Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 september 2016, kenmerk 1019636-155215-I-LZ, houdende wijziging van de Subsidieregeling eerstelijns verblijf 2016 in verband met verhoging van het budget

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 11.1.5 van de Wet langdurige zorg;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling eerstelijns verblijf 2016 wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk 5 komt als volgt te luiden:

HOOFDSTUK 5. VERHOGING

Artikel 5.1

Het Zorginstituut verhoogt ambtshalve het bedrag van de verleende subsidie.

Artikel 5.2

Het bedrag van de verhoging voor een Wlz-uitvoerder is gelijk aan de som van de volgende bedragen per regio waarvoor de Wlz-uitvoerder is aangewezen als zorgkantoor:

  • Amstelland en de Meerlanden € 812.538;

  • Amsterdam € 2.394.407;

  • Apeldoorn, Zutphen e.o. € 1.800.327;

  • Arnhem € 4.956.055;

  • Drenthe € 4.122.501;

  • Flevoland € 829.854;

  • Friesland € 1.243.308;

  • ‘t Gooi € 705.303;

  • Groningen € 2.580.685;

  • Haaglanden € 4.333.186;

  • Kennemerland € 938.345;

  • Midden-Brabant € 898.896;

  • Midden-Holland € 496.048;

  • Midden IJssel € 167.287;

  • Nijmegen € 1.129.143;

  • Noord- en Midden-Limburg € 264.523;

  • Noord-Holland Noord € 1.799.787;

  • Noordoost Brabant € 997.501;

  • Rotterdam € 5.945.261;

  • Twente € 2.793.691;

  • Utrecht € 2.024.605;

  • Waardenland € 868.593;

  • West-Brabant € 2.184.560;

  • Westland Schieland Delfland € 2.040.129;

  • Zaanstreek/Waterland € 1.165.454;

  • Zeeland € 624.479;

  • Zuid-Holland Noord € 2.281.535;

  • Zuid-Hollandse Eilanden € 382.668;

  • Zuid-Limburg € 1.929.464;

  • Zuidoost Brabant € 374.571;

  • Zwolle € 515.296.

Artikel 5.3

Het Zorginstituut vermeldt in het besluit tot verhoging van de subsidie in ieder geval het maximumbedrag dat aan subsidie wordt verleend.

Artikel 5.4

Het Zorginstituut verleent bij het besluit tot verhoging van de subsidie ambtshalve tevens een verhoging van de voorschotten op het maximumbedrag van de verleende subsidie.

B

Artikel 6.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.5

  • 1. Het bedrag van de subsidie wordt voor de vaststelling per prestatie berekend op het aantal prestaties dat de subsidieontvanger in 2016 heeft doen verrichten in alle regio’s waarvoor de subsidieontvanger als zorgkantoor is aangewezen vermenigvuldigd met:

    • a. € 132,02 per etmaal voor eerstelijns verblijf basis;

    • b. € 213,94 per etmaal voor eerstelijns verblijf intensief;

    • c. € 305,10 per etmaal voor eerstelijns verblijf palliatief terminaal.

  • 2. Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, lager is dan het maximumbedrag van de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien voor een of meer subsidieontvangers de subsidie op grond van het tweede lid wordt vastgesteld, verhoogt het Zorginstituut ambtshalve met de som van het verschil tussen de in dat lid bedoelde bedragen de subsidies die zijn verleend aan de subsidieontvangers waarvoor het bedrag, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan het maximumbedrag van de verleende subsidie. De verdeling van deze middelen geschiedt naar rato van de overschrijding van het maximumbedrag van de verleende subsidie, met dien verstande dat de subsidie niet meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid. De subsidie wordt vastgesteld op het aldus verhoogde bedrag van de verleende subsidie.

  • 4. Indien voor geen van de subsidieontvangers de subsidie op grond van het tweede lid wordt vastgesteld, wordt de subsidie vastgesteld op het maximumbedrag van de verleende subsidie.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

TOELICHTING

Algemeen

Om te voorkomen dat er wachtlijsten voor medisch noodzakelijk opnames ontstaan wordt ook in 2016 de uitputting van de subsidiemiddelen voor eerstelijns verblijf nauwgezet gevolgd in samenwerking met het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) en de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa).

De NZa heeft in haar advies van 25 mei 2016 over het budgettair kader van 2016 voor de Wet langdurige zorg (Wlz) gerapporteerd over de toereikendheid van de middelen voor de subsidieregelingen op grond van de Wlz. De NZa geeft aan dat in 2016 een bedrag nodig is voor eerstelijns verblijf van € 213,6 miljoen.

In de voorlopige kaderbrief Wlz 2017 die op 13 juni 2016 aan de Tweede Kamer is gezonden, is aangekondigd dat er € 33,6 miljoen extra beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van eerstelijns verblijf in 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 104, nr. 130).

Met onderhavige regeling tot wijziging van de Subsidieregeling eerstelijns verblijf 2016 is de wijze van verdeling van deze extra middelen geregeld. Ingevolge artikel 1.3 van de subsidieregeling is € 160 miljoen bij aanvang van het subsidiejaar verdeeld over de Wlz-uitvoerders. Voor verhoging van de subsidieverleningen aan Wlz-uitvoerders in het najaar 2016 was € 20 miljoen beschikbaar. De procedure voor die verhoging was opgenomen in hoofdstuk 5 van de subsidieregeling.

Naast de ophoging van het beschikbare budget (met € 33,6 miljoen) is ook besloten de reeds binnen de subsidieregeling beschikbare extra middelen (€ 20 miljoen) al eerder te verdelen onder Wlz-uitvoerders. Het Zorginstituut is op 10 juni 2016 schriftelijk verzocht tot het zo spoedig mogelijk verdelen van € 53,6 miljoen (€ 33,6 miljoen verhoging van het subsidieplafond 2016 plus € 20 miljoen herverdeelmiddelen binnen subsidieregeling) over de Wlz-uitvoerders.

Verder is voorzien in een herverdeling van de middelen bij de vaststelling van de subsidies. Dat kan aan de orde zijn wanneer één of meer subsidies op een lager bedrag worden vastgesteld dan het maximumbedrag van de verleende subsidie. De middelen die aldus overblijven, worden verdeeld onder de Wlz-uitvoerders die meer eerstelijns verblijf hebben gerealiseerd dan waarvoor subsidie is verleend.

Na 2016 wordt eerstelijns verblijf onder de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet (Zvw) gebracht en wordt de tijdelijke subsidiëring beëindigd. In artikel 7.1 was reeds neergelegd dat de subsidieregeling met ingang van 1 januari 2017 vervalt. Over de onderbrenging van het eerstelijns verblijf in de Zvw per 2017 is de Tweede Kamer op 30 mei 2016 geïnformeerd (Kamerstukken II 2015/16, 34 104, nr. 125).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Hoofdstuk 5 van de subsidieregeling over de verhoging van verleende subsidies is volledig vervangen.

Artikel 5.1

Voor de verhoging van de subsidieverlening is geen aanvraag vereist. Het bedrag van de verhoging is vastgelegd in de subsidieregeling.

Artikel 5.2

De basis van de verhoging van het subsidieplafond betreft het advies van de NZa van 25 mei 2016 over het budgettair kader voor de Wlz in 2016. In dit advies heeft de NZa ook gerapporteerd over de toereikendheid van de middelen voor de subsidieregelingen op grond van de Wlz. De NZa heeft voor de prognose van de in 2016 benodigde middelen voor eerstelijns verblijf gebruik gemaakt van de declaraties die betrekking hebben op de periode augustus 2015 tot en met maart 2016.

De basis voor de verdeling van de aanvullende middelen over de regio’s waarvoor de Wlz-uitvoerders zijn aangewezen als zorgkantoor komt uit de meimonitor 2016 van het Zorginstituut. Deze rapportage van mei 2016 bevat een opgave van het bedrag dat is betaald voor eerstelijns verblijf zoals verleend in de periode 1 januari 2015 tot en met maart 2016. Uit deze meimonitor is het totaal van de betalingen over de periode juli 2015 tot en met maart 2016 genomen als verdeelsleutel voor verdeling van de € 53,6 miljoen over de regio’s. Deze periode is gekozen omdat de gemiddelde maandbedragen vanaf juli 2015 een stabiel patroon vertonen.

Voor de berekening van de ophoging van de subsidieverlening is het totale subsidiekader van € 213,6 miljoen verdeeld onder de Wlz-uitvoerders op basis van bovenstaande verdeelsleutel. Indien het reeds eerder aan de Wlz-uitvoerder verleende subsidiebedrag lager is dan de nieuwe verdeling, dan wordt het verleende subsidiebedrag verhoogd. Het Zorginstituut wijzigt de desbetreffende subsidieverleningen.

Artikel 5.3

Het Zorginstituut is op 10 juni 2016 schriftelijk verzocht tot het zo spoedig mogelijk verdelen van € 53,6 miljoen (€ 33,6 miljoen verhoging van het subsidieplafond 2016 plus € 20 miljoen herverdeelmiddelen binnen subsidieregeling) over de Wlz-uitvoerders. Medio juli 2016 heeft het Zorginstituut alle besluiten over verhoging van de subsidieverlening genomen. In de beschikking tot verhoging wordt het nieuwe maximum subsidiebedrag vermeld.

Artikel 5.4

Het Zorginstituut verleent voorschotten op de verleende subsidie. Bij verhoging van de verleende subsidie wordt ook het voorschot verhoogd. Het voorschot wordt afgewikkeld in overeenstemming met artikel 4.1, derde en vierde lid, van de subsidieregeling.

Onderdeel B

Artikel 6.5 is aangevuld met enkele bepalingen die een herverdeling van middelen mogelijk maken bij de vaststelling van de subsidies. Eerst wordt het bedrag van de subsidie berekend aan de hand van het aantal verrichte prestaties. Vervolgens wordt dat bedrag vergeleken met de verleende subsidie. Als het berekende bedrag lager is dan de verleende subsidie, wordt de subsidie op dat lagere bedrag vastgesteld. Het verschil is dan beschikbaar voor herverdeling onder Wlz-uitvoerders waarvoor het berekende bedrag hoger is dan de verleende subsidie. Het totaal van de voor herverdeling beschikbare middelen wordt verdeeld evenredig aan het tekort van de Wlz-uitvoerder op de verleende subsidie. Daartoe wordt de verlening opgehoogd. De opgehoogde subsidie wordt echter nooit meer dan het aan de hand van het aantal verrichte prestaties berekende bedrag. Een aanvraag is niet nodig; het Zorginstituut kent de verhoging automatisch toe. In deze gevallen wordt de subsidie vastgesteld op het verhoogde subsidiebedrag. Tot slot is het mogelijk dat alle Wlz-uitvoerders hun verleende subsidie hebben uitgeput of overschreden en er geen middelen resteren voor herverdeling. In die gevallen wordt de subsidie vastgesteld op het reeds verleende subsidiebedrag.

Artikel II

Voor het verhogen van de subsidie dient de wijziging van de subsidieregeling ten minste terug te werken tot het moment waarop het Zorginstituut de desbetreffende besluiten heeft genomen. Aangezien de onderhavige wijziging begunstigend is voor alle subsidieontvangers is er geen beletsel om aan de wijziging van de subsidieregeling terugwerkende kracht te verlenen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven