Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming van 4 september 2020, kenmerk 1700483-206505-J, houdende instelling van een Jeugdautoriteit (Instellingsbesluit Jeugdautoriteit)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming,

Besluiten:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

jeugdhulp:

jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

jeugdhulpregio:

indeling van gemeenten in samenwerkingsregio’s;

jeugdreclassering:

jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

kinderbeschermingsmaatregel:

kinderbeschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

Minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of de Minister voor Rechtsbescherming;

organisatie:

aanbieder van jeugdhulp, uitvoerder van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering; of een vertegenwoordigende organisatie van de voorgenoemden.

Artikel 2

Er is een Jeugdautoriteit.

Artikel 3

De Jeugdautoriteit heeft de taak om de continuïteit van jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering te bevorderen en doet dit door:

  • a. het analyseren en signaleren van risico’s voor de continuïteit van jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering op het niveau van een individuele organisatie en een individuele gemeente of jeugdhulpregio, al dan niet op verzoek van de VNG of een vertegenwoordiging van organisaties;

  • b. het gevraagd en ongevraagd rapporteren van bevindingen aan gemeenten, jeugdhulpregio’s, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, relevante organisaties en de Ministers over continuïteitsvraagstukken als bedoeld onder a.;

  • c. het analyseren en signaleren van ontwikkelingen op het gebied van jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering en het gevraagd en ongevraagd delen van bevindingen hieromtrent aan de Ministers, de gemeenten, de jeugdhulpregio’s, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of organisaties, al dan niet op verzoek van de VNG of een vertegenwoordiging van organisaties;

  • d. het monitoren van de naleving van afspraken tussen gemeenten, jeugdhulpregio’s, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Ministers of organisaties;

  • e. het rapporteren van bevindingen aan de Ministers over het bieden van financiële ondersteuning aan organisaties in bijzondere gevallen, alsmede over de aan financiële ondersteuning te verbinden voorwaarden of verplichtingen; of

  • f. het gevraagd of ongevraagd rapporteren van bevindingen aan de Ministers over het nemen van bestuurlijke maatregelen, en over het beleid ten aanzien van de Jeugdwet voor zover dit betrekking heeft op de in de aanhef van dit artikel genoemde taak van de Jeugdautoriteit.

Artikel 4

  • 1. De Jeugdautoriteit stelt zich onafhankelijk en onpartijdig op ten aanzien van de positie en de belangen van de organisaties, gemeenten, jeugdhulpregio’s, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Ministers.

  • 2. De Jeugdautoriteit handelt in het belang van een goede toepassing van de Jeugdwet.

  • 3. De Jeugdautoriteit laat zijn oordeelsvorming zoveel mogelijk leiden door feitelijke constateringen en hoort alvorens tot signaleringen en bevindingen te komen de betrokken partijen.

Artikel 5

  • 1. Als de Jeugdautoriteit treedt op een directeur-bestuurder.

  • 2. De directeur-bestuurder wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de Ministers.

  • 3. Schorsing en ontslag vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.

  • 4. De directeur-bestuurder wordt benoemd voor de duur van dit besluit.

  • 5. De Ministers stellen aan de Jeugdautoriteit personeel ter beschikking. Het personeel staat onder leiding van de directeur-bestuurder, die in alle opzichten optreedt namens de werkgever.

Artikel 6

  • 1. De Jeugdautoriteit stelt zijn eigen werkwijze vast na afstemming met de Ministers.

  • 2. De Jeugdautoriteit en de Ministers komen een relatiestatuut met betrekking tot hun onderlinge werkrelatie en informatieverkeer overeen.

  • 3. De Jeugdautoriteit maakt samenwerkingsafspraken met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Nederlandse Zorgautoriteit. De Jeugdautoriteit kan tevens met andere partijen samenwerkingsafspraken maken, als dat nodig is voor de uitoefening van haar taak.

  • 4. De Jeugdautoriteit kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de invulling van zijn taak nodig is.

Artikel 7

  • 1. De Jeugdautoriteit biedt jaarlijks, vóór 1 oktober, aan de Ministers een jaarplan en een begroting ter vaststelling aan.

  • 2. De Ministers zorgen voor een begroting die de Jeugdautoriteit in staat stelt om haar taak naar behoren uit te voeren. De begroting van de Jeugdautoriteit komt ten laste van de begroting van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3. De Ministers stellen jaarlijks, vóór 1 januari, het jaarplan en de begroting vast.

Artikel 8

  • 1. De Jeugdautoriteit verstrekt aan de Ministers desgevraagd de door hen gewenste inlichtingen. De Ministers verstrekken aan de Jeugdautoriteit de inlichtingen die deze nodig heeft voor een goede taakuitoefening.

  • 2. De directeur-bestuurder van de Jeugdautoriteit brengt jaarlijks aan de Ministers verslag en verantwoording over de begroting uit over de werkzaamheden van de Jeugdautoriteit.

Artikel 9

  • 1. De Jeugdautoriteit maakt haar bevindingen openbaar. De Jeugdautoriteit maakt ook het verslag en de verantwoording openbaar, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid.

  • 2. De Jeugdautoriteit maakt haar eigen werkwijze openbaar.

  • 3. De Jeugdautoriteit maakt het relatiestatuut, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, openbaar.

  • 4. De Jeugdautoriteit maakt de samenwerkingsafspraken, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, openbaar.

Artikel 10

  • 1. Dit besluit treedt in werking een dag na de publicatie in de Staatcourant.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2025 of zoveel eerder als de Jeugdautoriteit bij wet wordt ingesteld.

Artikel 11

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Jeugdautoriteit.

  • 2. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

De brief ‘Perspectief voor de jeugd’ van 20 maart 2020 bevat een aantal voornemens om de organisatie van de jeugdhulp te verbeteren1. Onder jeugdhulp rekenen we hier de jeugdhulp, jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De brief bevat voornemens op het gebied van inhoudelijke zorgvernieuwing, budgetten, organisatie van de zorg en wettelijke regeling van de zorg.

Eén van de opgaven is het versterken van het toezicht op zorg voor de jeugd2. Uit een oogpunt van stelselverantwoordelijkheid is het van belang dat het Rijk vroegtijdig financiële problemen bij instellingen die jeugdhulp bieden, in beeld krijgt. Om de continuïteit van jeugdhulp te bevorderen is het van belang dat er centrale functies van signaleren, voorkomen en opvangen worden georganiseerd. Dit is de kerntaak van de Jeugdautoriteit die in informele setting sinds 2019 functioneert.

Het komt regelmatig voor dat aanbieders van complexe jeugdhulp zich voor financiële problemen zien gesteld3. Vanuit de casuïstiek is duidelijk geworden dat de continuïteit van weinig voorkomende en complexe jeugdhulp in de knel kan komen en daarmee ook de hulp aan kwetsbare kinderen en gezinnen.

Uit de evaluatie van de Transitie Autoriteit Jeugd (dd. 18 december 2019) blijkt dat niet voldoende tijdig en passend geïntervenieerd wordt bij dergelijke situaties. Daaruit blijkt de noodzaak voor een hulpstructuur die bijdraagt aan een goed verloop van de stelselverandering4. Daarom is een onafhankelijk partij nodig die zowel aanbieders als gemeenten kan monitoren om zodoende de continuïteit van zorg te bevorderen.

De brief van 20 maart 2020 bevat het voornemen om, vooruitlopend op een wettelijke regeling, de Jeugdautoriteit bij instellingsbesluit in te stellen. Daarbij zijn de volgende taken voorzien voor ontwikkeling in 2020:

  • Monitoring van stelselontwikkelingen in de jeugdhulp en het signaleren en agenderen van tekortkomingen aan de betrokken partijen;

  • Vroegsignalering van risico’s voor continuïteit van cruciale jeugdhulp bij individuele instellingen en het agenderen en aanspreken van betrokken partijen;

  • Escalatie naar het Rijk als agendering en aanspreken onvoldoende soelaas biedt, zodat ministers zo nodig regie kunnen nemen, bijvoorbeeld door middel van de Interventieladder interbestuurlijk toezicht Jeugdwet;

  • Het rapporteren van bevindingen aan het Rijk over individuele toekenning van liquiditeitssteun.

Dit besluit geeft opvolging aan de voornemens van de brief van 20 maart 2020.

De Jeugdautoriteit is onderdeel van het jeugdhulpstelsel. De Jeugdautoriteit helpt de veldpartijen (aanbieders en gemeenten) om hun rollen te vervullen zoals in de Jeugdwet is bedoeld. Door onderzoek en monitoring kan de Jeugdautoriteit trends signaleren die mogelijk op lokaal niveau minder snel zichtbaar zijn. Door te helpen bij concrete probleemsituaties kan de Jeugdautoriteit als onafhankelijke partij mogelijk oplossingen aandragen die partijen zelf minder snel ontdekken. De Jeugdautoriteit handelt in de beginfase, als er nog geen wettelijke basis is, met name op grond van onpartijdigheid, deskundigheid en ervaring.

In het Instellingsbesluit Jeugdautoriteit worden de taken en positionering van de Jeugdautoriteit vastgelegd. Dit besluit is bedoeld ter overbrugging tot de inwerkingtreding van de hernieuwde Jeugdwet, waarin de taken en positionering van de Jeugdautoriteit wettelijk worden verankerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In het onderdeel organisatie wordt gesproken over ‘vertegenwoordigende organisaties’. Daaronder verstaan wij in ieder geval: Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse ggz, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en Vereniging Orthopedagogische Behandelcentra (VOBC) en het samenwerkingsverband van deze vier koepelorganisaties: de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ).

Artikel 3

Dit artikel beschrijft de taken van de Jeugdautoriteit.

Onderdeel a bepaalt dat de Jeugdautoriteit kan analyseren en signaleren in situaties waarin er sprake is van continuïteitsrisico’s bij een individuele aanbieder van jeugdhulp.

Onderdeel b bepaalt dat de Jeugdautoriteit kan analyseren en signaleren ten aanzien van algemene of thematische onderwerpen over de jeugdhulp. Dat kan bijv. gaan over het stelsel of over onderdelen daarvan, bijvoorbeeld de wijze van contractering of ontwikkeling in vraag en aanbod van jeugdhulp. Hieronder valt ook het ontwikkelen van een Early Warning System voor de jeugdhulp.

Onderdeel c bepaalt dat de Jeugdautoriteit op basis van de analyse van onderdeel a en b signalen kan uitbrengen aan of bevindingen kan delen met één of meer partijen. De Jeugdautoriteit kan deze signalen en bevindingen gevraagd en ongevraagd uitbrengen of delen.

Onderdeel d bepaalt dat de Jeugdautoriteit op verzoek van gemeenten, jeugdhulpregio’s, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, relevante organisaties of de Ministers een rol kan spelen bij het monitoren van onderlinge afspraken die deze partijen maken over de jeugdhulp.

Onderdeel e bepaalt dat de Jeugdautoriteit de ministers bevindingen kan rapporteren over tijdelijke steunmaatregelen – zoals bijvoorbeeld de subsidieregeling ‘Continuïteit cruciale jeugdhulp’ – en de daarbij te stellen voorwaarden.

Onderdeel f bepaalt dat de Jeugdautoriteit de ministers gevraagd en ongevraagd bevindingen kan rapporteren over escalatiemiddelen die de ministers in kunnen zetten, zoals bestuurlijke maatregelen of het inzetten van de Interventieladder interbestuurlijk toezicht Jeugdwet. Daarnaast kan de Jeugdautoriteit de ministers gevraagd en ongevraagd rapporteren over de beleidsvoering en over onderwerpen die de Jeugdwet regelt, voor zover het betrekking heeft op het bevorderen van de continuïteit van jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering. Dat kan bijvoorbeeld gaan over de effectiviteit en eventuele verbeteringen van de wet- en regelgeving.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt dat de Jeugdautoriteit een onafhankelijke, onpartijdige positie inneemt ten opzichte van alle partijen en vertegenwoordigende organisaties van partijen in de sector (eerste lid). Dit geldt nadrukkelijk ook ten aanzien van de ministers.

De Jeugdautoriteit sluit bij de uitvoering van haar taak aan bij de doelstellingen van de Jeugdwet. Dat gaat in de eerste plaats om tijdige en kwalitatief goede zorg voor jeugdigen (tweede lid).

De Jeugdautoriteit is een expertorganisatie waar feiten en kennis richtinggevend zijn voor analyses en oordelen. Daarbij is het voor draagvlak en voor het verifiëren van waarnemingen en bevindingen van belang dat de Jeugdautoriteit in contact is met de betrokken partijen en dat zij die consulteert over haar werkzaamheden (derde lid).

Artikel 5

Dit artikel regelt het bestuur van de Jeugdautoriteit en de personeelsvoorziening. Er wordt, gezien de beperkte omvang van de organisatie, voorzien in één directeur-bestuurder die integrale managementverantwoordelijkheid heeft. De Minister van VWS stelt het personeelsbudget beschikbaar en verzorgt de personeelsadministratie voor het personeel van de Jeugdautoriteit. De directeur-bestuurder van de Jeugdautoriteit is, namens de werkgever, volledig verantwoordelijk voor de aansturing, het in dienst nemen en ontslag van zijn personeel.

Artikel 6

Dit artikel regelt de werkwijze en de externe relaties die de Jeugdautoriteit onderhoudt. Voor de externe omgeving is van belang dat transparant is op welke wijze de Jeugdautoriteit haar werkzaamheden uitvoert en hoe zij tot waarnemingen en oordeelsvorming komt (eerste lid). Onderdeel van deze werkwijze is ook de wijze van consultatie van jeugdhulpaanbieders en gemeenten/jeugdhulpregio’s.

Ook is van belang dat de relatie die de Jeugdautoriteit met de ministers onderhoudt, transparant is. Daartoe zullen deze twee partijen een relatieprotocol overeenkomen, waarbij onder andere de onderlinge informatie-uitwisseling wordt geregeld. Dit is ook van belang in verband met de onafhankelijkheid van de Jeugdautoriteit (tweede lid).

Met een aantal andere autoriteiten zal de Jeugdautoriteit samenwerkingsafspraken maken. Dat is in ieder geval aan de orde met de IGJ en de NZa, gezien de samenloop of expertise die voor de Jeugdautoriteit van belang is (derde lid.)

De Jeugdautoriteit kan, waar zij (tijdelijk) geen voldoende expertise beschikbaar heeft, door externe inhuur of opdrachten capaciteit bij derden inkopen (vierde lid).

Artikel 7

Dit artikel regelt de tijdige opstelling en vaststelling van begroting en jaarverslag. Hierbij consulteert de Jeugdautoriteit, volgens de vastgestelde werkwijze (zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid) aanbieders van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, gemeenten en jeugdhulpregio’s. De begroting van de Jeugdautoriteit valt formeel onder de Rijksbegroting van VWS. De Jeugdautoriteit maakt op basis daarvan een gespecificeerde begroting behorende bij het jaarplan, die wordt vastgesteld door de ministers. Voor het functioneren van de Jeugdautoriteit is van belang dat deze – met inachtneming van een efficiënte bedrijfsvoering – voldoende middelen ter beschikking heeft, gegeven het vastgestelde activiteitenplan.

Artikel 8

Gezien dat de activiteiten van de Jeugdautoriteit voor de ministers van belang zijn voor hun stelselverantwoordelijkheid, regelt dit artikel dat de Jeugdautoriteit op verzoek informatie verschaft aan de ministers. Omgekeerd kan de Jeugdautoriteit voor haar taak ook informatie nodig hebben van de ministers. Ook daarin voorziet dit artikel.

Artikel 9

Dit artikel regelt dat de Jeugdautoriteit in beginsel haar bevindingen en verdere producten – zoals zijn benoemd in dit artikel – openbaar maakt. Dit is van belang voor de effectiviteit van de organisatie. Het is ook van belang dat de externe omgeving kan volgen hoe de Jeugdautoriteit opereert, omdat dit een borging geeft van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de organisatie. Conform de Wet openbaarheid bestuur, zullen (bedrijfs-)vertrouwelijke gegevens niet openbaar worden. De openbaarmaking van de documenten genoemd in dit artikel geschiedt op de website van de Jeugdautoriteit.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Tweede Kamer 2019-2020, 31 839, nr. 739

X Noot
2

Tweede Kamer 2019-2020, 31 839, nr. 739

X Noot
3

2019Z26086

X Noot
4

Andersson Elffers Felx, Evaluatie Transitie Autoriteit Jeugd (2014-2018), 18 december 2019

Naar boven