Convenant over de uitvoering van Fire Bucket Operations

Partijen,

De Minister van Defensie, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;

De Minister van Veiligheid en Justitie, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;

De Minister van Infrastructuur en Milieu, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur-generaal Rijkswaterstaat;

De Voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan,

Overwegende:

  • Dat middelen van het CLSK kunnen worden ingezet voor Militaire bijstand op grond van artikel 51 van de Wvr;

  • Dat deze Militaire bijstand ingevolge de artikelen 4, 5 en 39 van de Wvr plaatsvindt onder gezag van de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio;

  • Dat CLSK zogenoemde fire-buckets ter beschikking heeft en helikopters met fire-buckets kan inzetten ter aanvulling van de bestrijding van (natuur) branden door de civiele brandweer in Nederland;

  • Dat het Ministerie van Defensie bereid is om onder de hierna te noemen voorwaarden te voorzien in de benodigde bijstandscapaciteit van CLSK ten behoeve van brandbestrijding;

  • Dat dit convenant de taken en verantwoordelijkheden van de Minister van Defensie met betrekking tot de operationele inzet van militaire middelen voor de uitvoering van de taken van Defensie onverlet laat;

  • Dat het LOCC namens de Minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) belast is met de coördinatie van de bijstand op grond van de Wvr;

  • Dat de VNOG, gelet op zijn expertise dienaangaande, kan adviseren aan de andere veiligheidsregio’s bij het aanvragen van middelen van het CLSK ter ondersteuning van de civiele brandweer bij natuurbrandbestrijding;

  • Dat de VNOG daarnaast personeel van het Heli-team Brandweer ter beschikking kan stellen als Interregionale bijstand aan andere veiligheidsregio’s op grond van artikel 51 Wvr;

  • Dat RWS beslist over het innemen van bluswater uit oppervlaktewater in beheer bij RWS;

Spreken het volgende af:

Definities en afkortingen

Artikel 1

1. Aanvrager:

de voorzitter van een veiligheidsregio die, door tussenkomst van de Minister van Veiligheid en Justitie, om bijstand verzoekt op grond van artikel 51, eerste lid, Wvr.

2. Aanvraag:

een verzoek om bijstand op grond van artikel 51, eerste lid, Wvr.

3. CDS:

Commandant der Strijdkrachten van het Ministerie van Defensie.

4. CLSK:

Commando Luchtstrijdkrachten van het Ministerie van Defensie.

5. Code Rood:

de door een veiligheidsregio afgegeven code bij extreme droogte in een natuurgebied met zeer groot gevaar voor natuurbrand.

6. CoPI:

het Commando Plaats Incident dat ter plaatse verantwoordelijk is voor de afstemming van de operationele leiding.

7. DCC IenM:

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

8. DHC:

Defensie Helikopter Commando van het Ministerie van Defensie.

9. DOC:

Defensie Operationeel Centrum als onderdeel van DOPS.

10. DOPS:

Directie Operaties van het Ministerie van Defensie.

11. FBOT:

Fire Bucket Operations Team, het gezamenlijke team van het Ministerie van Defensie en de Brandweer van de VNOG bestaande uit personeel en materieel van: het Heli-team Brandweer, het Heli-team DHC, het Mobile Air Operations Team (MAOT) van DHC en de liaisonofficier van DHC.

12. Fire-buckets:

watercontainers (bluszakken) die als externe lading kunnen worden vervoerd onder een helikopter.

13. HAHO:

Hoofd Afdeling Helikopter Operaties van Directie Operaties van CLSK.

14. Heli-team Brandweer:

afhankelijk van de aard en omvang van de brand, twee tot vier personen van de Brandweer van de VNOG (één (hoofd)officier, aangevuld met (onder) officieren annex plotters).

15. Holding:

Een `verzamelplaats´ in de lucht, waar de helikopter wacht op de coördinerende bepalingen van het Heli-team Brandweer alvorens aan de daadwerkelijke blusactiviteiten te beginnen.

16. Interregionale bijstand:

bijstand van een veiligheidsregio aan een andere veiligheidsregio op grond van artikel 51 van de Wet veiligheidsregio’s.

17. Liaisonofficier DHC:

de militair die vanaf de grond, in overleg met het Heli-team Brandweer, de inzet van de helikopter coördineert en voornamelijk aandacht besteedt aan de veiligheidsrisico’s tijdens het uitvoeren van de bluswerkzaamheden.

18. LOCC:

Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum van het Ministerie van VenJ, waarvan één van de kerntaken is het coördineren van bijstandsverzoeken op grond van de Wet veiligheidsregio’s.

19. MAOT:

Mobile Air Operations Team van DHC, verantwoordelijk voor het verkennen, inrichten en bemannen van de landingsplaats van de helikopter(s) en het bij natuurbrand verzorgen van de communicatie tussen het Heli-team Brandweer en de helikopterbemanning.

20. Militaire bijstand:

bijstand van het Ministerie van Defensie aan een veiligheidsregio op grond van artikel 51 van de Wvr.

21. OCC/DHC:

Onderdeelscoördinatie Centrum Defensie Helikopter Commando.

22. On Scene Commander:

(Hoofd)officier van het Heli-team Brandweer.

23. OPCEN CLSK:

Operatiecentrum van het CLSK.

24. Reactietijd:

de tijd tussen het binnenkomen van de opdracht dan wel de alarmering tot het moment van verplaatsing van de in bijstand gestelde middelen naar de plaats van inzet.

25. RWS:

Rijkswaterstaat.

26. RWS VWM:

Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement.

27. UDP:

Uniforme Daglicht Periode: de periode van 15 minuten vóór zonsopkomst tot 15 minuten na zonsondergang.

28. De VNOG:

het openbaar lichaam Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.

29. Wvr:

Wet veiligheidsregio’s.

Doel van dit convenant

Artikel 2

Het doel van dit convenant is drieledig:

  • 1. Het afspreken van voorwaarden en procedures ten behoeve van de Aanvraag en de inzet van het FBOT ter ondersteuning van de brandweer bij het blussen van natuurbranden en branden die zonder de inzet van helikopters onbeheersbaar zouden zijn.

  • 2. Het afspreken van een procedure om te komen tot een gemeenschappelijke consignatieregeling tijdens perioden waarin Code Rood is afgekondigd dan wel sprake is van het kunnen ontstaan van onbeheersbare natuurbranden teneinde inzet binnen overeengekomen reactietijden te laten plaatsvinden.

  • 3. Het maken van afspraken om de scheepvaart tijdens inzet en oefeningen niet te hinderen of in gevaar te brengen.

Juridische grondslag

Artikel 3

De inzet en/of de consignatie van militaire middelen door het Ministerie van Defensie in het kader van dit convenant betreft Militaire bijstand. De inzet en/of consignatie van het Heli-team Brandweer ten behoeve van een andere veiligheidsregio dan de VNOG betreft Interregionale bijstand.

De aanvraag

Artikel 4

De aanvraagprocedure1 voor de inzet van het FBOT is als volgt:

  • 1. Voorafgaand aan het indienen van een Aanvraag in verband met natuurbrandbestrijding heeft de VNOG, indien de Aanvrager een ander is dan de VNOG, de Aanvrager geadviseerd ten aanzien van de Aanvraag.

  • 2. Het LOCC ontvangt de Aanvraag en controleert dat ter onderbouwing van de Aanvraag in ieder geval is ingegaan op:

    • a. de bijzondere aard van de brand of dreiging en/of de bijzondere omstandigheden zoals:

      • (1) Een brand van grote omvang;

      • (2) Bedreigend voor mensen, dieren of bebouwing;

      • (3) Bedreigend voor objecten van een groot economisch/maatschappelijk belang;

      • (4) Bedreigend voor een gebied met gevaarlijke stoffen;

      • (5) Moeilijk toegankelijk en/of onbegaanbaar terrein.

    • b. de beschikbaarheid, de inzetmogelijkheden en de effectiviteit van de civiele brandweermiddelen;

    • c. het beoogde effect van de FBOT inzet.

  • 3. Het LOCC informeert bij de VNOG of en op welke termijn inzet van het Heli-team Brandweer kan plaatsvinden.

  • 4. Het LOCC informeert het DOC2 over de Aanvraag, dat zal aangeven of één of meer helikopters met bemanning beschikbaar zijn voor inzet, welk type helikopter dit betreft en op welke termijn inzet kan plaatsvinden.

  • 5. Indien één of meerdere helikopters en Heli-teams Brandweer beschikbaar zijn, dient het LOCC, namens de Minister van Veiligheid en Justitie, de aanvraag in bij het DOC dat zorgt voor het verkrijgen van de toestemming door de CDS, die namens de Minister van Defensie beslist op de Aanvraag. Bij een positief besluit op de Aanvraag door de CDS geeft het DOC het OPCEN CLSK opdracht tot het verlenen van de Militaire bijstand.

  • 6. Het DOC informeert het LOCC over het moment waarop de inzet plaats kan vinden en het LOCC alarmeert vervolgens het Heli-team Brandweer.

  • 7. Het LOCC informeert de Aanvrager en het DCC IenM.

  • 8. Het DCC IenM informeert de betrokken RWS-regio en RWS VWM.

  • 9. RWS VWM informeert de scheepvaart en de betrokken (bestuurlijke) autoriteiten zoals bedoeld in artikel 12 van dit convenant over de inzet van helikopters met Fire-buckets in een bepaald gebied.

Consignatie

Artikel 5

  • 1. Gedurende langere periodes van droogte kan, indien door een veiligheidsregio een Code Rood is afgekondigd, ten behoeve van de bestrijding van natuurbranden een consignatieregeling voor het FBOT worden aangevraagd, waarbij de helikopter(s) en aanverwante middelen en personeel van CLSK en het Heli-Team Brandweer met een Reactietijd als genoemd in het derde en vierde lid zich beschikbaar houden voor inzet.

  • 2. Een consignatieregeling voor het FBOT kan ook worden aangevraagd in een situatie waarin geen Code Rood is afgekondigd maar er naar het oordeel van het LOCC sprake kan zijn van onbeheersbare natuurbranden in Nederland.

  • 3. De consignatieregeling houdt voor Defensie in dat de helikopter met bemanning, de liaisonofficier DHC en het MAOT bij een daadwerkelijke Aanvraag binnen twee uur na opdracht op grond van artikel 4, beschikbaar is voor inzet vanaf de basis waar consignatie plaatsvindt.

  • 4. De consignatieregeling houdt voor de VNOG in dat een Heli-team Brandweer binnen twee uur na alarmering op grond van artikel 4, beschikbaar is voor inzet vanaf de locatie waar consignatie plaatsvindt.

Artikel 6

De periode waarvoor een consignatieregeling geldt, bedraagt maximaal 7 aansluitende dagen. De consignatieregeling kan steeds met een periode van maximaal 7 dagen worden verlengd. De periode zal door DOPS in overleg met het OPCEN CLSK, het LOCC, de VNOG en de Aanvrager worden bepaald.

Artikel 7

De Aanvraag en verlenging van de bijstand in de vorm van consignatie vindt plaats op basis van de procedure zoals beschreven in artikel 4. Indien een geconsigneerd FBOT is ingezet kan door een veiligheidsregio een consignatieregeling worden aangevraagd voor een aanvullend FBOT.

Uitvoering van de inzet

Artikel 8

Indien geen consignatieregeling als bedoeld in artikel 5 van kracht is, is de Reactietijd in beginsel 24 uur na opdracht aan OPCEN CLSK, waarbij Defensie er naar streeft dit zo veel mogelijk te bekorten. De Reactietijd van het Heli-team Brandweer wordt afgestemd op de Reactietijd van Defensie.

Artikel 9

De gezagvoerder van de helikopter blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de vluchtuitvoering. De uitvoering van dit convenant laat onverlet de richtlijnen voor de maximale inzetduur van de bemanning. Zo kan de inzet van de bemanning worden gelimiteerd door de omstandigheden tijdens de inzet. CLSK draagt, voor zover beschikbaar, zorg voor de inzet van meerdere helikopterbemanningen om een onafgebroken inzet van de helikopter(s) ten behoeve van de brandbestrijding zoveel mogelijk te realiseren.

Artikel 10

  • 1. In verband met de vliegveiligheid kan de daadwerkelijke inzet van de helikopter(s) met Fire-buckets uitsluitend plaatsvinden in de UDP.

  • 2. Indien de helikopter wordt geplaatst op een niet-militair terrein draagt het DHC zorg voor de bewaking.

Coördinatie

Artikel 11

  • 1. Voor de coördinatie tussen de helikopterbemanning en het lokale commando bij een inzet worden een On Scene Commander van de VNOG en een liaisonofficier van het DHC uitgebracht naar het CoPI.

  • 2. De helikopterbemanning overlegt, gebruikmakend van het MAOT, vooraf met het Heli-team Brandweer over de operationele inzet van de helikopter, waarbij in ieder geval het soort incident, de locatie(s) waar water kan worden ingenomen en waar eventueel kan worden geland en getankt, worden betrokken.

  • 3. De helikopterbemanning ontvangt van het Heli-team Brandweer de voor de daadwerkelijke inzet van belang zijnde gegevens, waaronder Holding, aanvangscoördinaat, vliegrichting van blussen, te vliegen bluspatronen (hoogte en snelheid) en eventuele veiligheidsaspecten. Alle bij het Heli-team Brandweer bekende informatie omtrent de aanwezigheid van vrijkomende gevaarlijke stoffen en / of de aanwezigheid van explosieve stoffen moet worden gedeeld. Indien noodzakelijk wordt door het Heli-team Brandweer meetapparatuur ten behoeve van persoonlijke bescherming aan de helikopterbemanning in bruikleen gegeven.

  • 4. Indien noodzakelijk vliegt, na overleg met de Liaisonofficier DHC, het Heli-team Brandweer mee met de helikopter. Hiertoe dient de On Scene Commander van het Heli-team Brandweer een schriftelijk verzoek, met vermelding van de persoonsgegevens van het betreffende brandweerpersoneel, in bij het OCC/DHC. Indien nodig draagt OCC/DHC zorg voor de toegang tot militair terrein van dit brandweerpersoneel. Tevens zorgt OCC/DHC voor een toestemming tot meevliegen van genoemd brandweerpersoneel.

  • 5. Bij een inzet worden de reguliere leden van het Heli-team Brandweer en ander (brandweer)personeel dat dient mee te vliegen naar het inzetgebied aangemeld bij de Liaisonofficier DHC, die zorg draagt voor het verwerken van de persoonsgegevens in het passagiersmanifest en de verplichte vliegveiligheidsbriefing. In geval van een opleiding of oefening wordt voor het meevliegen door ander brandweerpersoneel dan het Heli-team Brandweer vooraf schriftelijk toestemming gevraagd en verleend door tussenkomst van het OPCEN CLSK door HAHO.

Artikel 12

  • 1. Het innemen van bluswater uit oppervlaktewater dat in beheer is bij Rijkswaterstaat tijdens een daadwerkelijke inzet geschiedt na afstemming door het LOCC en met instemming van de betrokken Hoofdingenieur-directeur van RWS. De afstemming geschiedt door tussenkomst van DCC IenM.

  • 2. Het bepalen van een locatie voor het innemen van bluswater uit oppervlaktewater dat in beheer is bij een waterschap, provincie of gemeente geschiedt na afstemming door het LOCC met de betrokken beheerder.

  • 3. Bij het innemen van bluswater mogen het scheepvaartverkeer en overige watergebruikers niet gehinderd of in gevaar gebracht worden.

Opleiding en oefening

Artikel 13

Jaarlijks wordt de formele aanvraagprocedure door middel van minimaal één gezamenlijke oefening getest. Daarnaast vinden, op initiatief van de VNOG en in overleg met CLSK voor het beschikbaar stellen van helikopters, jaarlijks minimaal twee gezamenlijke oefeningen plaats. Wanneer daadwerkelijke inzetten plaatsvinden, kunnen deze worden verminderd op het bovengenoemde aantal oefeningen.

Artikel 14

Waterinname door helikopters met Fire-bucket in het kader van opleiding en oefening tezamen met de VNOG, zal plaatsvinden na overleg tussen de VNOG en RWS.

Financiële bepalingen

Artikel 15

  • 1. De additionele uitgaven voor Defensie van consignatie en daadwerkelijke inzet komen ten laste van de regeling Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK). Voor de additionele kosten van de VNOG voor consignatie en inzet in geval van Interregionale bijstand kan, op grond van artikel 55, derde lid, van de Wvr een aanvraag worden gedaan bij de minister van Veiligheid en Justitie voor een bijdrage in de kosten die voortvloeien uit het verlenen van bijstand als bedoeld in artikel 51, derde lid, van de Wvr.

  • 2. De kosten van het beheer, de opleiding en oefening van het Heli-team Brandweer komen voor rekening van de VNOG. De kosten van het beheer, de opleiding en oefening van CLSK komen voor rekening van het Ministerie van Defensie.

Slotbepalingen

Artikel 16

Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar. Eventuele geschillen tussen partijen met betrekking tot de interpretatie en/of uitvoering van dit convenant worden in gezamenlijk overleg opgelost.

Artikel 17

  • 1. De partijen bij dit convenant voeren tenminste eenmaal per jaar een overleg met als doel de afgelopen periode te evalueren. Van de bijeenkomsten wordt schriftelijk verslag gedaan.

  • 2. Dit convenant wordt aangegaan voor de duur van één jaar vanaf het moment van ondertekening door alle partijen.

  • 3. Na afloop van de in het tweede lid genoemde duur wordt dit convenant telkens voor dezelfde duur voortgezet, tenzij een partij met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden schriftelijk heeft opgezegd.

  • 4. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.

Artikel 18

Binnen 4 weken na inwerkingtreding van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

25 juni 2014

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze, de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat, J.H. Dronkers

De Voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland, J.C.G.M. Berends


X Noot
1

De procedure kan zowel schriftelijk als telefonisch worden uitgevoerd. In het laatste geval moet zo snel mogelijk een schriftelijke bevestiging via het daarvoor geldende aanvraagformulier volgen.

X Noot
2

Let op: waar in de procedures in dit convenant DOC staat, kan deze functie ook worden vervuld door de piket functionaris van de DOPS J34 Nationale Operaties.

Naar boven