TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding: gewenste vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp heeft impuls nodig
Om ervoor te zorgen dat de meest kwetsbare jongeren eerder, sneller en beter passende
hulp krijgen, zet de gehele sector zich in voor het transformeren van de gesloten
jeugdhulp. De urgentie voor deze opgave is groot. Deze ambitie heeft vorm gekregen
in het gezamenlijke actieplan De best passende zorg voor kwetsbare jongeren (maart 2019).1 Dit actieplan kent twee doelen: ten eerste voorkomen dat jongeren in de gesloten
jeugdhulp terechtkomen en ten tweede de zorg verbeteren voor de jongeren die tijdelijk
een gesloten plaatsing nodig hebben. Om deze doelen te bereiken bevat het actieplan
enerzijds opgaven op korte termijn (zoals het terugdringen van suïcides en terugdringen
van gedwongen afzonderingen), en anderzijds opgaven waar een langere termijn mee gemoeid
is (zoals het bieden van meer individueel maatwerk en het verbeteren van het leef-,
leer- en werkklimaat).
Een essentiële veranderopgave van deze transformatie is de vastgoedtransitie: de overgang
van de huidige accommodaties gesloten jeugdhulp door sluiting of verbouwing naar meer
kleinschalige woonvormen voor jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp. Dat
is een opgave waar instellingen tegen grenzen aan lopen. Die staan beschreven in het
rapport QuickScans. Het bureau HEVO heeft in opdracht van Jeugdzorg Nederland, de
VNG en het ministerie van VWS quick scans uitgevoerd naar het vastgoed van alle gesloten
jeugdhulpaanbieders. De onderzoekers concluderen onder andere dat het huidige vastgoed
nog vaak een belemmering vormt voor het transformeren van de gesloten jeugdhulp. Veel
panden hebben in de (nabije) toekomst investeringen nodig om de gewenste veranderingen
te realiseren; in de praktijk blijkt echter dat aanbieders van gesloten jeugdhulp
onvoldoende in staat zijn deze investeringen te doen.
Om deze belemmeringen (deels) weg te nemen is een impuls nodig. Dat is wat het ministerie
van VWS wil bereiken met de specifieke uitkering vastgoedtransitie. Die specifieke
uitkering is uitgewerkt in de onderhavige regeling. Het ministerie verstrekt de uitkering
aan gemeenten die op hun beurt instellingen voor gesloten jeugdhulp financieel in
staat stellen hun accommodaties aan te passen. Gelet op deze samenhang heeft het ministerie
in nauwe afstemming met Jeugdzorg Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
een uitgangspuntennotitie vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp op laten stellen en
bestuurlijk vast laten stellen. De coördinerende gemeenten moeten bij hun aanvraag
zich committeren aan de uitgangspuntennotitie.
Gesloten jeugdhulp is een vorm van specialistische zorg voor de jeugdigen die de schaal
van de individuele gemeente te boven gaat. De totale capaciteit bedraagt een kleine
duizend plaatsen. In 2019 werden 1.680 jeugdigen geplaatst in een instelling voor
gesloten jeugdhulp. Er is een bovenregionale schaal nodig om de kwaliteit en beschikbaarheid
te garanderen. Die noodzaak vloeit ook voort uit het feit dat de aanbieders van gesloten
jeugdhulp voor meerdere regio’s werken.
Elke aanbieder kent een accounthoudende regio. Dat is standaard de grootste regio
van een jeugdhulpaanbieder die naar andere regio’s acteert bij risico’s van discontinuïteit.2 De coördinerende gemeente in deze regeling is meestal de grootste gemeente uit die
accounthoudende regio, tenzij gemeenten daarover andere afspraken hebben gemaakt.
De gesloten jeugdhulp kende voorafgaand aan de decentralisatie een indeling van vijf
bovenregionale zorggebieden. In de afgelopen jaren heeft zich een ontwikkeling voorgedaan
naar zeven bovenregionale gebieden op welke schaal de jeugdregio’s samenwerken als
het gaat om het borgen van kwaliteit en continuïteit van gesloten jeugdhulp. Voor
deze regeling wordt daarbij aangesloten. Bijlage 1 bevat een overzicht van deze zeven
bovenregionale gebieden, de instellingen die in dat gebied werkzaam zijn, uit welke
jeugdregio’s het gebied bestaat en de coördinerende gemeenten van die regio’s die
de uitkering kunnen aanvragen.
Hoofdbestanddelen van de specifieke uitkering vastgoedtransitie
Omvang budget: 33,5 mln.
Het budget van de specifieke uitkering bedraagt € 33,5 miljoen. Deze middelen verstrekt
de minister eenmalig in 2020 aan gemeenten, via een specifieke uitkering op grond
van voorliggende regeling. Gemeenten hebben tot en met 2023 om de middelen uit te
geven.
Coördinerende gemeenten voor instellingen gesloten jeugdhulp kunnen aanvraag doen
Verstrekking van de middelen gebeurt aan elf vooraf vastgestelde coördinerende gemeenten
van instellingen gesloten jeugdhulp, die zijn opgenomen in bijlage 1. Deze coördinerende
gemeenten dienen in nauwe samenwerking met aanbieders van gesloten jeugdhulp in de
betreffende accounthoudende regio te komen tot een bovenregionaal plan. Hierin moet
een concrete uitwerking staan van de verdere inzet van de middelen voor de activiteiten
zoals vastgelegd in deze regeling.
Basis verdeelsleutel is het aantal capaciteitsplaatsen van de instelling gesloten
jeugdhulp
De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal beschikbare plaatsen
van instellingen gesloten jeugdhulp. Het aantal beschikbare plaatsen is zoveel mogelijk
gebaseerd op de opgave van de instellingen bij de aanvraag voor 2020 van de subsidie
voor de huisvestingslasten gesloten jeugdhulp.3 De regeling waarop deze subsidietoekenning gebaseerd was, was niet toegankelijk voor
instellingen die na 1 januari 2015 geregistreerd zijn als instellingen voor gesloten
jeugdhulp. Dat geldt voor ’s Heerenloo. Gegeven de huidige omvang en de bezetting
van de capaciteit van ’s Heerenloo is de capaciteit wel betrokken bij de verdeling
van de middelen voor de onderhavige specifieke uitkering.
Daarnaast is gekeken naar recente ontwikkelingen zoals de gevolgen van de sluiting
van de gesloten accommodaties van Juzt en De Hoenderloo Groep voor andere instellingen.
Daardoor is in de loop van 2020 de capaciteit van vijf accommodaties uitgebreid.
Bestemming specifieke uitkering
De coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp kunnen de uitkering bestemmen voor het
sluiten en/of verbouwen van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de
vastgoedtransitie, of voor vervangende nieuwbouw als gevolg van vastgoedtransitie,
alsmede voor activiteiten die bijdragen aan de vastgoedtransitie. In de toelichting
op artikel 3 staat de bestemming nader uitgewerkt.
Staatssteun
Er is geen sprake van staatssteun omdat gemeenten een specifieke uitkering kunnen
krijgen voor de uitvoering van hun publieke taken. Zij zijn daarvoor geen ondernemingen
in de zin van de staatssteunregels.
Administratieve lasten
Getracht is de administratieve lasten vorm te geven passend bij de omvang en het beoogde
doel van de uitkering. De specifieke uitkering is vormgegeven in de voor gemeenten
bekende methodiek van de SiSa verantwoording.
Voor 15 juli 2024 dienen de gemeenten op basis van de afrekening de genomen stappen
en de werkelijke kosten in kaart te brengen. Hierbij is de verwachting dat zij hier
60 uur voor nodig hebben. Dit brengt de bestuurlijke lasten op 60 uur (€ 60 per uur),
€ 3.600 per aanvraag wat resulteert in een geschatte tijd van in totaal 28.800 (uitgaande
van 11 coördinerende gemeenten). Dit is minder dan 0,1% van het totale uitkeringsbudget
van € 33,5 miljoen.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Definities
Artikel 2. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt
In artikel 2 is omschreven voor welke activiteiten een specifieke uitkering kan worden
verstrekt. Het gaat hier om activiteiten van gemeenten in het kader van de vastgoedtransitie
gesloten jeugdhulp. De activiteiten dienen bij te dragen aan de beoogde transformatie
naar meer kleinschalige woonvormen in de gesloten jeugdhulp. Gezien de diversiteit
aan opgaven binnen de benodigde vastgoedtransitie, is maatwerk mogelijk voor de coördinerende
gemeenten en de instellingen gesloten jeugdhulp opererend in het betreffende bovenregionale
gebied.
De aanvragende coördinerende gemeenten dienen, in nauwe samenwerking met de instellingen
gesloten jeugdhulp, te zorgen voor een bovenregionaal plan voor de vastgoedtransitie
in het betreffende bovenregionale gebied. Hiervoor mag maximaal 5% van de middelen
worden ingezet. De overige middelen zijn bestemd voor de instelling(en) waarvan bij
de aanvraag de instemmingsverklaring gevoegd was. De coördinerende gemeenten dragen
er zorg voor dat de instellingen een strategisch vastgoedplan vaststellen in lijn
met het bovenregionaal plan.
Deze middelen mogen aangewend worden voor de volgende activiteiten:
-
a) Het aantrekken van een projectleider vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp en ondersteunend
personeel. De projectleider coördineert het opstellen van het onder b) genoemde bovenregionaal
plan en is degene met wie de instelling het onder c) genoemde strategisch vastgoedplan
kan afstemmen en zorgt voor een gedegen inzet van de middelen conform activiteiten
d) tot en met f), in nauwe samenwerking met de gemeente en instelling gesloten jeugdhulp.
-
b) Het (laten) opstellen van een bovenregionaal plan voor de accommodaties gesloten jeugdhulp
werkzaam in het bovenregionaal gebied. Gesloten jeugdhulp behoort tot de hoog specialistische jeugdhulpfuncties die bovenregionaal
werkzaam zijn gegeven het feit dat de doelgroep in omvang klein is. In 2019 bedroeg
het aantal plaatsingen landelijk: 1.680.
Tegelijkertijd is gesloten jeugdhulp een essentiële functie. Specifiek voor de gesloten
jeugdhulp geldt dat als een kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleent
de gemeente verplicht is die uit te voeren. Beschikbaarheid en continuïteit van deze
vorm van jeugdhulp is geboden.
De invulling van het bovenregionaal gebied sluit aan op heersende praktijk van de
gesloten jeugdhulp. Die praktijk is dat de oorspronkelijke indeling van vijf landsdelen
van voor de decentralisatie zich heeft ontwikkeld naar 11 bovenregionale gebieden.
Op dat schaalniveau vindt de afstemming plaats. Het belangrijkste wat met de eis van
een bovenregionaal plan beoogd wordt is dat gemeenten en instellingen binnen hetzelfde
bovenregionaal gebied hun plannen op elkaar afstemmen. De afstemming richt zich op:
-
• het afstemmen van vraag en aanbod voor de beschikbaarheid en continuïteit van gesloten
jeugdhulp;
-
• het maken van afspraken over het organiseren van beschikbaarheid en indien nodig de
financiering daarvan;
-
• de gewenste ontwikkeling van gesloten jeugdhulp.
Het bovenregionaal plan dient uiterlijk 1 april 2021 gereed te zijn.
-
c) Het laten opstellen van een strategisch vastgoedplan voor accommodaties gesloten jeugdhulp.
Instellingen voor gesloten jeugdhulp beschikken niet over een (actueel) strategisch
vastgoedplan. Deze observatie staat in het Eindrapport quickscans Jeugdzorgplus van
het bureau HEVO. Voor de vastgoedtransitie is een dergelijk plan noodzakelijk. De
quickscan die HEVO van iedere accommodatie gemaakt heeft biedt de instelling de informatie
om een strategisch vastgoedplan op te stellen.
Het strategisch vastgoedplan per instelling gesloten jeugdhulp dient uiterlijk 1 juli
2021 gereed te zijn. De basis van het plan is in lijn met het bovenregionaal plan
zijn zoals in de toelichting bij artikel 2, tweede lid, onder b, beschreven.
Het hoofddoel van deze regeling is instellingen in staat te stellen hun accommodaties
aan te passen om te komen tot meer kleinschalige woonvormen voor jongeren met een
machtiging gesloten jeugdhulp. De beschreven activiteiten a tot en met c zijn randvoorwaardelijke
activiteiten. Daarom is een maximum gesteld aan het bedrag uit de uitkering dat voor
deze activiteiten ingezet mag worden
-
d) Het afstoten van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de vastgoedtransitie.
Niet alle accommodaties gesloten jeugdhulp zijn zo aanpasbaar dat zij om te vormen
zijn tot kleinschalige woonvormen. In dat geval kan het afstoten van de bestaande
accommodatie noodzakelijk zijn om te komen tot nieuwe kleinschalige woonvorm. Het
afstoten kan zijn het sluiten van een bestaande accommodatie of het (vervroegd) beëindigen
van een lopend huurcontract. De frictiekosten voor instellingen die gepaard gaan met
het afstoten van de bestaande accommodatie kan de coördinerende gemeente vergoeden
met deze uitkering, mits dit plaatsvindt in het kader van de vastgoedtransitie.
-
e) Het verbouwen van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de vastgoedtransitie. Voor bijna de helft van de bestaande accommodaties voor gesloten jeugdhulp heeft
HEVO vastgesteld dat de interne aanpasbaarheid naar kleinere groepen niet mogelijk
is zonder ingrijpende verbouwingen en investeringen. De kosten die daarmee gepaard
gaan voor de instellingen kan de coördinerende gemeente vergoeden, mits dit plaatsvindt
in het kader van de vastgoedtransitie.
-
f) Vervangende nieuwbouw als gevolg van vastgoedtransitie. De middelen mogen ingezet worden voor eenmalige investeringen om nieuwe accommodaties
gesloten jeugdhulp te kopen dan wel te huren als vervanging van huidige accommodaties
gesloten jeugdhulp. De nieuwe accommodaties dienen meer kleinschalige woonvormen te
bieden. Een voorwaarde is wel dat er een oplossing is voor eventuele frictiekosten
die gepaard gaan met het afstoten van de bestaande accommodatie.
Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond
De specifieke uitkering bestaat uit de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld
in artikel 2, eerste lid. Per coördinerende gemeente is een vastgesteld maximumbedrag
beschikbaar voor de vastgoedtransitie van de instellingen voor gesloten jeugdhulp
werkzaam in het bovenregionale gebied. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van
een verdeling van het totaalbedrag à € 33.500.000,– voor elf coördinerende gemeenten
op grond van aantal beschikbare plaatsen gesloten jeugdhulp per instelling. De verleende
specifieke uitkering wordt uitgekeerd aan de coördinerende gemeente ten behoeve van
het bovenregionale gebied. De zeven bovenregionale gebieden zijn landelijk dekkend.
Artikel 4. Aanvraag tot verlening
Specifieke uitkeringen worden op aanvraag verstrekt. De aanvragen worden ingediend
tussen 1 oktober 2020 en 15 oktober 2020. In de aanvraag committeert de aanvragende
gemeente zich aan de Uitgangspuntennotitie.
Het bevoegd gezag van de gemeente ondertekent de aanvraag. Bij de aanvraag dient de
aanvragende gemeente instemmingsverklaringen te voegen van de instelling(en) die werkzaam
zijn in het bovenregionale gebied. Langs die weg wordt de onderlinge afstemming tussen
gemeente en instellingen geregeld.
Coördinerende gemeenten ontvangen van het Ministerie van VWS een aanvraagformulier.
De coördinerende gemeenten worden tijdig vóór publicatie van de regeling gevraagd
naar welk adres, digitaal én per post, dit aanvraagformulier verstuurd kan worden.
Op het aanvraagformulier staat hoe en waar de aanvraag ingediend kan worden. Hierbij
wordt zowel de mogelijkheid geboden om de aanvraag per post in te dienen als digitaal.
Artikel 5. Verlening
Binnen negen weken na ontvangst van een volledig ingevulde aanvraag neemt de minister
een besluit omtrent de verlening.
Tijdig ingediende, volledige aanvragen worden gehonoreerd conform de uitkeringsplafonds
per bovenregionaal gebied zoals opgenomen in artikel 3, tweede lid. Het besluit tot
verlening vermeldt in elk geval de activiteiten en de periode waarvoor de specifieke
uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering en de wijze waarop
de verantwoording plaatsvindt. De minister verleent bij het besluit tot verlening
van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.
Wanneer een aanvraag incompleet is, zal de coördinerende gemeente de kans krijgen
de ontbrekende informatie aan te vullen, zo volgt uit artikel 4, tweede lid. Wanneer
de aanvraag binnen de termijn genoemd in artikel 4, eerste lid, is ontvangen en de
coördinerende gemeente de mogelijkheid heeft gehad ontbrekende informatie aan te vullen,
wordt de specifieke uitkering toegekend als de aanvraag voldoet aan de gestelde eisen.
Artikel 6. Verplichtingen
De ontvanger van een specifieke uitkering informeert de minister van VWS op diens
verzoek over de voortgang van de vastgoedtransitie en de activiteiten die hiervoor
ondernomen worden. Dit biedt voor de minister de mogelijkheid voortgangsinformatie
aan de coördinerende gemeente te vragen over de realisatie van de vastgoedtransitie,
zoals het opstellen van een strategisch vastgoedplan door de instelling voor 1 juli
2021 of een bovenregionaal plan voor 1 april 2021.
De coördinerende gemeente is verplicht te melden indien aannemelijk is dat het te
realiseren resultaat van de specifieke uitkering, de vastgoedtransitie, niet, niet
tijdig of niet geheel wordt verricht. De melding aan de minister moet ‘onverwijld’
worden gedaan.
De coördinerende gemeente dient er zorg voor te dragen dat het strategisch vastgoedplan
per instelling gesloten jeugdhulp uiterlijk 1 juli 2021 is afgerond en dat het bovenregionale
plan per regio uiterlijk 1 april 2021 is afgerond. Deze plannen dienen een nadere
uitwerking te omvatten van de inzet van de middelen conform de in artikel 2, tweede
lid, genoemde activiteiten d) tot en met f).
Artikel 7 en 8. Verantwoording, terugvordering en vaststelling
De ontvanger van een specifieke uitkering verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli
de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden
verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering en wordt herhaald
tot in het jaar na afloop van het jaar waarin de activiteiten zijn afgerond. Daar
waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden
van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële Verhoudingswet. Indien
de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de verantwoording,
bedoeld in artikel 7, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht, besluit de minister
uiterlijk 37 weken na ontvangst van deze informatie over de vaststelling van de specifieke
uitkering. De hoogte van de uitkering wordt vastgesteld op basis van de werkelijke
kosten voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, mits
is voldaan aan de verplichtingen van artikel 6, rekening houdend met de restricties
die in artikel 2 zijn opgenomen over de hoogte van de randvoorwaardelijke activiteiten
a), b) en c), en tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt,
stelt de minister de uitkering op een lager bedrag vast. Als een specifieke uitkering
lager wordt vastgesteld, zullen onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd,
overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 9. Hardheidsclausule
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule die alleen van toepassing op deze regeling
en derhalve niet op de uitgangspuntennotitie Toepassing van de hardheidsclausule is
aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden
gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden
van overwegende aard.
Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid
inzake vaste verandermomenten (VVM), zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. De regeling treedt op de dag na de datum van uitgifte in werking,
zodat de coördinerende gemeenten aanvragen kunnen indienen in de hiervoor vastgestelde
periode (1 tot en met 15 oktober 2020). De regeling is tot stand gekomen in overleg
met de VNG en Jeugdzorg Nederland, waardoor de coördinerende gemeenten goed op de
hoogte zijn en in de spoedige aanvraagperiode (1 tot en met 15 oktober 2020) een aanvraag
kunnen indienen.
De regeling vervalt met ingang van 1 april 2025, met dien verstande dat deze regeling
van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge