TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
Op 30 juni 2020 is de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (hierna:
TVL) in werking getreden. Voor veel bedrijven en organisaties zijn de vaste kosten
een probleem in het licht van de economische gevolgen van de strijd tegen het coronavirus.
De TVL voorziet tegen die achtergrond in een subsidie voor de vaste lasten ten behoeve
van de hardst geraakte sectoren in het midden- en kleinbedrijf (hierna ook wel MKB),
waaronder de horeca, recreatie, sportscholen, evenementen, kermissen, speelautomatenhallen,
podia en theaters, waarvan een aantal sectoren ook in de zomermaanden nog gesloten
blijft. Doel is dat bedrijven hiermee over voldoende liquide middelen beschikken om
de komende maanden de vaste lasten te kunnen blijven betalen en hun onderneming draaiende
te houden, ook als ze minder omzet behalen.
De subsidie is bedoeld voor ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf, inclusief
ZZP-ers, omdat deze groep doorgaans het hardst getroffen wordt door omzetverlies,
hoge vaste kosten en weinig financiële buffers heeft, en minder goed in staat is op
andere wijze de liquiditeitspositie te verbeteren. Daarom komen enkel kleine en middelgrote
ondernemingen in aanmerking voor subsidie. Hierbij is in de regeling gebruik gemaakt
van de definitie van kleine en middelgrote onderneming zoals die in het staatssteunrecht
wordt gebruikt, waarbij grenzen gelden wat betreft het aantal werknemers en de jaaromzet
of de jaarbalans. De doelgroep van de regeling is verder op gelijke wijze beperkt
als in haar voorganger, de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren
COVID-19 (hierna: TOGS), namelijk dat de MKB-onderneming moet behoren tot in de bijlage
bij de regeling opgenomen type onderneming, bepaald aan de hand van de Standaard bedrijfsindeling
(SBI)-code. Het gaat hierbij om ondernemingen die:
-
– door overheidsingrijpen gedwongen hun deuren hebben moeten sluiten;
-
– dicht moeten vanwege het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen;
-
– direct getroffen zijn door het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken;
-
– omzetverlies lijden die het directe gevolg is van het wegblijven van consumenten door
de overheidsmaatregelen of die hun activiteit niet meer kunnen uitoefenen als direct
gevolg van de overheidsmaatregelen, zoals de markthandel die vanwege gezondheidsredenen
door lokale overheden gesloten wordt;
-
– die zorg verlenen of groothandel zijn en hun omzet hebben zien dalen door de overheidsmaatregelen
(vooral omdat ze toeleveren aan de direct getroffen sectoren en bedrijven).
Met onderhavige wijziging van de subsidieregeling wordt de SBI-code 51.10 ‘personenvervoer
door de lucht’ toegevoegd aan de bijlage van de subsidieregeling, waardoor ondernemingen
uit deze sector alsnog in aanmerking komen voor een subsidie indien zij tevens voldoen
aan de overige bij de subsidieregeling gestelde algemene voorwaarden en sectorspecifieke
voorwaarden.
Hieronder wordt nader toegelicht waarom het gerechtvaardigd is deze SBI-code toe te
voegen aan de subsidieregeling TVL en worden de sectorspecifieke voorwaarden en de
staatssteunaspecten toegelicht.
2. Uitbreiding doelgroep
De recreatieve sector valt onder de doelgroep van de TVL aangezien ondernemers in
deze sector hun inkomsten sterk zien teruglopen als direct gevolg van de kabinetsaanwijzing
om 1,5 meter afstand te houden en zoveel mogelijk thuis te blijven, en consumenten
daardoor wegblijven. Per abuis is een groep ondernemers die tot deze sector behoort
niet in de TVL opgenomen. Het betreft ondernemers die recreatieve vluchten (pleziervluchten)
aanbieden zoals bijvoorbeeld luchtballonvaarders en ondernemers die rondvluchten aanbieden
in sportvliegtuigen of helikopters, vallende onder SBI-code 51.10 ‘personenvervoer
door de lucht’. Ook deze ondernemers zijn door kabinetsmaatregelen direct getroffen,
bijvoorbeeld door de 1,5 meter eis en het verbod op bijeenkomsten. De activiteiten
van deze groep ondernemers konden dan ook geen doorgang vinden, of in mindere mate
doorgang vinden, door de genomen maatregelen van het kabinet om het coronavirus in
te dammen. Middels onderhavige regeling wordt daarom SBI-code 51.10 ‘personenvervoer
door de lucht’ aan de lijst met in aanmerking komende SBI-codes toegevoegd, met de
nadere clausulering dat uit deze code alleen ondernemers die recreatieve vluchten
(dat wil zeggen pleziervluchten zoals ballonvaarten of rondvluchten met sportvliegtuigen
of helikopters) aanbieden, in aanmerking komen. Het gaat hierbij om een correctie
op de lijst met vastgestelde SBI-codes. Om te waarborgen dat alleen ondernemers uit
de recreatieve vliegsector aanspraak maken op de regeling wordt een aanvrager die
aanvraagt onder de SBI-code 51.10 gevraagd in het aanvraagformulier te verklaren dat
de ondernemer recreatieve vluchten aanbiedt. De ondernemer hoeft hiervoor geen extra
bewijslast aan te leveren. Het geschatte budgettair beslag van deze toevoeging bedraagt
circa 1 à 2 mln. euro en is gebaseerd op een gebruik van circa 200 ondernemingen.
De aanvraagperiode voor de voorganger van de TVL, de TOGS, is op 26 juni 2020 gesloten.
Ondernemers uit de recreatieve vliegsector hebben daarmee geen aanspraak kunnen maken
op een tegemoetkoming uit de TOGS. Het kabinet heeft echter een breed pakket aan maatregelen
samengesteld, om zoveel mogelijk ondernemers met gezonde bedrijven die de gevolgen
ondervinden van de coronacrisis te bereiken. Dit betekent dat deze ondernemers, veelal
ZZP’ers, niet in de kou hebben gestaan. Zij hebben bijvoorbeeld gebruik kunnen maken
van andere regelingen uit dit noodpakket, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo). Op basis van voortschrijdend inzicht kunnen zij met
deze wijzigingsregeling ook aanspraak maken op de TVL. Daartoe wordt de SBI-code 51.10
toegevoegd aan de bijlage bij de TVL, alleen voor zover het ondernemers betreft die
recreatieve vluchten aanbieden (zie artikel I, onderdeel E, van onderhavige wijzigingsregeling).
Tevens wordt een begripsbepaling ‘getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector’
toegevoegd aan de begripsbepalingen van artikel 1, eerste lid, van de TVL (zie artikel
I, onderdeel A, onder 1, van onderhavige wijzigingsregeling), vanwege de specifieke
(staatssteuntechnische) voorwaarden die voor deze sector gelden (zie verder paragraaf
3).
Voor ondernemers die pleziervluchten aanbieden is het kenmerkend dat zij hun bedrijfsactiviteiten
niet uitoefenen vanuit een fysieke vestiging, maar met ambulante bedrijfsmiddelen
(te weten één of meerdere luchtballonnen, sportvliegtuigjes of helikopters) die voor
significante vaste kosten zorgen. Deze ondernemingen zijn dan ook middels artikel
I, onderdeel A, onder 2, van onderhavige wijzigingsregeling, opgenomen in de begripsomschrijving
van ambulante ondernemingen (artikel 1, eerste lid, van de TVL). Voor dergelijke ambulante
ondernemingen geldt de vestigingseis, ten minste één vestiging met een ander adres
dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de ondernemingen dan wel een vestiging
die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de
onderneming met een eigen opgang of toegang, niet.
3. Staatssteun
De subsidie die wordt verleend op grond van de TVL is aan te merken als staatssteun
in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (hierna: VWEU). Conform artikel 108, derde lid, van het VWEU is deze
steunmaatregel ter voorafgaande goedkeuring bij de Europese Commissie aangemeld. Om
geoorloofd steun te kunnen verstrekken op basis van deze subsidieregeling is gebruik
gemaakt van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de
economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I; hierna: tijdelijke
kaderregeling). De TVL past binnen de voorwaarden van de tijdelijke kaderregeling
en is om die reden op 26 juni 2020 goedgekeurd door de Europese Commissie (SA.57712
(2020/N)). De goedkeuring van de EC is gekoppeld aan de lijst met in aanmerking komende
sectoren. Om voor deze uitbreiding van de TVL met de getroffen MKB-ondernemers in
de recreatieve vliegsector ook gebruik te maken van de tijdelijke kaderregeling, zou
de uitbreiding dus opnieuw goedgekeurd moeten worden door de Europese Commissie.
Het opnieuw voorleggen van de regeling voor het toevoegen van één enkele sector is
echter te tijdrovend. Omwille van de snelheid heeft het kabinet daarom besloten dat
getroffen MKB-ondernemingen in de recreatieve vliegsector aanspraak kunnen maken op
de TVL op grond van de algemene de-minimisverordening (verordening (EU) nr. 1407/2013
van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107
en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
(PbEU 2013, L 352)) in plaats van op grond van de tijdelijke kaderregeling (zie het
middels artikel I, onderdeel D, van onderhavige wijzigingsregeling ingevoegde nieuwe
tweede lid van artikel 13 van de TVL). Hierdoor kunnen getroffen MKB-ondernemingen
uit de recreatieve vliegsector snel tegemoet gekomen worden. Bovendien is de verwachting
dat de getroffen MKB-ondernemingen in de recreatieve vliegsector nog voldoende de-minimisruimte
hebben om onderhavige subsidie op grond van de TVL te ontvangen.
Voor de algemene de-minimisverordening geldt een subsidieplafond van € 200.000 per
onderneming per drie belastingjaren (waarbij gekeken wordt naar het lopende en de
twee voorafgaande jaren). Verder is van belang dat dit plafond geldt per onderneming
en niet per vestiging van de onderneming. Artikel 2, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening
geeft aan wanneer sprake is van één onderneming. Het kan namelijk voorkomen dat twee
(of meer) ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden en dan onder deze
verordening als één onderneming worden gezien. Op www.rvo.nl/tvl is een uitgebreidere toelichting te vinden over de voorwaarden die gelden op grond
van de algemene de-minimisverordening. De getroffen MKB-ondernemingen in de recreatieve
vliegsector moeten bij aanvraag van de subsidie een verklaring aanleveren dat zij
nog in aanmerking komen voor de-minimissteun (opgenomen in artikel 5, eerste lid,
onderdeel e (nieuw), van de TVL, middels artikel I, onderdeel B, onder 2, van onderhavige
wijzigingsregeling). Aanvragen van ondernemingen die geen ruimte hebben voor de met
de subsidie verleende de-minimissteun, worden afgewezen (nieuw onderdeel g van artikel
6, tweede lid, van de TVL, opgenomen in de TVL middels artikel I, onderdeel C, van
deze wijzigingsregeling). De maxima uit de tijdelijke kaderregeling zijn dus niet
van toepassing (zie de wijziging van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de TVL
middels artikel I, onderdeel B, onder 1, van onderhavige wijzigingsregeling). Daarnaast
geldt de bepaling met betrekking tot het bekendmaken van de gegevens, bedoeld in paragraaf
4, onderdeel 86, van de tijdelijke kaderregeling (zie artikel 13, derde lid (nieuw),
van de TVL), niet voor de subsidieverleningen aan de getroffen MKB-ondernemers in
de recreatieve vliegsector, aangezien de bekendmaking enkel betrekking heeft op steun
die verleend wordt onder die tijdelijke kaderregeling.
4. Regeldruk
Ondernemers uit de recreatieve vliegsector die onder code 51.10 vallen, moeten bij
hun aanvraag een de-minimisverklaring afgeven. Daarvoor moeten zij een document van
drie bladzijdes doornemen, invullen en ondertekenen. De inschatting is dat de ondernemer
hier circa 15 minuten aan besteed. Met een uurtarief voor hoger opgeleiden van € 54,
en de inschatting dat het om circa 200 ondernemingen gaat, zijn de extra regeldrukkosten
€ 2.700. Voor het overige wijzigt de regeldruk niet ten gevolge van deze wijziging
van de TVL-regeling. De extra regeldruk ten opzichte van de regeldruk zoals berekend
bij de openstelling van de TVL (zie Stcrt. 2020, 34295) is dan ook zeer beperkt.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 augustus 2020. Hiermee wordt afgeweken
van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd
door het feit dat een snelle inwerkingtreding van de subsidieregeling aanmerkelijke
nadelen voor de doelgroep voorkomt.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer