Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019

I

De ondergetekenden:

De Staatssecretaris van Economische Zaken, handelend als bestuursorgaan en vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de Directeur-Generaal Agro en Natuur, mr. J.P. Hoogeveen, verder te noemen: de Minister;

en de sectorpartijen

  • 1. De vereniging ZuivelNL, vertegenwoordigd door de heer J. Jorritsma, voorzitter;

  • 2. De stichting Brancheorganisatie Kalversector, gevestigd te Zeist, vertegenwoordigd door de voorzitter van het bestuur, de heer J. Atsma, tevens handelend namens de Stichting DGF Kalversector;

  • 3. De stichting AVINED, vertegenwoordigd door mevrouw H. de Haan, voorzitter;

  • 4. De Producenten Organisatie Varkenshouderij, vertegenwoordigd door mevrouw C.C.E. Jansen, voorzitter;

  • 5. De vakgroep Schapenhouderij van LTO Nederland, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter de heer J. Wynia, tevens handelend namens de Landelijke Werkgroep Professionele Schapenhouders en de Vereniging Gescheperde Schaapskuddes Nederland;

  • 6. De vakgroep Melkgeitenhouderij van LTO Nederland, vertegenwoordigd door mevrouw A.C.A. van der Ven-Reijnen, voorzitter van de vakgroep;

  • 7. De vakgroep Vleesveehouderij van LTO Nederland, vertegenwoordigd door de heer J.L.H.W. Bolk, waarnemend voorzitter van de vakgroep;

  • 8. Het platform Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders, vertegenwoordigd door de heer J.A.W.M. Niks, voorzitter;

verder te noemen: partijen;

II

In aanmerking nemende:

dat de Minister ingevolge de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwwd) belast is met de bestrijding en preventie van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers;

dat kosten van bestrijding en preventie van dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers worden gefinancierd uit het Diergezondheidsfonds als bedoeld in artikel 95a van de Gwwd;

dat onder meer houders van voor deze dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers vatbare dieren dienen bij te dragen aan de financiering van de kosten van bestrijding en preventie van deze dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers;

dat de Gwwd in Hoofdstuk VIII, Afdeling 3, met het oog op financiering van deze kosten voorziet in een stelsel van heffingen die rechtstreeks bij de ondernemers worden geheven;

dat met ingang van 1 januari 2015 een diergezondheidsheffing als bedoeld in artikel 2 van het Besluit heffing bestrijding dierziekten juncto de artikelen 2 en 3 van het Besluit heffing preventie dierziekten wordt geheven;

dat de inkomsten van de heffingen op grond van artikel 95b, onderdelen a tot en met c, Gwwd in het Diergezondheidsfonds, dat een bestemmingsfonds is als bedoeld in artikel 9 van de Comptabiliteitswet 2001, worden gestort;

dat in het Diergezondheidsfonds daarnaast andere ontvangsten kunnen worden gestort als bedoeld in artikel 95b, onderdeel f, Gwwd;

dat bij sectorpartijen 1, 2, 3 en 4 financiële middelen berusten, afkomstig uit bestemmingsfondsen, bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Verordening financiën bedrijfslichamen 2011, van de Sociaal Economische Raad;

dat de financiële middelen uit voornoemde bestemmingsfondsen bestemd zijn voor de financiering van de kosten van de bestrijding en de preventie van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers;

dat die financiële middelen met het oog op die bestemming ten goede moeten komen aan het Diergezondheidsfonds;

dat partijen afspraken willen maken over de verdeling van de kosten die door elke sector gedurende de looptijd van dit convenant moeten worden gedragen in het kader van bestrijding en preventie van dierziekten;

komen het volgende overeen:

III

§ 1 Algemeen

Artikel 1

In dit convenant wordt verstaan onder:

a. dieren:

varkens, runderen, schapen, geiten en pluimvee, daaronder begrepen hoenderachtigen, kalkoenen, eenden, ganzen en loopvogels;

b. heffingplichtigen:

personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden van personen of rechtspersonen van wie bij of krachtens Hoofdstuk VIII, afdeling 3 van de Gwwd, heffingen worden geheven;

c. sectoren:

rundersector, varkenssector, pluimveesector en schapen- en geitensector;

d. besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers:

dierziekten ten aanzien van de in onderdeel a genoemde dieren, als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 7 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, alsmede zoönosen en zoönoseverwekkers als bedoeld in artikel 4 van het Besluit zoönosen, met uitzondering van Salmonella St/Se, Mycoplasma gallisepticum, Ziekte van Aujeszky en Leukose;

e. Gwwd:

de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

f. vector:

een insect, zoals een mug en een knut, maar niet daartoe beperkt, die dierziekten overbrengt van het ene op het andere dier;

g. bestrijdings- en preventiekosten:

de kosten van het bestrijden en voorkomen van de in onderdeel d bedoelde besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers, samenhangend met:

  • overname en onderzoek van dieren die worden verdacht van één van de in de artikelen 1, onderdeel d, bedoelde besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers;

  • de aanschaf, huur, leasing, opslag, onderhoud en vervanging van materialen en logistieke voorzieningen, zoals dodingsapparatuur en vaccinvoorraden;

  • de opschaling van de diensten van het Ministerie van Economische Zaken;

  • de inhuur van derden ter verrichting van diensten, waaronder taxateurs, dierenartsen en beveiligingspersoneel bij crisiscentra e.d.;

  • personeelsgebonden materiële kosten zoals additionele en specifieke toerusting, reis- en verblijfkosten e.d.;

  • de huur en tijdelijke inrichting van crisiscentra;

  • maatregelen als de aanmaak en plaatsing van borden, merken van dieren, reiniging en ontsmetting;

  • de schadeloosstelling betreffende geruimde dieren, producten (zoals vervoer, vlees, melk, eieren en broedeieren) en voorwerpen welke ruiming kan zijn ingegeven door zowel een geconstateerde besmetting als een verdenking dan wel een andere preventieve voorziening (preventieve ruiming);

  • directe kosten van welzijnsmaatregelen;

  • doding, destructie, slachting, vernietiging en opslag van dieren, producten (zoals melk, vlees, veevoer, eieren en broedeieren), voorwerpen en afval e.d.;

  • eventuele noodvaccinaties;

  • laboratoriumkosten;

  • de screening van dieren en bedrijven;

  • directe kosten van een fokverbod;

  • logistieke kosten zoals door de overheid geïnitieerd transport en opslag van dieren en producten, als onderdeel van de bestrijdingsoperatie;

  • opgetreden schade aan gebouwen, terreinen of voorwerpen bij het onschadelijk maken van dieren, producten of voorwerpen in het kader van de bestrijding van de in onderdeel b bedoelde besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers;

  • andere kosten die rechtstreeks samenhangen met, dan wel voortvloeien uit de bestrijding van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers, met uitzondering van de kosten samenhangend met gevolgschade van de betrokken ondernemers, zoals leegstand van bedrijven, inkomensschade en dergelijke, die in het in artikel 19 bedoelde overleg aan de orde zijn geweest;

  • maatregelen uit het oogpunt van early warning, monitoring, waaronder vectormonitoring, en bewaking van besmettelijke dierziekten;

  • aanvullende maatregelen uit oogpunt van preventie en early warning die genomen worden in verband met uitbraken van besmettelijke dierziekten in het buitenland, en

  • de voorbereiding op de bestrijding en door bedrijven te leveren noodzakelijke voorzieningen zoals dodingsapparatuur, vaccins, voorraden alsmede het onderhoud en de instandhouding daarvan, voorzieningen en infrastructuur ten behoeve van een decentraal crisiscentrum, alsmede het onderhoud en de instandhouding daarvan.

h. Diergezondheidsfonds:

Diergezondheidsfonds als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Gwwd;

i. convenantsperiode:

de periode, bedoeld in artikel 28;

j. basismonitoring:

Monitoringsprogramma gericht op het opsporen en vroegtijdig signaleren van dierziekten, alsmede het volgen van trends en ontwikkelingen met betrekking tot de diergezondheid.

Artikel 2
  • 1. De Minister en de sectoren dragen bij aan de financiering van de bestrijdings- en preventiekosten.

  • 2. De bijdragen van de sectoren worden geleverd door:

    • a. sectorpartijen 1, 2, 3 en 4, en

    • b. heffingplichtigen op grond van Hoofdstuk VIII, afdeling 3, van de Gwwd.

Artikel 3
  • 1. De bijdragen van de Minister en heffingplichtigen worden gestort in het Diergezondheidsfonds.

  • 2. De bijdragen van de sectorpartijen 1, 2, 3 en 4 worden in het Diergezondheidsfonds gestort overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in met de afzonderlijke sectorpartijen te sluiten overeenkomsten.

Artikel 4

De bestrijdings- en preventiekosten worden betaald uit het Diergezondheidsfonds.

§ 2 Verdeling van de bestrijdings- en preventiekosten

Artikel 5
  • 1. De bestrijdings- en preventiekosten van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers worden tot de in artikel 6, eerste lid, genoemde bedragen geheel gefinancierd uit de bijdragen van de onderscheiden sectoren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid worden de volgende bestrijdings- en preventiekosten tot de in artikel 6, eerste lid, genoemde bedragen voor 50% gefinancierd uit de bijdragen van de onderscheiden sectoren:

    • a. de kosten die samenhangen met de maatregelen uit het oogpunt van early warning, monitoring, waaronder vectormonitoring, en bewaking van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers;

    • b. de kosten die samenhangen met aanvullende maatregelen uit oogpunt van preventie en early warning die genomen worden in verband met uitbraken van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers in het buitenland, en

    • c. de kosten die samenhangen met de voorbereiding op de bestrijding en door bedrijven te leveren noodzakelijke voorzieningen zoals dodingsapparatuur, vaccins, voorraden alsmede het onderhoud en de instandhouding daarvan, voorzieningen en infrastructuur ten behoeve van een decentraal crisiscentrum, alsmede het onderhoud en de instandhouding daarvan.

  • 3. In afwijking van het eerste lid worden de volgende bestrijdings- en preventiekosten niet gefinancierd uit de bijdragen van de sectoren:

    • a. de kosten samenhangend met de bestrijding van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers onder dieren in dierentuinen, onder dieren die in huishoudens worden gehouden (exotische vogels e.d.) alsmede onder in het wild levende dieren waaronder mede worden begrepen de in natuurterreinen voorkomende niet-gehouden dieren;

    • b. de kosten samenhangend met bestrijding van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers onder dieren die door afzonderlijke houders in aantallen worden gehouden die gelijk zijn, of lager, dan de in artikel 3, tweede lid, van het Besluit heffing bestrijding dierziekten genoemde aantallen;

    • c. de kosten van toezicht en opsporing door de NVWA, douane en andere vergelijkbare diensten die geen verband houden met de uitvoering van de afgekondigde bestrijdingsmaatregelen;

    • e. de kosten van de inzet van mensen en middelen voor handhaving van de openbare orde.

  • 4. De bestrijdings- en preventiekosten, die uitstijgen boven de in artikel 6, eerste lid, genoemde bedragen, en de bestrijdings- en preventiekosten die ingevolge het tweede en derde lid niet gefinancierd worden uit bijdragen van de sectoren worden gedragen door de Minister.

  • 5. Op de bijdrage, bedoeld in het eerste en tweede lid, van de schapen- en geitensector aan de financiering van bestrijdings- en preventiekosten met betrekking tot besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers bij geiten en schapen wordt een korting toegepast van 10%.

  • 6. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de kosten van monitoring van Aviaire Influenza en Newcastle Disease als bedoeld in Hoofdstuk 2, paragrafen 2 en 3, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

Artikel 6
  • 1. De in artikel 5, eerste en tweede lid, bedoelde bedragen zijn:

    • a. voor de rundersector (melkkoeien, vleeskalveren en vleesvee): € 23.540.000,–

    • b. voor de varkenssector: € 53.447.000,– , waarvan € 30.000.000,- ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse varkenspest (AVP), en Swine Vesicular Disease (SVD).

    • c. voor de pluimveesector: € 47.138.000,–, waarvan € 2.113.000,– ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Newcastle Disease (NCD);

    • d. voor de schapen- en geitensector: € 5.074.000,–.

  • 2. Bij het bepalen van de in het eerste lid genoemde bedragen is rekening gehouden met de besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers, genoemd in bijlage I bij dit convenant.

Artikel 7
  • 1. De bedragen, genoemd in artikel 6, worden jaarlijks aangepast aan de hand van:

    • a. de omvang van de betrokken veestapel zoals gepubliceerd in de CBS-LEI uitgave over de land- en tuinbouwcijfers van het lopende kalenderjaar, waarbij de landbouwtelling 2015 als referentiepunt geldt, en

    • b. het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens over januari van het lopende kalenderjaar zoals laatstelijk gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens over januari 2015 als referentiepunt geldt.

  • 2. Partijen stellen gezamenlijk voor het einde van het lopende jaar de aanpassingen van de bedragen, bedoeld in het artikel 6, eerste lid, vast, welke aanpassingen in afschrift als bijlage aan dit convenant worden gevoegd.

Artikel 8
  • 1. Indien in de convenantsperiode de verplichting tot bestrijding van Swine Vesicular Disease op grond van communautaire regelgeving komt te vervallen worden de bedragen, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, verlaagd met € 8.000.000,–.

  • 2. Het bedrag van € 53.447.000,–, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, kan in de convenantsperiode worden aangepast naar aanleiding van het overleg, bedoeld in artikel 23, vijfde lid.

  • 3. Het bedrag van € 47.138.000,–, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, zal per 1 januari 2016 worden aangepast op basis van een herberekening, uitgaande van de aanpak van de uitbraak van hoogpathogene Aviaire Influenza in 2014 en het plan van aanpak over preventie, bedoeld in artikel 24, eerste lid. Hiertoe zal binnen een maand na ondertekening van het convenant een opdracht worden uitgezet bij het LEI.

  • 4. Indien in de convenantsperiode TSE/scrapie wordt vastgesteld op een geitenbedrijf zullen de Minister en sectorpartijen 5, 6 en 8 in overleg treden over de verdeling van de kosten en de verhoging van het plafondbedrag, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel d.

§ 3 Raming van de hoogte van de bestrijdings- en preventiekosten

Artikel 9
  • 1. De hoogte van de bestrijdings- en preventiekosten wordt jaarlijks geraamd in de begroting van het Diergezondheidsfonds.

  • 2. Partijen voeren overleg voorafgaand aan de vaststelling van de begroting van het Diergezondheidsfonds.

  • 3. De kosten van een uitbraak worden toegerekend aan het jaar waarin deze uitgaven zijn gedaan.

Artikel 10
  • 1. Teneinde de bestrijdingskosten in geval van crisis direct te kunnen betalen als zij zijn ontstaan, wordt in de begroting van het Diergezondheidsfonds een bedrag opgenomen teneinde met ingang van 2016 in het Diergezondheidsfonds uit de bijdragen van de sectoren crisisreserves te vormen en in stand te houden ter grootte van 20% van de begrote bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode.

  • 2. Onverminderd de wijzigingen voortvloeiend uit de artikelen 7 en 8, bedragen de in het eerste lid bedoelde reserves:

    • a. € 1.800.000,– voor de rundersector;

    • b. € 9.800.000,– voor de varkenssector;

    • c. € 7.423.000,– voor de pluimvee sector;

    • d. € 98.000,– voor de schapen- en geitensector.

  • 3. De in het tweede lid genoemde bedragen worden in een periode van ten hoogste 2 jaar opgebouwd.

§ 4 Verdeling overige kosten

Artikel 11
  • 1. De noodzakelijke kosten met het oog op heffing en invordering van de heffingen worden geheel gefinancierd uit de bijdragen van de sectoren.

  • 2. Sectorpartijen zullen door RVO, waar mogelijk, betrokken worden met het oog op een efficiënte uitvoering.

Artikel 12

De kosten van preventie en bestrijding van Salmonella St/Se, Mycoplasma gallisepticum, Ziekte van Aujeszky en Leukose ten aanzien van de in artikel 1, onderdeel a, genoemde diersoorten, worden geheel gefinancierd uit de bijdragen van de relevante sectoren.

Artikel 13

De kosten van monitoring van Aviaire Influenza en Newcastle Disease als bedoeld in Hoofdstuk 2, paragrafen 2 en 3, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en worden geheel gefinancierd uit de bijdragen van de pluimveesector.

Artikel 14

De kosten van de basismonitoring worden voor 50% gefinancierd uit de bijdragen van de sectoren en voor 50% uit de bijdrage van de Minister.

Artikel 15

De kosten van de Stichting diergeneesmiddelenautoriteit worden voor 40% gefinancierd uit de bijdragen van de sectoren.

Artikel 16
  • 1. De kosten van de Overeenkomst Destructie worden tot een bedrag van € 1.500.000,– per kalenderjaar voor 50% gefinancierd uit de bijdragen van de sectoren en voor 50% uit de bijdrage van de Minister, waarbij uitsluitend de kosten van het beschikbaar houden van extra destructiecapaciteit in aanmerking worden genomen.

  • 2. De bijdragen van de sectoren, bedoeld in het eerste lid, worden als volgt toegerekend:

    33,3% door de rundersector,

    33.3% door de pluimveesector,

    26.7% door de varkenssector en

    6.7% door de schapen- en geitensector.

  • 3. De Minister maakt de benodigde extra destructiecapaciteit inzichtelijk en stelt na overleg met de sectoren de hiermee verband houdende kosten binnen 6 maanden na ondertekening van het convenant vast.

  • 4. De kosten die uitstijgen boven het in het eerste lid genoemde bedrag worden gedragen door de Minister.

Artikel 17
  • 1. De kosten van de High Containment Unit van het Central Veterinary Institute worden met ingang van 1 januari 2017 tot een bedrag van € 600.000,– per jaar gedragen door de sectoren volgens een nader te bepalen verdeelsleutel per sector, die is gebaseerd op de relatieve bijdrage van elke sector aan de kosten van de basismonitoring.

  • 2. De kosten die uitstijgen boven het in het eerste lid genoemde bedrag worden gedragen door de Minister.

  • 3. De Minister toetst in overleg met de sectorpartijen binnen 6 maanden na ondertekening van het convenant bij de Belastingdienst of BTW verschuldigd is over de financiering van de basismonitoring uit het Diergezondheidsfonds.

  • 4. Indien naar het oordeel van de Belastingdienst BTW verschuldigd is vervalt het bepaalde over de bijdrage, in het eerste lid. Partijen treden dan in overleg over de bijdragen van de onderscheiden sectoren aan de High Containment Unit van het Central Veterinary Institute in deze convenantsperiode.

  • 5. De minister stelt in overleg met de sectorpartijen de financieringsstructuur van de HCU vast.

§ 5 Overige afspraken over bestrijding en preventie van dierziekten

Artikel 18
  • 1. De Minister spant zich in redelijkheid in om uitbraken van een besmettelijke dierziekte, zoönose of zoönoseverwekker zo adequaat mogelijk te bestrijden, alsmede om zo veel mogelijk bestrijdingskosten bij de Europese Commissie gedeclareerd te krijgen, voor zover dat laatste mogelijk is gelet op het EU-kader en in het bijzonder gelet op de beperkingen van het dwingende declaratiekader van Verordening (EU) Nr. 652/2014 van het Europees parlement en de Raad, tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer en van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 189).

  • 2. Indien het cofinancieringspercentage, bedoeld in de in het eerste lid genoemde verordening, berekend als het van de Europese Commissie te ontvangen bedrag voor cofinanciering van de bestrijdingskosten bij een uitbraak van MKZ, KVP of AI als percentage van de totale crisiskosten voor een uitbraak van MKZ, KVP of AI, op welke percentage de bedragen genoemd in artikel 6, eerste lid, zijn gebaseerd, afwijkt van het door het LEI in haar berekeningen gebruikte percentage van 35%, treden partijen in overleg over eventuele aanpassing van de bedragen, genoemd in artikel 6, eerste lid.

  • 3. Indien het ontvangen cofinancieringsbedrag van de Europese Commissie afwijkt van het daarvoor begrote bedrag, wordt het verschil gezamenlijk gedragen door de Minister en de sectoren.

Artikel 19
  • 1. Partijen voeren overleg over de bestrijdingsmaatregelen. Dit overleg is informerend en consulterend van aard waarbij partijen er naar streven om overeenstemming te bereiken over de in te zetten bestrijdingsmaatregelen. Dit laat onverlet de bevoegdheid van de Minister om op het door hem passend geachte moment de door hem nodig geachte bestrijdingsmaatregelen te treffen.

  • 2. In het in het eerste lid bedoelde overleg kunnen de sectorpartijen onder meer voorstellen doen betreffende een efficiënte werkwijze van uitbesteding van werkzaamheden.

Artikel 20

De Minister spant zich in om de sectorpartijen gevraagd of ongevraagd adequate informatie te verschaffen over de gemaakte bestrijdings- en preventiekosten en de besteding van de bijdragen van de sectoren aan het Diergezondheidsfonds. Daartoe worden de vanwege het Rijk te besteden bedragen en de in dat verband relevante handelingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken, materieel beheerst door het in Verordening (EG) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU L 347) bedoelde financieel-administratieve beheerskader dat geldt voor betaalorganen.

Artikel 21
  • 1. Dit convenant is van overeenkomstige toepassing op besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers die na de datum waarop dit convenant in werking is getreden, in de artikelen 2, 3 of 7 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s of artikel 4 van het Besluit zoönosen worden opgenomen. Partijen treden dan in overleg over verdeling van de bestrijdings- en preventiekosten en over eventuele aanpassing van de bedragen, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2. De kosten van tussen de Minister en de betrokken sectororganisaties overeengekomen praktijkgericht onderzoek naar nieuwe dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers worden voor 50% gefinancierd uit de bijdrage van de desbetreffende sector en voor 50% uit de bijdrage van de Minister.

  • 3. De kosten van fundamenteel onderzoek, gericht op de aanpak van nieuwe dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers, worden gedragen door de Minister.

Artikel 22

De belanghebbende sectorpartijen stellen binnen 6 maanden na ondertekening van dit convenant met de Minister een plan van aanpak per sector op om eventuele economische nadelen voor bedrijven die door het vaccineren van hun dieren meegewerkt hebben aan het bestrijden van de dierziekte, waar mogelijk, te ondervangen. Daarbij wordt ook onderzocht welke rol andere ketenpartijen kunnen spelen, o.a. in de financiering van de te nemen maatregelen.

Artikel 23
  • 1. De Minister en sectorpartij 4 stellen binnen 6 maanden na ondertekening van dit convenant een plan van aanpak op om risico’s voor introductie en verspreiding van besmettelijke dierziekten door wilde zwijnen te minimaliseren en verplichten zich tot uitvoering van dit plan van aanpak.

  • 2. In het plan van aanpak, bedoeld in het eerste lid, zal onder meer worden ingegaan op handhaving van de nulstand, het verhogen van de gezondheidsstatus en de bioveiligheid in de varkenshouderij, via voorgenomen initiatieven zoals het initiatief voor een kwaliteitssysteem varkensketen en het initiatief innovatie- en uitvoeringsagenda Recept Duurzaam Varkensvlees.

  • 3. De Minister en sectorpartij 4 stellen binnen 6 maanden na ondertekening van dit convenant een plan van aanpak op ter voorkoming van welzijnsproblemen bij varkens na uitbraak van besmettelijke dierziekten, zoönosen of zoönoseverwekkers.

  • 4. De afspraken in het plan van aanpak, bedoeld in het derde lid, zullen verwerkt worden in de bestrijdingsbeleidsdraaiboeken van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 5. De Minister en sectorpartij 4 treden in overleg over eventuele aanpassing van het bedrag van € 53.447.000,–, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, alsmede over de wijze waarop die aanpassing wordt berekend, indien:

    • a. na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, geen plan van aanpak als bedoeld in dat lid is opgesteld of indien dat plan van aanpak niet wordt uitgevoerd, of

    • b. het plan van aanpak, bedoeld in het derde lid, daartoe aanleiding geeft.

  • 6. Indien de Minister en sectorpartij 4 in het overleg als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel, niet tot een akkoord komen over eventuele aanpassing van het bedrag van € 53.447.000,–, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, wordt door een onafhankelijk onderzoeksinstituut een onafhankelijk onderzoek gedaan naar de aanpassing van voornoemd bedrag van € 53.447.000,–, en wordt voornoemd bedrag van € 53.447.000,– opnieuw berekend door dit onderzoekinstituut. De Minister en sectorpartij 4 stellen gezamenlijk de opdrachtformulering van het onderzoek vast.

Artikel 24
  • 1. De Minister en sectorpartij 3 stellen binnen 6 maanden na ondertekening van dit convenant een plan van aanpak op over preventie van hoogpathogene en laagpathogene Aviaire Influenza, gericht op het verminderen van de introductiekans.

  • 2. De Minister en sectorpartij 3 maken binnen 6 maanden na ondertekening van dit convenant een analyse van de gevolgen van uitbraken van Aviaire Influenza en de bestrijding daarvan voor deelsectoren, zoals de vermeerderingssector en de broederijensector. Deze partijen voeren overleg over de resultaten van de analyse waarbij bezien wordt hoe onevenredige schade bij deze sectoren kan worden voorkomen.

§ 7 Toepasselijkheid convenant

Artikel 25
  • 1. Bij strijdigheid van een of meer onderdelen van dit convenant met internationaal, Europees of nationaal recht blijft het desbetreffende onderdeel van het convenant buiten toepassing.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, treden partijen zo spoedig mogelijk in overleg met de bedoeling het convenant in overstemming te brengen met de regelgeving.

Artikel 26
  • 1. Indien de Europese Commissie of de Tweede Kamer der Staten-Generaal bezwaren heeft tegen een of meer bepalingen van dit convenant, dan wel tegen de uitvoering daarvan, kan de Minister eenzijdig de desbetreffende bepalingen buiten toepassing verklaren.

  • 2. De Minister stelt de sectorpartijen op de hoogte van de buiten toepassing verklaring, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27
  • 1. Dit convenant kan tijdens de geldigheidsduur ervan door partijen worden opgezegd indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Opzegging geschiedt schriftelijk en onder vermelding van de verandering van omstandigheden en overige redenen van opzegging. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden, tenzij de partijen een andere datum van opzegging overeenkomen.

  • 2. Indien het Partijen niet lukt om in het overleg, bedoeld in artikel 25, tweede lid, overeenstemming te bereiken over de aanpassingen in het convenant, is er sprake van een situatie als bedoeld in het eerste lid en kan het convenant worden opgezegd.

  • 3. Indien één of meer van de sectorpartijen het convenant opzegt, blijft het convenant gelden ten aanzien van de resterende partijen.

Artikel 28
  • 1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening daarvan, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2. Dit convenant is van toepassing tot en met 31 december 2019. Dit convenant wordt vanaf 1 januari 2020 voor de duur van vijf jaren van rechtswege voortgezet, tenzij een partij het convenant vóór 1 januari 2019 schriftelijk heeft opgezegd. De partij die opzegt deelt daarbij aan de andere partij schriftelijk de redenen voor opzegging mee.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 29
  • 1. De in dit convenant in het leven geroepen rechten en verplichtingen van partijen zijn in rechte afdwingbaar.

  • 2. Alle geschillen die direct of indirect uit dit convenant voortkomen, worden beslecht door de bevoegde burgerlijke rechter te Den Haag.

Artikel 30
  • 1. Dit convenant wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Een wijziging van dit convenant wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Bijlage 1: besmettelijke dierziekten, zoonosen en zoonoseverwekkers

Als bedoeld in artikel 2,3 en 7 van de Regeling Preventie en artikel 4 van het Besluit Zoonosen

Dierziektes waarmee bij de vaststelling van de plafondbedragen rekening is gehouden

a. runderpest;

b. mond- en klauwzeer;

c. klassieke varkenspest;

d. Afrikaanse varkenspest;

e. rabies;

f. dourine;

g. kwade droes;

h. virale paardenencefalomyelitiden;

i. infectieuze anemie;

j. miltvuur;

k. Afrikaanse paardepest;

l. vesiculaire stomatitis;

m. trichinellose;

n. brucellose;

o. endemische leukose bij runderen;

p. tuberculose

r. bovine spongiforme encefalopathie, scrapie en andere overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s);

s. besmettelijke bovine pleuropneumonie;

t. Teschener-ziekte (besmettelijke varkensverlamming);

u. vesiculaire varkensziekte;

v. ziekte van Aujeszky;

w. blue tongue;

x. pest van de kleine herkauwer;

y. Rift Valley koorts;

z. schape- en geitepokken;

aa. nodulaire dermatose (lumpy skin disease);

ab. enzoötische hemorraghische ziekte bij herten;

ac. Q-koorts

vogelpest (Aviaire Influenza);

pseudo-vogelpest (Newcastle Disease).

bij andere vogels dan pluimvee worden aangewezen:

• psittacose;

• pseudo-vogelpest (Newcastle Disease);

• vogelpest (Aviaire Influenza).

Salmonella enteritidis;

Salmonella typhimurium

Salmonella hadar;

Salmonella infantis;

Salmonella virchow

Salmonella java

Afrikaanse varkenspest

Blauwtong

BSE/TSE (muv BSE bij schapen en TSE bij geiten)

Brucella

Brucella melitensis

Brucellose

Leukose

Klassieke varkenspest (KVP)

Mond en klauwzeer (MKZ)

Pseudovogelpest (NCD)

Qkoorts

Tuberculose

SVD

Vogelpest (AI)

 
Naar boven