TOELICHTING
Algemeen
In deze regeling worden nadere regels gesteld over de inrichting van de procedure
tot het verlenen van toestemming door UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen vanwege
bedrijfseconomische omstandigheden of wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en de
hierbij te hanteren termijnen. Een verzoek om toestemming dat ziet op een andere dan
de hier genoemde ontslaggronden is niet ontvankelijk. Uitgangspunt voor de inrichting
van de procedure is dat in het merendeel van de gevallen een verzoek binnen een termijn
van vier weken wordt afgehandeld, te rekenen vanaf het moment dat een volledig verzoek
is ontvangen. De zorgvuldige behandeling van een verzoek om toestemming kan met zich
meebrengen dat een langere termijn nodig is voor de afhandeling.
Onderdeel van de procedure kan zijn dat advies wordt ingewonnen van de Ontslagadviescommissie
(OAC), bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties,
alvorens UWV over een verzoek om toestemming beslist. Het spreekt voor zich dat het
inwinnen van dat advies leidt tot een langere proceduretijd en dat zulks daarom beperkt
moet worden tot situaties van ontslag om bedrijfseconomische redenen waar onduidelijkheid
bestaat over de toepassing van de regels bij de beslissing die genomen moet worden
met betrekking tot een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst
en daar waar (sector)specifieke kennis, waarover de leden van deze commissie uit hoofde
van hun hoedanigheid beschikken, noodzakelijk is voor het kunnen beoordelen van het
verzoek.
Voor het betrekken van de Ontslagadviescommissie bij ontslagen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid
bestaat geen aanleiding, nu deze zaken geen (sector)specifieke kennis vereisen waarover
vertegenwoordigers van werknemers en werkgeversorganisaties vanuit die hoedanigheid
beschikken en, voor zover dat noodzakelijk is, UWV een oordeel kan vragen van een
deskundige (arbeidsdeskundige of verzekeringsarts) omtrent de arbeids-/medische mogelijkheden
van een werknemer om binnen een termijn van 26 weken de bedongen arbeid al dan niet
in aangepaste vorm of andere passende arbeid (al dan niet met behulp van scholing)
te kunnen verrichten.
Awb van toepassing
Een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst valt onder de
reikwijdte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing van UWV op het verzoek
betreft een beschikking waartegen gelet op artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb en artikel
7:1 van de Awb geen bezwaar en beroep open staat. Afdeling 4.1.1. geeft een aantal
vereisten waaraan een aanvraag in het algemeen, dus ook een verzoek om toestemming
voor opzegging van de arbeidsovereenkomst moet voldoen.
Volgens artikelen 4:1 en 4:2 van de Awb moet de aanvraag:
-
– schriftelijk worden gedaan;
-
– de naam en het adres van de aanvrager bevatten;
-
– gedateerd zijn;
-
– aangeven welke beschikking de aanvrager verzoekt;
-
– alle gegevens en bescheiden bevatten die voor de beslissing nodig zijn en waarover
de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Dit betekent dat de werkgever de ontslagreden(en) moet vermelden en toelichten. Bovendien
moet een en ander blijken uit de bijgevoegde documentatie. Er moeten dus voldoende
gegevens en bescheiden worden verstrekt om het verzoek (de aanvraag) inhoudelijk te
kunnen beoordelen.
Verzoek om toestemming voor opzegging
Om te bevorderen dat een verzoek om toestemming zo volledig mogelijk wordt ingediend,
stelt UWV aan de werkgever een formulier ter beschikking waaruit blijkt welke informatie
UWV nodig heeft voor het kunnen beoordelen van een volledig verzoek. De indiening
van een verzoek, aan de hand van genoemd formulier, verloopt (zoveel mogelijk) langs
elektronische weg.
UWV kan in bepaalde gevallen besluiten om het verzoek om toestemming voor opzegging
niet in behandeling te nemen. Dit is het geval indien de verstrekte gegevens en bescheiden
onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek of de voorbereiding van de beschikking,
ook nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het verzoek aan te vullen (artikel
4:5, eerste lid, onderdeel c, Awb). De werkgever kan dan een nieuw verzoek indienen
dat wel voorzien is van alle benodigde informatie en documentatie.
