Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 mei 2020, nr. 2020-0000031778, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling voor de financiering van kinderopvang in Caribisch Nederland (Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

buitenschoolse opvang:

kinderopvang verzorgd door een kinderopvangorganisatie voor kinderen in de leeftijd dat ze naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd evenals gedurende vrije dagen of middagen en in schoolvakanties;

Caribisch Nederland:

eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

dagdeel:

een blok van minimaal 4 aaneengesloten uren kinderopvang;

dagopvang:

kinderopvang verzorgd door een kinderopvangorganisatie voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar, het moment waarop de kinderen naar het basisonderwijs gaan;

exploitant:

een natuurlijk persoon van achttien jaar of ouder of rechtspersoon die een kinderopvangorganisatie exploiteert;

exploitatievergunning:

de door het openbaar lichaam verleende vergunning voor het exploiteren van kinderopvang;

gastouder:

degene van achttien jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van degene:

  • a. van wie een of meer kinderen onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES, die met betrekking tot een of meer van zijn kinderen is ontheven uit het ouderlijk gezag als bedoeld in artikel 266 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES of die met betrekking tot een of meer van zijn kinderen is ontzet van het gezag als bedoeld in artikel 269 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES,

  • b. die op hetzelfde woonadres staat ingeschreven in het bevolkingsregister als de ouder of diens partner van het kind aan wie opvang wordt geboden, of

  • c. die ten behoeve van de opvang van kinderen in enigerlei vorm personeel in dienst heeft;

gastouderopvang:

kinderopvang die plaatsvindt in een gezinssituatie die betrekking heeft op gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in neergaande lijn van de gastouder of zijn partner waarbij de opvang plaatsvindt:

  • a. op het woonadres van de gastouder, of

  • b. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt;

kinderopvang:

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

kinderopvangorganisatie:

een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt;

kindplaatssubsidie:

een door het openbaar lichaam vastgestelde aanvullende subsidie per kind aan een kinderopvangorganisatie voor een ouder die voldoet aan de door het openbaar lichaam vastgestelde criteria;

kostprijs verlagende subsidie:

een subsidie voor alle kinderopvangorganisaties, die in het bezit zijn van een exploitatievergunning, dan wel in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning en in 2019 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen, om het door de ouders te betalen bedrag aan de kinderopvang te verlagen en om te investeren in de kwaliteit van de kinderopvang;

minister:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

openbaar lichaam

openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

ouder:

de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft;

ouderbijdrage:

het door het openbaar lichaam in afstemming met het Rijk vastgestelde tarief dat een ouder per maand op basis van volledige kinderopvang moet betalen en dat de kinderopvangorganisatie de ouder in rekening brengt na aftrek van de kindplaatssubsidie, indien van toepassing;

programma BES(t) 4 kids:

en door de openbare lichamen van Caribisch Nederland en het Rijk ingesteld programma dat tot doel heeft om de kinderopvang in Caribisch Nederland te verbeteren en voor ouders financieel toegankelijk te maken;

transitieplan:

een door het openbaar lichaam goedgekeurd plan van een kinderopvangorganisatie waarin de kinderopvangorganisatie vastlegt welk deel van de subsidie wordt gebruikt voor het verlagen van het door de ouders te betalen bedrag aan kinderopvang en welk deel wordt ingezet voor investeringen in de kwaliteit van de kinderopvang.

Artikel 2. Doel subsidie

In de jaren 2020 en 2021 worden tijdelijk financiële middelen beschikbaar gesteld voor het verlagen van de kosten van kinderopvang voor ouders van kinderen in Caribisch Nederland om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren en tegelijkertijd de kwaliteit van de opvang te verbeteren.

Artikel 3. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing voor zover daar in deze regeling niet van wordt afgeweken.

Artikel 4. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, 09:00 uur tot en met 31 oktober 2021, 17:00 uur, lokale tijd.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEVERLENING

Artikel 5. Subsidieplafond Sint Eustatius kostprijs verlagende subsidie

Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Sint Eustatius voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2021 een bedrag van $ 1.058.400 beschikbaar.

Artikel 6. Subsidieplafond Bonaire kostprijs verlagende subsidie

Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Bonaire voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2021 een bedrag van $ 5.760.000 beschikbaar.

Artikel 7. Subsidieplafond Saba kostprijs verlagende subsidie

Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Saba voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2021 een bedrag van $ 0 beschikbaar.

Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen kostprijs verlagende subsidie

  • 1. Voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond worden de subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen een volledige aanvraag in behandeling wordt genomen.

  • 2. Een subsidieaanvraag is volledig als het aanvraagformulier volledig is ingevuld, is ondertekend door een tekenbevoegd persoon van de kinderopvangorganisatie en de gevraagde documenten zijn bijgevoegd.

  • 3. Als tijdstip van ontvangst als bedoeld in het eerste lid geldt het tijdstip waarop de volledige aanvraag is ontvangen.

Artikel 9. Subsidieaanvraag kostprijs verlagende subsidie

  • 1. Aanvragen voor een kostprijs verlagende subsidie worden ingediend bij de minister door middel van een door de minister vastgesteld aanvraagformulier dat beschikbaar is op www.mijnuitvoeringvanbeleidszw.nl.

  • 2. Aanvragen die buiten het aanvraagtijdvak zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.

  • 3. In de aanvraag neemt de kinderopvangorganisatie in ieder geval op:

    • a. het maximale aantal kinderen dat de kinderopvangorganisatie mag opvangen conform de exploitatievergunning of het aantal kinderen dat is opgenomen in de aanvraag voor een exploitatievergunning;

    • b. het aantal dagdelen per kind dat de kinderopvangorganisatie het komende kwartaal verwacht op te vangen;

    • c. het type opvang dat de kinderopvangorganisatie verzorgt, uitgesplitst naar dagopvang en buitenschoolse opvang;

    • d. een prognose van de begroting voor het komende kwartaal;

    • e. een afschrift van de exploitatievergunning, dan wel een afschrift van de aanvraag voor een exploitatievergunning;

    • f. een afschrift van een recent bankafschrift van de kinderopvangorganisatie;

    • g. een recent uittreksel uit het handelsregister, inclusief een eventueel mandaat bij een gezamenlijke tekenbevoegdheid.

  • 4. Door het indienen van een aanvraag stemt de kinderopvangorganisatie er mee in dat het subsidiedossier met uitzondering van persoonsgegevens openbaar wordt gemaakt.

  • 5. Indien een kinderopvangorganisatie het aantal kindplaatsen wenst uit te breiden dan kan hij voor die uitbreiding een herziene aanvraag indienen.

  • 6. In de herziene aanvraag geeft de kinderopvangorganisatie het maximale aantal kinderen aan dat de kinderopvangorganisatie mag opvangen conform de meest recente exploitatievergunning en verstrekt hiertoe de meest recente exploitatievergunning.

  • 7. Indien een kinderopvangorganisatie in afwachting is van een besluit omtrent de exploitatievergunning en de kinderopvangorganisatie wil een herziene aanvraag indienen om het aantal kinderen uit te breiden, dan laat de minister zich adviseren door het openbaar lichaam waar de kinderopvang plaatsvindt over het maximale aantal kinderen dat de kinderopvangorganisatie mag opvangen.

  • 8. De kinderopvangorganisatie krijgt geen subsidie voor de opvang van kinderen van gastouders.

  • 9. De kinderopvangorganisatie moet op uiterlijk de laatste dag van de eerste maand van het kwartaal een aanvraag hebben ingediend om voor de uitbetaling van de subsidie voor het desbetreffende kwartaal in aanmerking te komen.

Artikel 10. Voorwaarden kostprijs verlagende subsidie

  • 1. Alleen kinderopvangorganisaties die in het bezit zijn van een exploitatievergunning, dan wel in afwachting zijn van een beslissing omtrent de aanvraag van een exploitatievergunning en in 2019 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen komen in aanmerking voor een kostprijs verlagende subsidie.

  • 2. Indien de exploitatievergunning op 1 december 2020 niet is verleend, stopt de subsidieverlening of zoveel eerder indien het openbaar lichaam een negatief advies op het besluit heeft genomen.

  • 3. De kinderopvangorganisatie komt alleen in aanmerking voor een kostprijs verlagende subsidie voor kinderen die zijn ingeschreven als ingezetenen bij het openbaar lichaam waar de opvang plaats vindt.

  • 4. De kinderopvangorganisatie komt alleen in aanmerking voor een kostprijs verlagende subsidie als er sprake is van een schriftelijke overeenkomst betreffende de kinderopvang, tussen de kinderopvangorganisatie en de ouder.

  • 5. De kinderopvangorganisatie komt alleen in aanmerking voor een kostprijs verlagende subsidie als er sprake is van een door het openbaar lichaam goedgekeurd transitieplan of indien het transitieplan binnen drie maanden na verlening van de subsidie is goedgekeurd door het openbaar lichaam.

  • 6. De minister kan indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, op advies van het openbaar lichaam een uitzondering maken in het belang van het kind.

Artikel 11. Verplichtingen kostprijs verlagende subsidie

  • 1. Indien er geen sprake is van een kindplaatssubsidie die de ouderbijdrage volledig compenseert, is de kinderopvangorganisatie verplicht een ouderbijdrage aan de ouder in rekening te brengen.

  • 2. De kinderopvangorganisatie is verplicht zich aan de in het transitieplan gemaakte afspraken te houden.

  • 3. De kinderopvangorganisatie werkt mee aan het programma BES(t) 4 kids en kostprijsonderzoeken die in het kader van het programma worden uitgevoerd.

Artikel 12. Hoogte kostprijs verlagende subsidie

  • 1. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel per kind voor de dagopvang bedraagt $ 5 op Bonaire en $ 2 op Sint Eustatius.

  • 2. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel per kind voor de buitenschoolse opvang bedraagt $ 7,50 op Bonaire en $ 10 op Sint Eustatius.

  • 3. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie voor de gastouderopvang per dagdeel per kind voor de dagopvang bedraagt $ 2,50 op Bonaire.

  • 4. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie voor de gastouderopvang per dagdeel per kind voor de buitenschoolse opvang bedraagt $ 5,00 op Bonaire.

  • 5. De subsidie bedraagt voor een kinderopvangorganisatie per locatie per kwartaal maximaal de hoogte van de kostprijs verlagende subsidie vermenigvuldigd met het maximale aantal kinderen dat volgens de exploitatievergunning wordt opgevangen. Het maximale aantal dagdelen per kind is twee per dag en 40 per maand voor de dagopvang en maximaal één per dag en 20 per maand voor de buitenschoolse opvang.

Artikel 13. Hoogte ouderbijdrage

  • 1. De hoogte van de minimale ouderbijdrage bedraagt $ 150 en de maximale ouderbijdrage bedraagt $ 200 van de ouders voor de dagopvang op Bonaire.

  • 2. De hoogte van de minimale ouderbijdrage bedraagt $ 100 en de maximale ouderbijdrage bedraagt $ 200 van de ouders voor de buitenschoolse opvang op Bonaire.

  • 3. De hoogte van de minimale ouderbijdrage bedraagt $ 150 en de maximale ouderbijdrage bedraagt $ 175 van de ouders voor de dagopvang bij gastouderopvang op Bonaire.

  • 4. De hoogte van de minimale ouderbijdrage bedraagt $ 100 en de maximale ouderbijdrage bedraagt $ 200 van de ouders voor de buitenschoolse opvang bij gastouderopvang op Bonaire.

  • 5. De hoogte van de minimale ouderbijdrage bedraagt $ 150 van de ouders voor de dagopvang op Sint Eustatius.

  • 6. De hoogte van de minimale ouderbijdrage bedraagt $ 75 van de ouders voor de buitenschoolse opvang op Sint Eustatius.

  • 7. Indien de ouderbijdrage die de kinderopvangorganisatie in rekening bij de ouder heeft gebracht voor 1 juli 2020, lager is dan de ouderbijdrage zoals opgenomen in het eerste tot en met zesde, kan de minister op advies van het openbaar lichaam afwijken van de bedragen genoemd in deze leden.

  • 8. Indien de kinderopvangorganisatie er voor kiest een hogere ouderbijdrage in rekening te brengen bij de ouder dan de maximale bedragen bedoeld in dit artikel, zal de subsidie worden gekort met het bedrag dat ligt boven de maximale ouderbijdrage.

Artikel 14. Kindplaatssubsidie

  • 1. De kinderopvangorganisatie kan in aanvulling op de kostprijs verlagende subsidie in aanmerking komen voor een kindplaatssubsidie.

  • 2. De minister laat zich adviseren over de kindplaatssubsidie door het openbaar lichaam waar de kinderopvang plaats vindt.

  • 3. De aanvraag voor een kindplaatssubsidie wordt door de kinderopvangorganisatie, die in het bezit is van een advies van het openbaar lichaam, bij de minister ingediend.

  • 4. Dit advies bevat:

    • a. de toekenning van de kindplaatssubsidie, waarbij rekening wordt gehouden met het inkomen van de ouder en andere criteria door het openbaar lichaam vastgesteld;

    • b. de hoogte van de kindplaatssubsidie;

    • c. de hoogte van de ouderbijdrage.

Artikel 15. Subsidieverlening en betaling

  • 1. In de verleningsbeschikking voor de kostprijs verlagende subsidie en kindplaatssubsidie is de hoogte van het subsidiebedrag opgenomen.

  • 2. De subsidiebedragen worden in dollars verleend, uitgekeerd en vastgesteld.

  • 3. Het advies van het openbaar lichaam maakt deel uit van de motivering van de verleningsbeschikking.

  • 4. De minister betaalt de kostprijs verlagende subsidies en de kindplaatssubsidies per kwartaal in de vorm van een voorschot.

  • 5. Na afloop van ieder kwartaal wordt het volgende voorschot opnieuw bepaald op basis van de informatie als bedoeld in artikel 16 en vindt zo nodig verrekening plaats met betrekking tot het voorgaande kwartaal.

  • 6. De looptijd van de subsidie wordt bepaald bij verleningsbeschikking maar eindigt in ieder geval op 31 december 2021.

Artikel 16. Informatieverplichtingen

  • 1. Na afloop van ieder kwartaal is de kinderopvangorganisatie verplicht om in een door de minister verstrekt formulier de afname van het aantal dagdelen per kind van dat kwartaal op te nemen en aan de minister te verstrekken alsmede een actualisatie van de gegevens met betrekking tot het aantal kinderen dat in het daaropvolgende kwartaal wordt verwacht en het aantal af te nemen dagdelen.

  • 2. De administratie van een kinderopvangorganisatie is inzichtelijk en controleerbaar ingericht zodat op verzoek van de minister, onverwijld de gegevens of inlichtingen over de gegevens, bedoeld in het derde lid, kunnen worden verstrekt die voor de aanspraak van een kinderopvangorganisatie op en de hoogte van de kostprijs verlagende subsidie en kindplaatssubsidie en het voorschot daarop van belang kunnen zijn.

  • 3. De administratie van een kinderopvangorganisatie bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. een overzicht van alle ingeschreven kinderen, vermeldende per kind: naam, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats en de naam, het adres en telefoonnummer van de ouder,

    • b. afschriften van alle met ouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten per kind, vermeldende per overeenkomst: de soort kinderopvang waarop de overeenkomst betrekking heeft, het voor de ouder te betalen tarief per maand, het aantal overeengekomen dagdelen, de begin- en einddatum van de opvang en de duur van de overeenkomst,

    • c. facturen en betaalbewijzen waaruit de betalingen van de ouder aan de kinderopvangorganisatie blijken, en

    • d. een kwartaaloverzicht met daarin opgave van het aantal dagdelen per maand dat per kind is afgenomen.

  • 4. De kinderopvangorganisatie bewaart de administratie gedurende ten minste vijf jaar na vaststelling van de subsidie.

  • 5. Indien er vermoedens zijn dat de met ouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten per kind onjuist zijn, kan de minister de kinderopvangorganisatie verzoeken om in contact gebracht te worden met de ouder.

  • 6. Indien de administratie van een kinderopvangorganisatie niet op zodanige wijze is ingericht dat hij voldoet aan de verplichtingen in dit artikel genoemd, wordt de kinderopvangorganisatie binnen een door de minister te bepalen termijn in de gelegenheid gesteld dit te herstellen.

  • 7. Indien de administratie niet binnen een door de minister bepaalde termijn is hersteld wordt de beschikking tot subsidieverlening ingetrokken.

  • 8. De kinderopvangorganisatie is verplicht om wijzigingen in de volgende gegevens onverwijld door te geven aan de minister:

    • a. de einddatum van de overeenkomst;

    • b. het niet langer verzorgen van kinderopvang;

    • c. het intrekken van de exploitatievergunning;

    • d. het niet voldoen aan of intrekken van het transitieplan.

Artikel 17. Weigeringsgronden

De subsidie wordt in ieder geval niet verleend indien:

  • a. de subsidieaanvraag niet voldoet aan de krachtens deze regeling gestelde voorwaarden;

  • b. de subsidieplafonds bedoeld in de artikelen vijf tot en met zeven, reeds door eerder ingediende aanvragen zijn uitgeput.

Artikel 18. Intrekking subsidie

  • 1. Indien de exploitatievergunning van de kinderopvangorganisatie wordt ingetrokken stopt de subsidie per datum waarop de exploitatievergunning is ingetrokken en wordt de beschikking ingetrokken.

  • 2. Onverminderd artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht kan de beschikking tot subsidieverlening geheel worden ingetrokken, of ten nadele van de kinderopvangorganisatie worden gewijzigd, indien binnen drie maanden na het verlenen van de subsidiebeschikking geen aanvang is gemaakt met het verzorgen van kinderopvang.

  • 3. Indien niet aan de voorwaarden en verplichtingen die in deze regeling zijn opgenomen is voldaan, kan de beschikking tot subsidieverlening geheel worden ingetrokken, of ten nadele van de kinderopvangorganisatie worden gewijzigd.

  • 4. Indien de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken, kan het subsidiebedrag dat tot dat moment is uitgekeerd geheel of gedeeltelijk van de kinderopvangorganisatie worden teruggevorderd.

Artikel 19. Verantwoording en vaststellen subsidie

  • 1. De ontvanger van een subsidie, toont op verzoek van de minister op de in de beschikking aangegeven wijze aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De minister neemt binnen 22 weken na afloop van de datum waarop de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend, zijn verricht, ambtshalve een besluit over de vaststelling van de subsidie.

  • 3. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 20. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

  • 2. Deze regeling vervalt op 31 december 2022.

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 mei 2020

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen

Kinderen in Caribisch Nederland hebben recht op dezelfde kansen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen als kinderen in Europees Nederland. Daarnaast moeten ouders net als in Europees Nederland gebruik kunnen maken van een kwalitatief goede en financieel toegankelijke kinderopvang. Tegen deze achtergrond hebben de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba samen met de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de ambitie uitgesproken om te komen tot een stelsel voor kwalitatief goede, veilige en betaalbare kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen1 in Caribisch Nederland. Om deze ambitie te realiseren is het programma BES(t) 4 kids ingericht.

Het merendeel van de kinderen in Caribisch Nederland leeft in omstandigheden waarbij het risico op een ontwikkel- en onderwijsachterstand realistisch is. Een van de uitgangspunten van het programma BES(t) 4 kids is daarom dat alle kinderen gebruik kunnen maken van kinderopvang en buitenschoolse opvang. Financiële toegankelijkheid is een belangrijke voorwaarde om ervoor te zorgen dat alle kinderen gebruik kunnen maken van de kinderopvang en buitenschoolse opvang.

Naast het verbeteren van de financiële toegankelijkheid zijn het verbeteren van de kwaliteit van de voorzieningen, het inrichten van toezicht op de voorzieningen en het verhogen van het gemiddelde opleidingsniveau van medewerkers belangrijke elementen in het programma.

Sinds de staatkundige transitie van 10 oktober 2010 is de verantwoordelijkheid voor kinderopvang in Caribisch Nederland belegd bij de openbare lichamen. Dat gaat veranderen. Het Rijk en de openbare lichamen werken aan een nieuw stelsel waarin de verantwoordelijkheid voor de financiering van de kinderopvang een gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt. Het Rijk is verantwoordelijk voor het wettelijke kader en draagt zorg voor een groot deel van de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland. De openbare lichamen hebben binnen het wettelijk kader ruimte om verdere invulling aan het kwaliteitsniveau te geven. Het openbaar lichaam stelt daartoe een verordening vast. De beoogde datum voor inwerkingtreding van de wettelijke kaders voor kwaliteit, toezicht en financiering is 1 januari 2022.

Het kabinet heeft op 27 juni 20192 bekend gemaakt dat voor het programma BES(t) 4 kids vanaf 2020 structureel 9,8 miljoen euro beschikbaar is. Elk eiland krijgt een deel van dit budget om het programma BES(t) 4 kids uit te voeren en te starten met het tijdelijk verstrekken van kostprijs verlagende subsidies en kindplaatssubsidies. De uitvoering van deze regeling zal door het Rijk plaatsvinden op basis van door in overleg met de openbare lichamen vastgestelde criteria en de hoogte van de toe te kennen subsidies. De criteria kunnen in 2021 wijzigen indien overleg tussen het Rijk en de openbaar lichamen daartoe aanleiding geeft.

Doel van de tijdelijke subsidieregeling

Het doel van de tijdelijke financieringsregeling kinderopvang Caribisch Nederland is om in de aanloop naar de structurele financiële regeling op korte termijn de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren. Ook beoogt de regeling kinderopvangorganisaties te stimuleren om maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit en kostenverhogend zijn door te voeren.

Door de regeling open te stellen voor alle kinderopvang- en buitenschoolse organisaties die voldoen aan de eisen, begint het kabinet met de verlaging van de kosten van kinderopvang en buitenschoolse opvang voor ouders van kinderen in Caribisch Nederland. Dit is aangekondigd in het kader van het ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland.3 In het ijkpunt voor het sociaal minimum is voor huishoudens met kinderen een bedrag van 32,50 dollar opgenomen voor de kinderopvang. Door het meenemen van het effect van (ingezet) beleid in de bedragen in het ijkpunt voor het sociaal minimum heeft het kabinet zich gecommitteerd aan het terugdringen van de kosten van kinderopvang.

Onder deze tijdelijke subsidieregeling zijn twee vormen van subsidies mogelijk:

  • Kostprijs verlagende subsidies voor alle kinderopvangorganisaties die kinderopvang aanbieden.

  • Kindplaatssubsidies voor kinderopvangorganisaties waarvan de openbare lichamen hebben vastgesteld dat bepaalde kinderen in aanmerking komen voor een aanvullende subsidie omdat de ouders de kinderopvang niet kunnen betalen.

Een nevendoel van de tijdelijke regeling is om kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties, ouders en de uitvoering voor te bereiden op de structurele regeling vanaf 2022 en informatie op te halen voor de inrichting van de structurele regeling. Het streven is om vanaf 2022 de financiering van de kinderopvang structureel te verankeren in wetgeving. Het streven is dat alle kinderopvangorganisaties vanaf 2022 een voor elke organisatie realistische vergoeding per kind ontvangt. Om tot deze redelijke vergoeding voor de kinderopvangorganisaties te komen is het noodzakelijk om meer zicht te krijgen op de kosten die voor de kinderopvang worden gemaakt. In 2020 en 2021 zal daartoe nader onderzoek naar de kostenstructuur van kinderopvangorganisaties plaatsvinden. Medewerking van kinderopvangorganisaties is daarvoor noodzakelijk. De subsidieregeling stelt daarom als voorwaarde dat de kinderopvangorganisatie meewerkt aan het verstrekken van informatie over de kostenstructuur.

De kostprijs verlagende subsidie is in 2020 niet van toepassing voor kinderopvangorganisaties gevestigd op Saba. De reden hiervoor is dat de tarieven die kinderopvangorganisaties op Saba hanteren al op of rond de hoogte van de vaste ouderbijdrage liggen. Om te voorkomen dat in de tijdelijke situatie stappen worden gezet die moeten worden teruggedraaid in de structurele situatie vanaf 2022, is daarom in overleg met het openbaar lichaam Saba gekozen om in 2020 geen kostprijs verlagende subsidies te verstrekken aan organisaties op Saba. Eind 2020 wordt een besluit genomen over de subsidieverstrekking in 2021.

I. Kostprijs verlagende subsidie

  • a. De organisaties die de subsidie kunnen aanvragen

    De kinderopvang en buitenschoolse opvang is op de eilanden verschillend georganiseerd en in het stelsel is ruimte voor zowel publieke als private voorzieningen. Om kinder- dan wel buitenschoolse opvang te mogen aanbieden moeten organisaties in het bezit zijn van een exploitatievergunning dan wel in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning. Dit laatste geldt alleen voor kinderopvangorganisaties die al in 2019 daadwerkelijk kinderen hebben opgevangen.

    Door de recente ontwikkelingen met betrekking tot het COVID-19 virus zijn de openbare lichamen niet in staat geweest om het proces van vergunningverlening en het beoordelen van de aanvragen voor een exploitatievergunning tijdig af te ronden. Om die reden zullen organisaties die al in 2019 kinderen hebben opgevangen en een aanvraag voor een exploitatievergunning hebben ingediend van de tijdelijke subsidieregeling gebruik kunnen maken. Of een organisatie al in al in 2019 kinderen heeft opgevangen wordt vastgesteld in overleg met de openbare lichamen.

    Alleen kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties die voldoen aan de regels vastgelegd in wetgeving en de lokale verordening en de daarin opgenomen eisen voor veiligheid, hygiëne en kwaliteit komen in aanmerking voor een exploitatievergunning. De vergunningverlening vindt door het openbaar lichaam plaats. Organisaties die op onderdelen een tijdelijke ontheffing ten aanzien van een aantal verplichtingen die voortvloeien uit de eilandsverordening hebben, komen ook in aanmerking voor een kostprijs verlagende subsidie.

    Uitgangspunt is dat kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties met een exploitatievergunning dan wel organisaties die in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning, in aanmerking komen voor kostprijs verlagende subsidie via de tijdelijke subsidieregeling kinderopvang Caribisch Nederland. Uiteraard moet daarnaast worden voldaan aan de voorwaarden in de tijdelijke financieringsregeling en moet de organisatie zich houden aan de verplichtingen die in de regeling zijn opgenomen.

    In 2020 is er nog sprake van een overgangssituatie omdat in 2020 de lokale verordeningen kinderopvang in werking treden. Nadat de lokale verordening in werking is getreden zullen de kinderopvangorganisaties een exploitatievergunning bij het openbaar lichaam moeten aanvragen.

    Er is binnen het programma BES(t) 4 kids nog geen uitspraak gedaan over de positie van de gastouders in het stelsel van de kinderopvang op het eiland. Daarover zal nog een besluit worden genomen.

    De regeling is bedoeld om de prijs van de dag- en buitenschoolse opvang voor ouders te verlagen. Dat geldt ook voor de gastouderopvang. In afwachting van een definitief besluit over de toekomst van de gastouderopvang, is het aan het openbaar lichaam om te bepalen gastouderopvang in de tijdelijke subsidieregeling op te nemen. Op Bonaire wordt gastouderopvang onder de tijdelijke subsidieregeling gesubsidieerd. Subsidiering nu, wil niet zeggen dat ook in de structurele situatie gastouderopvang door de overheid zal worden gefinancierd.

  • b. Voorwaarden en verplichtingen

    Zoals eerder beschreven is het uitgangspunt dat kinder- en buitenschoolse opvangorganisaties met een exploitatievergunning of organisaties die in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning en in 2019 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen, in aanmerking komen voor kostprijs verlagende subsidie. Daarnaast worden, in overleg met de openbare lichamen, enkele aanvullende voorwaarden gesteld aan de organisaties die in aanmerking komen voor de kostprijs verlagende subsidies.

    De eerste voorwaarde is dat kinderen waarvoor een kostprijs verlagende subsidie wordt aangevraagd op het eiland zijn ingeschreven en daar ook als ingezetenen zijn geregistreerd. De openbare lichamen kunnen in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in bijzondere gevallen hierop een uitzondering maken. Denk daarbij aan de positie van kinderen met een vluchtelingenstatus.

    De tweede voorwaarde is dat afspraken tussen de ouder en de kinderopvangorganisatie in een schriftelijke overeenkomst zijn vastgelegd. In de overeenkomst zijn in elk geval de duur van de overeenkomst, het aantal dagdelen opvang per maand, het soort opvang en het tarief opgenomen. Relevante elementen uit de overeenkomst dienen op verzoek bij de uitvoeringsorganisatie te worden aangeleverd. Als er geen schriftelijke overeenkomst is, is er geen recht op subsidie. De kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisatie zal de overeenkomst op verzoek van de uitvoeringsorganisatie moeten kunnen tonen. Voor kinderen die tussentijds stoppen met de kinderopvang bij de betreffende organisatie zal de hoogte van de subsidie worden bepaald op basis van het aantal dagdelen in het betreffende kwartaal dat daadwerkelijk kinderopvang is genoten.

    De derde voorwaarde is dat de kinderopvangorganisatie uiterlijk binnen drie maanden na verlening van de subsidie in bezit is van een door het openbaar lichaam goedgekeurd transitieplan. In het transitieplan legt de kinderopvangorganisatie vast welk deel van de subsidie wordt gebruikt voor het verlagen het door de ouders te betalen bedrag aan kinderopvang en op welk deel wordt ingezet voor investeringen in de verbetering van kwaliteit van de kinderopvang en het moment waarop die verbeteringen zijn gerealiseerd. Onderdeel van het programma BES (t) 4 kids is ook het verbeteren van de kwaliteit van de opvang. Dat zal voor een belangrijk deel door goed opgeleide medewerkers worden gedragen. Het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden (salariëring, arbeidstijden, vakantiedagen) is een van de instrumenten om personeel langer vast te houden en het volgen van trainingen en opleidingen te stimuleren. Een deel van de subsidie wordt daarom beschikbaar gesteld om kostprijsverhogende maatregelen, zoals een salarisverhoging, te kunnen bekostigen.

    Ook nemen organisaties bij het aanvaarden van de subsidie een aantal verplichtingen op zich. Om de kinderopvang financieel toegankelijker te maken, is als eerste verplichting opgenomen dat er sprake is van een ouderbijdrage. Die bedragen verschillen per eiland en per opvangsoort. Op Bonaire is gekozen voor een minimale- en een maximale ouderbijdrage, de zogenaamde grensbedragen. De minimale grensbedragen zijn zodanig vastgesteld dat het de verwachting is dat in 2022 de ouderbijdrage met uitzondering van de inflatie niet zal stijgen. Het maximale grensbedrag is dusdanig gekozen dat kinderopvangorganisaties met een relatief hoge ouderbijdrage in staat zijn om met het verstrekte subsidiebedrag en de ouderbijdrage kinderopvang aan te blijven bieden. Het is op dit moment nog niet duidelijk wat de hoogte van de ouderbijdrage in de structurele situatie (vanaf 2022) zal zijn. Uitgangspunt is in de tijdelijke regeling geen stappen gezet worden die niet in lijn zijn met de verwachte ouderbijdrage in de structurele situatie.

    Voor Sint Eustatius is gekozen voor een vaste, minimale ouderbijdrage omdat de hoogte van de subsidie voldoende is om de verlaging van de ouderbijdrage te kunnen financieren en eerste stappen te zetten om in de kwaliteit van de opvang te investeren. Indien de kinderopvangorganisatie er voor kiest een hogere ouderbijdrage te vragen dan de in de regeling opgenomen maximale ouderbijdrage zal de subsidie worden gekort met het bedrag dat ligt boven de maximale ouderbijdrage.

    Het is mogelijk dat niet aan de verplichting om de minimale ouderbijdrage te betalen, wordt voldaan als er sprake is van een kindplaatssubsidie. In dat geval heeft de uitvoeringsorganisatie de mogelijkheid om in overleg met het openbaar lichaam deze voorwaarde voor de betreffende organisatie op te schorten.

    De tweede verplichting geeft aan dat de kinderopvangorganisatie de verplichtingen voortvloeiend uit het transitieplan moet uitvoeren. De subsidie biedt een kinderopvangorganisatie immers de mogelijkheid om een deel van de subsidie in te zetten om de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Als de kinderopvangorganisatie zich niet aan de afspraken houdt kan dat een reden zijn om de subsidie op te schorten of zelfs te beëindigen. De uitvoeringsorganisatie zal daarover periodiek door het openbaar lichaam worden geïnformeerd.

    De derde verplichting is dat de kinderopvangorganisatie meewerkt aan het programma BES(t) 4 kids en kostprijsonderzoeken die in het kader van het programma worden uitgevoerd. De kinderopvangorganisatie zal, indien dit aan de orde is, tijdig worden geïnformeerd over de opzet van het onderzoek.

  • c. Hoogte kostprijs verlagende subsidie

    Het openbaar lichaam heeft de hoogte van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel bepaald. Daarbij is rekening gehouden met de hoogte van de ouderbijdragen die kinderopvangorganisaties nu al voor ouders vragen.

    Voor een groot aantal organisaties zal een aanzienlijk deel van de subsidie nodig zijn om de ouderbijdrage te verlagen en zo binnen de in de regeling vastgestelde grensbedragen te komen. Het resterende deel moet benut worden voor investeringen om de kwaliteit binnen de kinderopvangorganisatie te verbeteren. De kinderopvangorganisatie die al een tarief ter hoogte van de vaste ouderbijdrage hanteert, mag de gehele subsidie benutten voor investeringen die de kwaliteit van de kinderopvang verbeteren.

    De subsidie per kind is gebaseerd op het aantal dagdelen dat is aangeboden en gefactureerd (dagopvang of buitenschoolse opvang). Kinderopvangorganisaties ontvangen voor een kind dat slechts voor een deel van de tijd naar de kinderopvang gaat, een evenredig deel van de subsidie. Dit wordt gebaseerd op de overeenkomst die de ouder met de kinderopvangorganisatie sluit. Het totale bedrag aan kostprijs verlagende subsidie die de kinderopvangorganisatie maximaal kan ontvangen is gebaseerd op het in de exploitatievergunning opgenomen maximale aantal kinderen dat de kinderopvangorganisatie mag opvangen.

    Om de administratieve lasten voor de kinderopvangorganisaties en de uitvoeringsorganisatie te beperken en tegelijkertijd in te kunnen spelen op wijzigingen gedurende het jaar, worden de kostprijs verlagende subsidies op kwartaalbasis verstrekt in de vorm van een voorschot. Achteraf wordt het bedrag vastgesteld op basis van de afname van kinderopvang in de voorafgaande periode. Tot en met het einde van de eerste maand van een kwartaal kan een organisatie subsidie aanvragen voor dat kwartaal. Aanvragen die daarna worden ingediend worden voor dat kwartaal afgewezen. Wel is het mogelijk om voor het daaropvolgende kwartaal een aanvraag in te dienen.

    Een belangrijk uitgangspunt is dat kinderopvang niet gratis is en dat ouders een eigen bijdrage betalen. Voor zowel de dagopvang, gastouderopvang en de buitenschoolse opvang zijn daarom voor de ouderbijdrage grensbedragen opgenomen in de regeling waarbinnen de ouderbijdrage moet liggen. De uitvoeringsorganisatie kan aan de kinderopvangorganisatie vragen om de financiële administratie van de kinderopvangorganisatie in te zien om vast te stellen of de ouderbijdrage van ouders aan de kinderopvangorganisatie is betaald.

    Een van de verplichtingen is dat kinderopvangorganisaties een ouderbijdrage vragen. De uitvoeringsorganisatie krijgt de bevoegdheid om hiervan af te wijken. Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van kindplaatssubsidies.

    Ook kan dit aan de orde zijn voor enkele kinderopvangorganisaties die in 2019 een subsidie van het openbaar lichaam hebben ontvangen met als gevolg dat de ouderbijdrage onder de minimale ouderbijdrage ligt. De ouderbijdrage van deze organisaties hoeft in 2020 niet te worden verhoogd. Wel moet de kinderopvangorganisatie er rekening mee houden dat de tarieven in 2021 zullen moeten worden verhoogd. Hierover zal in de loop van 2020 duidelijkheid worden verstrekt.

  • d. Uitvoering

    De tijdelijke subsidieregeling kinderopvang BES(t) 4 kids zal onder verantwoordelijkheid van het Rijk worden uitgevoerd. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de openbare lichamen. De directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering, afdeling Uitvoering van Beleid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de uitvoeringsorganisatie) doet dit namens de minister. De uitvoeringsorganisatie neemt de aanvragen voor subsidies in behandeling, zorgt voor de infrastructuur voor de periodieke gegevenslevering en is verantwoordelijk voor de tijdige betaling van de toegekende subsidies. De uitvoeringsorganisatie is bevoegd om voor te schrijven op welke wijze inlichtingen of gegevens worden verstrekt. De uitvoeringsorganisatie zal hierbij ook ondersteuning verlenen.

    De openbare lichamen en de uitvoeringsorganisatie werken nauw samen. De rol van aanspreekpunt (frontoffice) wordt door het openbaar lichaam in samenwerking met de uitvoeringsorganisatie vervuld. De frontoffice is een samenwerkingsverband van het openbaar lichaam en de uitvoeringsorganisatie. Het openbaar lichaam is verantwoordelijk voor de vergunningverlening en de ondersteuning van ouders en kinderopvangorganisaties. De uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de subsidieregeling. De afspraken tussen de uitvoeringsorganisatie en de openbare lichamen over de verantwoordelijkheidsverdeling en taakverdeling worden nader vormgegeven in samenwerkingsafspraken.

    Om op één plek, te weten bij de uitvoeringsorganisatie, een meer volledig beeld te hebben van de financiële stand van zaken, zullen ook andere subsidies in het kader van het programma BES(t) 4 kids via de uitvoeringsorganisatie verlopen.

    Op dit moment worden kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties door de openbare lichamen gesubsidieerd. In het kader van een geleidelijke overgang naar een nieuwe financieringssystematiek worden deze subsidies (geleidelijk) afgebouwd om ingroei in het nieuwe stelsel te bewerkstelligen. In overleg met het openbaar lichaam zal worden bepaald op welke wijze eventuele aanvullende subsidies zullen worden verstrekt en wie de uitvoering daarvan ter hand zal nemen. De uitvoeringsorganisatie zal de openbare lichamen en het Rijk periodiek informeren over de financiële stand van zaken.

Aanvraag

De kinder- en buitenschoolse die in het bezit zijn van een exploitatievergunning of organisaties die in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning, dienen de aanvraag voor een kostprijs verlagende subsidie of kindplaatssubsidie in bij de uitvoeringsorganisatie.

De kinderopvangorganisatie dient de aanvraag in via het digitaal hiervoor beschikbaar gestelde formulier. De kinderopvangorganisatie geeft daarbij inzicht in het aantal kinderen en het aantal dagdelen per kind dat de kinderopvangorganisatie het komende kwartaal verwacht op te vangen. De informatie over het aantal kinderen en het aantal dagdelen per kind is van belang voor het bepalen van de hoogte van de subsidie waarvoor de kinderopvangorganisatie mogelijk in aanmerking komt. Naast het ingevulde aanvraagformulier verstrekt de kinderopvangorganisatie een kopie van de exploitatievergunning dan wel een kopie van de aanvraag voor een exploitatievergunning, een getekend bankafschrift met een volledig zichtbaar rekeningnummer en een kopie uit het Handelsregister (inclusief eventueel mandaat bij een gezamenlijke tekenbevoegdheid). Bij gerede twijfel over de juistheid van de informatie kan de kinderopvangorganisatie worden gevraagd om de aanvraag toe te lichten bij de frontoffice dan wel de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie zal het openbaar lichaam hierover informeren.

De uitvoeringsorganisatie neemt de aanvraag in behandeling. Indien een kinderopvangorganisatie niet of niet de juiste gegevens aanlevert kan de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Over de ingediende aanvraag zal ook het openbaar lichaam worden geïnformeerd en worden gevraagd de informatie die ook bij het openbaar lichaam aanwezig is te verifiëren en eventueel aanvullende informatie te verstrekken. Het openbaar lichaam moet bijvoorbeeld duidelijkheid verschaffen over de vraag of de kinderopvangorganisatie al in 2019 aantoonbaar kinderen heeft opgevangen en of de kinderen ingezetenen van het eiland zijn. De kinderopvangorganisatie of het openbaar lichaam kan op verzoek van uitvoeringsorganisatie de getekende overeenkomst bij de ouder verifiëren. Uitgangspunt is dat de uitvoeringsorganisatie waar mogelijk de informatie die al bij het openbaar lichaam beschikbaar is, gebruikt door deze bij het openbaar lichaam op te vragen. Op die manier wordt voorkomen dat organisaties dezelfde gegevens die al bij het openbaar lichaam bekend zijn opnieuw moeten aanleveren of kunnen bepaalde gegevens (zoals bijvoorbeeld of een kind staat ingeschreven op het eiland) worden geverifieerd.

De uitvoeringsorganisatie streeft er naar om binnen zes weken een besluit te nemen over de aanvraag, met een uitloop van maximaal 7 weken. Dit is in lijn met de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, waarin een termijn van 13 weken is opgenomen.

Als de kinderopvangorganisatie aan de voorwaarden voldoet, verleent de uitvoeringsorganisatie de subsidie. In dat geval ontvangt de kinderopvangorganisatie van de uitvoeringsorganisatie een verleningsbeschikking. De verleningsbeschikking is geldig van de dag van afgifte en eindigt in ieder geval op 31 december 2021. De uitvoeringsorganisatie informeert de openbare lichamen over de verleningsbeschikking. Indien de exploitatievergunning van de kinderopvangorganisatie wordt ingetrokken stopt de subsidie vanaf de datum dat de exploitatievergunning is ingetrokken en wordt de verleningsbeschikking ingetrokken. In de beschikking is de hoogte van het subsidiebedrag van het desbetreffende kwartaal opgenomen waarvoor de kinderopvangorganisatie in aanmerking komt op basis van de prognose van het aantal kinderen en de duur van de kinderopvang per kind. De uitvoeringsorganisatie betaalt per kwartaal een voorschot van de hoogte van het subsidiebedrag aan de kinderopvangorganisatie.

Periodieke informatie over de afname

Om tot een doelmatige verstrekking en reguliere uitbetaling van de subsidie te komen, verstrekt de kinder- en buitenschoolse opvangorganisatie per kwartaal informatie aan de uitvoeringsorganisatie op de door de uitvoeringsorganisatie voorgeschreven wijze over het gebruik van kinderopvang en buitenschoolse opvang. Bij het aanleveren van de periodieke informatie zal de kinderopvangorganisatie de wijzigingen die zijn opgetreden bij de ouders en kinderen (onder andere nieuwe kinderen, vertrokken kinderen, aangepaste overeenkomst) moeten doorgeven.

Op basis van het gebruik wordt per kwartaal het subsidiebedrag voor het betreffende kwartaal bepaald en een voorschot voor het volgende kwartaal betaald. Indien daartoe aanleiding is, zal bij het voorschot voor het volgende kwartaal verrekening plaatsvinden met het voorgaande kwartaal.

Als informatie bij de periodieke informatielevering niet juist is, kan uitbetaling van het voorschot geheel of gedeeltelijk worden stopgezet. Datzelfde geldt ook als bij een tussentijdse controle blijkt dat de kinderopvangorganisatie niet (meer) voldoet aan de gestelde voorwaarden.

De kinderopvangorganisatie krijgt 6 weken na betaling de tijd om aan te geven dat het subsidiebedrag over het afgelopen kwartaal niet correct is. De uitvoeringsorganisatie informeert de kinderopvangorganisatie over de subsidie in het voorafgaande kwartaal en de hoogte van het voorschot voor het volgende kwartaal.

Om te kunnen vaststellen of de kinderen waarvoor kostprijs verlagende subsidie wordt verstrekt daadwerkelijk dagopvang of buitenschoolse opvang hebben genoten heeft de kinderopvangorganisatie een aanwezigheidsadministratie. Deze maakt deel uit van de administratie van de organisatie en dient ten minste vijf jaar na vaststelling van de subsidie te worden bewaard. De administratie kan desgevraagd door de uitvoeringsorganisatie worden ingezien om de subsidieaanvraag te kunnen beoordelen.

Subsidieplafond

In de regeling is een subsidieplafond ingesteld. Dit subsidieplafond is ingesteld om de uitgaven voor de kostprijs verlagende subsidies te kunnen beheersen. Het plafond is vastgesteld op basis van de ambitie om 80 procent van de kinderen gebruik te laten maken van de kinderopvang en buitenschoolse opvang. Het is de verwachting dat het beschikbare subsidiebedrag voldoende is. Het plafond is per eiland ingesteld.

Indien een organisatie het aantal plaatsen op een locatie wil uitbreiden dan geldt dat voor de aanvullende aantal plaatsen een herziene aanvraag moet worden ingediend om in aanmerking te komen voor subsidie voor het aanvullende aantal plaatsen. De aanvraag voor het aanvullende deel wordt als een nieuwe aanvraag gezien en wordt dus ook zo behandeld. Dat wil zeggen dat de datum van ontvangst van de volledige aanvraag bepalend is voor de volgorde.

Het subsidieplafond biedt het openbaar lichaam en het Rijk de mogelijkheid om de ontwikkeling van de vraag naar kinderopvang te monitoren en op basis daarvan te bezien of het subsidieplafond moet worden aangepast.

In het najaar 2020 kan het openbaar lichaam besluiten de subsidiebedragen alsmede de grensbedragen voor de hoogte van de ouderbijdrage voor 2021 in overleg met het Rijk te verhogen. Dat heeft dan ook gevolgen voor het subsidieplafond. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie zal in elk geval niet worden verlaagd ten opzichte van 2020.

II. Kindplaatssubsidie

Om de kinderopvang voor ouders die het niet kunnen betalen toegankelijk te houden, kennen de openbare lichamen het instrument van de kindplaatssubsidie. Ouders die aan door de openbare lichamen vastgestelde criteria voldoen komen, als er budget beschikbaar is, in aanmerking voor een kindplaatssubsidie. De kindplaatssubsidie is aanvullend op de kostprijs verlagende subsidie. Om die reden en om ervoor te zorgen dat de kinderopvangorganisatie met slechts één betalingsorganisatie van doen heeft, zal de uitbetaling van de kindplaatssubsidie door de uitvoeringsorganisatie worden gedaan.

Hoogte vaste ouderbijdrage

Het openbaar lichaam zal in afstemming met het Rijk de criteria bepalen waaraan ouders moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een kindplaatssubsidie. Voor deze groep geldt dat zij een ouderbijdrage van $ 40 (dagopvang) respectievelijk $ 25 (buitenschoolse opvang) dienen te betalen. Dat neemt niet weg dat er een risico is dat zelfs bij deze lage ouderbijdrage ouders ervoor kunnen kiezen om hier geen gebruik van te maken en daarmee kinderen de mogelijkheid wordt ontnomen om naar de opvang te gaan. Om die reden krijgen de openbare lichamen als verantwoordelijke voor het eilandelijke armoedebeleid de ruimte om te bepalen of zij voor bepaalde ouders de ouderbijdrage volledig willen compenseren. Het openbaar lichaam is bij uitstek in staat om op basis van vastgestelde criteria tot een zorgvuldige beoordeling te komen.

Werkwijze

De kinderopvangorganisatie kan bij de uitvoeringsorganisatie een aanvraag doen voor een kindplaatssubsidie voor kinderen van ouders die opgroeien in armoede. Dat kan pas gebeuren nadat de ouder bij het openbaar lichaam heeft aangegeven om voor een kindplaatssubsidie in aanmerking te willen komen.

Het openbaar lichaam adviseert vervolgens de uitvoeringsorganisatie over de kindplaatssubsidie door te onderzoeken of de ouder voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld. Dat leidt tot een advies van het openbaar lichaam aan de kinderopvangorganisatie waarin het openbaar lichaam aangeeft dat de ouder voldoet aan de inkomenscriteria.

De kinderopvangorganisatie verstrekt op verzoek een afschrift van het advies aan de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie legt deze, indien dit noodzakelijk wordt geacht, ter verificatie aan het openbaar lichaam voor. De voor de bepaling van de kindplaatssubsidie relevante gegevens zijn bij de uitvoeringsorganisatie bekend, zoals de hoogte van het tarief dat de kinderopvangorganisatie de ouder normaal gesproken in rekening brengt, de hoogte van de tijdelijke kostprijs verlagende subsidie en de hoogte van de ouderbijdrage die door het openbaar lichaam bij het toekennen van de kindplaatssubsidie door het openbaar lichaam is vastgesteld.

De uitvoeringsorganisatie bepaalt vervolgens op basis van het advies van het openbaar lichaam de hoogte van de kindplaatssubsidie op basis van de ouderbijdrage die door de organisatie in rekening worden gebracht. De kinderopvangorganisatie ontvangt van de uitvoeringsorganisatie een verleningsbeschikking met de bedragen van de kindplaatssubsidie. De uitvoeringsorganisatie betaalt de kindplaatssubsidie vervolgens samen met de kostprijs verlagende subsidie uit aan de kinderopvangorganisatie.

De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor de controle of de ouders voldoen aan de opgestelde criteria voor de kindplaatssubsidie. Het openbaar lichaam informeert de uitvoeringsorganisatie wanneer er relevante wijzigingen bij de ouders zijn opgetreden die gevolgen hebben voor de kindplaatssubsidie. De uitvoeringsorganisatie zal periodiek steekproeven uitvoeren om, indien van toepassing, de juistheid van de betalingen van de ouder aan de kinderopvangorganisatie te verifiëren en over de uitkomsten het openbaar lichaam informeren.

De kinderopvangorganisatie is verplicht om inlichtingen of gegevens die van invloed kunnen zijn (na de beslissing op de aanvraag) op de hoogte van de kindplaatssubsidie aan de uitvoeringsorganisatie door te geven. Indien de einddatum van de kinderopvangovereenkomst bijvoorbeeld wijzigt, maakt de kinderopvangorganisatie dit bij de uitvoeringsorganisatie bekend.

III. Verantwoording

Aan het einde van het subsidietijdvak zal een eindbeschikking worden opgesteld waarin de subsidie wordt vastgesteld. Dit is aan het eind van de tijdelijke subsidieregeling. Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiebedragen die gedurende de looptijd van het tijdvak op kwartaalbasis zijn verstrekt. De uitvoeringsorganisatie neemt binnen 22 weken na afloop van de datum waarop de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht, ambtshalve een besluit over de vaststelling van de subsidie.

Het vaststellen van de subsidie geschiedt op basis van gegevens die de uitvoeringsorganisatie gedurende de looptijd van de subsidie heeft ontvangen van de kinderopvangorganisatie. In de administratie dient in elk geval aanwezig te zijn: een overzicht van alle ingeschreven kinderen, afschriften van alle met ouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, facturen en betaalbewijzen waaruit de betalingen van de ouder aan de kinderopvangorganisatie blijken, en een kwartaaloverzicht per ouder, met daarin opgave van het aantal dagdelen per maand dat per kind is afgenomen. Dit laatste is van belang om te kunnen vaststellen of de kinderen daadwerkelijk gebruik maken van de kinderopvang.

De administratie moet actueel, inzichtelijk en controleerbaar zijn, op de locatie beschikbaar zijn en dient op verzoek van de uitvoeringsorganisatie ter beschikking te worden gesteld. De dagdelen die zijn opgenomen in de aanwezigheidsadministratie kunnen afwijken van de dagdelen die door de kinderopvangorganisatie in een bepaalde maand worden gefactureerd. Indien de afspraak is dat de kinderopvangorganisatie ook wordt uitbetaald indien het kind, bijvoorbeeld vanwege ziekte, een aantal dagen afwezig is, dan blijkt uit de aanwezigheidsadministratie dat het kind afwezig is, maar worden de dagdelen toch gefactureerd. Dit is op incidentele basis toegestaan, indien dat voortvloeit uit de overeenkomst.

Als echter uit de overeenkomst blijkt dat er vier dagen kinderopvang per week wordt afgenomen en er ook voor vier dagen wordt gefactureerd, terwijl uit de administratie blijkt dat een kind structureel maar twee dagen komt, dan is de vergoeding voor de andere twee dagen ten onrechte ontvangen. Grote structurele verschillen tussen gerealiseerde kinderopvang (daadwerkelijk genoten opvang) en overeengekomen uren kunnen een signaal zijn op basis waarvan nader onderzoek door de uitvoeringsorganisatie kan worden ingesteld. Hiervoor is het dus noodzakelijk dat de kinderopvangorganisaties feitelijk bijhouden welk kind wanneer aanwezig is.

Indien de administratie van een kinderopvangorganisatie niet voldoet aan de gestelde eisen, kan de kinderopvangorganisatie door de uitvoeringsorganisatie aangemaand worden de administratie in lijn met de gestelde eisen te brengen. De kinderopvangorganisatie krijgt in de regel een hersteltermijn. Indien de administratie uiteindelijk niet aan de eisen voldoet, kan de rechtmatigheid van de kinderopvangvergoeding niet worden vastgesteld en kan de uitvoeringsorganisatie de beschikking tot subsidieverlening intrekken en de ten onrechte verstrekte subsidie terugvorderen. De eisen die in de regeling zijn gesteld aan de administratie zijn van toepassing op alle organisaties die subsidie op grond van de regeling ontvangen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen organisaties die een exploitatievergunning hebben aangevraagd of organisaties die al in het bezit zijn van een exploitatievergunning.

Er worden in het kader van deze tijdelijke regeling geen andere dan in de regeling opgenomen administratieve verplichtingen opgelegd zoals bijvoorbeeld het overleggen van een asssurancerapport en rapport van feitelijke bevindingen opgesteld door een accountant conform artikel 7.5, tweede lid van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Hiermee wordt afgeweken van de in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS opgenomen arrangementen. Reden hiervoor is dat deze aspecten worden meegenomen in de onderzoeken, steekproeven en monitorbezoeken van de uitvoeringsorganisatie. Alle organisaties kunnen door de uitvoeringsorganisatie voorafgaand aan het vaststellen van de definitieve subsidie worden gecontroleerd.

De kinderopvangorganisatie moet de beschikbare persoonsgegevens op een veilige en goede manier opslaan. Daarbij houdt de organisatie zich aan de wettelijke regels, ook als het gaat om wettelijke bewaartermijnen.

De uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor een rechtmatige uitvoering van de subsidieregeling. Daarnaast is de uitvoeringsorganisatie verantwoordelijk om na te gaan of de kinderopvangorganisatie aan de voorwaarden en verplichtingen van de subsidieregeling voldoet. Voor de uitvoering van het uitbetalen van de kindplaatssubsidie zal de uitvoeringsorganisatie mede afhankelijk zijn van het openbaar lichaam. Als er op basis van signalen van de openbare lichamen, andere rechtspersonen op het eiland of op basis van de administratie van de kinderopvangorganisatie een gegrond vermoeden is dat zich onrechtmatigheden voordoen, zal de uitvoeringsorganisatie de betaling opschorten. Het openbaar lichaam en de uitvoeringsorganisatie zullen hierover worden geïnformeerd.

Gedurende het proces zal de uitvoeringsorganisatie periodiek monitoren of organisaties aan de voorwaarden en verplichtingen voldoen. Dat zal het eerste jaar vooral gericht zijn om de organisaties te ondersteunen. Na afloop van de regeling kan de uitvoeringsorganisatie een integrale beoordeling uitvoeren. Indien wordt geconstateerd dat de kinderopvangorganisatie niet voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen, zal de organisatie in de gelegenheid worden gesteld om daaraan alsnog te voldoen. Als dat niet op tijd gebeurt, worden de betalingen opgeschort en kunnen terugvorderingen plaatsvinden.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen. In de hier voorgestelde definitie van kinderopvang wordt aangesloten bij de definitie die geldt voor de kinderopvang in Europees Nederland, waarbij de opvang bedrijfsmatig of anders dan om niet geschiedt. Van belang is voorts dat het niet enkel gaat om het verzorgen van kinderen. Kinderopvang moet ook bijdragen aan de ontwikkeling van het kind.

Voor de definitie van gastouderopvang is eveneens aansluiting gezocht bij de definitie die geldt voor Europees Nederland. Gastouderopvang is een speciale vorm van kinderopvang die plaatsvindt in de woning waar de ouder of gastouder zijn hoofdverblijf heeft. De definitie verschilt in zoverre met die van het Europese deel van Nederland dat er bij de gastouderopvang op Caribisch Nederland geen sprake is van tussenkomst door een gastouderbureau.

Met de kostprijs verlagende subsidie wordt beoogd om de kosten van kinderopvang voor ouders te verlagen. Niet de gehele subsidie hoeft in een verlaging van de ouderbijdrage te resulteren, omdat kinderopvangorganisaties in het kader van het programma BES(t) 4 kids ook kwaliteitsverhogende maatregelen zullen nemen. Zonder subsidie zou de ouderbijdrage daardoor kunnen stijgen. De ouderbijdrage zoals die in de tijdelijke regeling is gedefinieerd, houdt rekening met het effect van de kostprijs verlagende subsidie.

Aanvullend op de tijdelijke subsidieregeling verstrekken de openbare lichamen aan ouders van kinderen die opgroeien in armoede een compensatie voor de hoogte van de resterende ouderbijdrage. Daarvoor kennen de openbare lichamen nu al het instrument van de kindplaatssubsidie.

Het transitieplan geeft aan hoe het subsidiebedrag verdeeld over verlaging van de ouderbijdrage en kwaliteitsverhogende maatregelen zal worden ingezet. In het transitieplan is opgenomen welke maatregelen de kinderopvangorganisatie gaat nemen om aan de verordening te voldoen inclusief het daarbij behorende tijdpad en welke andere kwaliteitsverhogende maatregelen worden genomen (onder andere aanschaf van materiaal en verhoging salaris van het personeel).

Artikel 2 Doel subsidie

Voor het doel van deze subsidieregeling wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

Artikel 3 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing verklaard voor deze regeling. Afwijkingen van de regeling zijn expliciet vermeld.

Artikel 4. Aanvraagtijdvak

De genoemde tijden betreffen lokale tijden. Aanvragen voor het grondgebied van Caribisch Nederland dienen aldaar te worden aangevraagd, en dus geldt voor het tijdvak de lokale tijd daar. De inschrijfperiode betreft de periode van de dag na publicatie van deze regeling, 09:00 uur, tot en met 31 oktober 2021, 17:00 uur. Aanvragen die buiten deze periode worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 5. Subsidieplafond Sint Eustatius kostprijs verlagende subsidie

Het subsidieplafond van Sint Eustatius is gebaseerd op het volgende aantal kinderen die gebruik zullen maken van de kinderopvang: 160 kinderen voor de dagopvang en 200 kinderen voor de buitenschoolse opvang. De regeling gaat per 1 juli 2020 voor Sint Eustatius gelden. Dat betekent dat er sprake is van een subsidieplafond van $ 1.058.400.

Artikel 6. Subsidieplafond Bonaire kostprijs verlagende subsidie

Het subsidieplafond van Bonaire is gebaseerd op het volgende aantal kinderen die gebruik zullen maken van de kinderopvang: 700 kinderen voor de dagopvang en 1.200 kinderen voor de buitenschoolse opvang. De regeling gaat per 1 juli 2020 voor Bonaire gelden. Dat betekent dat er sprake is van een subsidieplafond van $ 5.760.000.

De betaling van subsidies zal in dollars worden gedaan. De mogelijkheid bestaat dat de subsidiebedragen en het subsidieplafond eind 2020 voor 2021 zullen worden aangepast.

Artikel 7. Subsidieplafond Saba kostprijs verlagende subsidie

Saba wenst vooralsnog geen gebruik te maken van de kostprijs verlagende subsidie omdat de tarieven op Saba dermate laag zijn dat een kostprijs verlagende subsidie daar geen effect heeft bij de dagopvang en een klein effect bij de buitenschoolse opvang. Saba kiest er om die reden voor om in 2020 geen kostprijs verlagende subsidie te verlenen. Het subsidieplafond voor Saba wordt daarom op 0 gesteld. Dat zal in 2021 waarschijnlijk anders zijn. Dit zal waarschijnlijk tot een aanpassing van de regeling eind 2020 leiden.

Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen kostprijs verlagende subsidie

De aanvragen, mits volledig, worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen, en zolang de middelen niet zijn uitgeput.

Artikel 9. Subsidieaanvraag kostprijs verlagende subsidie

De aanvrager van een subsidie is een kinderopvangorganisatie of een gastouderopvang die in het bezit is van een exploitatievergunning dan wel in afwachting is van een besluit omtrent de exploitatievergunning en in 2019aantoonbaar kinderen hebben opgevangen.

Aanvragen kunnen worden ingediend door middel van een door de minister vastgesteld aanvraagformulier dat beschikbaar is op www.mijnuitvoeringvanbeleidszw.nl.

In het derde lid is beschreven wat de kinderopvangorganisatie in ieder geval in de aanvraag dient op te nemen. Deze informatie wordt door de uitvoeringsorganisatie gebruikt om het subsidiebedrag te kunnen berekenen en om te kunnen verifiëren of de kinderopvangorganisatie in het bezit is van een exploitatievergunning dan wel in afwachting is van een besluit omtrent de exploitatievergunning en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

In het vijfde, zesde en zevende lid is geregeld dat indien een kinderopvangorganisatie het aantal kindplaatsen uit wil breiden, de kinderopvangorganisatie hiervoor een herziene aanvraag bij de uitvoeringsorganisatie moet indienen.

In het achtste lid is opgenomen dat kinderopvangorganisaties geen subsidie krijgen voor de opvang van kinderen van gastouders. Gastouders zijn immers in de gelegenheid om ook in de opvang van de eigen kinderen te voorzien.

In het negende lid is geregeld dat de kinderopvangorganisatie op uiterlijk de laatste dag van de eerste maand van het kwartaal een aanvraag moet hebben ingediend om voor de uitbetaling van de subsidie voor het desbetreffende kwartaal in aanmerking te komen.

Artikel 10. Voorwaarden kostprijs verlagende subsidie

In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor een kostprijs verlagende subsidie. Allereerst moet een kinderopvangorganisatie om in aanmerking te kunnen komen voor een kostprijs verlagende subsidie in het bezit zijn van een exploitatievergunning dan wel in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning.

In het tweede lid is opgenomen dat de exploitatievergunning uiterlijk 1 december 2020 moet zijn verleend. Indien dit niet is gebeurd, stopt de subsidieverlening. Het is van belang dat kinderopvangorganisaties veilig, hygiënisch en kwalitatief goede opvang aanbieden. Door de ontwikkelingen rond het COVID-19 is besloten om de openbare lichamen langer de tijd te geven om het proces van vergunningverlening te organiseren en in te richten. Uiterlijk 1 december 2020 dient dat proces te zijn afgerond en moeten alle aanvragen van organisaties die in 2019 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen door het openbaar lichaam zijn behandeld en afgerond. Als voor 1 december door het openbaar lichaam besloten wordt om aan een organisatie geen exploitatievergunning te verlenen, dan stopt de subsidieverlening vanaf het eind van de maand waarin de beslissing door het openbaar lichaam is genomen.

Dit betekent bijvoorbeeld dat de subsidie voor een organisatie die op 15 oktober een negatief besluit over de exploitatievergunning ontvangt en al over een verleningsbeschikking beschikt, eind oktober stopt. Subsidie die verstrekt is voor de maanden voorafgaand aan de maand waarin het negatieve besluit is genomen, wordt niet teruggevorderd. Voor organisaties waarvan de aanvraag voor subsidie nog in behandeling is als de beslissing door het openbaar lichaam wordt genomen, zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.

Om te voorkomen dat toeristen of mensen die tijdelijk op het eiland verblijven in aanmerking kunnen komen voor een kostprijs verlagende subsidie voor opvang van kinderen, is de voorwaarde opgenomen dat een kind is ingeschreven als ingezetene op het openbaar lichaam waar de opvang plaatsvindt. Voorts kan de kinderopvangorganisatie enkel in aanmerking komen voor een kostprijs verlagende subsidie indien er sprake is van een schriftelijke overeenkomst tussen de kinderopvangorganisatie en de ouder.

Daarnaast moet er sprake zijn van een overeenkomst tussen de kinderopvangorganisatie en de ouder. Dit is van belang voor de uitvoeringsorganisatie om te kunnen verifiëren welke kinderen op de desbetreffende locatie worden opgevangen en hoeveel dagdelen per kind worden afgenomen. Dit is opgenomen in het derde lid.

Het vierde lid beschrijft dat de kinderopvangorganisatie in het bezit moet zijn van een transitieplan. Het transitieplan wordt beoordeeld door het openbaar lichaam. Omdat een kinderopvangorganisatie enige tijd nodig heeft om een transitieplan op te stellen krijgt de organisatie drie maanden de tijd om een goedgekeurd plan te hebben. Als het plan na drie maanden niet is goedgekeurd, ontvangt de organisatie daarna geen subsidie meer.

In het vijfde lid is opgenomen dat de openbare lichamen in overleg met de uitvoeringsorganisatie in bijzondere gevallen een uitzondering kunnen maken op de voorwaarde dat kinderen zijn ingeschreven als ingezetenen bij het openbaar lichaam waar de opvang plaats. Een uitzondering kan bijvoorbeeld worden gemaakt voor kinderen met een vluchtelingenstatus. Het openbaar lichaam adviseert de uitvoeringsorganisatie hierover.

Artikel 11. Verplichtingen kostprijs verlagende subsidie

In dit artikel zijn de verplichtingen voor de kinderopvangorganisatie om aanspraak te kunnen maken op een kostprijs verlagende subsidie opgenomen.

In het eerste lid is geregeld dat indien er geen sprake is van een kindplaatssubsidie die de ouderbijdrage volledig compenseert, de kinderopvangorganisatie verplicht is om een ouderbijdrage in rekening te brengen die ligt tussen de in de regeling opgenomen grensbedragen voor Bonaire of bedrag dat voor alle ouders gelijk is zoals op Sint Eustatius. De hoogte van de grensbedragen is afhankelijk van de soort opvang. Een ouderbijdrage wordt wenselijk geacht omdat het ouders bewust maakt van de waarde van kinderopvang.

In het tweede lid wordt aangegeven dat de kinderopvangorganisatie de verplichting heeft om de acties in het transitieplan uit te voeren.

Als de kinderopvangorganisatie in aanmerking wil komen voor een kostprijs verlagende subsidie zal hij op grond van het derde lid van deze regeling verplicht moeten meewerken aan kostprijsonderzoeken die in het kader van het programma worden uitgevoerd. De kinderopvangorganisatie zal indien dit aan de orde is tijdig worden geïnformeerd over de opzet van het onderzoek.

Artikel 12. Hoogte kostprijs verlagende subsidie

In dit artikel is de hoogte van de kostprijs verlagende subsidies per eiland voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en, indien aan de orde, voor de gastouderopvang bepaald. Er wordt uit gegaan van een subsidie per dagdeel, per kind.

In het vijfde lid is opgenomen wat de kostprijs verlagende subsidie maximaal per locatie en per kwartaal kan bedragen. Hierbij wordt uitgegaan van de hoogte van de kostprijs verlagende subsidie vermenigvuldigd met het maximale aantal kinderen dat volgens de exploitatievergunning op wordt gevangen. Het maximale aantal dagdelen per kind is twee per dag en 40 per maand voor de dagopvang en maximaal één per dag en 20 per maand voor de buitenschoolse opvang.

Artikel 13. Hoogte ouderbijdrage

In dit artikel is bepaald wat de hoogte van de ouderbijdrage per eiland voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang is. Deze bedragen verschillen omdat de uitgangssituatie per eiland verschillend is. Sint Eustatius heeft voor een vaste minimale ouderbijdrage gekozen. Daarnaast vindt op Sint Eustatius geen gesubsidieerde gastouderopvang plaats.

In het zevende lid is aangegeven dat indien de ouderbijdrage van een kinderopvangorganisatie, voordat de tijdelijke subsidieregeling van kracht was, al lag onder de ouderbijdragen zoals in dit artikel opgenomen, het openbaar lichaam de uitvoeringsorganisatie kan adviseren de hoogte van de ouderbijdrage op een lager bedrag vast te stellen. Dit betreft kinderopvangorganisaties die van de overheid al een subsidie ontvangen. Bedoeling van dit lid is te voorkomen dat de ouderbijdrage nog in 2020 en op vrij korte termijn zal worden verhoogd. Deze organisaties zullen de ouders wel moeten waarschuwen voor een mogelijke verhoging in 2021. Of deze verhoging daadwerkelijk zal plaatsvinden zal in het najaar van 2020 duidelijk worden.

In het achtste lid is opgenomen dat in het geval de kinderopvangorganisatie er voor kiest een hogere ouderbijdrage in rekening te brengen dan de in de regeling opgenomen maximale ouderbijdrage de subsidie zal worden gekort met het bedrag dat ligt boven de maximale ouderbijdrage.

Artikel 14. Kindplaatssubsidie

In dit artikel is geregeld dat de kinderopvangorganisatie in aanvulling op de kostprijs verlagende subsidie in aanmerking kan komen voor een kindplaatssubsidie. Deze subsidie maakt het mogelijk dat gezinnen die voldoen aan de door het openbaar lichaam vastgestelde criteria een lagere, of in het geheel geen ouderbijdrage hoeven te betalen. De aanvraag voor een kindplaatssubsidie wordt door de kinderopvangorganisatie bij de uitvoeringsorganisatie gedaan. De kinderopvangorganisatie dient in het bezit te zijn van een advies door het openbaar lichaam verstrekt.

Over de toekenning van de kindplaatssubsidie laat de uitvoeringsorganisatie zich adviseren door het openbaar lichaam waar de kinderopvang plaats vindt. Tevens adviseert het openbaar lichaam over de hoogte van de kindplaatssubsidie en de hoogte van de ouderbijdrage die de ouder moet betalen. Zie voor een nadere toelichting deel II van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 15. Subsidieverlening en betaling

In dit artikel is opgenomen dat in de verleningsbeschikking de hoogte van het subsidiebedrag is opgenomen en dat het advies van het openbaar lichaam deel uitmaakt van de motivering van de verleningsbeschikking. Voorts is geregeld dat de voorschotverlening per kwartaal plaats vindt en dat na afloop van ieder kwartaal het volgende voorschot opnieuw wordt bepaald. Ook vindt zo nodig verrekening plaats met betrekking tot het voorgaande kwartaal.

Voor kinderopvang op Bonaire geldt dat subsidieverlening pas vanaf 1 juli 2020 plaats kan vinden. Daarvoor is gekozen, omdat de verordening, op grond waarvan aan de kinderopvangorganisaties in Bonaire de exploitatievergunning kan worden verleend, niet tijdig gereed was. Kinderopvangorganisaties komen alleen in aanmerking voor subsidie, als ze een exploitatievergunning hebben, dan wel in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning en voor 1 januari 2020 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen. De periode tot 1 juli 2020 maakt dat er voldoende tijd is voor deze vergunningverlening.

Artikel 16. Informatieverplichtingen

De uitvoeringsorganisatie heeft gegevens van de kinderopvangorganisatie nodig ten behoeve van de verlening en de vaststelling van de kostprijs verlagende subsidie. Hiertoe is voor de kinderopvangorganisaties een informatieverplichting opgenomen met betrekking tot de administratie die de kinderopvangorganisaties moeten bijhouden. In het eerste lid is bepaald dat de kinderopvangorganisatie na afloop van ieder kwartaal de afname van het aantal dagdelen per kind van dat kwartaal moet doorgeven aan de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast moet de kinderopvangorganisatie het verwachte aantal kinderen en het verwachte aantal dagdelen per kind van het komende kwartaal doorgeven. Met deze informatie kan de uitvoeringsorganisatie het eventueel te veel of te weinig ontvangen subsidiebedrag met het bedrag van het volgende kwartaal verrekenen.

In het tweede lid is opgenomen dat de kinderopvangorganisatie moet beschikken over een goed ingerichte en inzichtelijke administratie zodat op het moment dat een ambtenaar van de uitvoeringsorganisatie zich meldt bij een kinderopvangorganisatie, ter plekke een beperkt aantal gegevens gecontroleerd kan worden, die van belang zijn voor de aanspraak van een kinderopvangorganisatie op en de hoogte van de kostprijs verlagende subsidie en kindplaatssubsidie en het voorschot daarop.

In het derde lid is beschreven uit welke gegevens de administratie van een kinderopvangorganisatie moet bestaan. Indien de administratie van de kinderopvangorganisatie niet op een inzichtelijke en controleerbare wijze is ingericht, zodat hij voldoet aan de verplichtingen in deze regeling genoemd, dan wordt de kinderopvangorganisatie in de gelegenheid gesteld om dit binnen een door de uitvoeringsorganisatie te bepalen termijn te herstellen. Indien de kinderopvangorganisatie de administratie niet op zodanige wijze herstelt binnen de door de uitvoeringsorganisatie te bepalen termijn, dan kan de beschikking tot subsidieverlening worden ingetrokken. De administratie van de kinderopvangorganisatie dient gedurende ten minste vijf jaar na vaststelling van de subsidie te worden bewaard.

Een kinderopvangorganisatie is voorts verplicht om door te geven aan de uitvoeringsorganisatie wanneer de einddatum van de kinderopvang van een kind wijzigt, er geen sprake meer is van het verzorgen van kinderopvang, wanneer de exploitatievergunning van de kinderopvangorganisatie is ingetrokken, niet is toegekend door het openbare lichaam of als niet meer wordt voldaan aan hetgeen in het transitieplan is opgenomen.

Artikel 17. Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. De subsidie wordt geweigerd indien niet is voldaan aan de voorwaarden voor een kostprijs verlagende subsidie en de voorwaarden voor een kindplaatssubsidie of het subsidieplafond door eerder ingediende aanvragen reeds is uitgeput.

Artikel 18. Intrekking subsidie

Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen opgenomen in de regeling, wordt de subsidie op grond van dit artikel ingetrokken. Het subsidiebedrag dat tot dan toe is uitgekeerd kan indien de subsidieverlening is ingetrokken, in zijn geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 19. Verantwoording en vaststellen subsidie

In dit artikel is de vaststelling van de subsidie geregeld. In deel III van het algemene deel van de toelichting wordt dit nader toegelicht.

Artikel 20. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020 en vervalt op 31 december 2022.

Artikel 21. Citeertitel

Indien naar deze regeling wordt verwezen wordt de volgende naam gebruikt: Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland.

Den Haag, 8 mei 2020

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Kamerstukken II, 2018/2019, 31 322, nr. 397.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2018/2019, 31 322, nr. 397.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2018/2019, 35 000-IV, nr. 61.

Naar boven