ARTIKEL I
De Regeling omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van hoofdstuk 10 komt te luiden:
HOOFDSTUK 10 UITVOERING EN HANDHAVING
B
Het opschrift van paragraaf 10.1 komt te luiden:
§ 10.1 Kwaliteitseisen uitvoering en handhaving
C
In artikel 10.1 wordt in de begripsomschrijving van het begrip bestuursorgaan ‘artikel
5.3, tweede lid, van de wet’ vervangen door: artikel 7.2, eerste en tweede lid, van
het besluit.
D
In artikel 10.2. wordt ‘handhaving’ vervangen door: uitvoering en handhaving.
E
Artikel 10.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
De analyse van inzichten, bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, van het besluit en de
analyse van de problemen, bedoeld in artikel 7.2, vijfde lid, van het besluit geven
in ieder geval inzicht in:.
2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot het derde en vierde lid en het vierde
lid (oud) wordt vernummerd tot het tweede lid.
3. In de aanhef van het tweede lid (nieuw) wordt ‘artikel 7.2, vijfde lid’ vervangen
door: artikel 7.2, zevende lid, onderdeel a.
4. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
-
4. Tot de in artikel 7.2, zevende lid, onderdeel b, van het besluit bedoelde wijze waarop
het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of
krachtens de betrokken wetten bepaalde, wordt uitgeoefend, behoort in ieder geval:
-
a. de wijze waarop de controle ter plaatse wordt voorbereid, uitgaande van een register
van inrichtingen waarin in ieder geval de IPPC-installaties zijn opgenomen;
-
b. de wijze waarop de controle ter plaatse wordt uitgeoefend;
-
c. de frequentie waarmee routinematige controlebezoeken worden afgelegd, waarbij die
frequentie voor IPPC-installaties, afhankelijk van de milieurisico’s, het nalevingsgedrag
en de aanwezigheid van een gecertificeerd milieuzorgsysteem, ten minste één controlebezoek
per drie jaar bij beperkte milieurisico’s en ten minste één controlebezoek per jaar
bij grote milieurisico’s is;
-
d. de wijze waarop zakelijke gegevens en bescheiden worden gecontroleerd;
-
e. de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van het bepaalde bij
of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde ten aanzien
van stoffen, trillingen, en warmte die of geluid dat, direct of indirect vanuit een
bron in de lucht, het water of de bodem, worden onderscheidenlijk wordt gebracht;
-
f. de wijze waarop de controle en verificatie plaatsvinden van de resultaten van de controles
die zijn uitgevoerd door personen die een inrichting drijven.
5. In het vijfde lid wordt ‘derde lid, onderdeel b’ vervangen door: vierde lid, onderdeel
c.
F
Artikel 10.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘handhavingsbeleid’ vervangen door ‘uitvoerings- en handhavingsbeleid’
en wordt ‘eerste lid’ vervangen door: eerste en tweede lid.
2. De onderdelen a en b vervallen en de onderdelen c en d worden geletterd a en b.
G
In artikel 10.6 wordt na ‘bedoelde gegevens’ ingevoegd: ten behoeve van de uitvoering
en handhaving.
H
In artikel 10.7, onderdeel m, wordt na ‘Teylingen,’ ingevoegd: Voorschoten.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017. Indien de Staatscourant
waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2017, treedt zij
in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin
zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze regeling tot wijziging van de Regeling omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening,
toezicht en handhaving) (hierna: wijzigingsregeling) is het sluitstuk van aanpassing
van de regelgeving over de verbetering van de vergunningverlening, het toezicht en
de handhaving (hierna: VTH) op het gebied van het omgevingsrecht.
De aanleiding voor wetgeving ten aanzien van VTH was de fragmentatie in combinatie
met de vrijblijvendheid in de samenwerking en uitvoering. Daarbij waren meer dan 500
instanties betrokken. Dit vormde een barrière voor het organiseren van voldoende menskracht
en deskundigheid evenals voor het aanpakken van de (boven)regionale handhavingsproblemen
op een (boven)regionale schaal.
Het Rijk, het IPO en de VNG hebben in juni 2009 de zogenaamde ‘package deal’1 gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over modernisering van het VTH-stelsel.
Deze afspraken betreffen o.a. de vorming van een landelijk dekkend netwerk van regionale
uitvoeringsdiensten (omgevingsdiensten), de verbetering van de kwaliteit van de uitvoering
van de VTH-taken en van de samenwerking en informatie-uitwisseling bij de handhaving
door organen belast met de bestuursrechtelijke handhaving enerzijds en tussen de organen
belast met de bestuursrechtelijke handhaving en organen belast met de strafrechtelijke
handhaving anderzijds.
De verplichting tot de vorming van een landelijk dekkend netwerk van omgevingsdiensten
is op 14 april 2016 ingegaan met de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht2. Die wet biedt een basis voor de uitwerking van het basistakenpakket3, de procescriteria voor de uitvoering en handhaving4 en het digitale systeem van gegevensuitwisseling Inspectieview Milieu. Die uitwerking
heeft zijn beslag gekregen in de wijziging van het Besluit omgevingsrecht5, die met ingang van 1 juli 2017 in werking treedt.
2. Inhoud regeling
Deze wijzigingsregeling is gebaseerd op artikel 5.7, tweede lid, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en regelt onder andere dat de reeds voor
handhaving bestaande procescriteria nu ook voor de uitvoering gelden, door de artikelen
in paragraaf 10.1 die voor handhaving golden nu ook voor uitvoering te laten gelden.
De omvang van de wijzigingsregeling is beperkt omdat de procescriteria voor een groot
deel zijn uitgewerkt in paragraaf 7.2 van het Besluit omgevingsrecht.
De procescriteria en de kwaliteitscriteria (het organiseren van voldoende menskracht
met een adequaat opleidingsniveau) zijn opgenomen in het document Kwaliteitscriteria
2.1 dat is ontwikkeld door het Programma Uitvoering met Ambitie6 en in 2012 door de VNG, het IPO en het Rijk bestuurlijk is vastgesteld. In dit document
worden eisen gesteld aan de procescriteria en aan de kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria
betreffen het inzetten van voldoende menskracht voor de basistaken en zijn voortaan
opgenomen in provinciale en gemeentelijke verordeningen. De procescriteria zijn geregeld
in paragraaf 7.2 van het Besluit omgevingsrecht, zoals gewijzigd met ingang van 1 juli
2017 en uitgewerkt in deze wijzigingsregeling.
Deze wijzigingsregeling is ook gebaseerd op artikel 5.3, eerste lid, van de Wabo vanwege
de aanvulling van een kring van gemeenten.
Deze wijzigingsregeling betreft de volgende aanpassingen vanwege VTH:
-
– Uitbreiding van de reikwijdte van hoofdstuk 10 met uitvoering.
-
– Het vervallen van enkele bepalingen die zagen op kwaliteitscriteria voor de kritische
massa van personeel bij de omgevingsdiensten en die nu in provinciale en gemeentelijke
verordeningen zijn geregeld.
-
– Aanpassing van de verwijzingen naar artikelen van het Besluit omgevingsrecht.
Daarnaast is aanpassing van de Regeling omgevingsrecht nodig om de volgende redenen:
3. Procedure van totstandkoming
Vanwege het feit dat deze wijzigingsregeling geen ingrijpende verandering teweegbrengt
in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en evenmin ingrijpende gevolgen
heeft voor de uitvoeringspraktijk kon worden afgezien van internetconsultatie.
4. Gevolgen
De wijzigingsregeling leidt niet tot een toename van administratieve lasten voor bedrijven.
Voor de bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst leidt deze wijzigingsregeling
deels tot een verschuiving van bestuurlijke lasten naar de omgevingsdiensten; het
handhavings- en uitvoeringsbeleid voor de basistaken is aan die omgevingsdiensten
opgedragen. Door een efficiëntere uitvoering door bundeling van taken zullen de bestuurlijke
lasten afnemen. Vanwege het vervallen van de bepalingen over kwaliteitscriteria nemen
de bestuurlijke lasten op grond van de Regeling omgevingsrecht af. Per saldo is er
echter geen sprake van afname van bestuurlijke lasten omdat de kwaliteitscriteria
in provinciale en gemeentelijke verordeningen zijn opgenomen. Het efficiënter kunnen
optreden door omgevingsdiensten in samenwerking met andere instanties bij activiteiten
die gevolgen kunnen hebben voor het milieu zal leiden tot het voorkomen of verminderen
van schade aan het milieu.8
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, B, D, F, onder 1, en G
Vanwege de uitbreiding van de reikwijdte van hoofdstuk 10 en paragraaf 10.1 met regels
over de uitvoering, is het opschrift van hoofdstuk 10 en van paragraaf 10.1 aangepast.
Om die reden zijn ook de artikelen 10.2 en 10.6 aangepast door toevoeging van de term
‘uitvoering’ aan die artikelen. Verder is artikel 10.5 voortaan ook van toepassing
op het uitvoeringsbeleid.
Onderdeel C
De verwijzing naar het begrip bestuursorgaan is aangepast. Met de bestuursorganen
in de Regeling omgevingsrecht zijn bestuursorganen bedoeld in de zin van artikel 7.2,
eerste en tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht: bestuursorganen die bevoegd
zijn tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning
of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning en die belast zijn met de
uitvoering en handhaving van de Wabo en van de ‘betrokken wetten’ die zijn genoemd
in artikel 1.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Hiermee worden ook bedoeld
bestuursorganen die gezamenlijk optreden als deelnemers in een omgevingsdienst.
Onderdeel E
In artikel 10.3 zijn de verwijzingen naar het Besluit omgevingsrecht aangepast.
Verder is het voormalige derde lid, onderdeel a, uitgesplitst in twee onderdelen (a
en b) in het huidige vierde lid. In onderdeel a (nieuw) is een kleine onvolkomenheid
in de implementatieregelgeving van artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de Richtlijn
industriële emissies gerepareerd. Dit artikel over milieu-inspecties vereist de beschikbaarheid
van een register van IPPC-installaties, waarop het handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma
betrekking heeft. De beschikbaarheid van dergelijke informatie volgt impliciet uit
de artikelen 7.2, 7.3 en 7.6 van het Besluit omgevingsrecht over respectievelijk het
handhavingsbeleid, het uitvoeringsprogramma en het geautomatiseerde systeem voor de
vastlegging van resultaten. Het volgt ook uit artikel 19.1b van de Wet milieubeheer,
dat de beschikbaarheid op internet van een register van IPPC-installaties en hun vergunningen
regelt. Een expliciete bepaling ter implementatie van artikel 23, tweede lid, onderdeel
c, van de Richtlijn industriële emissies bestond tot nu toe echter niet. Het nieuwe
onderdeel a van artikel 10.3, vierde lid, heeft geen praktische gevolgen, omdat de
betrokken overheden al informatiesystemen hebben. Er is ook een nationaal register
van IPPC-installaties. Dit is een applicatie binnen het registratiesysteem van bedrijven
die milieujaarverslagen maken: http://www.e-mjv.nl/onderwerpen/ippc-applicatie/.
Onderdeel F, onder2
Artikel 10.5, onderdelen a en b, vervallen. Op grond van onderdeel a moesten bestuursorganen
ervoor zorgen dat de personen die zijn belast met werkzaamheden in het kader van de
handhaving adequaat zijn opgeleid of zo nodig worden opgeleid op basis van een opleidingsplan.
Dit wordt nu geregeld in de provinciale en gemeentelijke verordeningen, bedoeld in
artikel 5.4, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wabo.
Op grond van onderdeel b moesten bestuursorganen ervoor zorgen dat, voor zover van
toepassing, met de personen die het rechtstreeks aangaat of in het voorkomende geval
met degene onder wiens verantwoordelijkheid zij werken schriftelijke afspraken worden
gemaakt met betrekking tot het ten behoeve van de handhaving gebruik maken van personen
die niet onder de organisatie van het bestuursorgaan ressorteren. Ook voor dat onderdeel
geldt dat dit nu wordt geregeld in de gemeentelijke en provinciale verordeningen,
bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wabo.
Onderdeel H
In artikel 10.7, onderdeel m, is een aanpassing doorgevoerd in de kring van gemeenten
van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland. De gemeente Voorschoten
is in 2016 deelnemer geworden van die gemeenschappelijke regeling en is aan de kring
in artikel 10.7, onderdeel m, toegevoegd.
Artikel II
De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017. De inwerkingtreding
vindt plaats tegelijkertijd met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht van 21 april
2017. Mocht publicatie van deze wijzigingsregeling plaatsvinden na 30 juni 2017, dan
treedt de regeling in werking met ingang van de dag na publicatie.
Van de minimale invoeringstermijn van 3 maanden voor ministeriële regelingen wordt
afgeweken. Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat dit, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke
ongewenste publieke nadelen voorkomt (aanwijzing 174, onder 4, onder a, van de aanwijzingen
voor de regelgeving). Het is van belang voor de in de praktijk reeds sinds geruime
tijd functionerende omgevingsdiensten dat deze wijzigingsregeling zo snel mogelijk
in werking treedt en zij conform de regeling kunnen gaan handelen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma