TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
Op 6 september 2013 is het Energieakkoord voor duurzame groei gesloten tussen werkgevers,
werknemers, natuur- en milieuorganisaties, energiebedrijven, decentrale overheden,
het Rijk en vele andere organisaties. Eén van de pijlers van het energieakkoord is
het opschalen van de opwekking van hernieuwbare energie. De doelstelling is 14% hernieuwbare
energie te realiseren in 2020 en 16% in 2023. Eén van de bronnen hiervoor is windenergie
op zee. Het kavel V in windenergiegebied Hollandse Kust (noord) is het laatste kavel
van de in het Energieakkoord geplande kavels. Op 25 juli 2019 heeft het Kabinet een
voorstel voor een Klimaatakkoord gepubliceerd, waarin de afspraken en maatregelen
staan die de reductieopgave van 49% in 2030 mogelijk moeten maken. Windenergie op
zee is ook hierin een van de belangrijkste bronnen van duurzame energie om deze doelstelling
te halen.
Met de Wet windenergie op zee (hierna: de wet) is voorzien in een integraal wettelijk
kader voor het op grote schaal realiseren van windenergie op zee. Het uitgangspunt
van de wet is dat windparken alleen gebouwd mogen worden indien daartoe een vergunning
is verleend ten behoeve van kavels die zijn aangewezen in een kavelbesluit. In 2015
en 2016 zijn de vergunningen in het windenergiegebied Borssele verleend via een procedure
met subsidieverlening op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie
en de Regeling windenergie op zee 2015 en 2016. In 2018 en 2019 zijn de vergunningen
verleend via een procedure zonder subsidie voor de kavels binnen het windenergiegebied
Hollandse Kust (zuid).
De onderhavige regeling behelst een nadere regeling van de verlening van de vergunning
voor het kavel V in het windenergiegebied Hollandse Kust (noord) volgens de procedure
zonder subsidie. Windenergie op zee is een technologie die volop in ontwikkeling is.
De kosten van een windpark op zee variëren sterk naar gelang de keuzes die een producent
maakt omtrent turbinetechniek, funderingstechniek en de operationele aanpak. In de
afgelopen jaren is een flinke kostendaling gerealiseerd. Deze kostendaling was het
eerst zichtbaar aan de resultaten van de subsidietenders voor het windenergiegebied
Borssele. Bij de aanvraagprocedures voor vergunningen voor de kavels van het windenergiegebied
Hollandse Kust (zuid) is gebleken dat het onder de huidige marktomstandigheden mogelijk
is windparken zonder subsidie te bouwen en te exploiteren (TK 33.561 nr. 41 en nr.
49). Met het oog op deze ontwikkelingen en de constatering dat het windenergiegebied
in Hollandse Kust (noord) erg vergelijkbaar is met dat in Hollandse Kust (zuid) is
het wenselijk om de vergunningverlening voor het kavel V in het windenergiegebied
Hollandse Kust (noord) in 2020 tevens volgens de procedure zonder subsidie op te zetten.
2. Aanwijzing kavels windenergie op zee
Kavels worden uitsluitend aangewezen binnen een gebied dat is aangewezen in het nationaal
waterplan. Het nationaal waterplan is een beleidsplan dat op basis van de Waterwet
is vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 is onder meer het windenergiegebied
Hollandse Kust aangewezen. Dit Waterplan is in 2016 gewijzigd om de mogelijkheid te
bieden windparken te bouwen binnen een strook van 10 -12 zeemijl van de kust. In het
kavelbesluit wordt bepaald waar en onder welke voorwaarden een windpark gebouwd en
geëxploiteerd mag worden. TenneT is aangewezen als netbeheerder van het net op zee
en wordt daarmee verantwoordelijk voor de aansluiting van de windparken op het net.
Het technisch concept van TenneT gaat uit van platforms waarop ten hoogste 760 MW
aan windvermogen kan worden aangesloten.
3. Aanvragen vergunning
Voor de verlening van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark op
het kavel V worden bij onderhavige regeling nadere regels gesteld in verband met de
aanvraag, de beoordeling van aanvragen en de onderlinge weging van de criteria voor
de rangschikking die noodzakelijk is indien twee of meer aanvragen voor een vergunning
in aanmerking komen.
Op grond van de wet wordt per kavel één vergunning verleend. In artikel 2 van onderhavige
regeling is de periode vastgesteld waarbinnen de aanvragen voor de vergunning voor
het kavel V kunnen worden ingediend. Tevens is bepaald dat voor de aanvraag gebruik
gemaakt moet worden van het middel dat door Minister van Economische Zaken en Klimaat
via de website van RVO.nl beschikbaar wordt gesteld. In dit middel is aangegeven naar
welk adres de aanvraag dient te worden verstuurd. Welke gegevens en bescheiden bij
de aanvraag dienen te worden overgelegd, is geregeld in artikel 3 van onderhavige
regeling. In de aanvraag kunnen aanvullende gegevens gemeld worden.
4. Beoordeling van aanvragen
De wet kent naast een procedure waarbij de vergunningverlening gekoppeld wordt aan
de verstrekking van subsidie een procedure zonder verlening van subsidie. Net als
bij de procedure met subsidie wordt een vergunning slechts verleend als de bouw en
exploitatie van het windpark uitvoerbaar is, technisch, financieel en economisch haalbaar
is, alsmede voldoet aan het kavelbesluit en gestart kan worden binnen vier jaar na
de datum waarop de vergunning onherroepelijk wordt. In artikel 4 van de onderhavige
regeling zijn waar nodig aanvullende regels gesteld ten aanzien van deze beoordelingscriteria.
Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid wordt onder meer gekeken naar de
omvang van het eigen vermogen. De bouw en de exploitatie van een windpark worden slechts
financieel haalbaar geacht indien uit de aanvraag blijkt dat het eigen vermogen van
de aanvrager ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark omvat.
Voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen kan, indien de aanvrager een
samenwerkingsverband is, het eigen vermogen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband
en hunner moederonderneming(en) worden meegerekend. Als de aanvrager een dochteronderneming
is, kan het eigen vermogen van de moederonderneming(en) worden meegerekend. Van een
aanvraag van een samenwerkingsverband is sprake indien de aanvraag is ingediend door
de samenwerkende partijen tezamen. Indien verscheidene partijen samen een vennootschap
oprichten die de aanvraag indient, wordt de aanvraag aangemerkt als aanvraag van deze
vennootschap en niet als aanvraag van een samenwerkingsverband.
Een gedeelte van de windparkkavels is gelegen in de Nederlandse territoriale wateren.
De Nederlandse Staat is eigenaar van de bodem van de territoriale zee. Voor de bouw
van installaties op deze bodem moet opstalrecht gevestigd worden. Aan de vestiging
van een opstalrecht zijn kosten verbonden. Om de financiële en economische haalbaarheid
van een project te beoordelen wordt derhalve ook gekeken of rekening is gehouden met
de vestiging van het opstalrecht. Het opstalrecht hoeft nog niet gevestigd te zijn.
De vermogenseis in artikel 4, tweede lid, dient ertoe te voorkomen dat vergunning
wordt verleend aan partijen die financieel onvoldoende solide zijn. Een aanvrager
kan ook financieel voldoende solide zijn op basis van het vermogen van anderen die
participeren in de aanvrager. Dit komt tot uitdrukking in artikel 4, derde lid. Het
eigen vermogen van andere entiteiten wordt slechts meegerekend op verzoek van de aanvrager.
De schriftelijke instemming van de moederonderneming is vereist voor het meerekenen
van diens eigen vermogen.
Niet is beoogd dat die ander moet instaan voor verplichtingen van de aanvrager. Daarom
moeten de begrippen moeder- en dochteronderneming in artikel 4 ruim worden uitgelegd.
Zo kan, indien de aanvrager een joint venture is, het eigen vermogen van alle joint
venture partners en diens moederondernemingen worden meegerekend. In geval van een
besloten vennootschap in oprichting kan zowel het vermogen van de moederonderneming(en)
als van de oprichtende partij worden meegerekend. Bij een aanvraag door een commanditaire
vennootschap (hierna: CV) kan naast het afgescheiden vermogen van de CV ook het eigen
vermogen van de beherend vennoot en diens moederonderneming(en) worden meegerekend.
5. Rangschikking van aanvragen
Op grond van artikel 24 van de wet vindt bij twee of meer aanvragen per kavel die
voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikel 14 en 23 van de wet, de verlening van
de vergunning plaats volgens de rangschikking op grond van een zestal in artikel 24
van de wet genoemde kwalitatieve criteria.
In de bijlage bij de regeling is omschreven hoe de rangschikkingscriteria onderling
worden gewogen. Bij rangschikking van de aanvragen wordt het meeste gewicht toegekend
aan de criteria die bijdragen aan het verkrijgen van zekerheid van tijdige inbedrijfstelling
van het windpark, de continuïteit in de exploitatie en de vermindering van de maatschappelijke
kosten. Daarom krijgen ‘de kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’
(maximaal 30 punten) en ‘maatschappelijke kosten’ (maximaal 30 punten) een hoger gewicht
ten opzichte van de overige criteria (ieder maximaal 10 punten).
Bij het criterium ‘kennis en ervaring van de betrokken partijen’ wordt een aanvraag
hoger gerangschikt naarmate de belangrijkste betrokken partijen bij de bouw en exploitatie
van het windpark ervaring hebben met het realiseren van een windpark op zee. Bij het
criterium ‘de kwaliteit van het ontwerp voor het windpark’ wordt de planning van het
project beoordeeld waarbij voor de rangschikking wordt gekeken naar de termijn waarbinnen
de realisatieovereenkomst, alsmede de aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder
van het net op zee, TenneT, kunnen worden gesloten. Dit is een belangrijke eerste
stap op weg naar realisatie van het windpark.
Bij het criterium ‘de capaciteit van het windpark’ wordt een aanvraag hoger gerangschikt
naarmate er – binnen de grenzen van het kavelbesluit – meer geïnstalleerd vermogen
wordt gerealiseerd. Het is aannemelijk dat meer geïnstalleerd vermogen bijdraagt aan
een hogere energieproductie van het windpark.
Bij het criterium ‘maatschappelijke kosten’ wordt een aanvraag hoger gerangschikt
naarmate de verwachte jaarlijkse elektriciteitsproductie van het windpark hoger is,
naarmate het windpark eerder in gebruik wordt genomen en elektriciteit levert aan
het net dan de maximaal toegestane ontwikkeltermijn in de vergunning, naarmate er
in het windpark of in onmiddellijk daarmee verbonden middelen op kavel V innovaties
worden ontwikkeld die (op termijn) bijdragen aan meer flexibiliteit in het aan het
net te leveren profiel van windparken in de toekomst en naarmate de kennis en ervaring
met betrekking tot deze innovaties publiek worden gedeeld. Maatschappelijke kosten
worden namelijk verminderd naarmate doelmatiger gebruik wordt gemaakt van het net
op zee dat gefinancierd door publieke middelen wordt aangelegd door TenneT.
Bij het criterium ‘kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s’ wordt
een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de kwaliteit van de analyse van een hoger
niveau is. Bij het criterium ‘kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’
wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de kwaliteit van de voorgenomen maatregelen
van een hoger niveau zijn om de geïdentificeerde risico's te ondervangen of mitigeren.
Om voldoende onderscheidend te kunnen zijn, worden de criteria ‘maatschappelijke kosten’
voor wat betreft het stimuleren van innovatie, ‘kwaliteit van de inventarisatie en
analyse van de risico’s’ en ‘kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’
gewogen op basis van een continuschaal in procenten. Bij de overige criteria zijn
stapsgewijze schalen aangehouden voor maximale transparantie voor aanvragers.
Het is mogelijk dat twee of meer aanvragen in de beoordeling een zelfde puntenaantal
krijgen toegewezen. In dat geval worden de rangschikkingscriteria volgens artikel
5, tweede tot en met zesde lid, gewogen. Door deze weging geeft volgens artikel 5,
tweede lid, het criterium ‘kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’
de doorslag. Indien dan nog steeds twee of meer aanvragen per kavel als hoogste worden
gerangschikt wordt het derde lid toegepast, waardoor in dat geval het criterium ‘maatschappelijke
kosten’ doorslaggevend is. Overeenkomstig worden indien nodig het vierde tot en met
zesde lid toegepast.
6. Europeesrechtelijke aspecten
Op grond van de onderhavige regeling wordt geen subsidie verleend. Wel is er sprake
van een bepaalde mate van voordeel voor ontwikkelaars in de vorm van vermeden kosten
voor onderzoeken in het kader van de milieueffectrapportage en Passende Beoordeling.
Deze kosten zijn immers in de voorbereiding op de onderhavige regeling, bij het vaststellen
van de relevante kavelbesluiten, door de overheid gedragen. Daar staat tegenover dat
in de huidige vergunningsverleningsprocedure via de rangschikkingscriteria aanvragers
worden gemotiveerd om kostenverhogende maatregelen voor te stellen die de maatschappelijke
kosten (op termijn) verlagen. Gelet hierop wordt het voordeel voor de ontwikkelaars
als nihil beoordeeld.
Overigens heeft de Europese Commissie eerder de door Nederland gegeven verantwoording
voor de separate, locatiegerichte aanpak voor windenergie op zee als voldoende beoordeeld
in het kader van toetsing op grond van de ‘Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van
milieubescherming en energie 2014-2020’ (2014/C 200/01) van het subsidiekader van
het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE+). De Europese Commissie heeft
in haar besluit (steunregeling SA.39399 (2015/N) ingestemd met de hierboven omschreven
verlaging van de kosten en daarmee het voordeel dat aan de verkrijger van de vergunning
wordt gegeven. Aan de Europese Commissie is goedkeuring gevraagd voor de verlenging
van de SDE+-module tot en met 2020.
7. Consultatie
De regeling is van 15 oktober 2019 tot en met 1 november 2019 opengesteld voor informele
consultatie via de website www.rvo.nl. Voorafgaand aan deze consultatie zijn partijen in de periode van 3 juli 2019 tot
en met 6 september 2019 in de gelegenheid gesteld om in een tweetal workshops en bilaterale
gesprekken hun opvattingen over de op te stellen regeling mondeling dan wel schriftelijk
kenbaar te maken. Met deze opvattingen is waar mogelijk rekening gehouden. Nadere
verduidelijkingen die zijn gevraagd worden via de website van RVO beschikbaar gesteld.
Naar aanleiding van de informele consultatie van de regeling zijn een aantal aanpassingen
in de regeling gedaan. Omwille van het verbeteren van de concurrentiekracht in de
toeleveringsketen is de formulering van onderdeel 6 van het criterium ‘de kennis en
ervaring van de betrokken partijen’ verbreed naar alle partijen die ervaring hebben
met het aanleggen van elektriciteitsverbindingen op zee en is bij onderdeel 1 van
het criterium ‘de maatschappelijke kosten’, categorie ‘De berekende P50-waarde voor
de netto elektriciteitsproductie per jaar’, de puntenverdeling aangepast zodat het
verschil tussen de bovenste beoordelingsmaatstaven kleiner is. De categorie ‘De tijd
waarvan aannemelijk is gemaakt dat ten minste 95% van het windpark eerder dan de maximale
termijn van 60 maanden na onherroepelijk worden van de vergunning in gebruik is’ van
hetzelfde onderdeel van hetzelfde criterium is aangepast om partijen de mogelijkheid
te bieden vrijwel het gehele windpark versneld op te leveren en voor een gering aantal
turbines meer tijd te hebben, rekening houdend met het feit dat innovaties mogelijk
meer tijd kosten. In onderdeel 2 van het criterium ‘maatschappelijke kosten’ is de
duiding van de demonstraties waarop gedoeld wordt aangescherpt in de formulering van
de kwalitatieve maatstaf. Daarnaast is op een aantal punten de formulering ter verduidelijking
licht aangepast.
8. Regeldruk
Bij de onderhavige regeling moet informatie worden verstrekt over hoe het projectvoorstel
presteert op de rangschikkingscriteria die in de regeling zijn uitgewerkt. Deze informatie
is echter grotendeels bij aanvragers al beschikbaar omdat deze relevant is voor de
interne besluitvorming over het project. De verwachting is dat de regeldruk per saldo
vergelijkbaar of iets lager zal zijn als die bij de Regeling vergunningverlening windenergie
op zee kavels III en IV Hollandse kust (zuid). Het relevante verschil is dat aanvragers
bij de Regeling vergunningverlening windenergie op zee kavels III en IV Hollandse
kust (zuid) twee aparte aanvragen moesten indienen voor de aparte kavels. In de onderhavige
regeling wordt slechts één vergunning verleend en hoeven aanvragers dus slechts één
aanvraag in te dienen. Omdat de gevraagde inhoud van de enkele aanvraag op basis van
onderhavige regeling vergelijkbaar is met de inhoud van een aanvrager die bij de Regeling
vergunningverlening windenergie op zee kavels III en IV Hollandse kust (zuid) voor
beide kavels een aanvraag indiende, is de regeldruk vergelijkbaar.
De regeldruk heeft te maken met de volgende eenmalige werkzaamheden van aanvragers
van een vergunning.
De aanvrager moet voor een aanvraag gegevens overleggen op basis waarvan de technische
en financiële haalbaarheid wordt beoordeeld. Ook de productieramingen maken hier onderdeel
van uit. In artikel 3 van de onderhavige regeling wordt deze informatieverplichting
verder uitgewerkt, ook ten behoeve van de toetsing aan de rangschikkingscriteria.
Gedurende de bouw van de productie-installatie dient jaarlijks gerapporteerd te worden
over de voortgang van het project in relatie tot de planning. Het gaat om een korte
beschrijving van de voortgang van het project in relatie tot een aantal ijkmomenten.
Op deze wijze kan worden beoordeeld wanneer de productie-installatie in gebruik kan
worden genomen en of dit binnen 4 jaar gebeurt na de datum waarop de vergunning onherroepelijk
is geworden. Iedere aanvrager heeft de mogelijkheid om bezwaar en vervolgens beroep
aan te tekenen tegen de vergunningverlening, respectievelijk het besluit op bezwaar.
Voor het bepalen van de administratieve lasten van dit deel van het vergunningverleningsproces
wordt uitgegaan van in totaal drie bezwaar- en beroepsprocedures.
Het voorgaande leidt tot het volgende globale beeld van de regeldruk. Bij het berekenen
van de administratieve lasten is uitgegaan van een intern tarief van € 60 per uur.
Dit resulteert in ca. € 100.000 administratieve lasten voor het indienen van ca. 6
aanvragen. Hiervan kan maximaal één aanvragen gehonoreerd worden. De administratieve
lasten tijdens uitvoering en voor de eindverantwoording van het project bedragen samen
ca. € 40.000. De administratieve lasten voor bezwaar- en beroepsprocedures bedragen
ca. € 10.000. De totale administratieve lasten voor alle aanvragen onder deze regeling
bedragen hiermee € 150.000.
9. Inwerkingtreding
Onderhavige regeling treedt op 1 april 2020 in werking. Daarmee vindt de inwerkingtreding
plaats overeenkomstig het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes