TOELICHTING
Algemeen
Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) ontvangen zorgverzekeraars een bijdrage
voor het onder de dekking van de zorgverzekering houden van verzekerden die een bestuursrechtelijke
premie verschuldigd zijn (artikel 34a, eerste lid, Zvw). Dit is de zogeheten wanbetalersbijdrage.
De wanbetalersbijdrage wordt alleen verstrekt indien de zorgverzekeraar aan bepaalde
voorwaarden voldoet (artikel 34a, tweede lid, Zvw). De zorgverzekeraar heeft onder
meer voldoende inspanningen te verrichten tot inning van de premie van de zorgverzekering
en voldoende medewerking te verlenen aan activiteiten van de verzekeringnemer of derden
die gericht zijn op de aflossing van de schuld aan de zorgverzekeraar. Per 1 januari
2017 schrijft artikel 34a, derde lid, van de Zvw voor dat bij ministeriële regeling
wordt bepaald wanneer sprake is van voldoende inspanningen en medewerking (Stb. 2015, 502). Met deze wijzigingsregeling wordt uitvoering gegeven aan dat voorschrift. De wanbetalersbijdrage
is uitgewerkt in de Regeling zorgverzekering (Rzv). Doel van deze wijzigingsregeling
is om met ingang van 2017 een meer concrete invulling te geven aan wat verstaan moet
worden onder ‘voldoende inspanningen’ tot inning van de premie en ‘voldoende medewerking’
bij het tot stand komen van een betalingsregeling die leidt tot aflossing van de schuld.
De nadere invulling wordt in twee stappen geïmplementeerd: één deel per 2017 en een
aanvulling per 2018. Daarnaast wordt de wanbetalersbijdrage met ingang van 2018 gedifferentieerd
in een lage en hoge bijdrage, al naar gelang de zorgverzekeraar de aanvullende inspanningen
en medewerking heeft verleend.
De wijzigingsregeling is afgestemd met vrijwel alle partijen die bij het verstrekken
van de wanbetalersbijdrage betrokken zijn, te weten Zorgverzekeraars Nederland (ZN),
een aantal zorgverzekeraars, het Zorginstituut Nederland, het CAK en de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa). Daarbij zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen.
De wijze waarop en de mate waarin de inspanningen en medewerking kunnen worden verleend,
verschillen per zorgverzekeraar. Zij concretiseren hun inspanningen en medewerking
in de praktijk door middel van interne richtlijnen en procedures. Daarmee wordt rekening
gehouden bij het controleren of aan de voorwaarden voor verstrekking van de wanbetalersbijdrage
voldaan wordt. De NZa legt de bevindingen daaromtrent over aan het CAK, dat als gevolg
van de overheveling van burgerregelingen per 1 januari 2017 verantwoordelijk is voor
het verstrekken van de wanbetalersbijdrage (Stb. 2016, 173). Gebleken is dat de richtlijnen en procedures van de zorgverzekeraars en het toetsingskader
van de NZa nog in ontwikkeling zijn. Dit is een belangrijke reden om de aanvullende
inspanningen en medewerking, gekoppeld aan de differentiatie van de wanbetalersbijdrage,
eerst per 2018 in te voeren.
Concretere invulling 2017
De meer concrete invulling van ‘voldoende inspanningen’ en ‘voldoende medewerking'’die
per 2017 wordt ingevoerd, is gebaseerd op het Protocol incassotraject wanbetalers
Zorgverzekeringswet1 van 26 januari 2010 van ZN (nr. N-11-2504) (hierna: Incassoprotocol). De artikelen
2.2, 2.5, 2.6, 3.1, 3.6, 3.9, 3.11 en 3.16 van het Incassoprotocol zijn verwerkt in
artikel 6.5.4, lid 3, onderdelen a tot en met d, van de Rzv.
Niet overgenomen zijn de materiële normen die zien op uitvoering van de wettelijke
voorwaarden die rechtstreeks voortvloeien uit de wet. Dat in ieder geval aan deze
wettelijke voorwaarden dient te worden voldaan, is reeds expliciet opgenomen in het
eerste lid van artikel 6.5.4 van de Rzv.
Aanvulling en differentiatie bijdrage 2018
In artikel 6.5.4, derde lid, onderdelen e en f, staan de aanvullende inspanningen
en medewerking die van zorgverzekeraars wordt verlangd. Met het tiende lid wordt de
mogelijkheid gecreëerd om de bijdrage op een lager bedrag vast te stellen in plaats
van de standaardpremie indien onvoldoende is voldaan aan de aanvullende voorwaarden.
Het lagere bedrag is gelijk aan de gemiddelde nominale premie.
Achtergrond voor de aanvullende inspanningen en medewerking is dat de wanbetalersbijdrage
een sterkere financiële prikkel moet zijn voor zorgverzekeraars om actief preventieve
activiteiten en andere activiteiten te ontplooien die eraan bijdragen dat minder verzekerden
instromen in het bestuursrechtelijk premieregime en om medewerking te verlenen aan
het tot stand komen van uitstroom uit dit premieregime.
Artikelsgewijs
Artikel I
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de redactie van artikel 6.5.4 van de Rzv
op enkele punten te verbeteren. Met het oog op de leesbaarheid is het artikel volledig
vervangen. De wijze van verstrekking van de wanbetalersbijdrage is echter niet aangepast.
Alleen het derde, vierde en tiende lid behoeven toelichting. Wat de andere leden betreft,
wordt volstaan met de opmerking dat de wanbetalersbijdrage met ingang van 2017 volledig
wordt bevoorschot, met inbegrip van de periode waarover ten aanzien van een zorgverzekering
de bestuursrechtelijke premie niet verschuldigd was omdat de aanmelding voor het bestuursrechtelijke
premieregime nog niet kon worden gedaan op grond van de Zvw.
Artikel 6.5.4, derde lid, onderdeel a
In onderdeel a van het derde lid worden twee concrete activiteiten genoemd die er
op gericht zijn te voorkomen dat betalingsachterstanden ontstaan of die kunnen leiden
tot het reduceren van betalingsachterstanden. Uiteraard is het mogelijk dat zorgverzekeraars
daarnaast nog andere activiteiten ondernemen om dat doel te bereiken.
De eerste activiteit is het leggen van persoonlijk contact. De praktijk leert dat
een deel van de verzekeringnemers die betalingsproblemen heeft, post niet opent of
niet op post reageert, ook niet na verzending van respectievelijk de tweede- of vierdemaandsbrief.
Daarom is het belangrijk dat de zorgverzekeraar persoonlijk contact opneemt met de
betrokkene of daartoe in elk geval aantoonbaar een aantal pogingen doet. Persoonlijk
contact betekent dat de zorgverzekeraar telefonisch, per e-mail, via chat, sms of
whatsapp, in persoon of op digitale wijze, contact heeft met betrokkene zodat zij
de situatie interactief kunnen doornemen. Contactmomenten of pogingen daartoe, alsmede
de uitkomst ervan, dienen, gelet op het vierde lid, te worden vastgelegd.
De tweede activiteit heeft betrekking op de nakoming van de betalingsregeling die
bij gelegenheid van de tweedemaandsbrief getroffen is. Het is van belang dat de zorgverzekeraar
niet te snel overgaat tot het annuleren van deze betalingsregeling indien er sprake
is van (eenmalig) verzuim. De mogelijkheid dat de verzekeringnemer die éénmalig verzuimt
de betalingsregeling na te komen, alsnog een kans te krijgt dit verzuim te herstellen,
kan een vervolgtraject voorkomen. Wel is van belang dat het initiatief hiertoe van
de verzekeringnemer uitgaat en dat deze onverwijld, doch in elk geval zo spoedig mogelijk
na het verzuim, zelf contact opneemt met de zorgverzekeraar.
Artikel 6.5.4, derde lid, onderdeel b
Maatregelen tot inning en incasso dienen een redelijk doel te dienen, teneinde te
voorkomen dat de verzekeringnemer met onnodige kosten wordt geconfronteerd. Niet in
alle gevallen is het zinvol bijvoorbeeld een (gerechtelijk) deurwaarderstraject in
te zetten. Welke middelen al dan niet worden ingezet, is afhankelijk van de omstandigheden
in het concrete geval, waarbij de zorgverzekeraar, of degene die namens hem deze maatregelen
uitvoert, zich er eveneens van dient te vergewissen dat deze activiteiten niet bij
voorbaat zinloos zijn. Om deze reden is aangegeven dat de maatregelen die worden getroffen
betamelijk zijn en in redelijkheid verlangd kunnen worden. Dit kan in voorkomende
gevallen ook betekenen dat bepaalde maatregelen achterwege zijn gelaten.
Voor gerechtsdeurwaarders zijn de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders
en gedragsregels inzake kwaliteitsnormen van toepassing. Leden van de Nederlansde
Vereniging van gecertificeerde Incasso-Ondernemingen (NVI) en hun personeel zijn onderworpen
aan diverse gedragscodes en het NVI Incassokeurmerk, die ertoe dienen dat gewerkt
wordt overeenkomstig algemeen aanvaarde beginselen van zorgvuldigheid en deskundigheid,
waarbij rekening wordt gehouden met de (zwakkere) positie van de debiteur.
Voor zover zorgverzekeraars gebruik maken van de diensten van andere incassopartners
dan een deurwaarder of leden van de NVI, is het wenselijk dat ook deze derden dergelijke
algemeen aanvaarde beginselen van zorgvuldigheid en deskundigheid onderschrijven en
in de uitvoeringspraktijk toepassen. Uitgangspunt is dat er in de hiervoor genoemde
situaties sprake van zal zijn dat het al dan niet treffen van maatregelen tot inning
en incasso betamelijk en redelijk is.
Dat maatregelen tot inning en incasso zijn ingezet en welke dat zijn moet ingevolge
het vierde lid aangetoond worden. Een zorgverzekeraar dient in de administratie vast
te leggen dan wel aan de hand van een feitelijke rapportage van een deurwaarder, een
erkend incassobureau of een door hem ingeschakelde derde aan te tonen dat incassomiddelen
zijn ingezet of benut of dat er redenen waren dit achterwege te laten.
In artikel 18a, tweede lid, onderdeel b, van de Zvw is bepaald dat in een betalingsregeling
die wordt aangeboden bij de tweedemaandsbrief, afspraken moeten zijn opgenomen inzake
de afwikkeling van de uit de zorgverzekering voortvloeiende schulden, inclusief rente
en incassokosten en de termijnen waarbinnen betaling zal plaatsvinden. Het in artikel
6.5.4, derde lid, onderdeel b, van de Rzv opgenomen redelijkheidsvereiste verlangt
dat de zorgverzekeraar bij het invullen van de betalingsregeling aan de verzekeringnemer
een redelijke termijn geeft om betalingsachterstand in te lopen. Het gaat er in casu
om dat de zorgverzekeraar geen betalingsregeling voorstelt die, gezien het inkomen
of de draagkracht van de verzekeringnemer, als onrealistisch dient te worden bestempeld.
In het Incassoprotocol is als richtsnoer vermeld dat bij een premieachterstand van
twee maanden (circa € 200) termijnen van minimaal € 25 dienen te worden aangehouden.
Of dit in alle gevallen een ‘redelijke betalingsregeling’ is, kan in zijn algemeenheid
niet aangegeven worden. Een verzekeringnemer kan zelf een voorstel doen over het bedrag
dat hij, gezien zijn financiële situatie, in staat is en bereid is af te lossen, en
dat kan meer zijn dan het hierbovengenoemde bedrag. Er kunnen zich echter ook omstandigheden
voordoen waarin dit minimum zou leiden tot een betalingsregeling die onrealistisch
is, zodat een redelijke betalingsregeling kan inhouden dat de maandaflossing lager
dient te zijn.
Er is van afgezien om voor te schrijven dat de zorgverzekeraar bij het vaststellen
van de hoogte van het aflossingsbedrag rekening dient te houden met inkomen en draagkracht,
omdat een dergelijk voorschrift een te zware administratieve belasting zou leggen
op het tot stand komen van een betalingsregeling. Het is derhalve aan de zorgverzekeraar
om te beoordelen of een betalingsregeling redelijk en betamelijk is. Gelet op het
bepaalde in onderdeel c, mag een zorgverzekeraar veronderstellen dat een betalingsregeling
die in overeenstemming is met de uitgangspunten van de NVVK, vereniging voor schuldhulpverlening
en sociaal bankieren (NVVK), aan deze eisen voldoet.
Artikel 6.5.4, derde lid, onderdeel c
De in dit onderdeel bedoelde instemming met een betalingsregeling of schuldsaneringsvoorstel
vindt plaats in de fase waarin de verzekeringnemer zich heeft gewend tot een schuldhulpverlener
en -in de regel- later in het proces dan in de eerste maanden van een beginnende betalingsachterstand.
De schuldhulpverlener kan dan een voorstel doen aan de zorgverzekeraar. De premisse
is dat een voorstel van een schuldhulpverlener die lid is van de NVVK of een andere
schuldhulpverlener die de uitgangspunten van de NVVK hanteert, voldoet aan de uitgangspunten
voor een redelijke afbetalings- of schuldenregeling, waarbij rekening wordt gehouden
met inkomen, draagkracht en beslagvrije voet.
Artikel 6.5.4, derde lid, onderdeel d
Van belang is dat alle informatie over de incassoactiviteiten, ook van door de zorgverzekeraar
ingeschakelde derden, beschikbaar is op een zodanig tijdstip dat degenen die betrokken
zijn bij de incassoactiviteiten met deze informatie rekening kunnen houden. In de
regel zal de zorgverzekeraar binnen tien werkdagen na verzoek daartoe van de verzekeringnemer
een compleet overzicht kunnen leveren van alle openstaande vorderingen van zorgverzekeraar
op verzekerde, inclusief posten die zijn overgedragen aan deurwaarders en/of incassobureau’s.
Artikel 6.5.4, derde lid, onderdeel e
De Zvw geeft de minister de bevoegdheid groepen aan te wijzen die onder, door de minister
gestelde voorwaarden, geen bestuursrechtelijke premie verschuldigd zijn. De bedoeling
is een zorgvuldig tot stand gekomen en structurele uitstroom te bewerkstelligen. Een
dergelijke uitstroom kan in de praktijk alleen tot stand komen in samenwerking tussen
zorgverzekeraar en gemeenten en dient aan de in artikel 6.5.6 van de Rzv gestelde
voorwaarden te voldoen.
Het derde lid, onderdeel e, ziet op de inspanningsverplichting feitelijke medewerking
te verrichten aan eventuele activiteiten van gemeenten gericht op schuldenproblematiek
en de uitstroom van een wanbetaler met een bijstandsuitkering ingevolge de Participatiewet.
Gemeenten zijn op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verantwoordelijk
voor de schuldhulpverlening aan hun inwoners. Zorgverzekeraars kunnen gemeenten hierbij
helpen bijvoorbeeld door gemeenten desgevraagd te informeren over betalingsachterstanden,
zodat gemeenten kunnen interveniëren. De mogelijkheid deze gegevens te verstrekken
is geregeld in artikel 7b.1 van de Rzv. Ook andere afspraken kunnen helpen bij het
voorkomen en oplossen van betalingsachterstanden, zoals een collectieve zorgverzekering
voor minima waarbij de premie wordt ingehouden op de bijstandsuitkering.
ZN en zorgverzekeraars zijn bezig met het opstellen van een protocol ten behoeve van
de uitvoering van de aanvullende inspanningen en medewerking als bedoeld in dit onderdeel
en onderdeel f van artikel 6.5.4 van de Rzv.
Artikel 6.5.4, derde lid, onderdeel f
Het derde lid, onderdeel f, ziet op de inspanningsverplichting feitelijke medewerking
te verrichten aan de uitstroom van de wanbetaler uit het bestuursrechtelijk premieregime.
De medewerking is gericht op het treffen van een betalingsregeling die ziet op betaling
van de lopende premie én die uitzicht biedt op een structurele uitstroom. Van belang
is dat kansrijke wanbetalers worden benaderd om een maatwerkoplossing te bieden waarin
rekening wordt gehouden met de (persoonlijke) omstandigheden. Teneinde een structurele
uitstroom mogelijk te maken is het vaak noodzakelijk dat de zorgverzekeraar openstaande
schulden deels kwijtscheldt vanwege de beperkte financiële ruimte waarover de verzekeringnemer
(ook op termijn) beschikt. Om de uitstroom structureel te laten zijn, zal de zorgverzekeraar
de uitvoering van de betalingsregeling monitoren om te voorkomen dat de verzekeringnemer
deze blijvend niet nakomt en terugvalt in het bestuursrechtelijke premieregime.
Artikel 6.5.4, vierde lid
Zorgverzekeraars dienen hun inspanningen en medewerking aan te tonen. Om toetsbaar
te maken of is voldaan aan deze voorwaarden voor de wanbetalersbijdrage worden zij
geacht interne richtlijnen en procedures te hanteren voor het verrichten van hun inspanningen
en medewerking. Verder dient de administratie inzicht te bieden in de wijze waarop
de zorgverzekeraar en door hem ingeschakelde derden uitvoering geven aan de incassoactiviteiten
en de voorwaarden. De zorgverzekeraar en/of door hem ingeschakelde derden leggen duidelijk
en op individueel dossierniveau vast welke activiteiten zijn verricht.
Artikel 6.5.4, tiende lid
In afwijking van het negende lid bedraagt de bijdrage per wanbetaler niet de standaardpremie,
maar de gemiddelde nominale premie indien een zorgverzekeraar niet voldoet aan de
inspanningsverplichtingen die beschreven zijn in de onderdelen e en f. De achtergrond
hiervan is uiteengezet in het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel II
De inwerkingtreding van deze regeling is gesteld op 1 januari 2017. De regeling heeft
een geruime voorbereidingstijd gekend waarin frequent afstemming heeft plaatsgevonden
met onder meer ZN en met individuele zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars hebben derhalve
voldoende tijd om te kunnen voldoen aan de administratieve voorwaarden en het opstellen
-voor zover nog niet aanwezig- van de interne richtlijnen of procedures.
Op de inwerkingtreding per 1 januari 2017 wordt een uitzondering gemaakt voor de twee
aanvullingen op de inspanningen en medewerking die van zorgverzekeraars wordt verlangd
alsmede voor het daaraan gekoppelde onderscheid tussen een hoge en een lage wanbetalersbijdrage.
Er zijn thans nog slechts enkele zorgverzekeraars die aan deze voorwaarden kunnen
voldoen. Daarom zullen deze voorwaarden eerst met ingang van 1 januari 2018 in werking
treden, zodat zorgverzekeraars voldoende tijd hebben dit voor te bereiden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers