TOELICHTING
1. Algemeen
Deze regeling wijzigt de Regeling studiefinanciering 2000 (hierna: ‘RSF 2000’).
2. Inhoudelijk
Met de Wet studievoorschot hoger onderwijs is een nieuwe leenfaciliteit geïntroduceerd:
het levenlanglerenkrediet.1 Hiermee wordt het voor studerenden tot 55 jaar mogelijk om vanaf studiejaar 2017/2018
een lening op te nemen voor de kosten van het lesgeld (middelbaar beroepsonderwijs)
of het (instellings)collegegeld (hoger onderwijs).
De regels over de aanspraak op en de duur en hoogte van het levenlanglerenkrediet
zijn neergelegd in de artikelen 3.16b tot en met 3.16d van de Wet studiefinanciering
2000 (hierna: WSF 2000). In artikel 3.16e van de WSF 2000 is vastgelegd dat voor een
goede uitvoering van de artikelen 3.16b tot en met 3.16d van de WSF 2000, bij ministeriële
regeling regels vastgesteld worden over de aanvraag, toekenning, betaling en andere
uitvoeringsaspecten. Met deze regeling wordt dit geregeld. Daarbij worden ook meer
specifieke regels vastgesteld voor de toekenning en uitbetaling van het levenlanglerenkrediet
aan studenten ingeschreven voor het volgen van een opleiding waarbij het jaarlijks
te betalen bedrag aan collegegeld niet vooraf is vast te stellen.
3. Consultatie en toetsing van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) heeft een uitvoeringstoets uitgebracht
en geconcludeerd dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. De regeling is ter
consultatie voorgelegd aan belanghebbenden.
4. Financiële gevolgen
De financiële gevolgen van deze regeling zijn reeds verwerkt in de Wet studievoorschot
hoger onderwijs.
5. Gevolgen voor de administratieve lasten
De administratieve lasten van deze regeling zijn reeds verwerkt in de Wet studievoorschot
hoger onderwijs.
6. Gevolgen voor Caribisch Nederland
De regels in deze ministeriële regeling gelden ook voor studerenden afkomstig uit
Caribisch Nederland die in het Europese deel van Nederland gebruik maken van het levenlanglerenkrediet.
7. Communicatie
Deze regeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant. De voor (aankomend) studerenden
relevante regels worden door DUO op hoofdlijnen gecommuniceerd.
8. Inwerkingtreding
Inwerkingtreding is voorzien op 1 augustus 2017 ten aanzien van opleidingen in het
beroepsonderwijs respectievelijk 1 september 2017 ten aanzien van opleidingen in het
hoger onderwijs.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Onderdeel 1. Het levenlanglerenkrediet wordt toegevoegd aan het eerste lid, zodat
zowel dit eerste lid alsook het tweede lid gelden voor de aanvraag van levenlanglerenkrediet.
Onderdeel 2. Het derde lid wordt redactioneel verbeterd.
Onderdeel 3. Het bedrag dat een studerende per maand kan lenen is gemaximeerd op een
twaalfde deel van het bedrag van het collegegeld of het lesgeld dat de studerende
feitelijk verschuldigd is. Wanneer de studerende meer dan vijfmaal het wettelijk collegegeld
bedoeld in artikel 7.45, eerste lid van de WHW, respectievelijk vijfmaal het wettelijk
vastgestelde lesgeld bedoeld in artikel 5, tweede lid van de Les- en cursusgeldwet,
verschuldigd is dan geldt een maximum van vijfmaal dat wettelijk vastgestelde bedrag
per jaar. Dit is geregeld in artikel 3.16d van de WSF 2000. In het nieuwe vierde lid
wordt geregeld dat een studerende die per jaar een hoger bedrag aanvraagt dan het
wettelijk vastgestelde bedrag aan collegegeld of lesgeld, een bewijs van het verschuldigde
collegegeld respectievelijk lesgeld dient te overleggen aan DUO. De grens van vijfmaal
het wettelijk vastgestelde collegegeld in de zin van artikel 7.45, eerste lid, van
de WHW geldt voor alle ho-studenten.
Artikel I, onderdeel B
Artikel 2a.1
Geregeld wordt dat toekenning en betaling zullen plaatsvinden overeenkomstig de wijze
van toekenning en betaling van de reguliere studiefinanciering.
Artikel 2a.2
Geconstateerd is dat nadere regels nodig zijn over de toekenning en betaling van het
levenlanglerenkrediet voor een specifieke groep studenten die is ingeschreven voor
het volgen van een opleiding waarbij het jaarlijks te betalen bedrag aan collegegeld
niet vooraf is vast te stellen, teneinde uitvoering te kunnen geven aan artikel 3.16d
van de WSF 2000. Derhalve is vooraf niet vast te stellen wat de hoogte is van een
twaalfde deel van het feitelijk door de student voor een periode van twaalf maanden
te betalen bedrag aan collegegeld voor het volgen van de opleiding. De nadere regels
worden met dit artikel gegeven.
De hoogte van het bedrag dat een student per maand aan levenlanglerenkrediet toegekend
kan krijgen, wordt berekend volgens een aantal stappen. Op het moment dat een student
levenlanglerenkrediet aanvraagt voor een onderwijseenheid, kijkt DUO allereerst naar
het aantal studiepunten van de desbetreffende onderwijseenheid. Het aantal studiepunten
waaruit deze bestaat wordt vervolgens gedeeld door vijf. Het getal wat daaruit komt
wordt afgerond naar boven en bepaalt het aantal maanden waarover het levenlanglerenkrediet
voor de desbetreffende onderwijseenheid wordt uitbetaald aan de student. De hoogte
van het bedrag dat de student per maand ontvangt, wordt berekend door het aangevraagde
bedrag aan levenlanglerenkrediet voor die onderwijseenheid te delen door het aantal
maanden waarover de student het krediet krijgt uitbetaald. De student kan ervoor kiezen
om per studiejaar voor meerdere onderwijseenheden levenlanglerenkrediet aan te vragen.
Per studiejaar wordt in totaal echter niet meer toegekend dan ten hoogste een bedrag
van vijfmaal het wettelijk collegegeld als bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van
de WHW. Het volgende voorbeeld laat zien hoe dit in de praktijk werkt.
Voorbeeld. Een student heeft zich ingeschreven voor het volgen van een opleiding en
volgt een onderwijseenheid van 12 studiepunten. Hij vraagt levenlanglerenkrediet aan
ter hoogte van het bedrag dat hij feitelijk moet betalen aan collegegeld voor die
onderwijseenheid, namelijk € 780. DUO betaalt het levenlanglerenkrediet uit in 3 maanden
(12 gedeeld door 5 is afgerond 3). Per maand ontvangt de student een bedrag van €
260 (€ 780 gedeeld door 3 is € 260). De student vraagt vervolgens binnen datzelfde
studiejaar opnieuw levenlanglerenkrediet aan voor een andere onderwijseenheid. DUO
berekent de hoogte en het aantal maanden opnieuw volgens bovenstaande regels. Het
levenlanglerenkrediet zal vervolgens worden uitbetaald zolang het maximumbedrag per
studiejaar niet is bereikt.
Met deze voorziening kan een aantal maanden in het jaar de grens van per maand maximaal
vijfmaal een twaalfde deel van het wettelijk collegegeld worden overschreden. Doordat
artikel 3.16d van de wet dat naar de letter niet toestaat ((...) levenlanglerenkrediet
bedraagt per maand niet meer dan (...)) wordt met gebruikmaking van de hardheidsclausule
(artikel 11.5 van de wet) voorlopig afgeweken van de wet. Het niet kunnen toekennen
van het benodigde bedrag zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard gelet
op het belang dat met deze grens is beoogd te beschermen, namelijk het voorkomen dat
zeer hoge collegegelden dienen te worden gefinancierd. Met deze afwijking blijft het
maximum per jaar behouden, maar ontstaat binnen het jaar enige flexibiliteit. Wanneer
daar gelegenheid voor is, kan dit ook in de wet worden vastgelegd.
Artikel II
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de wijzigingsregeling.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker