Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 18 april 2019, nr. WJZ/19092392, tot instelling van de Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico in het kader van het verbod op laagcalorisch gas (Instellingsbesluit Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico in het kader van het verbod op laagcalorisch gas)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

b. adviescommissie:

Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico in het kader van het verbod op laagcalorisch gas;

c. wetsvoorstel:

wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet betreffende een verbod op laagcalorisch gas voor de grootste afnemers, zoals dat op 19 maart 2019 voor consultatie is gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl;

d. afnemer:

afnemer waarop het verbod op laagcalorisch gas van toepassing is;

e. verbod op laagcalorisch gas:

verbod als bedoeld in artikel I, onderdeel D, van het wetsvoorstel opgenomen in artikel 10f, eerste lid.

Artikel 2

  • 1. Er is een Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico in het kader van het verbod op laagcalorisch gas.

  • 2. De adviescommissie heeft tot taak om de minister te adviseren, in het kader van zijn bevoegdheid opgenomen in het wetsvoorstel, om op verzoek een vergoeding toe te kennen aan een afnemer indien het verbod op laagcalorisch gas schade voor die afnemer veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die de afnemer in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft. De adviescommissie adviseert de minister over de wijze waarop het beste invulling kan worden gegeven aan het normaal maatschappelijk risico, gegeven de context van het verbod op laagcalorisch gas en de aard en omvang van de door het verbod op laagcalorisch gas getroffen afnemers.

  • 3. De adviescommissie adviseert in elk geval, op basis van een gemotiveerde analyse:

    • a. over de methode om het normaal maatschappelijk risico vast te stellen;

    • b. wat in het onderhavige geval als een redelijk normaal maatschappelijk risico kan worden aangemerkt;

    • c. op basis van welke bedrijfseconomische waarde of waarden wordt vastgesteld of de schade die de afnemer verzoekt te vergoeden het normaal maatschappelijk risico overstijgt en, voor zover het gaat om meerdere onderscheiden bedrijfseconomische waarden, hoe deze waarden zich onderling verhouden bij de hiervoor bedoelde vaststelling; en

    • d. voor zover sprake is van aan de afnemer gelieerde ondernemingen, in hoeverre bij de vaststelling, als bedoeld in onderdeel c, tevens de bedrijfseconomische waarden van die gelieerde ondernemingen moeten worden betrokken.

Artikel 3

  • 1. De adviescommissie brengt uiterlijk binnen twee maanden, nadat de voorzitter en andere leden van de adviescommissie in een separaat benoemingsbesluit zijn benoemd, haar schriftelijke advies uit aan de minister.

  • 2. De minister kan deze termijn verlengen.

  • 3. Na het uitbrengen van het advies wordt de adviescommissie opgeheven.

Artikel 4

  • 1. De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd. De voorzitter en de andere leden kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

  • 4. De voorzitter of een van de andere leden van de adviescommissie heeft geen directe of indirecte betrokkenheid bij het onderwerp van de adviesaanvraag. Indien in een voorkomend geval uit feiten en of omstandigheden blijkt dat de voorzitter of een van de andere leden van de adviescommissie toch zelf direct of indirect betrokkenheid heeft bij de adviesaanvraag dan zullen zij zich onverwijld laten vervangen door hun plaatsvervanger en zich weerhouden van enige bemoeienis ten aanzien van de adviesaanvraag.

Artikel 5

  • 1. Gastdeskundigen worden door de minister benoemd. Gastdeskundigen kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.

  • 2. De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de adviescommissie bij te wonen.

Artikel 6

  • 1. De adviescommissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De minister voorziet in het secretariaat van de adviescommissie.

  • 3. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de adviescommissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de adviescommissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 4. De adviescommissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico in het kader van het verbod op laagcalorisch gas.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 18 april 2019

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

Op 19 maart 2019 is het Wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet betreffende een verbod op laagcalorisch gas voor de grootste afnemers voor consultatie gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl (hierna: het wetsvoorstel). De kern van dit wetsvoorstel is een verbod voor de grootste industriële afnemers om na 1 oktober 2022 nog laagcalorisch gas aan het gastransportnet te onttrekken. Dit verbod heeft als doel om de vraag naar laagcalorisch gas, en daarmee de winning van gas uit het Groningenveld, zo spoedig mogelijk terug te dringen.

Met het wetsvoorstel wordt een nieuw artikel in de Gaswet voorzien (artikel 10j) waarmee de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de minister) de bevoegdheid krijgt om op verzoek een vergoeding toe te kennen indien een afnemer schade lijdt door kosten die (1) rechtstreeks en noodzakelijkerwijs het gevolg zijn van het verbod op laagcalorisch gas, (2) de afnemer in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treffen, en (3) uitgaan boven het normale maatschappelijke risico.

De minister heeft het voornemen om de wijze waarop hij invulling geeft aan zijn bevoegdheid om op verzoek nadeelcompensatie toe te kennen uit te werken in een beleidsregel en daarin nader invulling te geven aan wat in dit kader als normaal maatschappelijk risico moet worden aangemerkt. De minister heeft besloten om zich voorafgaand aan de vaststelling van nader beleid eerst te laten adviseren over een passende invulling van het normale maatschappelijke risico in de context van het wetsvoorstel. Daartoe wordt de onderhavige adviescommissie ingesteld.

Taakstelling Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico in het kader van het verbod op laagcalorisch gas

De taakstelling van de Adviescommissie beoordeling normaal maatschappelijk risico in het kader van het verbod op laagcalorisch gas (hierna: adviescommissie) richt zich uitsluitend op het adviseren over de beste invulling van het normaal maatschappelijk risico bij de toepassing van de in het wetsvoorstel opgenomen bevoegdheid voor het toekennen van nadeelcompensatie op verzoek.

Ten eerste wordt de adviescommissie gevraagd om te adviseren over de beste methode, gegeven de context van het verbod op laagcalorisch gas en de aard en omvang van de door het verbod op laagcalorisch gas getroffen afnemers, om het normale maatschappelijke risico vast te stellen. Om het normale maatschappelijke risico te concretiseren wordt vaak gebruik gemaakt van methodes zoals drempels of kortingen. Een drempel wordt uitgedrukt in een percentage van een bedrijfseconomische waarde (bijvoorbeeld de omzet). Een korting fungeert als percentage van bijvoorbeeld de kosten of schade dat voor eigen rekening blijft. De adviescommissie wordt in dit verband gevraagd te onderbouwen welke van deze methoden, of wellicht een andere methode in het onderhavige geval het meest passend zou zijn.

Ten tweede wordt de adviescommissie gevraagd te adviseren wat een redelijk normaal maatschappelijk risico zou zijn. Deze vraag ziet op de hoogte van het percentage waarmee de drempel of korting wordt uitgedrukt, of wat, indien een andere methode wordt voorgesteld, als redelijke hoogte moet worden aangemerkt.

Ten derde wordt de adviescommissie gevraagd op basis van welke bedrijfseconomische waarden wordt vastgesteld of de schade die de afnemer verzoekt te vergoeden het normaal maatschappelijk risico overstijgt. De vraag is hier op welke bedrijfseconomische waarden – zoals omzet, winst, kasstromen en/of kosten – het normale maatschappelijke risico wordt toegepast. De adviescommissie wordt in dit verband gevraagd om te adviseren welke bedrijfseconomische waarden bij dit mechanisme moeten worden betrokken en hoe deze waarden zich onderling verhouden. De adviescommissie krijgt daarbij expliciet niet tot taak om de omvang van het normale maatschappelijke risico – uitgedrukt in een concreet bedrag – vast te stellen voor ieder van de individuele afnemers die door het verbod op laagcalorisch gas op grond van het wetsvoorstel worden getroffen. Dit zal eerst in een later stadium kunnen worden beoordeeld op basis van de door de minister vast te stellen beleidsregel waarin de minister het advies van de adviescommissie zal betrekken.

Ten vierde wordt de adviescommissie gevraagd te adviseren in hoeverre tevens de bedrijfseconomische waarden van de aan de afnemer gelieerde ondernemingen moeten worden betrokken, voor zover van dergelijke gelieerde ondernemingen sprake is. Hierbij gaat het erom op welk niveau van het concern het normale maatschappelijke risico moet worden bepaald, daarbij in acht nemend dat bij de door het wetsvoorstel getroffen afnemers sprake kan zijn van een (inter)nationaal concern. Ook wordt bij dit aspect van de advisering de vraag betrokken of het mogelijk is om de beoordeling van het normaal maatschappelijk risico te richten op een specifieke vestiging van een bedrijf.

Ten slotte geldt dat de adviescommissie niet tot taak krijgt om te beoordelen of de schade die een individuele afnemer verzoekt te vergoeden boven het normale maatschappelijke risico uitgaat danwel of de opgevoerde schade voor vergoeding in aanmerking komt. Concrete verzoeken van individuele afnemers om nadeelcompensatie zullen in een later stadium, op basis van het beleidskader dat voor dat doel wordt vastgesteld, door de minister worden beoordeeld.

Advies

De adviescommissie wordt gevraagd om zo spoedig mogelijk van start te gaan en haar advies uiterlijk binnen twee maanden, nadat de voorzitter en andere leden zijn benoemd, op te leveren. De benoeming geschiedt bij separaat benoemingsbesluit dat zo spoedig mogelijk door de minister wordt genomen. Indien die datum onverhoopt niet haalbaar blijkt kan de minister de termijn voor oplevering van het definitieve advies verlengen. Na oplevering van het advies wordt de adviescommissie opgeheven.

Samenstelling adviescommissie

De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden. De voorzitter en andere leden worden benoemd op grond van relevante deskundigheid en ervaring door deelname aan adviescommissies die advies hebben uitgebracht op het gebied van nadeelcompensatie en/of het beoordelen van het normale maatschappelijke risico.

De voorzitter en leden van de adviescommissie brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep. Voorafgaand aan de benoeming is bovendien expliciet getoetst of er geen sprake is van belangenverstrengeling in relatie tot de afnemers die door het verbod op laagcalorisch gas worden geraakt.

Werkwijze

De adviescommissie krijgt een ambtelijke secretaris toegewezen en stelt haar eigen werkwijze vast.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven