Besluit van 10 april 2015 nr. 2015000645, houdende departementale herindeling met betrekking tot Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 april 2015, kenmerk 3142717;

Gelet op artikel 44 van de Grondwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu wordt belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en de daarmee samenhangende crisisvoorbereiding, de daarmee samenhangende beveiliging en waarborgen en de verantwoordelijkheid voor de Kernenergiewet, voor zover deze voor 1 mei 2015 waren opgedragen aan Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel 2

De taken van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken worden dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 3

De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de in artikelen 1 en 2 bedoelde herindeling van departementale taken worden uitgewerkt in overleg tussen Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2015.

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.

Wassenaar, 10 april 2015

Willem Alexander

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt de overgang van aangelegenheden op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van de Minister van Economische Zaken naar de Minister van Infrastructuur en Milieu, vastgelegd. Het kabinet heeft, mede naar aanleiding van een advies van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA), besloten om in de toedeling van verantwoordelijkheden de scheiding tussen enerzijds de verantwoordelijkheid voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en anderzijds de verantwoordelijkheid voor het energiebeleid in de departementale indeling expliciet zichtbaar te maken.

De taken van de Minister van Economische Zaken op het terrein van het nucleaire veiligheid en stralingsbescherming worden overgedragen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. Deze onderwerpen zijn geregeld in de Kernenergiewet en de hierop gebaseerde regelgeving. De verantwoordelijkheid voor de Kernenergiewet gaat hiermee ook over naar de Minister van Infrastructuur en Milieu. Het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming omvat tevens aangelegenheden op het terrein van financiële zekerheid, afval en eindberging. De met het terrein van nucleaire veiligheid samenhangende onderwerpen crisisvoorbereiding, beveiliging (nucleair en radioactieve stoffen) en waarborgen worden eveneens van de Minister van Economische Zaken overgedragen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu.

De Minister van Economische Zaken blijft belast met de positionering van kernenergie in het energiebeleid en de Nederlandse positie op het gebied van nucleair onderzoek, de isotopenproductie en de uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in de Verdragen van Almelo, Washington, Cardiff en Parijs. Dit met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Waar andere departementen verantwoordelijkheden op voornoemde gebieden hebben, zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor stralingsbescherming van patiënten, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor stralingsbescherming van werknemers en de Minister van Buitenlandse Zaken voor het beleid met betrekking tot non-proliferatie en voor de internationale coördinatie van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, blijven deze in stand.

De overige organisatorische alsmede de personele en rechtspositionele aspecten van de overgang van de verantwoordelijkheid voor het genoemde beleidsterrein zullen worden uitgewerkt in overleg tussen de Minister van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Dit betreft onder meer de overgang c.q. toerekening van personeel behorende tot de algemene, staf- en bedrijfsvoeringsonderdelen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven