eigenaar-bewoners geldt dus dat de aanvraag voor
subsidie (ook mede) wordt aangemerkt als aanvraag om subsidievaststelling.
Informatieverplichtingen voor zakelijke gebruikers en eigenaar-bewoners
Het eerste lid van artikel 4.5.12 maakt duidelijk welke informatie in een aanvraag
voor subsidie opgenomen moet worden. Het betreft hier de minimale informatievereisten
over de subsidieaanvrager en het soort investeringsproject, die nodig zijn om de aanvraag
te kunnen behandelen. Deze vereisten sluiten (grotendeels) aan bij de wijze waarop
vergelijkbare subsidiemodules in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn
vormgegeven. Ook wordt nagegaan of de investering voldoet aan bepaalde technische
specificaties via een meldcode van de investering, en indien er geen meldcode beschikbaar
is gesteld, een omschrijving van de investering, alsook het thermische vermogen bij
bivalente of referentieontwerptemperatuur van een ruimteverwarmingstoestel of een
waterverwarmingstoestel en de gegevens ten aanzien van de energetische opbrengst van
een zonneboiler.
Ook wordt bepaald dat een aanvraag voor subsidie (indien van toepassing) een verklaring
van de eigenaar-bewoner moet bevatten dat de zolder of vliering onverwarmd is. Met
deze informatieverplichting wordt beoordeeld of voldaan wordt aan de voorwaarde, opgenomen
in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, dat bij een investering
voor dakisolatie in een koopwoning via het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer
de zolder of vliering onverwarmd is.
Zakelijke gebruikers (artikel 4.5.12, tweede en derde lid, en 4.5.13, eerste en tweede
lid)
Zakelijke gebruikers kunnen een subsidie aanvragen voor investeringen in installaties
voor de productie van duurzame energie of centrale aansluiting op een warmtenet. Ten
aanzien van de aanvraag voor subsidie en voor subsidievaststelling zijn voor zakelijke
gebruikers informatieverplichtingen opgenomen in artikel 4.5.12, eerste, tweede en
derde lid, respectievelijk artikel 4.5.13, eerste en tweede lid.
In artikel 4.5.12, eerste lid, zijn de hiervoor beschreven algemene informatieverplichtingen
ten aanzien van de subsidieaanvraag opgenomen. Aanvullend hierop moet de aanvraag
voor subsidie op grond van artikel 4.5.12, tweede lid, de gegevens, bedoeld in artikel
6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening bevatten. Deze gegevens
zijn in essentie hetzelfde als de op grond van artikel 4.5.2, eerste lid, gevraagde
gegevens. Met deze bepaling wordt evenwel nadrukkelijk gewaarborgd dat (voor zover
van toepassing) voldaan wordt aan de bepalingen van dit steunkader. Bij de aanvraag
om subsidievaststelling worden op grond van artikel 4.5.13, eerste lid, vergelijkbare
gegevens over de subsidieaanvrager en het investeringsproject opgevraagd als gebeurt
bij de subsidieaanvraag op grond van artikel 4.5.12, eerste en tweede lid. Deze gegevens
zijn ook van belang om de subsidie te kunnen vaststellen.
Verder moet de aanvraag voor subsidie en de aanvraag om subsidievaststelling in bepaalde
gevallen vergezeld gaan van documenten waarin bepaalde specificaties van de investering
worden beschreven. Zo is voor een investering voor een installatie voor de productie
van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht van belang dat de aanvraag voor subsidie
vergezeld gaat van een document waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het verwachte
gezamenlijke vermogen van de fotovoltaïsche zonnepanelen ten minste 15 kWp en ten
hoogste 100 kWp zou bedragen, en moet een investering voor een installatie voor de
productie van hernieuwbare elektriciteit via één of meer windturbines vergezeld gaan
van een document waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het verwachte rotoroppervlak
per windturbine ten minste 50 m2 zal bedragen en het gezamenlijke rotoroppervlak ten hoogste 500 m2 zal bedragen. Bij de subsidievaststelling wordt vervolgens bezien in hoeverre ook
daadwerkelijk invulling is gegeven aan de eisen van het vermogen en het rotoroppervlak.
Voor de laatstgenoemde installatie dient bij de aanvraag voor subsidie ook een aanvraag
van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bijgevoegd
te worden en bij de aanvraag om subsidievaststelling dient deze vergunning verschaft
te worden.
Tot slot worden er op grond van artikel 4.5.13, derde lid, nog enkele algemene gegevens
bij de aanvraag om subsidievaststelling opgevraagd om te beoordelen of de subsidiabele
activiteiten hebben plaatsgevonden, zoals een factuur en betaalbewijs, overeenkomsten
of andere documentatie.
Eigenaar-bewoner
Eigenaar-bewoners kunnen een subsidie aanvragen voor investeringen in twee installaties
voor de productie van duurzame energie (een ruimteverwarmingstoestel dan wel een waterverwarmingstoestel
en een zonneboiler), energiebesparende isolatiemaatregelen en een individuele aansluiting
op een warmtenet. Ten aanzien van de aanvraag voor subsidie zijn voor eigenaar-bewoners
informatieverplichtingen opgenomen in artikel 4.5.12, eerste, en vierde lid.
In artikel 4.5.12, eerste lid, zijn algemene informatieverplichtingen ten aanzien
van de aanvraag voor subsidie opgenomen. Aanvullend hierop bepaalt artikel 4.5.12,
vierde lid, door welke documenten de aanvraag voor subsidie vergezeld moet gaan. Via
de aanvraag voor subsidie en deze documenten wordt beoordeeld of de subsidiabele activiteiten
verricht zijn. De reden hiervoor is dat op grond van de aanvraag voor subsidie en
de documenten waardoor deze vergezeld gaat de subsidie (conform artikel 4.5.13, derde
lid) wordt vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening. Het
gaat hierbij dan ook om een factuur en betaalbewijs, documenten en overeenkomsten
waaruit volgt dat de subsidiabele activiteiten verricht zijn.
Artikel 4.5.14. Staatssteun
De subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld
in artikel 4.5.2, tweede lid, bevat mogelijk staatssteun die wordt gerechtvaardigd
door artikel 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie
wordt verstrekt aan een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde eigenaar-bewoner.
Indien deze subsidie verstrekt wordt aan een eigenaar-bewoner is geen sprake van staatssteun.
De subsidie voor energiebesparende isolatiemaatregelen en aansluiting op een warmtenet
als bedoeld in artikel 4.5.2, derde en vierde lid, bevat geen staatssteun. Voor een
toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van het algemeen
deel van deze toelichting.
Artikel 4.5.15. Horizonbepaling
In dit artikel is een vervaldatum opgenomen. In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet
2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten.
Artikel 4.5.15 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies bepaalt dat de nieuwe
ISDE vervalt na vijf jaar, met ingang van 1 januari 2026. Te zijner tijd zal bezien
worden of het wenselijk is de nieuwe ISDE te verlengen. De (mogelijke) ontwerpregeling
inzake een dergelijke verlenging zal overeenkomstig artikel 4.10, zevende lid, van
de Comptabiliteitswet 2016, aan de Tweede Kamer worden overgelegd.
Artikelen I, onderdeel B, en II
Voor een toelichting op de in deze artikelen opgenomen wijzigingen wordt verwezen
naar de toelichting op artikel 4.5.9, zesde lid, aanhef en onderdeel a, van het artikelsgewijze
deel van deze toelichting
Artikel III
In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021
zal voor het jaar 2021 worden aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules
van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies worden opengesteld en wat het subsidieplafond
bedraagt. De openstelling van de nieuwe ISDE wordt hieraan toegevoegd.
Voor de ISDE loopt de openstellingsperiode van 4 januari 2021 tot en met 33 december
2021. Er zijn twee subsidieplafonds vastgesteld: een subsidieplafond van € 124.000.000
voor investeringssubsidie voor de investering in (1) een ruimteverwarmingstoestel
dan wel waterverwarmingstoestel en/of zonneboiler, (2) energiebesparende isolatiemaatregelen
en (3) de aansluiting op een warmtenet, alsook een subsidieplafond van € 40.000.000
voor investeringssubsidie voor de investering in installaties voor de productie van
hernieuwbare elektriciteit via fotovoltaïsche zonnepanelen of via één of meer windturbines.
Artikel IV
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2021. Met deze datum wordt aangesloten
bij de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen
met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Wel wordt afgeweken
van de regel dat ministeriële regelingen twee maanden voor inwerkingtreding bekend
moeten worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep
op deze wijze de mogelijkheid wordt geboden al snel (vanaf 4 januari 2021) subsidieaanvragen
in te dienen voor de investeringen die vallen onder de nieuwe ISDE. Vasthouden aan
voormelde bekendmakingstermijn, samen met de systematiek van de vaste verandermomenten,
zou hebben betekend dat subsidieaanvragen voor deze investeringen pas na 1 april 2021
ingediend zouden kunnen worden. Daarbij heeft de doelgroep voldoende tijd om subsidieaanvragen
voor te bereiden en in te dienen, omdat de openstellingsperiode zal lopen tot en met
31 december 2021. De openstelling van de nieuwe ISDE zal in de Regeling openstelling
EZK- en LNV-subsidies 2021 geregeld worden. Omdat het tijdstip van vaststelling van
de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 nog onzeker is, wordt bepaald
dat artikel III van de onderhavige regeling pas in werking treedt op het tijdstip
waarop de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in werking treedt. De beoogde
datum hiervoor is 1 januari 2021.
Een uitzondering op de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021 is ook gemaakt voor
artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 juli 2021. Voor een
toelichting op de in dat artikel opgenomen wijzigingen en de reden van deze afwijkende
datum van inwerkingtreding wordt verwezen naar de toelichting op artikel 4.5.9, zesde
lid, aanhef en onderdeel a, van het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes