Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2019, 64553 | Convenanten |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2019, 64553 | Convenanten |
Kennis- en Innovatieconvenant 2020-2023 |
||
---|---|---|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Kennis- en Innovatieconvenant voor 2020-2023 |
2 |
3. |
Overige afspraken en voornemens |
3 |
4. |
Tabel 1: Overzicht voorgenomen budgetten voor 2020 |
4 |
5. |
Toelichting overzicht voorgenomen budgetten voor 2020 |
4 |
6. |
Partners en ondertekening |
6 |
Bijlage 1: Inbreng regio’s |
12 |
|
Bijlage 2: inbreng hogescholen |
14 |
Voor u ligt het kennis- en innovatieconvenant (KIC) voor de jaren 2020-2023. In dit convenant bekrachtigen wij (bedrijven, kennispartijen en overheden) onze inzet op de belangrijke innovatiethema’s voor de komende jaren. Daarmee bouwen we voort op de samenwerking in deze ‘gouden driehoek’ in de afgelopen jaren. Als partners willen wij in 2020 samen zorgen voor financiële inspanningen van circa € 4,9 miljard, waarvan € 2,05 miljard uit private en € 2,85 miljard uit publieke middelen.
Het convenant bestaat uit een overzicht van de voorgenomen budgetten die de partners willen bijdragen, inclusief toelichting. Toegevoegd zijn ook andere afspraken en voornemens die bijdragen aan de innovatiethema’s.1
De focus van de samenwerking ligt op vier maatschappelijke thema’s van het missiegedreven kennis- en innovatiebeleid: Energietransitie en Duurzaamheid, Landbouw, Water en Voedsel, Gezondheid en Zorg en Veiligheid. Voor elk van die thema’s heeft het kabinet Rutte III missies vastgesteld.2 Daarnaast is de verdere ontwikkeling van sleuteltechnologieën (zoals fotonica, kunstmatige intelligentie, nano-, quantum- en biotechnologie), die vernieuwingen in deze thema’s ondersteunt, mogelijk maakt of zelfs vooruit drijft, van groot belang.
Wij steunen gezamenlijk de inzet op deze maatschappelijke thema’s en de sleuteltechnologieën en zien veel synergie met onze eigen agenda’s. Dat inspireert om van deze missiegedreven aanpak een succes te maken.
Voor elk van de vier thema’s en voor de sleuteltechnologieën hebben bedrijven en kennisinstellingen, samen met regio’s, departementen en andere betrokkenen, kennis- en innovatieagenda’s (KIA’s) opgesteld. Ook is er een zesde agenda opgesteld met enkele andere kennis- en innovatie-onderwerpen die belangrijk zijn voor het Nederlandse maatschappelijke verdienvermogen. Deze KIA’s zijn inmiddels gepubliceerd3 en geven aan welke nieuwe kennis en innovaties ontwikkeld zullen worden die de missies helpen realiseren. We hebben dit kennis- en innovatieconvenant gebaseerd op die KIA’s.
In 2016-2017 en 2018-2019 waren er kennis- en innovatiecontracten. Dit keer is gekozen voor de benaming kennis- en innovatieconvenant. Het geeft beter weer dat het onze gezamenlijke intenties zijn en geen resultaatsverplichtingen die in rechte afdwingbaar zijn. De gezamenlijke betrokkenheid en ambities blijven onverminderd. De partners zijn bereid ‘in mind, in kind en in cash’ bij te dragen aan de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid in 2020-2023. De publieke partners doen dit binnen de wettelijke kaders, volgens de wettelijke procedures en met inachtneming van de Europese mededingingsregels.
De nieuwe, thematische missies en kennis- en innovatieagenda’s trekken meer partijen en hogere budgetten aan. Nieuwe partners zijn de Minister van Justitie en Veiligheid voor de KIA Veiligheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de KIA Energietransitie en Duurzaamheid4, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de KIA Gezondheid en Zorg, de provincies en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen.
Maar ook de bestaande partners doen volop mee. Zo draagt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij aan de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen, en levert ze een brede bijdrage aan het KIC via NWO. Diverse kennisinstellingen, zoals universiteiten en hogescholen, zijn belangrijke partners in het KIC en leveren daarmee een grote bijdrage aan het innovatie-ecosysteem in Nederland.
De gezamenlijke voorgenomen budgetten zijn hoger dan in het KIC 2018-2019. Tezamen gaan de partners circa € 4,9 miljard investeren op jaarbasis. Ter vergelijking: in 2019 gaat het om € 2,4 miljard.5 Dit toont de groei in de omvang van onze samenwerking. Die houdt niet op bij de landsgrens. Gelet op het belang van de Europese samenwerking op de thema’s en de sleuteltechnologieën, hebben we ook de verwachte bijdragen uit Horizon 2020 opgenomen in de KIC tabel.
De nieuwe, thematische missies zijn opgesteld voor een langere periode, met doelen voor 2030 en soms zelfs 2050. De agenda’s bestrijken evenwel een periode van de komende vier jaar: 2020-2023. Het convenant sluit hierbij aan en gaat uit van onze voorgenomen budgetten voor onderzoek en innovatie voor de periode 2020-2023, beginnend met een overzicht voor 2020. De basis daarvoor loopt uiteen:
– De private bijdragen zijn geschat door de topsectoren op basis van de lopende en te verwachten publiek-private programma’s.
– De bijdragen van de rijksoverheid zijn gebaseerd op de Miljoenennota 2020.6
– De bijdragen van de kennisinstellingen zijn gebaseerd op hun begrotingen voor 2020 en verder. Over de bijdragen van NWO en van de instellingen voor toegepast onderzoek zijn afspraken neergelegd in de spelregels voor publiek-private samenwerking7.
– De gezamenlijke bijdrage van de twaalf provincies is indicatief en gebaseerd op de afgelopen periode8.
– De gezamenlijke Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) dragen indicatief circa € 80 miljoen aan investeringsvolume uit eigen fondsen bij aan de thema’s en de sleuteltechnologieën.
– De verwachte bijdrage vanuit het Europese Horizon 2020-programma is geschat op basis van de deelname tot nu toe door Nederlandse partijen aan Europese projecten op de vier thema’s en sleuteltechnologieën9.
Opgemerkt dient te worden dat in tabel 1 nu alleen bedragen voor 2020 staan. We verwachten dat we de gezamenlijke bijdragen in 2021 zullen voortzetten, afgezien van kleine bijstellingen. Voor 2022-2023 zullen we zorgen voor een actualisering van dit convenant inclusief een nieuw budgetoverzicht.
Het realiseren van de missies is van méér afhankelijk dan van alleen deze voorgenomen budgetten. Het gaat vooral om de inhoudelijke afstemming tussen alle betrokkenen via het gezamenlijk programmeren en het verbinden en versterken van onze netwerken in de gouden driehoek. Verder zijn factoren als wet- en regelgeving, het financieel instrumentarium, gedragsbeïnvloeding, overheidsinkoopbeleid en launching customership van invloed op het succes van de missies.
Door de voorgenomen budgetten in een overzicht op te nemen tonen wij ons commitment. Het is daarbij van belang op te merken dat deze voorgenomen budgetten geen financiële toezeggingen of verplichtingen betreffen en evenmin een aanspraak op financiële middelen geven. De partners zullen op grond van hun eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in overeenstemming met de Unierechtelijke en nationale wettelijke kaders en procedures beslissen over het beschikbaar stellen van financiële of andere middelen.
De thematische missies en de kennis- en innovatieagenda’s besteden bijzondere aandacht aan het toepassen van de verwachte resultaten in de praktijk, zoals een schonere leefomgeving en nieuwe of verbeterde producten die hun weg naar gebruikers vinden. Algemene programma’s die ondernemers helpen met hun toegang tot kennis, kapitaal, en markten zijn eveneens van belang. Ook standaarden kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe markten en de verspreiding van kennis10. Op al deze punten kunnen ondernemers ondersteuning krijgen; op regionaal, nationaal en Europees niveau.
We gaan de uitvoering van dit convenant monitoren: wat zijn onze inzet, voortgang en (tussentijdse) resultaten? Hoe dragen ze bij aan de doelstellingen voor de maatschappelijke thema’s, de missies daarvoor, en welke economische kansen zijn daarbij gerealiseerd? Om hierop antwoord te kunnen geven, committeren de private partners, kennisinstellingen en departementen zich om jaarlijks inzichtelijk te maken hoe zij een bijdrage hebben geleverd aan de missiedoelen en het realiseren van economische kansen daarvan. Daarvoor wordt onder andere data op projectniveau verzameld, waarmee enkele generieke indicatoren worden berekend. Deze indicatoren geven bijvoorbeeld inzicht in de publiek-private inzet van middelen, de voortgang en de resultaten van de programma’s.11 Daarnaast zullen rondom elk thema de betrokkenen naar eigen inzicht en behoefte nadere afspraken kunnen maken over het opstellen, verzamelen, berekenen en rapporteren van thematische indicatoren.12
Een goede organisatie is van belang voor de gezamenlijke aanpak door alle partners. Het uitgangspunt is en blijft dat elke partner zelf verantwoordelijk is voor de eigen middelen en dat allen die betrokken zijn bij één van de thematische missies en/of de sleuteltechnologieën, gezamenlijk overleggen over hun inzet zodat de activiteiten elkaar versterken en aanvullen. Daartoe stellen we voor elk thema en de sleuteltechnologieën overlegstructuren in. Daarnaast is er een regieoverleg van de publieke en private partners die dit convenant ondertekenen. Daar bespreken we de totale aanpak en voortgang. Het kan zijn dat een partner vanwege een verandering van omstandigheden zich billijkheidshalve niet meer kan houden aan dit convenant. Na overleg in het regieoverleg kan die partner dan dit convenant schriftelijk en gemotiveerd opzeggen. De overige partners kunnen hun gezamenlijke aanpak op basis van dit convenant voortzetten.
Dit convenant is het resultaat van de inzet van honderden spelers in de wereld van kennis en innovatie: ondernemers, onderzoekers, innovatoren en beleidsmakers. De ondertekening is het startsein voor ons allemaal om de kennis- en innovatieagenda’s gezamenlijk uit te voeren. Daarmee dragen we bij aan het doel dat het kabinet Rutte III begin 2019 als uitdaging neerlegde: een duurzaam, schoon, gezond, veilig en welvarend Nederland.
Dit convenant treedt in werking na ondertekening door alle partners en loopt tot en met 31 december 2023. Het convenant wordt door de partners ondertekend in verschillende exemplaren, die samengevoegd hetzelfde rechtsgevolg hebben alsof dit convenant is ondertekend door alle partners in één exemplaar.
Iedereen kan kennisnemen van dit convenant dat gepubliceerd wordt in de Staatscourant. De eerste resultaten van de gezamenlijke inzet van alle partners van het convenant zullen vanaf 2020 zichtbaar worden. Halverwege de looptijd van dit convenant, eind 2021, bezien we of de afspraken in dit convenant nog voldoen en of de voorgenomen budgetten adequaat zijn. Dit zal worden meegenomen in het voorbereiden en opstellen van een nieuw overzicht van voorgenomen budgetten voor de periode 2022-2023.
Aldus overeengekomen en ondertekend te Den Haag op 11 november 2019
De nummers hieronder refereren aan de regels in de tabel. De kolom ‘nog toe te delen’ bevat de bedragen die in de loop van 2020 beschikbaar komen voor de KIA’s. Op dit moment, najaar 2019, is dan ook nog niet aan te geven wat de verdeling zal zijn over de vier maatschappelijke thema’s, de sleuteltechnologieën en het maatschappelijk verdienvermogen (6e KIA). Voor de toegepast onderzoekinstellingen (TNO, Wageningen Research, NLR, MARIN, Deltares) staan in deze kolom de bedragen voor hun kennisbasis.
1 - 10: Dit zijn de voorgenomen private bijdragen voor kennis en innovatie in publiek-private samenwerking, zoals geschat door de topsectoren. Elke topsector heeft bij de bedrijven geïnventariseerd welke bedragen, in cash en in kind, in samenwerkingsprojecten met kennisinstellingen zullen worden ingebracht. Deels zijn dit extrapolaties van eerdere inventarisaties, deels zijn de bedragen gebaseerd op nieuwe uitvragen.
11. Private cofinanciering bij de subsidieregelingen die niet vallen onder de subsidieregelingen van de topsector Energie. Dit zijn de subsidie-instrumenten Demonstratie Energie en Klimaatinnovatie (DEI) en Hernieuwbare Energie (HER) en daarbinnen de eigen bijdrage (75% voor DEI, 50% voor HER) van de begunstigden.
12. TNO: TNO draagt bij aan oplossingen op de vier maatschappelijke thema’s van het missiegedreven kennis- en innovatiebeleid: Energietransitie en Duurzaamheid, Landbouw, Water en Voedsel, Gezondheid en Zorg en Veiligheid, en aan Sleuteltechnologieën.
13. Wageningen Research: WR kan expertise inzetten op de volledige breedte van de KIA-Landbouw, Water, Voedsel. Het ministerie van LNV stelt € 61,3 miljoen beschikbaar voor de gezamenlijke missiegedreven programmering binnen het thema LWV met de Topsectoren. Hiervan is € 2,5 miljoen specifiek voor het programma Kennisdoorwerking naar het boerenerf. Daarnaast ontvangt WR € 21,7 miljoen van LNV voor de kennisbasis-programma’s. Deze dragen ook bij aan de missies van het thema LWV. WR versterkt hiermee expertises en deelname in netwerken en samenwerking die bijdragen aan de realisatie van de missies van het thema LWV. De kennisbasis ten behoeve van wettelijke onderzoekstaken is hiervoor uitgezonderd. WR programmeert de kennisbasisprogramma’s zelf, en betrekt daarbij inbreng van stakeholders. De inzet die WR pleegt via de missiegedreven programmering en de kennisbasis is voor circa € 15 miljoen ook relevant voor de KIA’s Klimaat en Energie, Circulaire economie, Gezondheid en Zorg en Sleuteltechnologieën.
14. NLR: NLR draagt bij aan maatschappelijke oplossingen en versterking van de concurrentiekracht middels inzet op sleuteltechnologieën in nauwe samenwerking met de topsector HTSM. Tevens versterkt NLR haar kennisbasis. Voor de NLR-bijdrage aan de thema’s Energietransitie en Duurzaamheid en Veiligheid zie punten 28 en 31.
15. MARIN: MARIN zet haar expertise in voor de (deel)KIA’s Veiligheid, Toekomstbestendige mobiliteit en Landbouw, Water en Voedsel in samenwerking met de topsector water en maritiem.
16. Deltares: van de vier thema’s zijn er voor Deltares twee van bijzonder belang: Energietransitie en Duurzaamheid en Landbouw, Water en Voedsel. Deltares is tevens actief in de categorie Sleuteltechnologieën als gebruiker, in veel mindere mate als ontwikkelaar.
Regels 12-16, kolom ‘Nog toe te delen’: hier staan de bedragen voor de kennisbasis van de TO2-instellingen. Dit betreft de strategische capaciteit die noodzakelijk is om de drie hoofdtaken13 nu en in de toekomst betrouwbaar en vernieuwend te kunnen uitvoeren. De ontwikkeling van deze strategische kennisbasis richt zich op de instelling-specifieke kennisopbouw van de TO2-instellingen (zoals diepgaand inzicht in fysieke of andere processen) en de daarbij behorende nieuwe modellen en methoden, de ontwikkeling van algemene sleuteltechnologieën en risicodragend verkennend onderzoek met een lange termijn oriëntatie en een laag TRL (Technology Readiness Level).
TO2 en MKB: In de brief van de Staatssecretaris van EZK aan de Tweede Kamer van 13 juli 2018 is aangegeven dat vanuit de totale intensivering van € 75 miljoen, TO2’s een bedrag oplopend tot structureel € 7,5 miljoen met het mkb oppakken. In haar brief aan de Tweede Kamer van 15 mei 2019 (sectorale innovatie voor kleine bedrijven) is opgenomen: “Voor het einde van het jaar zullen alle TO2 instellingen aangeven op welke wijze zij verdere versterking van de samenwerking met het mkb, met een budget oplopend tot structureel € 7,5 mln. expliciet met het mkb invullen”. Inmiddels ontstaat er een eerste beeld van de inzet op de lijnen nieuwe samenwerkingsprojecten met mkb, kennisverspreiding met o.a. branches en ondersteuning start-ups.
TO2 en sleuteltechnologieën: in de bovengenoemde brief van 13 juli 2018 is tevens aangegeven dat de TO2-instellingen gezamenlijk vanuit de intensivering € 10 miljoen extra gaan besteden aan sleuteltechnologieën. De tabel toont dat TNO, NLR en Deltares volop daarin investeren via publiek-private samenwerking. Daarnaast hebben alle TO2-instellingen hun kennisbasis versterkt op sleuteltechnologieën.
17. NWO-PPS: NWO draagt € 100 miljoen per jaar bij aan onderzoek in publiek-private samenwerking gericht op de thema’s en sleuteltechnologieën binnen het missiegedreven topsectoren-en innovatiebeleid; hierbij zetten wetenschappers en bedrijven samen in op publiek-private onderzoeksprojecten op met financiering vanuit NWO. Deze middelen zijn afkomstig van de begroting van OCW. De verdeling volgt bij benadering de omvang van de KIA’s (in onderstaande verdeling zijn ook de middelen uit regel 19 opgenomen):
Budgetraming per jaar in M€ (100 + 18 M€ totaal) |
Missiegedreven (MISSIE) |
Vraaggedreven (VRAAG) |
Strategiegedreven (STRATEGIE) |
Praktijkgedreven (PRAKTIJK) |
---|---|---|---|---|
1. Energietransitie & duurzaamheid |
11 |
15 |
20 |
18 |
2. Landbouw, water en voedsel |
11 |
|||
3. Gezondheid & zorg |
11 |
|||
4. Veiligheid |
6 |
|||
5. Sleuteltechnologieën |
11 |
|||
6. Maatschappelijk verdienvermogen |
5 |
|||
Lopende verplichtingen lange termijnprogramma’s |
− |
− |
10 |
− |
Totaal in M€ |
55 |
15 |
30 |
18 |
In het eerste jaar (2020) wordt bezien in hoeverre deze verdeling recht doet aan de opgaven die er liggen; dit om waar nodig en gewenst de verdeling in de volgende jaren aan te passen.
18. NWO-algemeen: Naast het NWO-PPS deel (regel 17) financiert NWO ook onderzoek via een aantal andere lijnen, waarvan een deel relevant is voor de thema’s, de sleuteltechnologieën en/of de topsectoren. Voorbeelden van andere financieringslijnen zijn de Vernieuwingsimpuls, de Open Competitie en de Roadmap Grootschalige Infrastructuur. Meestal gaat het hierbij om onderzoek zonder cofinanciering van private partijen. In lijn met de bestaande afspraken (spelregels) wordt dit gedeelte van de NWO-bijdrage, ter hoogte van 175 M€ per jaar, achteraf toegerekend aan de verschillende thema’s en/of de sleuteltechnologieën. Deze middelen zijn afkomstig van de begroting van OCW.
19. NWO-SIA: NWO-Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA draagt € 18 miljoen bij met praktijkgericht onderzoek bij hogescholen. SIA sluit hiervoor aan op de thema’s en sleuteltechnologieën. Het bedrag is verdeeld over de KIA Maatschappelijk verdienvermogen (€ 5 miljoen) en nog onverdeeld (€ 13 miljoen) (zie ook de toelichting bij regel 17). Deze € 18 miljoen zijn afkomstig van de begroting van OCW. Daarnaast draagt LNV € 1,4 miljoen via NRPO-SIA bij aan praktijkgericht onderzoek bij landbouw-hogescholen. Zie ook de bijlage 2 van de hogescholen.
20. NWO-TTW: NWO-Toegepaste en Technische Wetenschappen draagt € 24 miljoen bij aan de sleuteltechnologieën. Deze middelen zijn afkomstig van de begroting van EZK.
21. KNAW: KNAW (met name het Hubrecht instituut en het Nederlands Herseninstituut) draagt € 14 miljoen bij aan het thema Gezondheid en Zorg en aan de Sleuteltechnologieën. Deze middelen zijn afkomstig van de begroting van OCW.
22. ZonMw: ZonMw financiert onderzoek- en implementatieprojecten bij het thema Gezondheid en Zorg voor de centrale missie en de 4 missies van dit thema.
23. Universiteiten: Universiteiten dragen bij aan een aantal thema’s binnen het KIC. Voor Gezondheid en Zorg brengt een inventarisatie door de topsector LSH € 74,5 miljoen in beeld. Bovendien wordt door de universiteiten een bedrag van ca. € 100 miljoen (nog toe te delen) ingelegd aan matching op middelen die in competitie binnen het KIC zullen worden verworven en financieren de universiteiten samen met hun partners een aantal langetermijnprogramma’s zoals QuTech, ARC-NL, RegMed XB en ARC-CBBC. Daarnaast geven de universiteiten en UMC’s uitvoering aan hun strategie Valorisatie met Ambitie. Verder ontwikkelen universiteiten eigen programma’s die bijdragen aan de kennis- en innovatieagenda’s. Een voorbeeld is het recent gelanceerde ‘High Tech for a Sustainable Future’ van de 4TU Federatie. De UT, TU Delft, TU/e en WU financieren dit met € 22 miljoen over een periode van vijf jaar (dus € 4,4 miljoen per jaar). In vijf subprogramma’s doen ze samen onderzoek naar gepersonaliseerde geneeskunde, ziektepreventie en behandeling, ‘slimme’ industrie, meer veerkrachtige samenlevingen, en de wereldwijde voedselvraag.
24. UMCs: de 8 Universitaire Medische Centra zetten ‘in kind’ hun onderzoekers en technology transfer organisaties in op het onderzoek en het innovatiemanagement van de publiek-private partnerships.
25. RIVM: RIVM heeft een inventarisatie gedaan van programma’s die raakvlakken hebben met de diverse MMIP’s van de KIA Gezondheid en Zorg. Het RIVM zet ‘in kind’ in vanuit het Centrum Gezondheid en Maatschappij, vooral op Missie I (Leefstijl en leefomgeving). Het RIVM draagt ‘in mind’ ook bij aan de deelKIA Circulaire Economie en aan de Sleuteltechnologieën. Het budget en de inhoud van de werkzaamheden van het RIVM op het thema Landbouw, Water en Voedsel zijn vastgelegd in diverse werkprogramma's en opdrachten. De opdrachtgevers voor LWV onderwerpen van het RIVM zijn LNV, VWS, IenW en EZK. De inzet van het RIVM hiervoor blijft onder regie van de betrokken departementen. Er staan ook opdrachten in de tabel van internationale en regionale opdrachtgevers. Ten slotte voert RIVM programma’s uit die voortkomen uit het Strategisch Programma RIVM.
26. Hogescholen Centres of Expertise: de hogescholen dragen naar schatting € 32 miljoen bij aan praktijkgericht onderzoek op de thema’s en sleuteltechnologieën. Deze middelen zijn afkomstig van de begroting van OCW. Hiermee dragen de hogescholen naar schatting €50 miljoen bij aan praktijkgericht onderzoek: € 18 miljoen door NWO- Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (zie regel 19) en €32 miljoen door de hogescholen. Zie ook de bijlage 2 van de hogescholen.
27. EZK Digitale Economie (Bedrijfsleven & Innovatie): EZK zet € 5,5 miljoen in voor fundamenteel, toegepast en keten-georiënteerde cybersecurity ten behoeve van kennis en innovatie. Dit bedrag zal als hefboom worden ingezet om met de deelprogramma’s in de KIA Veiligheid cybersecurity te stimuleren. Daarnaast wordt een deel ingezet om het ecosysteem rond cybersecurity-kennis en innovatie te faciliteren. Dit door het ontwikkelen van onder andere een programmabureau waarin innovatiemakelaars werkzaam zijn die vraag en aanbod verbinden en door samenwerking in de kennis- en ontwikkelketen te stimuleren. EZK zet verder € 4 miljoen in voor de ondersteuning van PPS-en voor onderzoek en innovatie, voor big data, blockchain en AI, HCA, internationalisering, Datadelen en ICT infra van SURF.
28. EZK Bedrijfsleven & Innovatie (Innovatie & Kennis): deze budgetten bevorderen publiek-private samenwerking bij onderzoek en innovatie. Samenwerking wordt gestimuleerd met de PPS-toeslag en de MIT. Internationale samenwerking wordt gestimuleerd door EU-cofinanciering, innovatie attachés en technologiemissies (zie ook de Overzichtstabel Bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid van de begroting van EZK 2020 pag. 36 e.v.). In deze regel zijn ook de budgetten opgenomen voor Deltares voor het publiek programma op het thema Landbouw, Water, Voedsel (€ 4 miljoen), TNO en NLR voor publieke programma’s op de thema’s Gezondheid en Zorg (€ 13,3 miljoen TNO), Energie en Duurzaamheid (€ 22,9 miljoen TNO en € 4,6 miljoen NLR) en Veiligheid (€ 5,4 miljoen TNO).
29. EZK Klimaat & Energie: de bijdrage bestaat uit € 54 miljoen voor de klimaatenvelop industrie (via DEI en TSE calls), € 50 miljoen voor HER, € 35 miljoen voor de klimaatenvelop elektriciteit (via DEI en TSE calls), € 25 miljoen voor DEI. Verder uit de middelen voor de topsector Energie: € 36,8 miljoen (TSE zelf € 30 miljoen, POA en internationale contributies IEA € 3,8 miljoen en opdrachtmiddelen € 3 miljoen).
30. EZK ruimtevaart: EZK middelen voor de optionele programma’s van ESA die bijdragen aan de maatschappelijke thema’s. Deze middelen worden door Nederlandse partijen benut voor onderzoek en ontwikkelingsopdrachten. De middelen maken bijvoorbeeld een Nederlandse bijdrage mogelijk aan de nieuwe missie van het Europese aardobservatieprogramma Copernicus om CO2 en andere broeikasgassen in beeld te brengen. Deze ruimtevaart inschrijvingen dragen bij aan de thema’s Veiligheid, Landbouw, Water en Voedsel, Energietransitie & Duurzaamheid en Sleuteltechnologieën, zie nota Ruimtevaartbeleid van 19 juni 2019 en de aanvullende brief van 30 augustus 2019. Middelen zijn onder voorbehoud van besluitvorming op Ministeriële Conferentie in november 2019.
31. Defensie: Defensie onderhoudt een strategisch partnerschap met de kennisinstituten TNO, MARIN en NLR. Dit partnerschap gaat verder dan de gebruikelijke vormen van inschakeling van derden door Defensie. Deze instituten houden een door Defensie vastgesteld pakket aan defensie-specifieke kennis- en expertisegebieden in stand, gefinancierd uit het centraal budget voor wetenschappelijk onderzoek op de defensiebegroting (doelfinanciering). Daarnaast verrichten deze instituten defensie-onderzoek met middelen uit de rijksbijdrage (begroting EZK). In deze regel is missiegerelateerd, ondersteunend onderzoek opgenomen. Hiermee levert Defensie een bijdrage ‘in kind’ aan het missiegedreven innovatiebeleid. De bijdrage aan NLR en MARIN voor de publieke inzet is € 2,5 miljoen respectievelijk € 1,7 miljoen. De TNO inzet voor Defensie ligt vast binnen de wettelijke taken die zij uitvoert en blijft buiten het KIC. Daarnaast heeft TNO een publiek programma op het thema veiligheid van ruim € 5 miljoen (deel van regel 28). Hiernaast heeft Defensie in beginsel ca. € 34 miljoen beschikbaar voor publiek-private samenwerking. In beginsel, omdat er per project vanzelfsprekend overeenstemming moet worden bereikt tussen Defensie en (het) betrokken bedrijf/bedrijven (en kennisinstellingen), waarna vervolgens nog de PPS-toeslag wordt toegekend. De defensiemiddelen betreffen de budgetten voor technologieontwikkeling en (kort-) cyclische innovaties met defensiebedrijven.
32. VWS: VWS draagt bij aan twee thema’s:
• Landbouw, Water en Voedsel: aansluitend op de missie 'In 2030 produceren en consumeren we gezond, veilig en duurzaam voedsel en verdienen ketenpartners, inclusief de boer een eerlijke prijs' zijn in de KIA LWV vier Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogamma’s (MMIP’s) uitgewerkt waarbij een samenhangende programmering met beleidsprogramma's van VWS is voorzien. Het gaat om programma's met Wageningen Research op voedseleducatie en gezonde producten en programma's bij RIVM op gezond en veilig, en overgewicht en gezonde voeding. Daarnaast is er samenhang bij het NWO- klimaat en gezondheid programma (NWA-call) en het ZonMW Preventieprogramma. Verder wordt gekeken naar samenhang bij mogelijke nieuwe programma's op het gebied van voedingsonderzoek en infectieziekte en internationalisering (JPI HDHL/EJP One Health). VWS blijft zelf zeggenschap houden over de middelen. Daarnaast wordt de programmering binnen LWV op voeding & gezondheid in samenhang met de programmering binnen de missies Gezondheid en Zorg uitgevoerd.
• Gezondheid en Zorg: VWS financiert programma’s op alle missies hierbinnen, onder meer op publieke gezondheid, kanker, medtech evaluatie, vaccin onderzoek, participatie van chronisch zieken en het GROZ-initiatief.
33. IenW: IenW draagt bij aan de volgende thema’s:
• de bijdrage aan het thema LWV omvat middelen voor kennis en innovatie, proeftuinen en pilots t.b.v. beleid en uitvoering. Het betreft middelen die zoveel mogelijk in synergie worden ingezet met initiatieven vanuit de topsectoren. De bijdrage voor LWV in 2020 is € 23,5 miljoen (in 2021 € 18,4 miljoen). Door het creëren van een innovatieve thuismarkt wordt tevens de exportpositie van de Nederlandse watersector versterkt. Daarnaast wordt de exportpositie ook ondersteund via Partners voor Water, inzet van de Watergezant en ondersteuning bij economische missies. Innovaties worden ook ondersteund door innovatiegerichte inkoop en het afsluiten van green deals.
• Voor Klimaat en Energie heeft IenW € 47,5 miljoen beschikbaar. Het gaat om de Klimaatenvelop-middelen voor duurzame mobiliteit, waarmee IenW circa € 40 miljoen per jaar inzet op innovaties vooral gericht op demonstraties (middels onder andere de DKTI-regeling). Daarnaast betreft het € 7,5 miljoen van het IenW-budget voor de topsector Logistiek op basis van het meerjarenprogramma.
• IenW heeft voor Circulaire economie € 5,6 miljoen beschikbaar. Daarvan is € 4 miljoen vanuit de klimaatenvelop (overigens niet uitsluitend voor de KIA; in 2021 en 2022 wordt dit € 8 miljoen per jaar en in 2023 e.v. € 12 miljoen). Tevens is € 0,5 miljoen voor CE-KIEM-hbo afgewisseld met de financiering van het NWA Crossover proposal Circular Society gereserveerd (2020–2023). Voor Safe-by Design wordt € 1,1 miljoen voorzien, waarvan € 0,7 miljoen voor generiek onderzoek en € 0,4 miljoen voor RIVM.
• Bij Toekomstbestendige mobiliteitssystemen heeft IenW € 7,5 miljoen voor de topsector Logistiek gereserveerd (vanaf 2021 staat € 10 miljoen per jaar gereserveerd die op basis van de Actieagenda Logistiek zal worden toegekend).
• Bij de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen draagt IenW € 0,5 miljoen bij aan het programma Safety Delta Nederland (SDN) en € 2 miljoen voor de Subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid industriële activiteiten (ook Safety Deal-regeling genoemd). De huidige Safety Deal regeling eindigt op 1 oktober 2021 en kan na positieve evaluatie voor een nieuwe periode van 5 jaar worden vastgesteld.
34. OCW-Creatieve industrie: Met het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp stimuleert OCW de ontwerpdisciplines die bijdragen aan oplossingen voor urgente maatschappelijke opgaven, zoals met ruimtelijke inpassing van innovatie. In 2021 gaat dit bedrag naar verwachting met € 2 miljoen omhoog.
35. BuZa-BHOS: BuZa/Buitenlandse Handel-Ontwikkelingssamenwerking draagt in 2020 € 21 miljoen bij ten behoeve van de internationale profilering en het versterken van exportkansen van Nederlandse bedrijven, met aandacht voor de nieuwe kennis en innovatie op de maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën. Het gaat om innovatie- en handelsmissies, de Nederland-branding in het buitenland, Partners for International Business (PIB, een programma om clusters van bedrijven te positioneren in het buitenland), deelname aan strategische beurzen en de Expo Dubai. Daarnaast draagt BHOS bij aan het thema Landbouw, Water en Voedsel via de onderzoek instrumenten bij NWO/WOTRO, CGIAR en het kennisplatform en haar activiteiten. Voor het thema Gezondheid en Zorg draagt BHOS € 17 miljoen bij via een programma ter bestrijding van armoede-gerelateerde ziekten zoals malaria (PDP).
36. LNV: LNV zet bijna € 70 miljoen in voor programma’s die in samenhang met de publiek-private programma’s van de topsectoren op de missies Landbouw, Water en Voedsel worden ingezet. Op deze middelen houdt LNV zelf de regie. Wel wordt in de afstemming met de inzet van de topsectoren gezocht naar synergie, zodat de gecombineerde inzet maximaal bijdraagt aan de missies. Dit betreft beleidsondersteunende programma’s vanuit WR en RIVM. Daarnaast gaat het om diverse kennisdoorwerkingsprogramma’s zoals Groenpact en Duurzaam door inzet met NWO en SIA. Onderdeel hiervan zijn verder de extra middelen voor innovatie in het kader van beleid rond klimaat, sanering van de varkenshouderij en visserij. De indicatieve inzet voor samenhangende programmering van kennis en innovatie voor deze beleidsvelden is totaal € 36 miljoen.
37. SZW: dit is een bijdrage van SZW voor het thema Gezondheid en Zorg, gebaseerd op raakvlakken met gezonde arbeidsomstandigheden en duurzame inzetbaarheid. SZW onderhoudt hiertoe langlopende kennisprogramma’s bij onder meer TNO, RIVM, de Gezondheidsraad en het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten op onder meer innovatie op gedrags- en technologische interventies ten behoeve van preventie van beroepsziekten, gevaarlijke stoffen, fysieke belasting, preventie en de bedrijfsgezondheidszorg. Daarnaast is er ook een verbinding tussen SZW en de human capital agenda rond de inzetbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt: langer kunnen doorwerken, participatie van mensen met chronische aandoeningen, alsmede de aansluiting van onderwijs op arbeidsmarkt. Het aandeel dat TNO uitvoert voor SZW is opgenomen in regel 28 van het KIC (€ 3,7 miljoen voor het onderdeel gezonde arbeidsomstandigheden).
38. BZK: dit is de bijdrage in het kader van de meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s om de gebouwde omgeving CO2neutraal te maken. Het betreffen middelen voor pilots en demonstratieprojecten van innovaties die op korte termijn commercieel toegepast kunnen worden bij het aardgasvrij maken van gebouwen en middelen die meerjarige innovatietrajecten voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving ondersteunen.
39. J&V: Deze € 23,5 miljoen betreft: het vraaggestuurde programma Veilige Maatschappij dat TNO uitvoert, een deel van het programma Digitalisering Strafrecht (m.n. gericht op Data en Intel), kennis- en innovatie-inspanningen ter bestrijding van ondermijning van de rechtstaat en kennis- en innovatie-inspanningen van NFI en WODC.
40. Provincies: het gaat om een indicatief bedrag dat is gebaseerd op de publicatie Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN) 2017-2023 van het Rathenau Instituut. Hieraan kunnen geen verplichtingen voor een gezamenlijke inzet in de toekomst worden ontleend. Zie ook de bijlage 1 van de regio.
41: ROM’s: de regionale ontwikkelingsmaatschappijen dragen indicatief circa € 80 miljoen aan investeringsvolume uit eigen fondsen bij aan de thema’s en de sleuteltechnologieën. Zie ook de bijlage 1 van de regio.
42. Verwacht uit Horizon-programma: de schatting is gemaakt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aan de hand van de bijdragen die Nederlandse partijen verwierven in de afgelopen jaren op de thema’s en sleuteltechnologieën. In 2021 wordt Horizon Europe van kracht. Budget en Nederlands aandeel zijn nog onbekend. In dat jaar wordt ook het Europees Defensie Fonds (EDF) van kracht. In het licht van het thema veiligheid zal het EDF bij de herziening van het KIC worden betrokken.
Topsectoren, voorzitters van de Topteams en het team ICT-innovatie, de Boegbeelden:
Boegbeeld Agri-Food,
Dr. ir. A. Dijkhuizen
Boegbeeld Chemie,
Prof. dr. E.M. Meijer
Boegbeeld Creatieve Industrie,
Ir. J.C. de Waal
Boegbeeld Energie,
Ir. M.M.A.A. Janssen MM
Boegbeeld High Tech Systemen en Materialen,
Ir. M. H. Hendrikse
Boegbeeld Life Sciences & Health,
Ir. C.F.M. van Vilsteren
Boegbeeld Logistiek,
Dr. ir. A.W. Veenman
Boegbeeld Tuinbouw en Uitgangsmaterialen,
Drs. L.M.L.H.A. Hermans
Boegbeeld Water en Maritiem,
Ir. A.G. Nijhof MBA
Boegbeeld ICT-innovatie,
Dr. R.G.M. Penning de Vries
De publieke wetenschapsorganisaties en kennisinstellingen
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de voorzitter Raad van Bestuur NWO,
Prof. dr. C.C.A.M. Gielen
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de president,
Prof. dr. Ir. W. van Saarloos
Federatie TO2 – Toegepast Onderzoek Organisaties – bestaande uit: Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), Wageningen Research (WR), Koninklijk Nederlandse Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), Deltares en Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN), vertegenwoordigd door de CEO van TNO,
Drs. P. de Krom
Vereniging van Universiteiten (VSNU),
Drs. P. Duisenberg
Vereniging Hogescholen,
Mr. M.H.J. Limmen
De Rijksoverheid vertegenwoordigd door de bewindspersonen
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
mr. drs. M.C.G. Keijzer
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Eric Wiebes
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Ingrid van Engelshoven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Carola Schouten
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Ferd Grapperhaus
De Minister van Defensie,
Drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Minister voor Milieu en Wonen,
S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Sigrid A.M. Kaag
De Minister voor Medische Zorg,
Bruno Bruins
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Drs. R.W. Knops
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Andere partners
Interprovinciaal Overleg (IPO) namens de 12 provincies,
Dr. Y.J. van Hijum
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s),
Dr. Jan Pelle
Vereniging van Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF),
Michael Rutgers
Het Rijk, de Topsectoren en de Regio’s staan voor dezelfde maatschappelijke uitdagingen (missies). De ontwikkeling van kennis en innovaties, en de brede toepassing daarvan, spelen bij de aanpak van deze uitdagingen een sleutelrol. Partijen hebben een goede samenwerking opgebouwd in het kader van de “Samenwerkingsagenda innovatief MKB” (o.a. de MIT-regeling) en willen deze verder uitbouwen. Waar het Rijk zich richt op o.a. kennis en onderzoek, spelen de regio’s samen met het Rijk een onmisbare rol in de economische en maatschappelijke benutting daarvan (valorisatie, marktcreatie). Onderlinge afstemming en samenwerking draagt bij aan de versterking van de vertaling van kennis naar kunde en kassa, het beter betrekken van het MKB en het versneld realiseren van maatschappelijke oplossingen. Missies gericht op maatschappelijke uitdagingen hebben immers alleen kans van slagen als innovaties op voldoende schaal in de samenleving en het bedrijfsleven worden toegepast, en beproefde oplossingen in de regio kunnen worden opgeschaald naar nationaal of internationaal niveau. Kortom, de gezamenlijke partijen hebben de intentie door afstemming en samenwerking effectiever te opereren, met behoud van ieders verantwoordelijkheid en zeggenschap over de inzet van de eigen (Europese) middelen.
Het streven is om de inzet van landelijke partners en de Regio’s bij de uitvoering van het Kennis- en Innovatieconvenant zoveel mogelijk te versterken door afstemming en, waar mogelijk, samenhangende programmering van activiteiten en middelen op gezamenlijke speerpunten.
Tegen deze achtergrond zijn de provincies (inclusief de ROM’s14) betrokken bij het opstellen van de Kennis- en Innovatie Agenda’s 2020-2023 (KIA’s). Dit heeft geleid tot expliciete voornemens in de KIA’s met betrekking tot valorisatie, marktcreatie, en het zichtbaar maken van verbindingen met regionale programma’s en initiatieven.
De ambitie is om de komende tijd samen op te trekken in de uitvoering van de KIA’s, en daarbij ook de intentie verbinding te zoeken met de uitvoering van de (nieuwe) provinciale coalitieakkoorden en de Regionale Innovatiestrategieën 2021-2027 (RIS)15. Jaarlijks wordt door provincies naar schatting circa € 250 miljoen (bron: Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie 2017-2023, Rathenau Instituut)16 en door de Regionale
Ontwikkelingsmaatschappijen indicatief circa € 80 miljoen aan investeringsvolume uit eigen fondsen ingezet voor innovatiestimulering op het gebied van de missies en sleuteltechnologieën. De intentie is om de inhoudelijke verbinding te zoeken op:
1. verbinding en afstemming van instrumenten. Dit betreft instrumenten voor financiering, business development, cluster- en ecosysteemontwikkeling en (internationale) marktvalidatie (bv. MIT, vroege fase financiering, maar ook samenwerking met het op te richten Invest-NL).
2. voorzieningen en initiatieven zoals applicatiecentra, campussen, proeftuinen en fieldlabs (ook provincies onderling). Waar nodig ondersteund door financiële prikkels (vouchers) om het gebruik van deze voorzieningen door het MKB te ondersteunen.
3. ontwikkelen van (gezamenlijke) proposities voor een geïntegreerde aanpak van technologie-ontwikkeling, innovatievermogen en talentontwikkeling (bv. fotonica).
4. marktcreatie. Via inzet op instrumenten zoals SBIR, Innovatiepartnerschap of andere vormen van marktcreatie, maar ook het mobiliseren van medeoverheden (bv. gemeenten, waterschappen)
5. kennisontsluiting en -verspreiding. Met het doel om bestaande kennis en onderzoek nog beter te verbinden met een breder MKB-netwerk en het benutten van creativiteitszin en ondernemerskracht.
Er is sprake van een gezamenlijke ambitie om invulling te geven aan de missiegerichte innovatieopgaven, zoals verwoord in de Kennis- en Innovatie Agenda’s en Regionale Innovatiestrategieën. Deze inzet is niet statisch, maar geeft de richting en het commitment aan waarlangs partijen de komende tijd streven samen te werken en een bijdrage te leveren. Deze ambitie zal nadere uitwerking krijgen door middel van de volgende uitgangspunten:
1. Het instrumentarium voor startende inititatieven (startersbeleid, VFF17, TTT18) wordt in de komende maanden in samenhang verder uitgewerkt. Daarbij is het maximaal benutten van de samenwerking tussen rijk en regio uitgangspunt, evenals de verbinding met Techleap en het op te richten Invest-NL voor scale ups.
2. De MIT19-regeling vormt de basis voor de verdere samenwerking rond R&D-stimulering van het bestaande MKB. De samenwerking op het brede palet aan MKB R&D-regelingen, inclusief een doorkijk naar regelingen in de nieuwe Operationele Programma’s en Interreg, wordt in de eerste helft van 2020 opgepakt.
3. Uitwerken van de programmering van KIA’s en Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (hierna: MMIP’s), waarbij invulling wordt gegeven aan het inrichten van doorlopende programmalijnen en/of doorlopende looplijnen, met gezamenlijke programmering van onderzoek en daarop aansluitende valorisatie voor zover die niet in de generieke afspraken is of kan worden afgedekt. De inhoudelijke en financiële inzet wordt per looplijn zichtbaar gemaakt. Bijvoorbeeld zal o.a. een begin worden gemaakt met het opbouwen van de samenwerking op de thema’s/MMIP’s Waterstof, A.I etc; en de ontwikkeling van proposities verkend op de onderwerpen. Gaandeweg kunnen in de komende jaren bij relevante MMIP’s specifieke inhoudelijke en financiële afspraken gemaakt worden rond eventuele ’looplijnen’. Bij de uitwerking wordt maximaal gebruik gemaakt van de voorzieningen (fieldlabs, etc.) die regionaal beschikbaar zijn; en waarbij de regio een stimulerende rol kan vervullen in de aansluiting van het regionale MKB. Daarbij kan ook gekeken worden naar samenwerkingen, zoals deze recentelijk zijn opgezet rondom enkele Regiodeals (bv. Regio Deal Brainport Eindhoven/Partnerconvenant PhotonDelta en de Regio Deal Foodvalley).
4. Nadere afstemming van KIA/KIC met RIS/EFRO-programma’s. Het streven is dat deze agenda’s elkaar zo goed mogelijk aanvullen op basis van synergie en complementariteit. Daarvoor zal per Regionale Innovatie Strategie (en daaruit volgend Operationeel Programma’s) zichtbaar worden gemaakt waar wederzijdse aansluitingskansen liggen op regionale specialisaties en missiegerichte innovatieopgaven. Op een later moment zal bezien worden hoe op gezamenlijke speerpunten de operationele samenwerking zou kunnen plaatsvinden, gebaseerd op wederzijdse meerwaarde en partnerschap. Indien passend, zullen daarin ook de mogelijkheden voor bovenregionale samenwerking voor specifieke activiteiten verkend worden.
5. Nadere afstemming en samenwerking van de ROM’s onderling en met de topteams als onderdeel van het valorisatiebeleid.
6. In overleg zullen de regio en de vereniging Hogescholen/Regieorgaan SIA bekijken hoe zij gezamenlijk kunnen optrekken in de uitwerking van voorstellen over de verbinding van de bestaande aanpak van het praktijkgericht onderzoek met (regionale) innovatieprojecten en MKB-netwerken en om de betrokkenheid van de Hogescholen/Regieorgaan SIA bij de valorisatieaanpak in algemene zin te versterken.
7. Met de kennisinstellingen wordt verkend of afspraken gemaakt kunnen worden over mogelijkheden tot verbetering van de ontsluiting en verspreiding van beschikbare kennis naar het MKB via regionale netwerken en voorzieningen.
8. De aanpak rond marktcreatie (o.a. SBIR, innovatief inkopen) ten behoeve van maatschappelijke uitdagingen wordt nader geconcretiseerd waar mogelijk op basis van samenwerking.
Naast deelname aan het regieoverleg, zal de komende tijd per missie/KIA bekeken worden welke deelnamevorm wederzijds passend wordt bevonden. Daarvoor zullen de provincies in gesprek treden met de verantwoordelijke boegbeeld-trekkers en departementen. Het belang van regionale deelname wordt breed onderstreept.
De bestaande reguliere gremia worden zo veel mogelijk gevolgd voor specifieke afstemming rondom instrumenten. Onderdelen van de nadere uitwerking zullen worden vastgelegd in de MKB-samenwerkingsagenda Rijk-Regio, die naar verwachting aan het einde van het eerste kwartaal van 2020 hernieuwd tussen partijen wordt opgesteld.
De missies zijn ontstaan en geworteld in vraagstukken in de maatschappij. Het praktijkgericht onderzoek van hogescholen is ontworpen om in constante wisselwerking met de actoren in de maatschappij, in het bijzonder met het mkb in de regionale omgeving, de vragen op te halen, gezamenlijk onderzoek te doen en de resultaten terug te geven. De omvang en impact van het praktijkgericht onderzoek neemt significant toe. Met lopende en nieuwe onderzoeksinspanningen aan hogescholen wordt waar mogelijk verbinding gezocht met de kennis- en innovatieagenda’s met als doel een betekenisvolle bijdrage te leveren aan het realiseren van de missies. Hieronder volgt op hoofdlijnen een overzicht van de bijdrage van de hogescholen aan de KIA’s.
Hogescholen dragen bij aan alle deel-KIA's onder Energie & Duurzaamheid, o.a. via meerdere Centres of Expertises (hierna: Centres) en lectorenplatforms. Met name op het terrein van circulaire economie dragen de hogescholen stevig bij aan de missie en KIA. Belangrijke aandachtsgebieden voor hogescholen zijn biobased economy, duurzame transport en logistiek en gedragsaspecten rond de energietransitie.
Op het terrein van landbouw en voedsel organiseren de 'groene' hogescholen zich in een gezamenlijk Centre. Onder meer via het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen werken de hogescholen samen met andere partners (bedrijven, kennisinstellingen en overheden) aan de grote opgaven op het terrein van landbouw en voedsel. Op het vlak van water zijn de hogescholen goed georganiseerd via het Deltaplatform en het Centre Watertechnologie. Er is één gezamenlijk lectorenplatform rond beide thema's. De aansluiting op de kennisinfrastructuur is vanuit het lectorenplatform en de Centres goed georganiseerd. De ambitie is met deze partners onder andere een zestal living labs te ontwikkelen.
Ook op de KIA Gezondheid en Zorg zetten de hogescholen stevig in, met ongeveer vijftien Centres, vijf lectorenplatforms en ruim 200 lectoraten. Hierbij is er veel nadruk op het thema leefstijl en leefomgeving, waarbij aspecten als sport, welzijn, samenredzaamheid en gezond oud worden de boventoon voeren. Daarnaast is er aandacht voor thema's als toegang tot zorg, eHealth, dementie en geriatrie.
Aan de KIA Veiligheid dragen hogescholen met name bij op de thema's cybersecurity, data en intelligence en de veiligheidsprofessional. Met vijf Centres en/of living labs en een lectorenplatform Veiligheid in oprichting, beginnen de hogescholen zich te organiseren rond dit thema. De ambitie is om de komende jaren de verbindingen tussen hogescholen en andere partners te versterken, in de context van de KIA Veiligheid.
Op diverse manieren dragen hogescholen bij aan de KIA Sleuteltechnologieën. De grootste mogelijkheden liggen dan met name op het vlak van digitalisering, chemie en life sciences en engineering en fabricage. Meerdere Centres en lectorenplatforms (o.a. ICT en Applied Sciences) richten zich op deze thema's.
In regionale broedplaatsen voor innovatie (zoals campussen, proeftuinen en living labs), werken hogescholen op diverse maatschappelijke vraagstukken samen met hun regionale praktijkpartners (mkb, regionale overheden en publieke instellingen), onderwijsinstellingen en kennispartners aan zowel onderzoek, valorisatie als human capital. Hiermee leveren ze een waardevolle bijdrage aan alle missies, maar zeker ook aan de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen (met name spoor 2 en 3).
In onderlinge afstemming zullen hogescholen in samenspraak met de KIA-trekkers en de regionale stakeholders de inzet op de KIA’s bepalen. Gebaseerd op de omvang van de belangrijkste relevante Centres voor de KIA’s en de verwachte cofinancieringseisen vanuit Regieorgaan SIA is de inschatting dat de hogescholen jaarlijks minimaal € 32 miljoen bijdragen aan praktijkgericht onderzoek dat relevant is voor de KIA’s (vooralsnog onverdeeld).
Regieorgaan SIA is onderdeel van NWO, en draagt jaarlijks vanuit die positie € 18 miljoen euro bij aan het KIC 2020-2023. Deze inzet vindt plaats langs de volgende instrumenten:
• SPRONG (€ 10 miljoen); gericht op het stimuleren van krachtige onderzoeksgroepen bij hogescholen.
• L.INT (€ 3 miljoen); gericht op het creëren van nieuwe lectorposities, met een verbinding tussen hogeschool en onderzoeksorganisatie (o.a. TO2, NWO-instituut, KNAW-instituut, Rijkskennisinstelling).
• GoChem/GoCI/KIEM (€ 3 miljoen); GoChem en GoCI zijn programma’s gericht op de chemische en creatieve industrie, waarin mkb-vertegenwoordigers, kennisinstellingen en financiers gezamenlijk werken aan het bevorderen van innovatie in het mkb; KIEM is een laagdrempelige regeling om te stimuleren dat mkb-ondernemingen verkennend onderzoek doen in samenwerking met een kennisinstelling.
• Innovatiestages (€ 2 miljoen); een nieuw te ontwikkelen instrument, gericht op het stimuleren van samenwerking tussen mkb en hogescholen, via innovatiestages gekoppeld aan masteropleidingen. Het initiatief hiervoor is genomen door de topsectoren Chemie, Agro & Food en HTSM met de ambitie om dit uiteindelijk te verbreden naar alle topsectoren.
Voor de thematische keuzes sluit Regieorgaan SIA enerzijds aan op de thema’s die in de KIA’s worden benoemd, en anderzijds op de strategische keuzes die de hogescholen hierin zelf maken. Gezien de aard van de instrumenten, is Regieorgaan SIA voornemens om de inzet via KIEM en Innovatiestages (in totaal € 5 miljoen) onder te brengen onder de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen; de overige € 13 miljoen is vooralsnog onverdeeld.
De bijlagen Regio en Hogescholen geven nader inzicht in de betrokkenheid van de regio respectievelijk de hogescholen bij het KIC.
Zij gaan meedoen naast de departementen Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Buitenlandse Zaken (specifiek Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking); Defensie; Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Infrastructuur en Waterstaat; Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; en Economische Zaken en Klimaat.
De bijdragen vloeien voort uit de departementale begrotingen. Sommige zijn daarin herkenbaar als begrotingsartikel (zoals het instrument PPS-toeslag bij EZK). Andere bijdragen zijn onderdeel van grotere artikelen.
De spelregels worden momenteel aangepast en zullen in het voorjaar 2020 opnieuw worden vastgesteld.
De schatting is ontleend aan het rapport: “Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie 2017-2023” van het Rathenau Instituut. Het bedrag geeft een beeld, een indicatie van de gezamenlijke inzet van de provincies in de afgelopen periode. Hieraan kunnen geen verplichtingen voor de gezamenlijke inzet in de toekomst worden ontleend.
De schatting is gemaakt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, op basis van de toekenningen uit het Europese Horizon 2020-programma die Nederlandse partijen verwierven in de afgelopen jaren op de thema’s en sleuteltechnologieën. Op 1 januari 2021 start het programma Horizon Europe van de Europese Unie voor 2021-2027. Het Europese budget en de potentiële aanspraak voor Nederlandse initiatieven zijn nog onbekend; voor dit convenant wordt uitgegaan van een mogelijke bijdrage van € 400 miljoen.
In Nederland is NEN het normalisatie-instituut om publieke en private partijen te faciliteren bij kennisontwikkeling, standaardisatie en aanverwante vormen van zelfregulering. Standaarden kunnen innovatie processen versnellen, bieden juridische zekerheid en vergemakkelijken internationale samenwerking.
De indicatoren zullen op basis van de door betrokkenen verstrekte data door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden berekend.
De drie hoofdtaken van de TO2-instellingen zijn:
i. Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke vragen en ondersteuning van overheidstaken en -beleid. Een deel van dit onderzoek valt onder wettelijk verplichte taken.
ii. Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis voor het versterken van de innovatiekracht en concurrentiepositie van Nederland, in het bijzonder voor de topsectoren.
iii. Het beheren van strategische onderzoeksfaciliteiten welke soms uniek zijn in Nederland en deels ook internationaal.
Regionale Ontwikkelings Maatschappijen: Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) voor de provincies Groningen, Friesland en Drenthe, OostNL voor de provincies Gelderland en Overijssel, Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) voor de provincie Noord-Brabant, Impuls voor de provincie Zeeland, Limburgs Instituut voor Ontwikkeling & Financiering (LIOF) voor de Provincie Limburg en InnovationQuarter voor de provincie Zuid-Holland.
In voorbereiding; afronding RIS-en voorzien voor eind 2019/begin 2020.Vertaling naar Operationele Programma’s vindt in 2020 plaats. Start Operationele Programma’s o.a. sterk afhankelijk van afhandeling Brexit.
Bedrag geeft een beeld, een indicatie van de gezamenlijke inzet van de regio in afgelopen periode. Hieraan kunnen geen verplichtingen voor de gezamenlijke inzet voor toekomst worden ontleend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-64553.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.