TOELICHTING
Algemeen
Op 1 maart 2017 is de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden
(hierna: Subsidieregeling) in werking getreden. De Subsidieregeling is ingezet ter
ondersteuning van de aanpak van personen met verward gedrag en is bedoeld om financiële
belemmeringen voor het verstrekken van medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerde
personen weg te nemen.
De subsidie wordt verstrekt voor financiering van zorg aan een onverzekerde verzekeringsplichtige,
en met ingang van 1 maart 2018 is dit uitgebreid met financiering van spoedeisende
zorg aan een onverzekerde, niet verzekeringsplichtige persoon, die niet een vreemdeling
is als bedoeld in artikel 122a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.
Om aanzuigende werking van de subsidieregeling te voorkomen is bij de totstandkoming
van de subsidieregeling besloten de doelgroep te beperken tot onverzekerde verzekeringsplichtigen.
Het beeld van een aanzuigende werking ligt bij de doelgroep van personen aan wie zorg
wordt gegeven niet voor de hand. Het gaat in merendeel om dak- en thuislozen en personen
met verward gedrag. Een groot deel van deze groep komt via straatdokters bij zorgverleners
terecht, of omdat een persoon door interventie van politie of andere zorgverleners
via spoedeisende ziekenhuiszorg of crisiszorg in beeld komt.
Omdat in de praktijk is gebleken dat juist van deze doelgroep de verzekeringsplicht
zeer moeilijk is vast te stellen, heb ik besloten de tot nu toe geldende voorwaarde
van de verzekeringsplicht (dat het moet gaan om zorgverlening aan een onverzekerde
persoon die verzekeringsplichtig is) te laten vervallen, met terugwerkende kracht
tot 1 maart 2018.
Dit betekent dat declaraties voor niet-spoedeisende zorg die zijn afgewezen omdat
de desbetreffende personen niet verzekeringsplichtig waren, voor zorg geleverd vanaf
1 maart 2018, alsnog zullen worden vergoed. De mogelijkheid van vergoeding sluit daarbij
aan bij de eerdere wijziging van de subsidieregeling met ingang van 1 maart 2018,
waarbij deze voorwaarde van de verzekeringsplicht voor spoedeisende zorg al is vervallen.
In verband met deze wijziging heb ik in artikel 3 de kring van de met het oog op de
subsidiëring beoogde onverzekerde personen aangepast. In verband daarmee is ook artikel
4 gewijzigd. Daarnaast wijzigt ook artikel 6, zevende lid, omdat door het vervallen
van de verzekeringsplicht voortaan beperkter gegevens kunnen worden verstrekt ter
controle van de aanvraag. Artikel 3a is komen te vervallen, nu de verzekeringsplicht
niet langer alleen bij spoedeisende zorg bestaat.
De overige wijzigingen zien op herstel van een technische onvolkomenheid bij de uitvoering
van de controle op het verzekeringsrecht, op enkele verbeteringen in de uitvoering.
Artikelsgewijs
Artikel I
In artikel 1 zijn de meeste definities komen te vervallen (‘verzekeringsplichtige’,
‘SEH’, ‘acute GGZ in een crisissituatie’, ‘ambulancevervoer’ en ‘farmaceutische zorg’).
Nu de verzekeringsplicht voor alle vormen van zorg is losgelaten, zijn de bepalingen
die spoedzorg betroffen komen te vervallen en daarmee ook de bijbehorende begrippen.
In artikel 3, eerste lid, is nadrukkelijk tot uiting gebracht dat deze subsidieregeling
niet is bedoeld voor onverzekerbare vreemdelingen. Voor de financiering van zorg aan
de laatstgenoemde groep bestaat er immers reeds een afzonderlijke wettelijke regeling.
Daarnaast is in het eerste lid voorzien in de situatie dat niet kan worden vastgesteld
dat iemand verzekerd is, omdat van deze persoon geen persoonsgegevens of burgerservicenummer
bekend zijn.
In artikel 3 is verder een nieuw lid toegevoegd, dat ziet op het volgende.
Omdat op grond van artikel 3, vierde lid, onder b, van de subsidieregeling, vergoeding
van zorg aan een verzekerde persoon is uitgesloten, controleren zorgaanbieders of
een persoon verzekerd is. Zij doen daarvoor een controle in het verzekerdensysteem
van de zorgverzekeraars (cov). Indien de zorgaanbieder vaststelt dat een persoon aan
wie zorg is verleend, verzekerd is ingevolge de Zorgverzekeringswet, zal hij geen
melding bij de gemeentelijke geneeskundige dienst doen in het kader van artikel 3,
zesde lid, van de subsidieregeling.
In de praktijk komt in bijzondere situaties voor dat zorgverzekeraars de ingangs-
of einddatum datum van de zorgverzekering van een persoon met terugwerkende kracht
aanpassen, waardoor een persoon alsnog niet verzekerd blijkt op de dag dat de zorg
werd verleend. Indien deze situatie zich voordoet zou de zorgaanbieder niet hebben
voldaan aan de zojuist genoemde meldingsplicht bij de GGD.
Omdat ik in een dergelijke uitzonderlijke situatie de zorgaanbieder niet wil tegenwerpen
dat geen melding is gedaan bij de GGD, regelt het nieuwe zevende lid het volgende.
De vereiste melding bij de GGD wordt verondersteld tijdig te zijn gedaan, indien uit
de administratie van het CAK of uit de administratie van de zorgverlener blijkt dat
een persoon op de dag dat de zorg werd verleend verzekerd was, maar nadien de ingangs-
of einddatum van de desbetreffende verzekering met terugwerkende kracht is aangepast
en de persoon in kwestie achteraf bezien niet verzekerd was op de dag van de zorgverlening.
Bij de declaratie dient de zorgaanbieder relevante bewijsstukken uit diens administratie
mee te sturen.
Deze wijziging van de subsidieregeling werkt terug tot 1 maart 2018.
De wijziging van artikel 4 sluit aan bij de wijziging van de kring personen aan wie
zorg wordt gegeven.
Met de wijziging van artikel 6, vierde lid, wordt de termijn waarbinnen de zorgaanbieder
een declaratie kan indienen verlengd. Achterliggende reden hiervan is dat zorgaanbieders
geen gebruik kunnen maken van de subsidieregeling als betrokkene zelf de kosten van
de zorg kan betalen. Zorgaanbieders zijn niet gehouden -en ook niet bij machte- om
dit te controleren. Dit betreft derhalve een inspanningsverplichting, die in beginsel
kan worden vervuld door aan de patiënt te vragen of hij kan betalen. Evenwel komt
ook voor -met name bij de tweedelijnszorg- dat de rekening aan de patiënt wordt meegegeven.
De zorgaanbieder stuurt dan veelal ook een betalingsherinnering. In die situatie kan
de termijn om binnen drie maanden te declareren, te kort blijken. De verlenging van
de termijn voorziet er in rekening te houden met inspanningen van de zorgaanbieder
om te trachten de kosten te verhalen, zodat een declaratie niet wordt afgewezen omdat
deze te laat is ingediend. De termijn van twaalf maanden sluit aan bij het door het
CAK gebruikte administratieve systeem.
De wijziging van artikel 6, zesde lid, ziet op het verwerken van het burgerservicenummer
(bsn). Het gebruik van het bsn is, anders dan de overige persoonsgegevens, niet afhankelijk
van toestemming, maar is gebaseerd op een wettelijke grondslag. Om dit expliciet te
duiden zijn de onderdelen d en e gewijzigd. Het CAK dient vast te stellen dat een
persoon aan wie zorg is verleend niet verzekerd is en doet dat aan de hand van het
bsn. Indien het bsn bekend is dient bij de declaratie altijd het bsn verstrekt te
worden. Ik ben voornemens de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens
in de zorg daartoe te wijzigen1. Binnen de zorgsector is gebruik van het bsn al langer voorgeschreven.
Onderdeel g is aangepast omdat weliswaar geregeld was dat bij de declaratie ook de
datum van de melding dient te worden verstrekt, maar nog niet dat ook het meldingsnummer
dat bij de melding automatisch gegenereerd wordt, dient te worden vermeld. Dit is
staande praktijk sinds de inwerkingtreding van de subsidieregeling.
Met de wijziging van artikel 6, zevende lid, wordt de verplichting om bij de aanvraag
gegevens van de onverzekerde persoon te verstrekken gewijzigd in een inspanningsverplichting
om toestemming te verkrijgen. Door het vervallen van de voorwaarde van de verzekeringsplicht
is het verstrekken van persoonsgegevens niet langer nodig voor dit doel en vervalt
de verplichting om de naam, het geslacht, de geboortedatum en de nationaliteit te
verstrekken. Omdat deze gegevens worden gebruikt voor controledoeleinden is het wenselijk
deze gegevens te verstrekken als de patiënt toestemming heeft gegeven.
Indien de patiënt desgevraagd geen toestemming verleent, behoeft slechts een beperkt
aantal gegevens, te weten de leeftijd of het geboortejaar, de initialen, de nationaliteit
en het geslacht van de onverzekerde persoon verstrekt te worden, zo bepaalt het nieuwe
zevende lid. Deze gegevens gebruikt het CAK voor controle. Voor het verstrekken van
deze gegevens is geen toestemming van de patiënt nodig. Ook deze wijziging werkt terug
tot 1 maart 2018.
Artikel II
De wijzigingen van artikel 1, artikel 3 en artikel 6, zevende lid, treden in werking
met ingang van 1 maart 2019 en werken terug tot 1 maart 2018.
Met deze datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten
bij ministeriële regelingen, maar wordt aangesloten bij de vorige wijziging van de
subsidieregeling, die op 1 maart 2018 in werking trad en waarbij de verzekeringsplicht
voor spoedeisende zorg is komen te vervallen. Voor terugwerkende kracht is gekozen
om declaraties die het afgelopen jaar zijn afgewezen op het punt van de verzekeringsplicht,
alsnog te kunnen vergoeden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis