Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 september 2020, Kenmerk 1743502-210034-J, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering voor activiteiten ten behoeve van de vastgoedtransitie van de gesloten jeugdhulp (Regeling specifieke uitkering vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

accommodaties gesloten jeugdhulp:

accommodaties van instellingen voor gesloten jeugdhulp die opgenomen zijn in het Bekendmakingsbesluit geregistreerde jeugdhulpaanbieders van 17 december 2019 (Stcrt. 2019, 68547),

activiteiten vastgoedtransitie:

het opvangen van de financiële gevolgen van leegstand of een sluiting als gevolg van de vastgoedtransitie en het doen van investeringen ten behoeve van de huidige en vervangende accommodaties om gesloten jeugdhulp om te vormen tot meer kleinschalige woonvormen,

bovenregionaal gebied:

een cluster van jeugdregio’s zoals gedefinieerd in bijlage 1,

bovenregionaal plan:

het document waarin de jeugdhulpregio’s het toekomstperspectief voor de gesloten jeugdhulpinstelling die werkzaam zijn in het bovenregionale gebied hebben uitgewerkt,

coördinerende gemeente:

de gemeente, genoemd in artikel 3 en bijlage 1, die is aangewezen voor het aanvragen van de specifieke uitkering en voor het opstellen en afstemmen van het bovenregionale plan gesloten jeugdhulp,

instemmingsverklaring:

een schriftelijke verklaring van de betreffende gesloten jeugdhulpinstelling waaruit blijkt dat deze aanspraak wenst te maken op de door de coördinerende gemeente aangevraagde gelden en dat deze de aanvraag ondersteunt,

jeugdregio:

een regionaal samenwerkingsverband waarin gemeenten samenwerken voor het organiseren van de specialistische zorg voor jeugdigen die de schaal van een individuele gemeente te boven gaat,

projectleider vastgoedtransitie:

de persoon die door een coördinerende gemeente wordt aangesteld voor het in goede banen leiden van de vastgoedtransitie binnen het desbetreffende bovenregionale gebied,

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

SiSa:

Single information, Single audit, eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop gemeenten zich per jaar verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen als bedoeld in het derde lid van artikel 17a Financiële-verhoudingswet,

strategisch vastgoedplan:

het document dat inzicht geeft in de wijze waarop de aanbieder voor gesloten jeugdhulp vanuit de context van de bestaande accommodaties de vastgoedtransitie wenst vorm te geven op basis van het bovenregionaal plan.

uitgangspuntennotitie:

het gezamenlijke document waarin Jeugdzorg Nederland, VNG en VWS de leidende uitgangspunten hebben beschreven van de vastgoedtransitie (te vinden op www.vng.nl en www.jeugdzorgnederland.nl),

vastgoedtransitie:

de overgang van de huidige accommodaties gesloten jeugdhulp door sluiting of verbouwing naar meer kleinschalige woonvormen voor jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp

VNG:

Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 2. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

  • 1. De minister kan op aanvraag in 2020 eenmalig een specifieke uitkering verstrekken aan een coördinerende gemeente voor activiteiten die in vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2023’ nodig zijn voor de vastgoedtransitie.

  • 2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, omvatten of zijn ondersteunend aan:

    • a. het aantrekken van een projectleider en ondersteunend personeel;

    • b. het opstellen van een bovenregionaal plan voor de accommodaties gesloten jeugdhulp werkzaam in het bovenregionaal gebied;

    • c. het opstellen van een strategisch vastgoedplan voor in ieder geval accommodaties gesloten jeugdhulp;

    • d. het afstoten van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de vastgoedtransitie;

    • e. het verbouwen van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de vastgoedtransitie;

    • f. vervangende nieuwbouw als gevolg van vastgoedtransitie.

  • 3. De kosten gemoeid met de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, mogen gezamenlijk maximaal 5% bedragen van de uitkering voor de desbetreffende coördinerende gemeente, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 4. Het bedrag voor de kosten gemoeid met de activiteit, bedoeld in het tweede lid, onder c, bedraagt ten hoogste € 15.000 voor een instelling met één accommodatie, te vermeerderen met 5.000 voor elke extra accommodatie gesloten jeugdhulp die de desbetreffende instelling in exploitatie heeft.

Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond

  • 1. Het totale bedrag beschikbaar voor de specifieke uitkering bedraagt € 33.500.000

  • 2. De specifieke uitkering bestaat uit de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en bedraagt per coördinerende gemeente maximaal:

     

    Coördinerende gemeente

    Uitkering

    a.

    Groningen

    € 2.359.155

    b.

    Leeuwarden

    € 1.078.470

    c.

    Castricum

    € 943.662

    d.

    Velsen

    € 2.291.751

    e.

    Ermelo

    € 539.235

    f.

    Amsterdam

    € 2.156.942

    g.

    Utrecht

    € 4.752.012

    h.

    Arnhem

    € 3.437.626

    i.

    Rotterdam

    € 10.245.473

    j.

    Roosendaal

    € 2.123.239

    k.

    Roermond

    € 3.572.435

Artikel 4. Aanvraag tot verlening

  • 1. De aanvraag voor een specifieke uitkering dient door de coördinerende gemeente uiterlijk 15 oktober 2020 door de minister ontvangen te zijn.

  • 2. In geval van een incomplete aanvraag wordt de coördinerende gemeente in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen, krachtens artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4. In de aanvraag committeert de coördinerende gemeente zich aan de uitgangspunten in de Uitgangspuntennotitie.

  • 5. De aanvraag gaat vergezeld van een instemmingsverklaring van het bestuur van de instelling voor gesloten jeugdhulp waarvoor de gemeente de coördinerende rol vervult.

Artikel 5. Verlening en bevoorschotting

  • 1. De minister beslist binnen 9 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. De minister neemt de aanvraag niet in behandeling indien de aanvraag incompleet is, met inachtneming van artikel 4, tweede lid. .

  • 3. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 4. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1. De coördinerende gemeente informeert de minister op verzoek over de voortgang van de vastgoedtransitie en de activiteiten die hiervoor ondernomen worden.

  • 2. De coördinerende gemeente meldt onverwijld schriftelijk aan de minister indien aannemelijk is dat het te realiseren resultaat van de specifieke uitkering, de vastgoedtransitie, niet, niet tijdig of niet geheel wordt verricht.

  • 3. De coördinerende gemeente draagt er zorg voor dat de instelling voor gesloten jeugdhulp waarvoor de desbetreffende gemeente optreedt als coördinerende gemeente, zoals vermeld in bijlage 1, voor 1 juli 2021 beschikt over een strategisch vastgoedplan.

  • 4. De coördinerende gemeente draagt er zorg voor dat uiterlijk op 1 april 2021 een bovenregionaal plan is vastgesteld.

Artikel 7. Verantwoording

  • 1. De ontvanger van een specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Daar waar sprake is van overdracht van middelen van een medeoverheid naar een andere medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing, conform artikel 17a, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 8. Vaststelling en terugvordering

  • 1. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de verantwoording, bedoeld in artikel 7, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht, besluit de minister binnen 37 weken over de vaststelling.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering wordt de uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

  • 3. Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, stelt de minister de specifieke uitkering op een lager bedrag vast, aan de hand van de gegevens die tot het moment van de vaststelling beschikbaar zijn gesteld.

  • 4. Artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2025.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

BIJLAGE 1 REGIO-INDELING MET AANBIEDERS EN COÖRDINERENDE GEMEENTEN.

Bovenregionaal gebied

Aanbieders gesloten jeugdhulp

Jeugdregio’s met bovenaan de accounthoudende regio

Coördinerende gemeente

Zuid-Oost

Via Jeugd Icarus

Zuid-Limburg

Roermond

Noord-Limburg

Midden-Limburg West

Midden-Limburg Oost

Bijzonder Jeugdwerk OGH

Zuid Oost Brabant

Noordoost Brabant

Midden Brabant

Zuid-West

Via Jeugd Almata

West Brabant West

Roosendaal

West-Brabant-Oost

Zeeland

Zuid-Holland

Horizon Schakenbosch

Rotterdam Rijnmond

Rotterdam

Holland Rijnland

Haaglanden

Zuid-Holland-Zuid

Midden-Holland

Holland Rijnland

Noord-Holland

Horizon Antonius

Noord-Kennemerland

Castricum

Kop van Noord-Holland

West-Friesland

Parlan

Zuid-Kennemerland

Velsen

Midden-Kennemerland

Levvel

Amsterdam-Amstelland

Amsterdam

Haarlemmermeer

Zaanstreek-Waterland

Gooi- en Vechtstreek

Haarlemmermeer

Utrecht

Flevoland

Pluryn

Utrecht

Utrecht

Utrecht West

Flevoland

Lekstroom

Zuidoost-Utrecht

Eemland

Oost

OGH

Centraal Gelderland

Arnhem

Rijk van Nijmegen

Achterhoek

Rivierenland

Food Valley

Middel IJssel – Oost Veluwe

IJsselland

Twente

 

‘s Heerenloo

Noord-Veluwe

Ermelo

Noord

Elker

Groningen

Groningen

Drenthe

Jeugdhulp Friesland

Friesland

Leeuwarden

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding: gewenste vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp heeft impuls nodig

Om ervoor te zorgen dat de meest kwetsbare jongeren eerder, sneller en beter passende hulp krijgen, zet de gehele sector zich in voor het transformeren van de gesloten jeugdhulp. De urgentie voor deze opgave is groot. Deze ambitie heeft vorm gekregen in het gezamenlijke actieplan De best passende zorg voor kwetsbare jongeren (maart 2019).1 Dit actieplan kent twee doelen: ten eerste voorkomen dat jongeren in de gesloten jeugdhulp terechtkomen en ten tweede de zorg verbeteren voor de jongeren die tijdelijk een gesloten plaatsing nodig hebben. Om deze doelen te bereiken bevat het actieplan enerzijds opgaven op korte termijn (zoals het terugdringen van suïcides en terugdringen van gedwongen afzonderingen), en anderzijds opgaven waar een langere termijn mee gemoeid is (zoals het bieden van meer individueel maatwerk en het verbeteren van het leef-, leer- en werkklimaat).

Een essentiële veranderopgave van deze transformatie is de vastgoedtransitie: de overgang van de huidige accommodaties gesloten jeugdhulp door sluiting of verbouwing naar meer kleinschalige woonvormen voor jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp. Dat is een opgave waar instellingen tegen grenzen aan lopen. Die staan beschreven in het rapport QuickScans. Het bureau HEVO heeft in opdracht van Jeugdzorg Nederland, de VNG en het ministerie van VWS quick scans uitgevoerd naar het vastgoed van alle gesloten jeugdhulpaanbieders. De onderzoekers concluderen onder andere dat het huidige vastgoed nog vaak een belemmering vormt voor het transformeren van de gesloten jeugdhulp. Veel panden hebben in de (nabije) toekomst investeringen nodig om de gewenste veranderingen te realiseren; in de praktijk blijkt echter dat aanbieders van gesloten jeugdhulp onvoldoende in staat zijn deze investeringen te doen.

Om deze belemmeringen (deels) weg te nemen is een impuls nodig. Dat is wat het ministerie van VWS wil bereiken met de specifieke uitkering vastgoedtransitie. Die specifieke uitkering is uitgewerkt in de onderhavige regeling. Het ministerie verstrekt de uitkering aan gemeenten die op hun beurt instellingen voor gesloten jeugdhulp financieel in staat stellen hun accommodaties aan te passen. Gelet op deze samenhang heeft het ministerie in nauwe afstemming met Jeugdzorg Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een uitgangspuntennotitie vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp op laten stellen en bestuurlijk vast laten stellen. De coördinerende gemeenten moeten bij hun aanvraag zich committeren aan de uitgangspuntennotitie.

Gesloten jeugdhulp is een vorm van specialistische zorg voor de jeugdigen die de schaal van de individuele gemeente te boven gaat. De totale capaciteit bedraagt een kleine duizend plaatsen. In 2019 werden 1.680 jeugdigen geplaatst in een instelling voor gesloten jeugdhulp. Er is een bovenregionale schaal nodig om de kwaliteit en beschikbaarheid te garanderen. Die noodzaak vloeit ook voort uit het feit dat de aanbieders van gesloten jeugdhulp voor meerdere regio’s werken.

Elke aanbieder kent een accounthoudende regio. Dat is standaard de grootste regio van een jeugdhulpaanbieder die naar andere regio’s acteert bij risico’s van discontinuïteit.2 De coördinerende gemeente in deze regeling is meestal de grootste gemeente uit die accounthoudende regio, tenzij gemeenten daarover andere afspraken hebben gemaakt.

De gesloten jeugdhulp kende voorafgaand aan de decentralisatie een indeling van vijf bovenregionale zorggebieden. In de afgelopen jaren heeft zich een ontwikkeling voorgedaan naar zeven bovenregionale gebieden op welke schaal de jeugdregio’s samenwerken als het gaat om het borgen van kwaliteit en continuïteit van gesloten jeugdhulp. Voor deze regeling wordt daarbij aangesloten. Bijlage 1 bevat een overzicht van deze zeven bovenregionale gebieden, de instellingen die in dat gebied werkzaam zijn, uit welke jeugdregio’s het gebied bestaat en de coördinerende gemeenten van die regio’s die de uitkering kunnen aanvragen.

Hoofdbestanddelen van de specifieke uitkering vastgoedtransitie

Omvang budget: 33,5 mln.

Het budget van de specifieke uitkering bedraagt € 33,5 miljoen. Deze middelen verstrekt de minister eenmalig in 2020 aan gemeenten, via een specifieke uitkering op grond van voorliggende regeling. Gemeenten hebben tot en met 2023 om de middelen uit te geven.

Coördinerende gemeenten voor instellingen gesloten jeugdhulp kunnen aanvraag doen

Verstrekking van de middelen gebeurt aan elf vooraf vastgestelde coördinerende gemeenten van instellingen gesloten jeugdhulp, die zijn opgenomen in bijlage 1. Deze coördinerende gemeenten dienen in nauwe samenwerking met aanbieders van gesloten jeugdhulp in de betreffende accounthoudende regio te komen tot een bovenregionaal plan. Hierin moet een concrete uitwerking staan van de verdere inzet van de middelen voor de activiteiten zoals vastgelegd in deze regeling.

Basis verdeelsleutel is het aantal capaciteitsplaatsen van de instelling gesloten jeugdhulp

De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal beschikbare plaatsen van instellingen gesloten jeugdhulp. Het aantal beschikbare plaatsen is zoveel mogelijk gebaseerd op de opgave van de instellingen bij de aanvraag voor 2020 van de subsidie voor de huisvestingslasten gesloten jeugdhulp.3 De regeling waarop deze subsidietoekenning gebaseerd was, was niet toegankelijk voor instellingen die na 1 januari 2015 geregistreerd zijn als instellingen voor gesloten jeugdhulp. Dat geldt voor ’s Heerenloo. Gegeven de huidige omvang en de bezetting van de capaciteit van ’s Heerenloo is de capaciteit wel betrokken bij de verdeling van de middelen voor de onderhavige specifieke uitkering.

Daarnaast is gekeken naar recente ontwikkelingen zoals de gevolgen van de sluiting van de gesloten accommodaties van Juzt en De Hoenderloo Groep voor andere instellingen. Daardoor is in de loop van 2020 de capaciteit van vijf accommodaties uitgebreid.

Bestemming specifieke uitkering

De coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp kunnen de uitkering bestemmen voor het sluiten en/of verbouwen van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de vastgoedtransitie, of voor vervangende nieuwbouw als gevolg van vastgoedtransitie, alsmede voor activiteiten die bijdragen aan de vastgoedtransitie. In de toelichting op artikel 3 staat de bestemming nader uitgewerkt.

Staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun omdat gemeenten een specifieke uitkering kunnen krijgen voor de uitvoering van hun publieke taken. Zij zijn daarvoor geen ondernemingen in de zin van de staatssteunregels.

Administratieve lasten

Getracht is de administratieve lasten vorm te geven passend bij de omvang en het beoogde doel van de uitkering. De specifieke uitkering is vormgegeven in de voor gemeenten bekende methodiek van de SiSa verantwoording.

Voor 15 juli 2024 dienen de gemeenten op basis van de afrekening de genomen stappen en de werkelijke kosten in kaart te brengen. Hierbij is de verwachting dat zij hier 60 uur voor nodig hebben. Dit brengt de bestuurlijke lasten op 60 uur (€ 60 per uur), € 3.600 per aanvraag wat resulteert in een geschatte tijd van in totaal 28.800 (uitgaande van 11 coördinerende gemeenten). Dit is minder dan 0,1% van het totale uitkeringsbudget van € 33,5 miljoen.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In artikel 1 staan verschillende definities van de begrippen die worden gebruikt in de onderhavige regeling. Daarbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen.

De jeugdregio’s zijn de 42 regio’s zoals opgenomen in het overzicht van de VNG. (https://gis.vng.nl/v2/?t=4&key=1oBIev1aEPE8fbosvTX5Si7X8Wdle5IJjgGL19-xoWK4&jaar=2017)

Artikel 2. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

In artikel 2 is omschreven voor welke activiteiten een specifieke uitkering kan worden verstrekt. Het gaat hier om activiteiten van gemeenten in het kader van de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp. De activiteiten dienen bij te dragen aan de beoogde transformatie naar meer kleinschalige woonvormen in de gesloten jeugdhulp. Gezien de diversiteit aan opgaven binnen de benodigde vastgoedtransitie, is maatwerk mogelijk voor de coördinerende gemeenten en de instellingen gesloten jeugdhulp opererend in het betreffende bovenregionale gebied.

De aanvragende coördinerende gemeenten dienen, in nauwe samenwerking met de instellingen gesloten jeugdhulp, te zorgen voor een bovenregionaal plan voor de vastgoedtransitie in het betreffende bovenregionale gebied. Hiervoor mag maximaal 5% van de middelen worden ingezet. De overige middelen zijn bestemd voor de instelling(en) waarvan bij de aanvraag de instemmingsverklaring gevoegd was. De coördinerende gemeenten dragen er zorg voor dat de instellingen een strategisch vastgoedplan vaststellen in lijn met het bovenregionaal plan.

Deze middelen mogen aangewend worden voor de volgende activiteiten:

  • a) Het aantrekken van een projectleider vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp en ondersteunend personeel. De projectleider coördineert het opstellen van het onder b) genoemde bovenregionaal plan en is degene met wie de instelling het onder c) genoemde strategisch vastgoedplan kan afstemmen en zorgt voor een gedegen inzet van de middelen conform activiteiten d) tot en met f), in nauwe samenwerking met de gemeente en instelling gesloten jeugdhulp.

  • b) Het (laten) opstellen van een bovenregionaal plan voor de accommodaties gesloten jeugdhulp werkzaam in het bovenregionaal gebied. Gesloten jeugdhulp behoort tot de hoog specialistische jeugdhulpfuncties die bovenregionaal werkzaam zijn gegeven het feit dat de doelgroep in omvang klein is. In 2019 bedroeg het aantal plaatsingen landelijk: 1.680.

    Tegelijkertijd is gesloten jeugdhulp een essentiële functie. Specifiek voor de gesloten jeugdhulp geldt dat als een kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleent de gemeente verplicht is die uit te voeren. Beschikbaarheid en continuïteit van deze vorm van jeugdhulp is geboden.

    De invulling van het bovenregionaal gebied sluit aan op heersende praktijk van de gesloten jeugdhulp. Die praktijk is dat de oorspronkelijke indeling van vijf landsdelen van voor de decentralisatie zich heeft ontwikkeld naar 11 bovenregionale gebieden. Op dat schaalniveau vindt de afstemming plaats. Het belangrijkste wat met de eis van een bovenregionaal plan beoogd wordt is dat gemeenten en instellingen binnen hetzelfde bovenregionaal gebied hun plannen op elkaar afstemmen. De afstemming richt zich op:

    • het afstemmen van vraag en aanbod voor de beschikbaarheid en continuïteit van gesloten jeugdhulp;

    • het maken van afspraken over het organiseren van beschikbaarheid en indien nodig de financiering daarvan;

    • de gewenste ontwikkeling van gesloten jeugdhulp.

    Het bovenregionaal plan dient uiterlijk 1 april 2021 gereed te zijn.

  • c) Het laten opstellen van een strategisch vastgoedplan voor accommodaties gesloten jeugdhulp. Instellingen voor gesloten jeugdhulp beschikken niet over een (actueel) strategisch vastgoedplan. Deze observatie staat in het Eindrapport quickscans Jeugdzorgplus van het bureau HEVO. Voor de vastgoedtransitie is een dergelijk plan noodzakelijk. De quickscan die HEVO van iedere accommodatie gemaakt heeft biedt de instelling de informatie om een strategisch vastgoedplan op te stellen.

    Het strategisch vastgoedplan per instelling gesloten jeugdhulp dient uiterlijk 1 juli 2021 gereed te zijn. De basis van het plan is in lijn met het bovenregionaal plan zijn zoals in de toelichting bij artikel 2, tweede lid, onder b, beschreven.

    Het hoofddoel van deze regeling is instellingen in staat te stellen hun accommodaties aan te passen om te komen tot meer kleinschalige woonvormen voor jongeren met een machtiging gesloten jeugdhulp. De beschreven activiteiten a tot en met c zijn randvoorwaardelijke activiteiten. Daarom is een maximum gesteld aan het bedrag uit de uitkering dat voor deze activiteiten ingezet mag worden

  • d) Het afstoten van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de vastgoedtransitie.

    Niet alle accommodaties gesloten jeugdhulp zijn zo aanpasbaar dat zij om te vormen zijn tot kleinschalige woonvormen. In dat geval kan het afstoten van de bestaande accommodatie noodzakelijk zijn om te komen tot nieuwe kleinschalige woonvorm. Het afstoten kan zijn het sluiten van een bestaande accommodatie of het (vervroegd) beëindigen van een lopend huurcontract. De frictiekosten voor instellingen die gepaard gaan met het afstoten van de bestaande accommodatie kan de coördinerende gemeente vergoeden met deze uitkering, mits dit plaatsvindt in het kader van de vastgoedtransitie.

  • e) Het verbouwen van een accommodatie gesloten jeugdhulp als gevolg van de vastgoedtransitie. Voor bijna de helft van de bestaande accommodaties voor gesloten jeugdhulp heeft HEVO vastgesteld dat de interne aanpasbaarheid naar kleinere groepen niet mogelijk is zonder ingrijpende verbouwingen en investeringen. De kosten die daarmee gepaard gaan voor de instellingen kan de coördinerende gemeente vergoeden, mits dit plaatsvindt in het kader van de vastgoedtransitie.

  • f) Vervangende nieuwbouw als gevolg van vastgoedtransitie. De middelen mogen ingezet worden voor eenmalige investeringen om nieuwe accommodaties gesloten jeugdhulp te kopen dan wel te huren als vervanging van huidige accommodaties gesloten jeugdhulp. De nieuwe accommodaties dienen meer kleinschalige woonvormen te bieden. Een voorwaarde is wel dat er een oplossing is voor eventuele frictiekosten die gepaard gaan met het afstoten van de bestaande accommodatie.

Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond

De specifieke uitkering bestaat uit de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid. Per coördinerende gemeente is een vastgesteld maximumbedrag beschikbaar voor de vastgoedtransitie van de instellingen voor gesloten jeugdhulp werkzaam in het bovenregionale gebied. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een verdeling van het totaalbedrag à € 33.500.000,– voor elf coördinerende gemeenten op grond van aantal beschikbare plaatsen gesloten jeugdhulp per instelling. De verleende specifieke uitkering wordt uitgekeerd aan de coördinerende gemeente ten behoeve van het bovenregionale gebied. De zeven bovenregionale gebieden zijn landelijk dekkend.

Artikel 4. Aanvraag tot verlening

Specifieke uitkeringen worden op aanvraag verstrekt. De aanvragen worden ingediend tussen 1 oktober 2020 en 15 oktober 2020. In de aanvraag committeert de aanvragende gemeente zich aan de Uitgangspuntennotitie.

Het bevoegd gezag van de gemeente ondertekent de aanvraag. Bij de aanvraag dient de aanvragende gemeente instemmingsverklaringen te voegen van de instelling(en) die werkzaam zijn in het bovenregionale gebied. Langs die weg wordt de onderlinge afstemming tussen gemeente en instellingen geregeld.

Coördinerende gemeenten ontvangen van het Ministerie van VWS een aanvraagformulier. De coördinerende gemeenten worden tijdig vóór publicatie van de regeling gevraagd naar welk adres, digitaal én per post, dit aanvraagformulier verstuurd kan worden. Op het aanvraagformulier staat hoe en waar de aanvraag ingediend kan worden. Hierbij wordt zowel de mogelijkheid geboden om de aanvraag per post in te dienen als digitaal.

Artikel 5. Verlening

Binnen negen weken na ontvangst van een volledig ingevulde aanvraag neemt de minister een besluit omtrent de verlening.

Tijdig ingediende, volledige aanvragen worden gehonoreerd conform de uitkeringsplafonds per bovenregionaal gebied zoals opgenomen in artikel 3, tweede lid. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval de activiteiten en de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald. Wanneer een aanvraag incompleet is, zal de coördinerende gemeente de kans krijgen de ontbrekende informatie aan te vullen, zo volgt uit artikel 4, tweede lid. Wanneer de aanvraag binnen de termijn genoemd in artikel 4, eerste lid, is ontvangen en de coördinerende gemeente de mogelijkheid heeft gehad ontbrekende informatie aan te vullen, wordt de specifieke uitkering toegekend als de aanvraag voldoet aan de gestelde eisen.

Artikel 6. Verplichtingen

De ontvanger van een specifieke uitkering informeert de minister van VWS op diens verzoek over de voortgang van de vastgoedtransitie en de activiteiten die hiervoor ondernomen worden. Dit biedt voor de minister de mogelijkheid voortgangsinformatie aan de coördinerende gemeente te vragen over de realisatie van de vastgoedtransitie, zoals het opstellen van een strategisch vastgoedplan door de instelling voor 1 juli 2021 of een bovenregionaal plan voor 1 april 2021.

De coördinerende gemeente is verplicht te melden indien aannemelijk is dat het te realiseren resultaat van de specifieke uitkering, de vastgoedtransitie, niet, niet tijdig of niet geheel wordt verricht. De melding aan de minister moet ‘onverwijld’ worden gedaan.

De coördinerende gemeente dient er zorg voor te dragen dat het strategisch vastgoedplan per instelling gesloten jeugdhulp uiterlijk 1 juli 2021 is afgerond en dat het bovenregionale plan per regio uiterlijk 1 april 2021 is afgerond. Deze plannen dienen een nadere uitwerking te omvatten van de inzet van de middelen conform de in artikel 2, tweede lid, genoemde activiteiten d) tot en met f).

Artikel 7 en 8. Verantwoording, terugvordering en vaststelling

De ontvanger van een specifieke uitkering verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering en wordt herhaald tot in het jaar na afloop van het jaar waarin de activiteiten zijn afgerond. Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële Verhoudingswet. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de verantwoording, bedoeld in artikel 7, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht, besluit de minister uiterlijk 37 weken na ontvangst van deze informatie over de vaststelling van de specifieke uitkering. De hoogte van de uitkering wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, mits is voldaan aan de verplichtingen van artikel 6, rekening houdend met de restricties die in artikel 2 zijn opgenomen over de hoogte van de randvoorwaardelijke activiteiten a), b) en c), en tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, stelt de minister de uitkering op een lager bedrag vast. Als een specifieke uitkering lager wordt vastgesteld, zullen onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd, overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Deze bepaling bevat een hardheidsclausule die alleen van toepassing op deze regeling en derhalve niet op de uitgangspuntennotitie Toepassing van de hardheidsclausule is aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten (VVM), zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De regeling treedt op de dag na de datum van uitgifte in werking, zodat de coördinerende gemeenten aanvragen kunnen indienen in de hiervoor vastgestelde periode (1 tot en met 15 oktober 2020). De regeling is tot stand gekomen in overleg met de VNG en Jeugdzorg Nederland, waardoor de coördinerende gemeenten goed op de hoogte zijn en in de spoedige aanvraagperiode (1 tot en met 15 oktober 2020) een aanvraag kunnen indienen.

De regeling vervalt met ingang van 1 april 2025, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven