Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 september 2016, nr. FenV/1063819, houdende de vaststelling van programma’s van eisen voor het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de bekostiging voor de materiële instandhouding van de samenwerkingsverbanden samenhangend met de inrichting van de ondersteuningsstructuur voor het jaar 2017 en de vaststelling van het bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële voorzieningen voor de instandhouding van rijdende scholen voor het jaar 2017 (Regeling vaststelling programma’s van eisen basisonderwijs en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO 2017)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 113, eerste, vierde lid, en 118, derde, negende en tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 111, eerste, vierde lid, 113, eerste lid, en 128, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 89a, tweede en derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO;

Besluit:

Artikel 1. Vaststelling programma's van eisen voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs

De programma's van eisen voor de scholen bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, worden net ingang van het jaar 2017 vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 2. Vaststelling basisbekostiging en bekostiging voor zware ondersteuning (voortgezet) speciaal onderwijs

De programma's van eisen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs, bedoeld in de artikelen 111, vierde lid, 114 en 128, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra worden met ingang van het jaar 2017 vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 3. Vaststelling van de bekostiging voor materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de ondersteuningsstructuur

De bekostiging voor de materiële instandhouding van het samenwerkingsverband samenhangend met de inrichting van de ondersteuningsstructuur, bedoeld in artikel 118, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, wordt voor het jaar 2017 vastgesteld overeenkomstig bijlage 3 bij deze regeling.

Artikel 4. Vaststelling van de bekostiging voor materiële instandhouding van het samenwerkingsverband voor zware ondersteuning primair onderwijs en voortgezet onderwijs

De bekostiging voor de materiële instandhouding voor het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 118, achtste lid, van de Wet op het primair onderwijs, en artikel 89a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt voor het jaar 2017 vastgesteld overeenkomstig bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 5. Vaststelling percentage ten behoeve van de vereveningsregeling materiële instandhouding

Het percentage ter berekening van de correctie bedoeld in de artikelen XIV en XVI, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), worden voor het jaar 2017 vastgesteld overeenkomstig bijlage 5 bij deze regeling.

Artikel 6. Vaststelling bedrag per formatieplaats voor de bekostiging van de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijdende scholen

Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B 18 van het Besluit trekkende bevolking WPO, wordt voor het jaar 2017 vastgesteld overeenkomstig bijlage 6 bij deze regeling.

Artikel 7. Intrekking regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a. Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen PO en (V)SO en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband 2012;

  • b. Regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding basisonderwijs, (v)so en samenwerkingsverband 2013;

  • c. Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband voor het jaar 2014;

  • d. Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO voor het jaar 2015;

  • e. Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO voor het jaar 2016.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling programma’s van eisen PO en (V)SO en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BIJLAGE 1. PROGRAMMA'S VAN EISEN VOOR BASISSCHOLEN EN SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS MET INGANG VAN HET JAAR 2017

Onderbouwing basisonderwijs

Programma’s van eisen met ingang van het jaar 2017

Voorwoord

De scholen voor het primair onderwijs ontvangen naast de bekostiging voor het personeel een bekostiging voor de materiële instandhouding (mi-bekostiging). De mi-bekostiging is een kalenderjaarvergoeding, uitgedrukt in een lumpsumbedrag en gebaseerd op het aantal leerlingen en het daaruit afgeleide aantal groepen.

De mi-bekostiging is normatief onderbouwd met programma’s van eisen (pve’s). In deze pve’s kunt u zien op welke uitgaven van een gemiddelde school de mi-bekostiging is gebaseerd. U kunt daarnaast zien voor welke doelen de bekostiging is bestemd en voor welk bedrag verondersteld wordt dat bepaalde taken kunnen worden uitgevoerd. De bedragen kunt u zien als een kengetal waaraan een school de eigen uitgaven kan spiegelen.

De programma’s vormen de onderbouwing van de bekostiging voor de materiële instandhouding van de scholen in het primair onderwijs en bevatten ook de bekostiging voor materiële instandhouding van de samenwerkingsverbanden samenhangend met de inrichting van de zorgstructuur.

De mi-bekostiging wordt jaarlijks aangepast om de prijsveranderingen op te vangen. Daarbij is de prijsmutatie netto-materiële consumptie volgens de Macro Economische Verkenning het uitgangspunt zoals dat is bepaald in het zesde lid van artikel 113 van de Wet op het primair onderwijs.

1 Inleidend

1.1 Structuur pve’s

Het bekostigingsstelsel voor het basisonderwijs is opgebouwd uit een verzameling van pve’s. Ieder pve omvat een inhoudelijke omschrijving van een van rijkswege verantwoord geachte voorziening en het bedrag dat hiervoor noodzakelijk is. De structuur van het bekostigingsstelsel met een overzicht van de pve’s vindt u hieronder. Daaruit blijkt een onderscheid naar groepsafhankelijke pve’s, leerlingafhankelijke pve’s en aanvullende pve’s.

Materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding

A. Groepsafhankelijke programma’s van eisen

B. Leerlingafhankelijke programma’s van eisen

C. Aanvullende programma’s van eisen

1. Onderhoud

1. Middelen

1. Nederlands onderwijs aan anderstaligen (NOAT)

     

a. Gebouw

a. Medezeggenschap

 

b. Tuin

b. Bijdragen voor activiteiten van ouders in verband met de medezeggenschap

c. Schoonmaak

c. WA-verzekering

 

d. Culturele vorming

e. Overige uitgaven

f. Dienstreizen

g. Onderhoud, vervanging en vernieuwing onderwijsleerpakket

h. Onderhoud, vervanging en aanpassing meubilair

2. Energie- en waterverbruik

2. Administratie, beheer en bestuur

 

a. Elektriciteitsverbruik

a. Administratie

 

b. Verwarming

b. Onderhoudsbeheer

c. Waterverbruik

c. Beheer en bestuur

3. Publiekrechtelijke heffingen

   

a. Zuiveringslasten

   

b. Waterschapslasten

c. Rioolrecht

d. Reinigingsrecht

1.2 Prijsbijstelling

De bedragen van de programma’s van eisen voor het jaar 2017 zijn aangepast op basis van

  • de werkelijke prijsontwikkeling in 2015,

  • de geactualiseerde prijsontwikkeling in 2016,

  • de verwachte prijsontwikkeling in 2017.

Dit resulteert in een bijstelling van de afzonderlijke bekostigingsbedragen voor het jaar 2016 met 0,20% om op het prijsniveau voor het bekostigingsjaar 2017 te komen. Door de gehanteerde methodiek komt de bijstelling niet altijd overeen met de inflatie van het desbetreffende jaar.

Door afrondingen kunnen verschillen ontstaan in de totaalbedragen. De totaalbedragen in de overzichten ‘Bekostigingsbedragen groepsafhankelijke pve’s’ en ‘Bekostigingsbedragen leerlingafhankelijke pve’s’ zijn slechts maatgevend voor de bekostiging.

Alle bedragen zijn inclusief 21% BTW, tenzij er in het desbetreffende pve een ander percentage wordt genoemd.

1.3 Overige bekostiging

1.3.1 Nederlands onderwijs aan anderstaligen (Noat)

Het bekostigingsbedrag voor het Nederlands onderwijs aan anderstaligen (Noat), ook wel Nederlands als tweede taal (NT2) genoemd, wordt afzonderlijk verstrekt aan basisscholen. Als invoergegeven voor het berekenen van de bekostiging geldt het aantal Noat-leerlingen op de reguliere teldatum 1 oktober. Dit aantal is het aantal leerlingen zoals vastgesteld in het overzicht vaststelling tellingen (OVT) in december voorafgaand aan het kalenderjaar. Hierbij is de categorie ‘land van herkomst’ mede vastgelegd. Leerlingen uit Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba worden buiten beschouwing gelaten. De speciale scholen voor basisonderwijs komen niet in aanmerking voor deze bekostiging.

1.3.2 Bekostiging Fries

De bekostiging van de kosten voor het onderwijs in de Friese taal wordt, ingevolge artikel 134 tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs op een andere wijze dan via de programma’s van eisen vergoed aan de desbetreffende scholen, namelijk via het provinciebestuur Friesland.

1.3.3 MI-bekostiging bij aanvullend formatiebeleid

De materiële bekostiging ten gevolge van het aanvullende formatiebeleid is niet in de programma’s van eisen opgenomen. Het betreffende bedrag per formatieplaats is opgenomen in de Regeling bekostiging personeel PO 2016-2017 en aanpassing bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2016-2017.

1.3.4 Tussenschoolse opvang (Tso)

Schoolbesturen zijn sinds augustus 2006 verantwoordelijk voor het (laten) organiseren van de tussenschoolse opvang. Ouders betalen de exploitatiekosten. In de mi-bekostiging is een bedrag opgenomen van in totaal 36,5 miljoen euro structureel (prijspeil 2007), om uitvoering te kunnen geven aan deze verantwoordelijkheid.

Deze toekenning is vooral een impuls om de deskundigheid van de overblijfkrachten te bevorderen en voor de organisatie van de tussenschoolse opvang, bijvoorbeeld met behulp van Tso-coördinatoren. In ieder geval is het de bedoeling dat de scholen deze middelen inzetten voor de personele knelpunten in de tussenschoolse opvang. Het schoolbestuur maakt met de oudergeleding van de medezeggenschapsraad afspraken over de organisatie van de tussenschoolse opvang. Het schoolbestuur verantwoordt zich achteraf naar de medezeggenschapsraad over het nakomen van deze afspraken. Het bedrag voor de tussenschoolse opvang is opgenomen bij de Leerlingafhankelijke pve’s, onder 1. Pve middelen, e. overige uitgaven.

1.3.5 ICT

Dit budget is opgenomen in de leerlingafhankelijke pve ’Onderhoud, vervanging en vernieuwing onderwijsleerpakket‘.

1.3.6 Buitenonderhoud

Bij wet van 7 mei 2014 (Stb. 2014, 175) zijn de WPO, de WEC en de WPO-BES gewijzigd. Met die wijziging worden de taken en budget voor aanpassing van onderwijshuisvesting van de gemeente per 1 januari 2015 overgeheveld naar de schoolbesturen. Daartoe zijn de bedragen in het programma’s van eisen gebouwonderhoud verhoogd met in totaal € 158,8 mln.

1.4 Uitgangspunten, definities en begrippen

De mi-bekostiging wordt per kalenderjaar berekend. Voor de berekening van de bekostiging wordt gebruik gemaakt van formules die op het aantal leerlingen en het aantal groepen leerlingen zijn gebaseerd. Dit aantal leerlingen is het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober zoals vastgesteld in het overzicht vaststelling tellingen (OVT) in december voorafgaand aan het kalenderjaar. Het aantal groepen leerlingen wordt langs normatieve weg vastgesteld. Daartoe is het aantal leerlingen bepalend. Voor een beperkt aantal voorzieningen kan een aanvullend pve van toepassing zijn. Dan geldt een andere indicator dan het aantal leerlingen of het aantal groepen leerlingen. Daarnaast kan extra bekostiging worden verstrekt die wel valt onder de materiële instandhouding, maar die geen pve genoemd kan worden.

1.4.1 Bekostigingsformule Y = Ya + Yb + Yc + Yd

Hierin is:

Y = bekostiging per school per jaar

Ya = bekostiging groepsafhankelijke programma’s van eisen,

Yb = bekostiging leerlingafhankelijke programma’s van eisen,

Yc = bekostiging aanvullende programma’s van eisen,

Yd = extra bekostiging.

Voor elk van de symbolen Ya tot en met Yd geldt een formule waarin gerekend wordt met een vast bedrag per school en een bedrag per variabele indicator (leerling, groep of vierkante meter).

1.4.2 Aantal leerlingen (L) van een basisschool

Het aantal leerlingen van een basisschool wordt bepaald volgens artikel 134 van de Wet op het primair onderwijs:

het aantal ongewogen leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande jaar, verhoogd met 3%, waarbij het verkregen aantal naar beneden op een geheel getal wordt afgerond;

of, als artikel 134, zesde lid van de Wet op het primair onderwijs van toepassing is:

het feitelijke aantal leerlingen op 1 maart van het jaar waarvoor de bekostiging wordt verstrekt.

1.4.3 Aantal leerlingen (L) van een speciale school voor basisonderwijs

Het aantal ongewogen leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande jaar. Voor deze scholen geldt niet de ‘groeitelling van 1 maart’.

1.4.4 Aantal groepen leerlingen (G) van een speciale school voor basisonderwijs

  • 1. Het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen1, wordt voor het jaar waarvoor de bekostiging voor de materiële voorzieningen voor de instandhouding strekt, berekend door het aantal leerlingen van de desbetreffende school op 1 oktober van het voorafgaande jaar te delen door de factor N = 14, waarbij de uitkomst naar boven op een geheel getal wordt afgerond en bedraagt minimaal twee groepen.

  • 2. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen wordt onderdeel 1 voor de hoofdvestiging en elke nevenvestiging afzonderlijk toegepast.

1.5 Dislocaties en nevenvestigingen

Afhankelijk van de ‘soort’ locatie ontvangt een school de bekostiging voor de materiële instandhouding:

  • een hoofdvestiging ontvangt de volledige mi-bekostiging. Ze ontvangt de volledige bekostiging voor zowel het groepsafhankelijke gedeelte als het leerlingafhankelijke gedeelte van de materiële bekostiging en ook, wanneer de school daar recht op heeft, de aanvullende bekostiging(en).

  • een nevenvestiging ontvangt de volledige bekostiging voor het groepsafhankelijke gedeelte van de materiële bekostiging (de berekening van het groepsafhankelijke gedeelte van de materiële bekostiging vindt afzonderlijk plaats voor de hoofdvestiging en de nevenvestiging). Verder ontvangt de nevenvestiging een bedrag per leerling voor de leerlingafhankelijke programma’s van eisen.

  • een dislocatie ontvangt geen aparte bekostiging. Leerlingen die in een dislocatie les krijgen, worden toegerekend aan de hoofdvestiging. Ze tellen mee met het leerlingafhankelijke gedeelte van de mi-bekostiging van de hoofdvestiging.

2 Bekostiging materiële instandhouding

De totale mi-bekostiging is een lumpsumbekostiging met verschillende onderdelen en wordt uitgedrukt in de formule: Y = Ya + Yb + Yc + Yd

Waarbij

Y = bekostiging per school per jaar,

Ya = bekostiging groepsafhankelijke pve’s,

Yb = bekostiging leerlingafhankelijke pve’s,

Yc = bekostiging aanvullende pve’s,

Yd = extra bekostigingen.

Voor elk van de symbolen Ya tot en met Yd geldt een formule, waarin gerekend wordt met een vast bedrag per school en een bedrag per variabele indicator (leerling, groep of vierkante meter). Hieronder volgt de uitwerking naar de verschillende programma’s van eisen.

2.1 Groepsafhankelijke pve’s

De in artikel 114 van de Wet op het primair onderwijs genoemde pve’s

  • a. onderhoud,

  • b. energie- en waterverbruik,

  • c. publiekrechtelijke heffingen (met uitzondering van de onroerende zaakbelasting), worden gerekend tot de groepsafhankelijke programma’s van eisen. De kosten hiervan hangen samen met de instandhouding en het gebruik van het gebouw (en de tuin) van de school. Indien de school beschikt over een hoofdvestiging en één of meer nevenvestigingen, wordt de groepsafhankelijke bekostiging voor elke vestiging van de school afzonderlijk berekend.

Bekostigingsformule: Ya = bedrag per school afhankelijk van het aantal groepen leerlingen

2

3

4

5

6

groepen

groepen

groepen

groepen

groepen

€ 24.855

€ 32.175

€ 41.630

€ 49.865

€ 55.355

voor elke groep meer

€ 6.405

   

Bij meer dan 13 groepen wordt het bedrag eenmalig verhoogd met

€ 2.440

2.2 Leerlingafhankelijke pve’s

De in artikel 114 van de Wet op het primair onderwijs genoemde pve’s

  • d. middelen,

  • e. administratie, beheer en bestuur, worden gerekend tot de leerlingafhankelijke pve’s. De kosten hiervan zijn leerlinggebonden en zijn niet toe te rekenen aan de instandhouding en het gebruik van het schoolgebouw. De bekostiging bestaat uit een vast bedrag per school (de vaste voet) en een bedrag per leerling. De vaste voet wordt slechts eenmaal uitgekeerd, ook als er sprake is van één of meer nevenvestigingen.

Bekostigingsformule:

Yb = vast bedrag per school + het aantal leerlingen (L) x bedrag per leerling

Yb = € 13.448,21 + L x € 324,14

2.3 Aanvullend pve

Nederlands onderwijs aan anderstaligen (Noat)

Dit pve geeft materiële ondersteuning aan het vak Nederlands onderwijs aan anderstaligen, of het Nederlands als tweede taal. De bekostiging bestaat uit de vaste voet en een bedrag per leerling. De vaste voet wordt slechts eenmaal uitgekeerd, ook als er sprake is van één of meer nevenvestigingen. De speciale school voor basisonderwijs komt niet voor deze aanvullende bekostiging in aanmerking.

Bekostigingsformule:

Yc = vast bedrag per school + het aantal Noat-leerlingen (Ln) x bedrag per leerling

Yc = € 111,42 + Ln x € 19,96

3 Overzichten

3.1 Overzicht bekostigingsbedragen groepsafhankelijke pve’s

     

vast bedrag

bedrag * A

1. Onderhoud

a. Gebouwonderhoud

€ 1.395,36

€ 30,34

         
 

b. Tuinonderhoud

€ 47,01

€ 0,46

         
 

c. Schoonmaakonderhoud

€ 0,00

€ 19,57

         
   

Subtotaal

€ 1.442,37

€ 50,37

2. Energie-en

a. Elektriciteitsverbruik

€ 90,28

€ 1,58

waterverbruik

     
 

b. Verwarming

 

€ 31,67

€ 6,57

         
 

c. Waterverbruik

€ 41,31

€ 0,45

         
   

Subtotaal

€ 163,26

€ 8,60

3. Publiekrechtelijke heffingen

 

€ 373,94

€ 2,03

(met uitzondering van OZB)

     
   

Totaal

€ 1.979,57

€ 61,00

A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

Relatie tussen groepen leerlingen (G) en genormeerd aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte

In de groepsafhankelijke pve’s geldt een genormeerd aantal groepen leerlingen als indicator. Iedere groep leerlingen krijgt een genormeerde behoefte aan huisvesting toegekend, uitgedrukt in een genormeerd aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte.

aantal groepen

leerlingen (G)

genormeerd aantal m2

brutovloeroppervlakte

2

375

3

495

4

650

5

785

6

875

7

980

8

1.085

9

1.190

10

1.295

11

1.400

12

1.505

13

1.610

14

1.755

15

1.860

16

1.965

17

2.070

18

2.175

19

2.280

20

2.385

voor elke groep meer

+105

3.2 Overzicht bekostigingsbedragen leerlingafhankelijke pve’s

     

C

bedrag * L

1 Middelen

a. Medezeggenschap

 

€ 9,87

€ 1,85

 

b. Ouderbijdrage i.h.k.v. medezeggenschap

€ 9,87

€ 1,03

 

c. WA-verzekering

 

€ 27,50

€ 0,14

 

d. Culturele vorming

 

€ 101,51

€ 4,24

 

e. Overige uitgaven BAO

 

€ 807,37

€ 52,56

 

f. Dienstreizen

 

€ 118,58

€ 0,22

 

g. Onderhoud,vervanging en vernieuwing

€ 5.484,09

€ 198,81

 

onderwijsleerpakket

     
 

h.Onderhoud, vervanging en aanpassing meubilair

€ 899,32

€ 15,65

   

subtotaal BAO

€ 7.458,11

€ 274,50

2 Administratie,

a. Administratie

 

€ 3.522,70

€ 20,59

beheer en bestuur

b. Onderhoudsbeheer

 

€ 522,25

€ 3,63

 

c. Beheer en bestuur

 

€ 1.945,15

€ 25,42

   

subtotaal

€ 5.990,10

€ 49,64

   

Totaal BAO

€ 13.448,21

€ 324,14

C = vast bedrag per school L = aantal leerlingen

4 Onderbouwing groepsafhankelijke pve’s

4.1 Pve onderhoud

  • a. Gebouwonderhoud

    Onder het onderhoud van het gebouw vallen de bouwkundige, installatietechnische en schilderwerkzaamheden die min of meer frequent voorkomen en het buitenonderhoud. Onder het herstelonderhoud vallen die activiteiten die gericht zijn op het partieel herstellen van beschadigde gebouwdelen en/of het vervangen van kleine vitale installatieonderdelen en controles.

    Bekostigingsformule: Y = € 1.395,36 + A x € 30,34

    A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

    Overzicht onderdelen gebouwonderhoud

    omschrijving

     

    Per school

    Per m2

    Bouwkundig werk

         

    herstelonderhoud

         

    onderhoud binnenzonwering

         

    vervangen vulling poederblusser

         

    vervangen poederblusser

         

    vloerbedekking

         

    vervangen brandslang

         

    vervangen kapstokken

         

    vervangen verplaatsbare wanden

         

    vervangen binnenzonwering

         

    vervangen sanitair kranen

         

    vervangen waterleiding/riolering

         

    vervangen brandslang haspel

         

    zandbak

         
     

    subtotaal

    € 796,86

    € 6,48

    Schilderwerk

         

    buitenkozijnen, puien

         

    boeiboord

         

    goot

         

    binnenzijde buitenkozijnen (6 jr)

         

    binnenzijde buitenkozijnen (12 jr)

         

    kozijnen, ramen en deuren

         

    wanden en plafonds

         

    radiatoren, leidingen

         

    wanden en plafonds

         
     

    subtotaal

    –€ 40,07

    € 4,56

    Specifiek gebouwonderhoud

         

    werktuigbouwkundige installaties

         

    Herstel radiatoren/leidingen/kranen

         

    onderhoud CV-installatiesysteem

         

    onderhoud ventilatie systeem

         

    onderhoud warmwater voorziening

         

    onderhoud ventilatie systeem

         

    vervangen CV-pomp, expansievat

         

    vervangen CV-installatie ketel

         

    vervangen CV regelapparatuur

         

    vervangen ventilatoren

         

    vervangen warmwater voorziening

         

    vervangen ventilatie systeem leidingen

         
     

    subtotaal

    € 519,31

    € 1,07

    Elektrotechnische installaties

         

    onderhoud alarminstallatie

         

    vervangen alarminstallatie

         

    vervangen armaturen

         

    vervangen groepenbord

         
     

    subtotaal

    € 119,26

    € 0,79

    Technische en functieverbeterende aanpassingen

         

    * invalidentoilet aanbrengen

         

    * school toegankelijk maken voor gehandi-

         

    capten door het verwijderen van drempels

         

    * school toegankelijk maken voor gehandi-

         

    capten door verbreding van deurkozijnen

         
     

    subtotaal

     

    € 0,15

     

    Extra bedrag per m2

     

    € 1,64

    Buitenonderhoud

       

    € 15,65

     

    Bekostigingsbedrag

    € 1.395,36

    € 30,34

  • b. Tuinonderhoud

    Onder het tuinonderhoud vallen de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het instandhouden van de groenvoorziening van alle niet verharde of bebouwde delen van het schoolterrein. Het onderhoud aan de zandbak valt hier niet onder, dat is ondergebracht in het pve gebouwonderhoud. De bekostigingsnorm is gebaseerd op een onderhoudsintensiteit waarbij de tuin niet wordt verwaarloosd, op een onderhoudsarme beplanting en op het instandhouden van een gazon dat spaarzaam (12 x per jaar) gemaaid wordt. In de tariefstelling is aangenomen dat deskundig beheer tot lage prijzen leidt door meerdere offertes aan te vragen en door het tuinonderhoud van meerdere scholen te bundelen. Volgens de normering is er een relatie tussen de grootte van de tuin en de grootte van het schoolgebouw (0,777 deze norm is verwerkt in het bedrag per vierkante meter).

    Bekostigingsformule: Y = € 47,01+ A x € 0,46

    A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

  • c. Schoonmaakonderhoud

    Dit pve regelt de bekostiging voor schoonmaakonderhoud dat is gebaseerd op de verschillende schoonmaakhandelingen, de frequenties waarmee deze moeten worden uitgevoerd en de contractuele uurprijs. De bekostiging is vastgesteld aan de hand van de samenstelling van het schoonmaakpersoneel en de normatief benodigde schoonmaaktijd in uren per vierkante meter bruto vloeroppervlakte per jaar (De normatieve schoonmaaktijd is vastgesteld op 0,751. Deze norm is verwerkt in het bedrag per vierkante meter).

    Bekostigingsformule: Y = A x € 19,57

    A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

4.2 Pve energie- en waterverbruik

  • a. Elektriciteitsverbruik

    Het elektriciteitsverbruik wordt hoofdzakelijk bepaald door:

    • de verlichting tijdens de schooluren en schoonmaakwerkzaamheden, het avondgebruik en voor een beperkte beveiligingsverlichting;

    • de pompen ten behoeve van de cv en eventueel voor boiler- en tapwatercircuits;

    • de normatief in het schoolgebouw aanwezig geachte stroomverbruikende apparatuur, inclusief schoonmaakapparatuur;

    • de mechanische ventilatoren.

    Het genormeerd jaarlijks elektriciteitsverbruik in kWh per school is vastgesteld op een basisverbruik van 502 kWh en een variabel verbruik van 9,22 kWh op basis van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte.

    Voor de bekostiging is uitgegaan van een landelijk gemiddeld bedrag voor vastrecht en een landelijk gemiddelde prijs per kWh. Daarbij is rekening gehouden met de zogenaamde ‘ecotax’. Deze regulerende energiebelasting is bedoeld ter stimulering van efficiënt energiegebruik.

    Bekostigingsformule: Y = € 90,28 + A x € 1,58

    A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

  • b. Verwarming

    Dit pve regelt de bekostiging voor het gasverbruik voor het verwarmen van het schoolgebouw en voor het verwarmen van water. Het jaarlijkse gasverbruik voor het verwarmen van een schoolgebouw is afhankelijk van de volgende factoren:

    • de binnentemperatuur van het gebouw tijdens en buiten de schooluren (tijdens de schooluren geldt een gemiddelde binnentemperatuur van 20 graden en buiten de schooluren een gemiddelde binnentemperatuur van 10 graden),

    • de ketel- en regelinstallatie en optimaliseringapparatuur,

    • de isolatiekwaliteit (dak-, vloer-, spouwmuur- en leidingisolatie),

    • het verloop van de buitentemperatuur.

    Voor de bekostiging is uitgegaan van het landelijk gemiddelde bedrag voor vastrecht en een landelijk gemiddelde prijs per kubieke meter gas, zoals deze gelden voor de kleinverbruikers. In de bekostiging is rekening gehouden met de zogenaamde ‘ecotax’. Deze regulerende energiebelasting is bedoeld ter stimulering van efficiënt energiegebruik.

    Bekostigingsformule: Y = € 31,67 + A x € 6,57

    A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

  • c. Waterverbruik

    Dit pve regelt de bekostiging voor het waterverbruik bij het handen wassen, toilet doorspoelen en schoonmaken.

    Het genormeerd jaarlijkse waterverbruik is vastgesteld op 0,3 m³ per vierkante meter bruto vloeroppervlakte.

    Voor de bekostiging is uitgegaan van een landelijk gemiddeld bedrag voor vastrecht en een landelijk gemiddelde prijs per kubieke meter water. Het BTW-tarief bedraagt 6%.

    Bekostigingsformule: Y = € 41,31 + A x € 0,45

    A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

4.3 Pve publiekrechtelijke heffingen (met uitzondering van de onroerend zaakbelasting)

Dit pve regelt de bekostiging voor zuiveringslasten, waterschapslasten, rioolrecht en reinigingsrecht. (Voor de bekostiging van de onroerende zaakbelasting zijn de gemeenten verantwoordelijk).

De zuiveringslast is een verontreinigingsheffing oppervlaktewater, met als uitgangspunt dat de vervuiler betaalt. Het gaat dan voornamelijk om het lozen van huishoudelijk afvalwater (toilet, douche, gootsteen en dergelijke). De bekostiging is gebaseerd op het gemiddelde aantal vervuilingseenheden op basis van het genormeerde waterverbruik per jaar.

De waterschapslast wordt geheven door een waterschap, belast met de zorg van één of meer waterstaatkundige taken in het desbetreffende gebied. De bekostiging is gebaseerd op een aanslag voor de gebouwde en ongebouwde eigendommen. Het rioolrecht is een retributie die wordt gevorderd door de lokale overheid voor de aansluiting op en het gebruik maken van het riool. De bekostiging is gebaseerd op een vast bedrag per schoolgebouw.

Het reinigingsrecht is een retributie die wordt geheven door de lokale overheid voor het op gezette tijden ophalen van huisvuil (gemiddeld dertien vuilniszakken per week).

Bekostigingsformule: Y = € 373,94 + A x € 2,03

A = genormeerd aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte

5 Onderbouwing leerlingafhankelijke pve’s

5.1 Pve middelen

  • a. Medezeggenschap

    Dit pve regelt de bekostiging voor de activiteiten in het kader van de Wet medezeggenschap op scholen. Een uitsplitsing van de kosten van deze activiteiten is niet te geven, omdat de werkelijke kosten samenhangen met de aard van de activiteiten en de betrokkenheid van de leden van de medezeggenschapsraad. Bij de andere pve’s is rekening gehouden met de invloed van de kosten die worden veroorzaakt door avondgebruik van vergaderruimte en dergelijke door de medezeggenschapsraad.

    Bekostigingsformule: Y = € 9,87 + L x € 1,85

    L = aantal leerlingen

  • b. Ouderbijdragen in het kader van de medezeggenschap

    Dit pve regelt de bekostiging voor de activiteiten van ouders in het kader van de medezeggenschap. Ook hier geldt dat de werkelijke kosten samenhangen met de aard van de activiteiten en de betrokkenheid van de medezeggenschapsraadleden. Daarom wordt uitgegaan van een genormeerd bedrag per school en per leerling. Bij de andere pve’s is rekening gehouden met de invloed van kosten die worden veroorzaakt door avondgebruik van vergaderruimte en dergelijke door de ouders die zitting hebben in de medezeggenschapsraad.

    Bekostigingsformule: Y = € 9,87 + L x € 1,03

    L = aantal leerlingen

  • c. WA-verzekering

    Dit pve regelt de bekostiging voor het afsluiten van een WA-verzekering waarbij het risico van wettelijke aansprakelijkheid wordt gedekt van:

    • a. het schoolbestuur, het onderwijzend- en onderwijsondersteunend personeel, de leden van de oudervereniging;

    • b. de medezeggenschapsraad als zodanig;

    • c. de ouders van de leerlingen voor zover zij werkzaamheden verrichten op of ten behoeve van de school.

    Bekostigingsformule: Y = € 27,50+ L x € 0,14

    L = aantal leerlingen

  • d. Culturele vorming

    Dit pve regelt de bekostiging voor het betrekken van culturele aspecten in de opvoedkundige taak van de school. Hierbij kunt u onder meer denken aan:

    • het binnen de school halen van poppenspel, toneel, film en muziek

    • het bezoeken van musea, bibliotheek, schoolconcerten, films en toneel

    Bekostigingsformule: Y = € 101,51 + L x € 4,24

    L = aantal leerlingen

  • e. Overige uitgaven

    Dit pve regelt de bekostiging voor de overige uitgaven waarvoor een school zich geplaatst ziet, zoals voor tussenschoolse opvang, telefoon, porti, bijdrage in de kosten van schooltelevisie, advertentiekosten werving personeel, reiskosten sollicitanten, abonnementen tijdschriften, kosten ouderavond, kosten schoolkrant, sportdag, eindtoetsen en bedrijfsgezondheidszorg.

    Bekostigingsformule: Y = € 807,37 + L x € 52,56

    L = aantal leerlingen

  • f. Dienstreizen

    Dit pve regelt de bekostiging voor de dienstreizen van het onderwijzend- en onderwijs ondersteunend personeel voor bezoek aan (zieke) leerlingen thuis, congressen en dergelijke.

    Bekostigingsformule: Y = € 118,58 + L x € 0,22

    L = aantal leerlingen

  • g. Onderhoud, vervanging en vernieuwing onderwijsleerpakket

    Dit pve regelt de bekostiging voor de aanschaf van leermethodes en andere inrichtingsartikelen van de school, waarvoor gedurende een aantal jaren afgeschreven moet worden. De afschrijvingstermijn van de leermethodes is gebaseerd op acht en een half jaar en voor de overige onderdelen op gemiddeld twaalf jaar. Bij de bepaling van de hoogte van het bekostigingsbedrag is rekening gehouden met jaarlijkse en meerjaarlijkse kosten. De bekostiging voor de meerjaarlijkse kosten wordt geacht voldoende te zijn voor de jaarlijkse afschrijving.

    De bekostigingsbedragen zijn gebaseerd op inschakeling van Best Deal van het Nederlands Inkoopcentrum (www.bestdeal.nl). Daarbij is het uitgangspunt dat door een planmatige uitvoering van het beheer de behoefte aan nieuwe materialen aan het begin van het kalenderjaar aan het NIC bekend gemaakt wordt.

    De bekostiging van ICT is bedoeld als bijdrage in de kosten voor aanschaf van hard- en software, het onderhoud en beheer van die voorzieningen, scholing van personeel op het gebied van ict en de coördinatie van ict-activiteiten, aanleg van extra stopcontacten, kabelgoten, grotere groepenkasten en dergelijke, evenals de kosten voor telefoon, elektriciteitsverbruik en abonnementen die voortvloeien uit het ict-gebruik.

    Bekostigingsformule: Y = € 5.484,09 + L x € 198,81

    L = aantal leerlingen.

    Uitsplitsing bekostigingsbedragen onderwijsleerpakket
     

    Per school

    Per leerling

    Meerjaarlijkse kosten

    € 1.794,08

    € 45,80

    Jaarlijkse kosten

    € 1.868,51

    € 60,99

    ICT (incl. internet)

    € 1.821,50

    € 92,02

    Totaal

    € 5.484,09

    € 198,81

  • h. Onderhoud, vervanging en aanpassing meubilair

    Dit pve regelt de bekostiging voor de vervanging en aanschaf van het schoolmeubilair. Voor het berekenen van de jaarlijkse bekostigingsbedragen is de levensduur van de desbetreffende artikelen van belang. Op deze vervangingsmomenten wordt het materiaal geacht technisch versleten te zijn en is vervanging noodzakelijk. Uitgangspunt voor de bekostiging van het schoolmeubilair is een afschrijvingstermijn van:

    • gemiddeld 20 jaar voor een leerlingenset;

    • gemiddeld 10 jaar voor een docentenset;

    • gemiddeld 30 jaar voor de inrichting van een speellokaal;

    • gemiddeld 15 jaar voor het buitenspeelmateriaal;

    • gemiddeld 40 jaar voor de inrichting van de nevenruimten, zoals directeurskamer, teamruimte, handvaardigheidruimte, kopieerruimte en overige inrichting.

    De bekostigingsbedragen zijn gebaseerd op inschakeling van Best Deal van het Nederlands Inkoopcentrum (www.bestdeal.nl). Daarbij is het uitgangspunt dat u door planmatige uitvoering van het beheer de behoefte aan nieuwe materialen aan het begin van het kalenderjaar aan het NIC bekend maakt. In de bekostigingsbedragen is ook het bedrag opgenomen voor het plegen van onderhoud aan het meubilair, waardoor de levensduur van het meubilair kan worden verlengd.

    Bekostigingsformule: Y = € 899,32 + L x € 15,65

    L = aantal leerlingen

    Voor de afmetingen van tafels en stoelen van de leerlingenset kunt u een Nederlandse norm hanteren. Deze norm (NEN 3531) geeft functionele eisen voor de afmetingen en de uitvoering van tafels en stoelen voor leerlingen, waarbij rekening is gehouden met productietechnische, onderwijskundige en ergonomische aspecten.

    Overzicht onderbouwing bekostigingsbedragen meubilair

    omschrijving

    vast bedrag per school

    bedrag per leerling

    Meubilair

       

    – groepsruimte

    € 44,38

    € 14,87

    – gemeenschapsruimten

    € 115,10

    € 0,30

    – speellokaal

    € 245,83

    € 0,77

    – nevenruimten

    € 112,59

    € 0,19

    – buitenaccommodatie

    € 113,05

    € 0,00

    – overig

    € 65,50

    € 0,00

    Totaal meubilair

    € 696,45

    € 16,13

    leverancierskorting 3%

    –€ 20,89

    –€ 0,48

    Onderhoud meubilair

    € 223,76

     

    Vergoedingsbedrag

    € 899,32

    € 15,65

5.2 Pve administratie, beheer en bestuur

De kosten van administratie, beheer, bestuur en accountantscontrole zijn in één pve opgenomen, aangezien ze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

  • a. Administratie

    Dit pve regelt de bekostiging voor de uitvoering van het normatieve takenpakket van de administratie. Dit takenpakket omvat de personeelsadministratie, de salarisadministratie, de bestuurs- en schooladministratie, de inkomstenadministratie en de financiële administratie.

    Bekostigingsformule: Y = € 3.522,70 + L x € 20,59

    L = aantal leerlingen

  • b. Onderhoudsbeheer

    Dit pve regelt de bekostiging voor het opstellen en het jaarlijks activeren van een onderhoudsplanning inzake de noodzakelijke vervangingen op korte en lange termijn van het programma van eisen onderhoud (gebouw-, tuin- en schoonmaakonderhoud).

    Bekostigingsformule: Y = € 522,25 + € 3,63

    L = aantal leerlingen

  • c. Beheer en bestuur

    Dit pve regelt de bekostiging voor het uitvoeren van het normatieve takenpakket voor bestuur en beheer. Dit takenpakket betreft de bestuursorganisatie, de interne en externe bestuurscontacten, de planning van het onderwijs, het materieel beheer en beleid, de zorg voor de kwaliteit van het onderwijs, het personeelsbeleid en het financieel beheer en beleid. Voor het afgeven van de verklaring die vereist is als bekostigingsvoorwaarde bij de jaarlijkse verantwoording door het schoolbestuur is een bekostiging voor de accountantscontrole ad € 1.305,26 in het bedrag per school opgenomen.

    Bekostigingsformule: Y = € 1.945,15+ L x € 25,42

    L = aantal leerlingen

Het bedrag per leerling is als volgt opgebouwd:

deskundigenadvies

€ 5,89

contributie besturenorganisatie

€ 7,59

contributie geschillencommissie

€ 0,21

bezwarencommissie functiewaardering

€ 0,30

toeslag ivm. verzelfstandiging CASO

€ 2,25

management

€ 3,93

kosten klachtencommissie

€ 0,60

arbeidsmarkt en kennisactiviteiten

€ 1,32

middelen voor georganiseerd overleg en vakbondsfaciliteiten

€ 3,33

Totaal

€ 25,42

BIJLAGE 2. BEDRAGEN MATERIËLE INSTANDHOUDING VOOR SCHOLEN VOOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS VOOR HET JAAR 2017

De basisbekostiging

I. Cluster 1 t/m 4

De bedragen, bedoeld in artikel 111, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, staan in onderstaande tabel.

type

bedrag per leerling

per leerling SO <8

€ 665,11

per leerling SO >=8

€ 584,59

per leerling VSO

€ 1.205,24

II. Vaste voeten cluster 3 en 4

De bedragen per school en per schooltype als bedoeld in artikel 111, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, staan in onderstaande tabel

Onderwijssoort

per school

SO-schooltype

VSO-schooltype

Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG)

€ 27.088,95

€ 20.465,63

€ 20.377,95

1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap (LZ/S)

€ 20.824,17

€ 8.656,62

€ 13.503,15

2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap (LZ/P)

€ 18.948,47

€ 8.180,09

€ 14.434,22

Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)

€ 20.152,00

€ 10.418,40

€ 13.073,24

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)

€ 18.948,47

€ 8.180,09

€ 14.434,22

Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut (PI)

€ 18.948,47

€ 8.180,09

€ 14.434,22

meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie LG en ZMLK

€ 24.624,49

€ 7.234,41

€ 9.953,54

Bij LG-scholen en ZMLK-scholen met een reguliere SO MG-afdeling wordt het SO schooltype bedrag verhoogd met € 3.980,14.

III. Brancardliften

Dit betreft een aanvullende vergoeding voor brancardliften waarin vergoedingscomponenten zijn opgenomen voor installatieonderhoud en elektriciteitsverbruik. De vergoeding per brancardlift is € 6.291,81

IV. Schoolbaden

Dit betreft een aanvullende vergoeding voor ruimten voor watergewenning of bewegingstherapie (hydrotherapie) in gebruik bij en door scholen. De genormeerde vergoeding is afhankelijk van het soort bad en het bedrag per m3 waterinhoud.

Soort bad

Bedrag per bad

Bedrag per m3 waterinhoud

hydrotherapiebad

€ 9.771,66

€ 284,48

watergewenningsbad

€ 21.128,21

€ 165,35

toeslag beweegbare bodem

€ 1.024,75

€ 77,48

2. Aanvullende materiële bekostiging voor zware ondersteuning

Instellingen

In verband met de invoering van een aangepaste bekostigingssystematiek wordt met toepassing van artikel 114, van de Wet op de expertisecentra aan de instellingen aanvullende bekostiging voor de materiële instandhouding toegekend volgens onderstaande tabel.

Brinnr

Naam instelling

aanvullende bekostiging

25GP

Visio Onderwijsinstelling Noord

€ 416.212,80

25GR

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

€ 912.459,95

25HD

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden

€ 580.762,22

25HE

Onderwijsinstelling Sensis

€ 1.454.290,64

08ZP

Stg Op weg naar Zuid

€ 2.240.796,67

01JO

Koninklijke Auris Groep

€ 6.374.430,24

17GW

Koninklijke Kentalis

€ 9.909.954,97

20WR

VierTaal

€ 2.318.042,33

Cluster 3 en 4

De bedragen voor zware ondersteuning bedoeld in artikel 128, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra, staan in onderstaande tabel.

ondersteuningscategorie

per leerling SO <8

per leerling SO >=8

per leerling VSO

categorie 1 (L)

€ 739,19

€ 821,66

€ 611,69

categorie 2 (M)

€ 1.210,53

€ 1.291,57

€ 952,92

categorie 3 (H)

€ 1.585,75

€ 1.579,36

€ 1.105,30

BIJLAGE 3. BEKOSTIGING VOOR DE MATERIËLE INSTANDHOUDING VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND SAMENHANGEND MET DE INRICHTING VAN DE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR

1. Ondersteuningsbekostiging basisonderwijs.

Het bedrag, bedoeld in artikel 118, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs is € 7,45.

2. Extra bekostiging.

Voor speciale scholen voor basisonderwijs wordt op basis van artikel 115 van de Wet op het primair onderwijs voor 2% van de leerlingen in het samenwerkingsverband een extra vergoeding van € 224,22 per leerling verstrekt. Indien in het samenwerkingsverband meerdere speciale scholen voor basisonderwijs aanwezig zijn, vindt de verdeling van deze vergoeding plaats overeenkomstig de rekenregel ondersteuningsformatie:

l = p/q x (0,02 x r) x eerdergenoemd bedrag per leerling. De factor (0,02 x r) wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. In deze rekenregel hebben de componenten de volgende inhoud:

l = extra vergoeding MI voor een speciale school voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband

p = het aantal leerlingen van de speciale school voor basisonderwijs, voor zover dat aan het desbetreffende samenwerkingsverband is toe te rekenen

q = het totale aantal leerlingen van alle speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende samenwerkingsverband, voor zover dit aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen

r = het totale aantal leerlingen van alle basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende samenwerkingsverband, voor zover dit aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen.

BIJLAGE 4. AANVULLENDE BEKOSTIGING VOOR MATERIËLE INSTANDHOUDING VOOR ZWARE ONDERSTEUNING PRIMAIR ONDERWIJS EN VOORTGEZET ONDERWIJS VOOR HET SAMENWERKINGSVERBAND.

A. Primair onderwijs

1. Normbekostiging

Het bedrag, bedoeld in artikel 118, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs is € 30,70.

2. Ondersteuningsbekostiging.

De bedragen, bedoeld in artikel 118, tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs staan in onderstaande tabel.

Ondersteuningscategorie

so jonger dan 8

so 8 jaar en ouder

so categorie 1 (L)

€ 739,19

€ 821,66

so categorie 2 (M)

€ 1.210,53

€ 1.291,57

so categorie 3 (H)

€ 1.585,75

€ 1.579,36

B. Voortgezet onderwijs

1. Normbekostiging

Het bedrag, bedoeld in artikel 89a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs is € 28,42.

2. Ondersteuningsbekostiging

De bedragen, bedoeld in artikel 89a, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs staan in onderstaande tabel.

Ondersteuningscategorie

vso

vso categorie 1 (L)

€ 611,69

vso categorie 2 (M)

€ 952,92

vso categorie 3 (H)

€ 1.105,30

BIJLAGE 5. VASTSTELLING PERCENTAGE TEN BEHOEVE VAN DE VEREVENINGREGELING MATERIËLE INSTANDHOUDING

Het percentage waarmee de, met inachtneming van artikel 35b, van het Besluit bekostiging WPO, en artikel 27b van het Besluit bekostiging WVO, vastgestelde correctiebedragen, bedoeld in artikel XIV, tweede lid, en artikel XVI, tweede lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), worden aangepast is 0,20%.

BIJLAGE 6. BEKOSTIGING VAN DE MATERIËLE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN DE INSTANDHOUDING VAN RIJDENDE SCHOLEN

Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B18 van het Besluit trekkende bevolking WPO, is voor het jaar 2017 vastgesteld op € 16.550,21.

TOELICHTING

Algemeen

De programma’s van eisen worden iedere vijf jaar vastgesteld. Aangezien in het jaar 2017 een nieuwe periode van vijf jaar ingaat worden de programma’s van eisen opnieuw vastgesteld. De programma’s van eisen vormen de onderbouwing van de rijksvergoeding voor de materiële instandhouding van de scholen in het primair onderwijs.

Inmiddels loopt de evaluatie van de afgelopen 5 jaar. Deze is echter pas afgerond na publicatie van deze regeling. De wetgeving geeft de mogelijkheid om naar aanleiding van de evaluatie in 2018 de programma’s van eisen nog aan te passen.

Prijsbijstelling

De bedragen van de programma’s van eisen voor het jaar 2017 zijn aangepast op basis van de werkelijke prijsontwikkeling 2015, de geactualiseerde prijsontwikkeling 2016 en de verwachte prijsontwikkeling 2017 zoals deze zijn gepubliceerd in de Macro Economische Verkenning 2017. Dit resulteert in een bijstelling van de afzonderlijke vergoedingsbedragen voor het jaar 2016 met 0,20% om op het prijsniveau voor het bekostigingsjaar 2017 te komen. Door de gehanteerde methodiek komt de prijsbijstelling niet altijd overeen met de inflatie van het desbetreffende jaar.

Naast de prijsbijstelling zijn de middelen voor het Arbeidsplatform PO (APPO) en de middelen voor Georganiseerd overleg en vakbondsfaciliteiten aan de lumpsum toegevoegd. Dit betreft respectievelijk € 2 miljoen en € 5,1 miljoen. Het bedrag per leerling in het onderdeel Beheer en bestuur is daartoe verhoogd.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017, tenzij de Tweede Kamer anders bepaalt. De leden van de Tweede Kamer kunnen tijdens de op deze regeling van toepassing zijnde procedure, de zogeheten nahangprocedure, gedurende een termijn van 4 weken aangeven dat zij overleg wensen over de inhoud van de regeling. Als dit overleg ook daadwerkelijk resulteert in een wijziging van de regeling, wordt voor 1 januari 2017 de inhoud van de regeling gewijzigd en wordt de regeling opnieuw gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

bedoeld in artikel 134, vierde lid, onder a, en vijfde lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs.

Naar boven