Als het verzoek volledig is, zal UWV dit in behandeling nemen. Indien op voorhand
blijkt dat het verzoek om toestemming in het licht van de vigerende wet- en regelgeving
moet worden geweigerd, zal de beschikking van UWV dienovereenkomstig komen te luiden
en zal niet eerst om verweer van de werknemer worden verzocht, noch het advies van
de Ontslagadviescommissie worden ingewonnen. Dit zal ook het geval zijn als een uitzendwerkgever
een verzoek indient voor ommekomst van de periode gedurende welke hij zich moet inspannen
om een werknemer te herplaatsen in een passende functie als bedoeld in artikel 7 van
de Ontslagregeling. In dat geval is er immers geen sprake van een redelijke grond
voor ontslag.
Herhaald verzoek na weigering toestemming
Het kan voorkomen dat een verzoek om toestemming voor opzegging wordt ingediend terwijl
UWV op een eerder ingediend verzoek ten aanzien van diezelfde werknemer toestemming
heeft geweigerd. Indien de werkgever na een weigering van toestemming opnieuw een
verzoek indient, zal de werkgever op grond van artikel 4:6 Awb nieuw gebleken feiten
en omstandigheden moeten vermelden. Doet de werkgever dit niet dan kan UWV, zonder
de werkgever in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te vullen, het verzoek afwijzen.
Het is immers in het belang van de betrokken werknemer dat hij er, gelet op het voor
hem positieve besluit van de initieel geweigerde toestemming voor opzegging, op mag
vertrouwen dat de werkgever het dienstverband niet alsnog door opzegging van de arbeidsovereenkomst
mag beëindigen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel wordt een aantal begrippen geduid waar in de regeling regelmatig naar
wordt verwezen.
Artikel 2
UWV stelt een formulier beschikbaar aan de hand waarvan werkgever zijn verzoek om
toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst indient. Uitgangspunt is dat
het verzoek elektronisch wordt ingediend, waarbij het formulier inzicht geeft in de
voor het kunnen doen van een volledig verzoek door werkgever te verstrekken gegevens
en over te leggen bescheiden. Tevens stelt UWV een formulier beschikbaar ten behoeve
van het verweer van de werknemer.
Artikel 3
Uitgangspunt is dat UWV de werkgever binnen twee werkdagen wijst op de onvolledigheid
van het verzoek. UWV deelt de werkgever mee welke gegevens ontbreken. In dit artikel
wordt de termijn waarbinnen de werkgever de gegevens moet aanvullen, bepaald op acht
dagen. Het is echter denkbaar dat deze termijn in bijzondere omstandigheden niet door
de werkgever kan worden gehaald. In die gevallen kan UWV deze termijn verlengen. Dit
uitstel dient beperkt te blijven tot enkele dagen. Indien de werkgever de aanvraag
binnen die tijd niet kan completeren, kan UWV besluiten op grond van artikel 4:5 van
de Awb het verzoek niet in behandeling te nemen.
Artikel 4
Het eerste lid regelt de verplichting van UWV de werknemer in de gelegenheid te stellen
binnen veertien dagen verweer te voeren tegen het verzoek. Uitgangspunt is dat UWV
binnen twee werkdagen na ontvangst van een volledig verzoek de werknemer om verweer
zal vragen. Uitgaande van een goed onderbouwd verzoek zal in de meeste gevallen na
het verweer van de werknemer voldoende informatie beschikbaar zijn gekomen voor UWV
om tot een besluit te komen. Is dat niet het geval dan kan op grond van het tweede
lid een volgende ronde van hoor en wederhoor worden gevoerd. De termijn hiervoor bedraagt
zeven dagen. Deze termijn is in verband met de wens de procedure te versnellen drie
dagen korter dan de termijn die gold op grond van artikel 2:2 van het Ontslagbesluit.
Het derde lid regelt dat werkgever en werknemer in de gelegenheid worden gesteld om
binnen zeven dagen te reageren op een deskundigenadvies over arbeidsmedische mogelijkheden
tot het verrichten van de bedongen arbeid, al dan niet in aangepaste vorm, of tot
herplaatsing in een passende functie, al dan niet door scholing.
Het vierde lid maakt mogelijk dat bij bijzondere omstandigheden de hiervoor genoemde
termijnen kunnen worden verlengd. Als bijzondere omstandigheden die een uitstel van
enkele dagen kunnen rechtvaardigen, kunnen bijvoorbeeld worden aangemerkt: overlijden
van naaste familie of verwanten of storingen van het elektronisch verkeer. Uitstel
kan ook aan de orde zijn in een situatie waarin een werknemer is opgenomen in een
ziekenhuis of een situatie waarin een werknemer om medische redenen niet in staat
is adequaat verweer te voeren. UWV vraagt in dat geval om een verklaring van een arts/medicus.
Ook een poging tot schikking kan een bijzondere omstandigheid zijn om uitstel te rechtvaardigen.
Het verdient immers de voorkeur als partijen er samen zouden uitkomen. Voorts kan
ook een vakantie of een buitenlandse dienstreis van de werknemer aanleiding vormen
voor het verlengen van de termijn. Of hiervoor aanleiding bestaat, kan onder meer
afhangen van omstandigheden als het tijdstip van de indiening van het verzoek om toestemming,
de aangevoerde ontslaggrond, of sprake is van een collectieve of bedrijfsvakantie,
het tijdstip in de procedure waarop werknemer om uitstel vraagt en of de werkgever
instemt met uitstel. Het spreekt voor zich dat het verlenen van uitstel leidt tot
een verlenging van de proceduretijd. Daarom is de mogelijkheid tot het verlenen van
uitstel beperkt tot bijzondere omstandigheden en zal bij het verlenen van uitstel
rekening worden gehouden met het belang dat partijen hebben bij een voortvarende afhandeling
van het verzoek.
In het vijfde lid is geregeld dat UWV werknemer of werkgever kan verzoeken aanvullende
stukken alsnog te verstrekken. Het gaat dan bijvoorbeeld om stukken waarnaar in een
verweer of zienswijze wordt verwezen, maar die niet zijn bijgevoegd. De andere partij
kan in dat geval zo nodig in de gelegenheid worden gesteld om daarop een zienswijze
te geven. UWV bepaalt of dit aan de orde is en binnen welke termijnen dit gebeurt.
Als op voorhand vast komt te staan dat een verzoek afgewezen zal worden, wordt een
dergelijk verzoek uiteraard niet voorgelegd aan de werknemer. Dit is in het zesde
lid geregeld.
Artikel 5
In artikel 4:5, tweede en derde lid, van de Awb is geregeld hoe bij een aanvraag omgegaan
wordt met stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, of die zeer ingewikkeld of
omvangrijk zijn. Omdat het bij een verzoek om toestemming waar deze regeling op ziet,
ook kan voorkomen dat op een later moment, bijvoorbeeld naar aanleiding van het verweer,
of bij het geven van een zienswijze, stukken worden ingebracht die in een vreemde
taal zijn gesteld of die ingewikkeld of omvangrijk zijn, is in het eerste en tweede
lid geregeld hoe hiermee omgegaan wordt. Hierbij wordt aangesloten bij hetgeen in
de Awb is geregeld. Als UWV dit nodig acht, verzoekt UWV om een vertaling of samenvatting.
Indien deze aanvulling niet binnen de gestelde termijn geleverd kan worden, laat UWV
de stukken die het betreft buiten beschouwing bij de beoordeling van het verzoek.
Het derde lid maakt mogelijk dat vertrouwelijke gegevens van de werkgever of de werknemer
niet tegen de wil van de desbetreffende partij ter kennis worden gebracht van de andere
partij. Gelet op het beginsel van hoor- en wederhoor is de consequentie hiervan dat
deze vertrouwelijke gegevens niet bij de beoordeling van het verzoek zullen worden
betrokken.
Artikel 6
Nadat de procedure op grond van de voorgaande artikelen is afgerond, kunnen het verzoek
en de daarop betrekking hebbende bescheiden voor advies worden voorgelegd aan de Ontslagadviescommissie
indien het een voornemen van ontslag betreft op grond van artikel 7:669, derde lid,
onderdeel a, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (bedrijfseconomische redenen). Nadat
deze commissie heeft geadviseerd, neemt UWV een beslissing op het verzoek van de werkgever
en worden partijen hierover geïnformeerd.
Artikel 7
Als uit het verzoek om toestemming of tijdens de behandeling van een verzoek om toestemming
duidelijk wordt dat de arbeidsovereenkomst niet opgezegd mag worden door de werkgever,
omdat een opzegverbod geldt, dan geeft UWV geen toestemming om de arbeidsovereenkomst
op te zeggen. Daarom is het voor de werkgever niet zinvol om in een dergelijk geval
toch een verzoek om toestemming te doen. Als lopende de behandeling van het verzoek
blijkt dat een opzegverbod geldt, ligt het voor de hand dat de werkgever het verzoek
intrekt. Tot een afwijzing van een verzoek om toestemming omdat een opzegverbod van
toepassing is, zal het in de praktijk dus niet vaak komen. Als sprake is van een opzegverbod
tijdens ziekte en geen toestemming zal worden verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst
van deze zieke werknemer, kan in plaats daarvan een andere werknemer voor ontslag
worden voorgedragen. Dat eerstbedoelde werknemer ziek is en voorlopig zal blijven,
zal de werkgever aan de hand van een verklaring van de bedrijfsarts moeten aantonen.
Dit is anders als verwacht kan worden dat het opzegverbod op korte termijn niet langer
van toepassing zal zijn op de werknemer. Als, naar verwachting, het opzegverbod niet
meer zal gelden uiterlijk vier weken na de dag waarop UWV beslist op het verzoek om
toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, kan UWV wel besluiten om toestemming
te verlenen. De werkgever zal in deze situatie moeten aangeven waarom verwacht kan
worden dat het opzegverbod binnen die termijn niet meer geldt. Dat kan hij bijvoorbeeld,
in het geval de werknemer ziek is, doen aan de hand van een verklaring van de bedrijfsarts,
waaruit blijkt dat de medewerker spoedig hersteld zal zijn. UWV zal in de beschikking
vermelden dat indien mocht blijken dat het opzegverbod na de beslissing op het verzoek
voortduurt, de arbeidsovereenkomst bij de aanwezigheid van het opzegverbod niet kan
worden opgezegd.
Indien bij de behandeling van een verzoek om toestemming niet naar voren is gekomen
dat er een opzegverbod van toepassing is, kan het zich voordoen dat UWV toestemming
verleent, terwijl een opzegverbod van toepassing is. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst
dan niet rechtsgeldig opzeggen met een beroep op de gegeven toestemming.
Artikel 8
Op grond van artikel 7:673d BW kunnen onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden
voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst ten behoeve van de berekening
van de transitievergoeding maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 buiten beschouwing
worden gelaten. Hiervan kan volgens artikel 7:673d BW alleen gebruik worden gemaakt
als het betreft een kleine werkgever die in de tweede helft van het kalenderjaar voorafgaand
aan het kalenderjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt gemiddeld minder dan 25
werknemers in dienst had en de arbeidsovereenkomst is geëindigd wegens bedrijfseconomische
omstandigheden (als bedoeld in artikel 7:669, derde lid, onderdeel a, BW) wegens een
slechte financiële situatie van de werkgever. De ministeriële regeling met hierin
opgenomen de voorwaarden als bedoeld in artikel 7:673d BW betreft de Ontslagregeling
(artikel 24). Hierin is bijvoorbeeld geregeld wanneer sprake is van een kleine werkgever.
In artikel 8 van onderhavige regeling is opgenomen dat de kleine werkgever of de werknemer
die bij hem in dienst is, UWV kan verzoeken een oordeel te geven over de vraag of
aan de drie voorwaarden, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Ontslagregeling
is voldaan. Als aan alle drie voorwaarden is voldaan, dan kan de werkgever bij de
berekening van de hoogte van de transitievergoeding maanden die gelegen zijn voor
1 mei 2013 buiten beschouwing laten. Het oordeel van het UWV over deze situatie betreft
geen beschikking in de zin van de Awb. Het betreft slechts een niet op rechtsgevolg
gerichte verklaring.
In het tweede en derde lid is geregeld op welk moment de werkgever en de werknemer
het UWV kunnen verzoeken te beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 24 van de
Ontslagregeling is voldaan. De werkgever kan dit verzoek uitsluitend tegelijk met
het verzoek om toestemming doen. Voor de werknemer geldt dat het verzoek op zijn laatst
tegelijk met het verweer kan worden gedaan. De behandeling van het verzoek om toestemming
om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en de beoordeling of aan de voorwaarden van
artikel 24 van onderhavige regeling is voldaan, zullen aldus in dezelfde procedure
plaatsvinden. De door werkgever aangeleverde financiële stukken vormen immers de basis
voor zowel het verzoek om toestemming voor opzegging als een beoordeling op grond
van onderhavig artikel. Benodigde stukken voor het geven van een oordeel of aan de
in artikel 24 Ontslagregeling opgenomen drie voorwaarden is voldaan, maken onderdeel
uit van het volledig verzoek dat benodigd is om het verzoek om toestemming in behandeling
te kunnen nemen. UWV zal partijen tegelijk met de beslissing op een verzoek om toestemming
voor opzegging op de hoogte stellen van de beoordeling van het verzoek op grond van
onderhavig artikel, alsmede andere werknemers die betrokken zijn in de ontslagprocedure.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher