TOELICHTING
Algemeen deel
1. De wijziging
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna:
Rav) die is vastgesteld op grond van de Wet ammoniak en veehouderij.
In de Rav zijn ammoniakemissiefactoren opgenomen die nodig zijn bij de beoordeling
of verlening van de omgevingsvergunning milieu of het naleven van algemene regels
ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ammoniak en veehouderij,
het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit emissiearme huisvesting. Daarnaast
wordt de Rav gebruikt in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet
natuurbescherming. De emissiefactoren in de Rav worden gebruikt bij het berekenen
van de ammoniakemissie en bij het beoordelen of huisvestingssystemen in dierenverblijven
voldoen aan de maximale emissiewaarden in het Besluit emissiearme huisvesting.
De wijziging ziet op twee onderdelen.
Ter eerste is het meetprotocol, bedoeld in artikel 3, derde lid, onder d, van de Rav
licht gewijzigd, doordat er een addendum aan is toegevoegd. De Rav wordt zo gewijzigd,
dat wordt verwezen naar de nieuwe versie '2013a' van het meetprotocol.
Daarnaast wordt Bijlage I bij de Rav op een aantal punten geactualiseerd. Ten eerste
wordt bij een aantal huisvestingssystemen voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar
een definitieve emissiefactor vastgesteld. Tevens worden bij een aantal categorieën
de beschrijvingen van de huisvestingssystemen aangepast. Daarnaast wordt bij legkippen
en (groot-)ouderdieren van legrassen een nieuw systeem opgenomen. Tot slot wordt een
aantal voetnoten aangepast. Een nadere uitleg bij deze wijzigingen staat in de artikelsgewijze
toelichting.
2. Gevolgen
Administratieve lasten
De wijzigingsregeling bevat geen meldings-, registratie- of onderzoeksverplichtingen
en brengt geen verhoging van administratieve lasten met zich mee.
Effecten voor het bedrijfsleven
Er treedt geen stijging van nalevingskosten op als gevolg van deze wijziging. Doordat
meer systemen zijn opgenomen krijgen veehouders meer mogelijkheden om te kiezen tussen
stalsystemen en daarmee te voldoen aan de emissiewaarden voor ammoniak en het kunnen
benutten van ontwikkelruimte, waarbij de kosten van de verschillende mogelijkheden
variëren.
Lasten voor de overheid
Er is geen sprake van wijziging van de bestuurlijke lasten.
Effecten voor het milieu
De gevolgen voor het milieu zijn in beginsel positief door het toevoegen van een systeem
en het verduidelijken van de eisen in de systeembeschrijvingen.
3. Consultatie
De verschillende meetrapporten, systeembeschrijvingen en andere gegevens die de basis
vormen voor de emissiefactoren in bijlage I zijn in opdracht van het Ministerie van
Infrastructuur en Milieu door deskundigen op volledigheid en juistheid beoordeeld.
Zij hebben advies uitgebracht over de te hanteren emissiefactoren voor de verschillende
huisvestingssystemen.
4. Inwerkingtreding
Een snelle invoering van innovatieve technieken is van groot belang voor betrokken
marktpartijen en het milieu. Daarom is afgezien van de vaste verandermomenten en een
minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van
de regeling, op grond van de afwijkingsmogelijkheid die is vermeld in aanwijzing 174,
vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A ziet op wijziging van artikel 3, lid 3, onder d, van de Regeling ammoniak
en veehouderij.
In onderdeel B tot en met F wordt Bijlage I op verschillende punten geactualiseerd
en aangevuld. Hieronder wordt per punt aangeven wat deze wijzigingen inhouden.
Artikel I, onderdeel A
Bij het Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij
2013 is een addendum toegevoegd. Dit addendum geeft verduidelijking en nadere uitleg
over het onderdeel metingen bij open stallen. Inhoudelijk is het Protocol 2013 niet
aangepast. De toevoeging van het addendum is in de titel van het meetprotocol aangeduid
met een a achter het jaartal. Het meetprotocol met addendum is op www.infomil.nl en www.rvo.nl/rav te downloaden.
Metingen aan stalsystemen worden, volgens het protocol, verspreid over een jaar uitgevoerd.
Binnen dat jaar worden 6 meetsessies verricht. De resultaten van deze 6 meetsessies
worden gezamenlijk beoordeeld. Het kan dus voorkomen dat er metingen zijn verricht
die pas na de toevoeging van het addendum worden beoordeeld. Voor deze gevallen wordt
in het Protocol geregeld dat meetsessies uitgevoerd voor 1 juli 2017 worden beoordeeld
volgens het Protocol 2013, zonder addendum. Meetsessies van na 1 juli 2017 worden
wel volgens het addendum beoordeeld. Het kan dus voorkomen dat meetresultaten die
meetsessies van zowel voor als na 1 juli 2017 bevatten op verschillende manieren worden
beoordeeld, namelijk met en zonder addendum.
Artikel I, onderdeel B
In diercategorie A1: melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar is een aantal beschrijvingen
van huisvestingssystemen geactualiseerd. Op basis van de meetresultaten aan de proefstallen
zijn voor vijf huisvestingssystemen definitieve emissiefactoren vastgesteld. Het betreft
de categorieën A 1.10, A 1.14, A 1.18, A 1.21 en A 1.23).
Voor het huisvestingssysteem A1.9 is op basis van de thans beschikbare meetresultaten
geen voorlopige emissiefactor vastgesteld. Om die reden is eindnoot 19 vervangen door
nieuw in te voegen eindnoot 28.
Artikel I, onderdeel C
Onderdeel C ziet op de wijziging van enkele gecombineerde luchtwassystemen binnen
de diercategorie vleeskalveren tot circa 8 maanden (A 4). De wijzigingen worden hieronder
per onderdeel toegelicht.
1
Dit betreft de wijziging van de beschrijving van het gecombineerde luchtwassysteem
BWL 2006.14. De beschrijving is aangepast omdat deze niet in overeenstemming bleek
te zijn met de techniek van dit luchtwassysteem zoals dat in de onderliggende meetrapporten
is beschreven. De beschrijving is hiermee ook in overeenstemming gebracht met de Duitse
beschrijving van ditzelfde luchtwassysteem (DLG proefbericht van juli 2009 en geactualiseerd
in augustus 2013).
2 en 3
Dit betreft wijziging van de beschrijving twee gecombineerde luchtwassystemen,BWL
2006.15 en BWL 2007.01. In de eerdere systeembeschrijving was opgenomen dat het percolaat
uit het biofilter een zuurgraad moet hebben van minimaal pH = 5,0. Hierdoor zou de
zuurgraad van het percolaat continu moeten worden gemeten en geregistreerd.
Doordat geen afzonderlijke opvangbak onder het biofilter aanwezig is kan de zuurgraad
van het percolaat echter niet continu worden gemeten en geregistreerd. Gelet op de
specifieke werking van deze luchtwassystemen is de eis aan de zuurgraad van het percolaat
uit de beschrijvingen verwijderd.
Artikel I, onderdeel D
1
De systeembeschrijving van het koeldeksysteem voor de diercategorie gespeende biggen
(subcategorie D 1.1.11) is gewijzigd. De ammoniakemissie is gemeten in een stal met
metalen en kunststof roosters. Door deze uitvoeringseis aan te passen in ‘het mestkanaal
moet zijn voorzien van metalen of kunststof roosters’ is de beschrijving in overeenstemming
gebracht met het onderliggende meetrapport. Het is voor het waarborgen van de vastgestelde
ammoniakemissie op basis van het meetrapport niet nodig om bij dit systeem extra eisen
te stellen aan de uitvoering van de metalen roosters.
2 en 5
Dit betreft dezelfde wijziging van de beschrijving van het gecombineerde luchtwassysteem
BWL 2006.14 als in onderdeel C, sub 1, maar dan binnen hoofdcategorie D: varkens.
Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel C, sub
1.
3, 4, 6 en 7
Dit betreft dezelfde wijziging van twee gecombineerde luchtwassystemen als in onderdeel
C sub 2 en 3, maar dan binnen hoofdcategorie D: varkens. Voor een verdere toelichting
wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel C, sub 2 en 3.
Artikel I, onderdeel E
Hoofdcategorie E: kippen, wordt op een aantal punten gewijzigd.
1 en 3
In BWL 2009.10 en BWL 2011.10 wordt in de stalbeschrijvingen verwezen naar het legkippenbesluit.
Op 1 juli 2014 is het Besluit houders van dieren in werking getreden en dit besluit
vervangt het legkippenbesluit. Om die reden zijn de beschrijvingen aangepast.
2 en 5
Bij BWL 2010.03 en BWL 2011.09 is de beschrijving aangepast zodat duidelijk is dat
de beluchtingsbuis bij het legnest moet worden geplaatst, zodanig dat de lucht uit
de uitstroomopeningen zoveel mogelijk mest bereikt om te drogen. Daarnaastzijn er
enkele verduidelijkende tekstuele aanpassingen aangebracht.
4 en 6
In BWL 2017.01 is een nieuw stalsysteem beschreven voor de diercategorie E 3 en E
5. Het betreft een stal met buizenverwarming voor (groot-)ouderdieren van vleeskuikens
in opfok, jonger dan 19 weken (subcategorie E3) en vleeskuikens (subcategorie E5).
Op basis van metingen is een definitieve ammoniakemissefactor bepaald.
Met dit systeem wordt de ammoniakemissie gereduceerd door het drogen van het strooisel
met warme lucht en het afvoeren van verdampt vocht met opgewarmde lucht. Een deel
van de stallucht wordt afgezogen zodat het verdampte vocht uit de stal direct wordt
afgevoerd. Door de uniforme warmteafgifte van de warmwaterbuizen over het gehele staloppervlak
wordt er bewerkstelligd dat er een uniforme droging van het strooisel plaatsvindt.
Artikel I, onderdeel F
In dit artikel wordt een voetnoot bij Bijlage I aangepast en wordt een voetnoot toegevoegd.
1
In voetnoot 23 wordt verduidelijkt dat voor het bepalen van het maximale gewicht van
de miniouderdieren het gewicht van de hennen bepalend is.
2.
Voetnoot 28 wordt toegevoegd, omdat het mogelijk te maken dat de voorlopige emissiefactor
voor BWL 2010.30.V3 wordt gehandhaafd. Deze mogelijkheid wordt geboden in artikel 5 lid 3 van de ‘Beleidsregels
voorlopige emissiefactoren Regeling ammoniak en veehouderij’: ‘Indien binnen de in
artikel 4 bedoelde termijn voor het betreffende huisvestingssysteem geen definitieve
emissiefactor kan worden vastgesteld, blijft de voorlopig vastgestelde emissiefactor
gehandhaafd en wordt daarbij vermeld dat deze slechts geldt voor huisvestingssystemen
waarvoor vergunning is verleend voordat de wijziging van de regeling in werking is
getreden.’
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma