In artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de AOW-gerechtigde
leeftijd tot en met het kalenderjaar 2021 vastgelegd. Voor het kalenderjaar 2021 is
de AOW-gerechtigde leeftijd vastgesteld op 67 jaar. Voor de kalenderjaren ná 2021
is de AOW-gerechtigde leeftijd gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.
Daartoe is in de AOW een berekeningswijze opgenomen die rekening houdt met een stijging
van de levensverwachting.
Op grond van artikel 7a, tweede lid, van de AOW wordt de eventuele verdere verhoging
van de AOW-gerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd jaarlijks berekend, voor de
eerste maal uiterlijk op 1 januari 2017 voor het jaar 2022, volgens de volgende formule:
V = (L – 18,26) – (P – 65)
waarbij:
V staat voor de periode waarmee de AOW-gerechtigde leeftijd respectievelijk aanvangsleeftijd
wordt verhoogd, uitgedrukt in perioden van een jaar;
L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige
leeftijd in het kalenderjaar van verhoging;
P staat voor de pensioengerechtigde leeftijd in het kalenderjaar voorafgaande aan
het kalenderjaar van verhoging.
Indien V negatief is of minder dan 0,25 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien
V 0,25 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op drie maanden.
Het CBS heeft de raming van de macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige
leeftijd voor 2022 bekend gemaakt: 20,63 jaar. Uit toepassing van deze raming in bovenstaande
formule vloeit een verdere verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd
voor het kalenderjaar 2022 voort van 3 maanden. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd
en de aanvangsleeftijd voor het kalenderjaar 2022 uit op 67 jaar en 3 maanden, respectievelijk
17 jaar en 3 maanden.