Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 22 maart 2013, nr. IENM/BSK-2013/56648, houdende diverse wijzigingen van scheepvaartregelgeving

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 31, eerste lid van de Binnenvaartwet, artikel 3, eerste lid, van de Wet buitenlandse schepen jo. artikel 1.15 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002, artikel 1, aanhef en onder g en z, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de artikelen 1, 22a, vierde lid, 30, 48, 48b, tweede en derde lid, 48c, tweede, derde en vierde lid, 48d, derde en vierde lid, 49, 55, onderdeel b, 55c, tweede lid, 62 en 69b, tweede lid, van de Zeevaartbemanningswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Binnenvaartregeling wordt als volgt gewijzigd.

A

Aan artikel 7.7 van de Binnenvaartregeling wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van het besluit is niet van toepassing op het voeren van sleepboten, duwboten of sleepduwboten met een lengte van minder dan 20 meter of het daarmee slepen, langszij vastgemaakt meevoeren of duwen van een schip met een lengte van minder dan 20 meter indien de schipper in het bezit is van een klein vaarbewijs.

B

Bijlagen 6.2 onderscheidenlijk 6.3 worden vervangen door de bijlagen 1 onderscheidenlijk 2 bij deze regeling.

ARTIKEL II

In artikel 2 van de Regeling havenontvangstvoorzieningen wordt ‘richtlijn nr. 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 houdende wijziging van de richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PbEG L 324)’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 1137/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft (PbEU 2008, L 311).

ARTIKEL III

In artikel 3.5 van de Regeling tarieven scheepvaart 2005 wordt ‘de behandeling van de aanvraag een verklaring naleving maritieme arbeid’ vervangen door: de behandeling van de aanvraag van een verklaring naleving maritieme arbeid.

ARTIKEL IV

In artikel 4c.3 van de Regeling vissersvaartuigen wordt ‘voorschrift V/19.2.2.4.7’ vervangen door: voorschrift V/19.2.4.7.

ARTIKEL V

Na artikel 1 van de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a. Aanwijzing richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart

De richtlijn, bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel z, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen betreft richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEU 2002, L 208), zoals deze laatstelijk gewijzigd is bij richtlijn nr. 2011/15/EG van de Commissie van 23 februari 2011 (PbEU 2011, L 49).

ARTIKEL VI

De Regeling zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.11, derde lid, wordt ‘200GT’ vervangen door: 200 GT.

B

In artikel 3.12, vierde lid, wordt ‘Op passagiersschepen is een bij voorkeur een apart ziekenverblijf voor passagiers aanwezig’ vervangen door: Op passagiersschepen is bij voorkeur een apart ziekenverblijf voor passagiers aanwezig.

C

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede ‘, of een certificaat als bedoeld in artikel 5.3, vijfde lid’.

2. In het derde lid wordt ‘artikel 5.5, derde lid’ vervangen door: artikel 5.5, vierde lid.

D

Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een klacht als bedoeld in artikel 69b van de wet wordt ingediend bij de voor de klachtenbehandeling door de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport aangewezen ambtenaren van die inspectie. De Inspecteur-Generaal draagt zorg voor een vertrouwelijke behandeling van de klacht.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 5.8’ vervangen door: artikel 5.9.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Schriftelijk ingediende klachten worden gericht aan de Inspectie Leefomgeving en Transport, te bereiken via:a. het postadres: Postbus 16191, IPC 525, 2500 BD Den Haag, Nederland ofb. de website http://www.ILenT.nl.

E

In artikel 8.2, onderdeel R, wordt ‘bijlage H’ vervangen door ‘bijlage G’ en wordt ‘bijlage I’ vervangen door ‘bijlage H’.

F

Artikel 8.12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel B wordt ‘elfde lid’ vervangen door: tiende lid.

2. Onderdeel D vervalt.

G

Artikel 8.13 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel B wordt ‘elfde lid’ vervangen door: tiende lid.

2. De onderdelen C en D vervallen.

H

In artikel 8.14, onderdeel F, onder 1, en onderdeel G, onder 1, wordt ‘In het opschrift van artikel 2.33’ telkens vervangen door: In het opschrift.

I

Artikel 8.15, onderdeel C, komt te luiden: C

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 2a

Deze regeling – voor zover die berustte op de Zeevaartbemanningswet – berust op artikel 49, eerste lid, en artikel 55, onderdeel b, van de Wet zeevarenden.

J

Artikel 9.1 komt, met het bijbehorende opschrift, te luiden:

Artikel 9.1 Inwerkingtreding

De paragrafen 1, 5 en 6, artikel 8.14, onderdeel H, en paragraaf 9 van deze regeling treden in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel U, van de wet van 6 juli 2011 (Stb. 394) inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) voor wat betreft het in dat onderdeel opgenomen hoofdstuk 4B in werking treedt.

K

Artikel 9.3 wordt vernummerd tot artikel 9.2.

ARTIKEL VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

BIJLAGE 1

Bijlage 6.2: geneeskundige verklaring binnenvaart als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid

BIJLAGE 2

Bijlage 6.3: Model verklaring van medische ongeschiktheid als bedoeld in artikel 6.6, eerste lid

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt er toe diverse regelingen op het gebied van scheepvaart te wijzigen. Hierbij gaat het met name om het toevoegen van verwijzingen naar de meest recente internationale regels, het herstellen van foutieve verwijzingen of andere redactionele aanpassingen. Alleen het eerste artikel is van inhoudelijke aard.

Gevolgen voor burgers en bedrijven

Enkel de wijziging waar artikel I op ziet, heeft gevolgen voor burgers en bedrijven ten aanzien van de nalevingskosten en administratieve lasten. Deze wijziging heeft namelijk tot gevolg dat voor sleepboten, duwboten of sleepduwboten van minder dan 20 meter lengte, ook als die bedrijfsmatig een schip slepen of duwen van eveneens minder dan 20 meter lengte, geen groot vaarbewijs meer vereist is. Dit betekent dat voor circa 200 kleine sleep- en duwvaartuigen, die vooral voor werkzaamheden aan oevers, kades en bruggen worden gebruikt, met een klein vaarbewijs kan volstaan. Aangezien het aanvragen van een klein vaarbewijs 1 uur en 15 minuten minder tijd vraagt van de aanvrager dan het aanvragen van een groot vaarbewijs scheelt dit in totaal 250 uur, hetgeen bij een normtarief van € 37,– een lastenreductie van € 9.250,– oplevert.

De overige artikelen betreffen enkel redactionele aanpassingen of herstel van foutieve verwijzingen. Derhalve bestaan ten aanzien van deze artikelen geen nalevingskosten of administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven

Inwerkingtreding

Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober.

Bekendmaking geschiedt uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding. In deze wijzigingsregeling wordt afgeweken van deze termijn van twee maanden.

Dit vanwege het feit dat het doorschuiven van de inwerkingtreding naar het volgende vaste verandermoment (1 juli 2013) niet opportuun wordt geacht, gezien het grote aantal regelingen dat wordt aangepast met deze wijzigingsregeling en de samenhang met andere regelgeving. Bovendien zal een korte bekendmakingsperiode niet leiden tot nadelige gevolgen voor burgers of bedrijfsleven, daar de onderhavige regeling voornamelijk ziet op redactionele wijzigingen, teneinde de bestaande regels te verduidelijken dan wel up-to-date te maken.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging ziet op een vrijstelling van de groot vaarbewijsplicht voor sleepboten, duwboten en sleepduwboten van minder dan 20 meter lengte wanneer deze bedrijfsmatig worden gebruikt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Binnenvaartwet. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe binnenvaartwetgeving op 1 juli 2009, is voor schippers van sleepboten, duwboten en sleepduwboten, ongeacht de lengte daarvan, de verplichting in het leven geroepen om in het bezit te zijn van een groot vaarbewijs. De reden daarvoor was te komen tot uniformering met de Rijnregelgeving en de nationale regelgeving in de ons omringende landen. Daarbij is er mede van uitgegaan dat voor deze schepen, in de niet-recreatieve sfeer, in overwegende mate al het groot vaarbewijs wordt gebruikt en dat, wanneer een dergelijk schip een ander schip voortbeweegt, de totale lengte in de praktijk de grens van 20 meter in het algemeen ruim overtreft. Inmiddels is gebleken dat er een aanzienlijke groep sleepboten, duwboten en sleepduwboten is, die met name voor werkzaamheden aan oevers, kades en bruggen binnen Nederland wordt gebruikt, die niet langer zijn dan 20 meter en die ook niets slepen of duwen dat langer is dan 20 meter. Niet gebleken is dat deze groep schepen een gevaar oplevert voor de veiligheid van de scheepvaart.

Derhalve is besloten de schippers van deze schepen van het bezit van het groot vaarbewijs vrij te stellen. Een dergelijke vrijstelling heeft alleen nationale gelding. Als gevolg van deze vrijstelling kan voor deze groep van schepen worden volstaan met het bezit van het klein vaarbewijs, zoals ook voor de wijziging van de binnenvaartwetgeving op 1 juli 2009 het geval was.

Indien met deze schepen gesleept of geduwd wordt, mag hetgeen dat wordt gesleept of geduwd niet langer zijn dan 20 meter. De totale lengte van de sleep- of duwcombinatie mag ten hoogste 40 meter bedragen. Zowel voor het vrij varende schip als voor hetgeen dat wordt gesleept of geduwd is gekozen voor een lengtecriterium van 20 meter, omdat daaronder tot 1 juli 2009 zowel voor vrij varen als voor duwen of slepen een klein vaarbewijs volstond. Vereist is dat het om bedrijfsmatig vervoer gaat, aangezien voor de pleziervaart met sleep- en duwvaartuigen de artikelen 14, vierde lid, 15, eerste lid, onderdeel b, en 16, onderdeel c, van het Binnenvaartbesluit reeds voorzien in een vrijstellingsregeling.

Onderdeel B

Met deze wijziging zijn de bezwaarclausules van de wettelijke modellen voor de geneeskundige verklaring binnenvaart en verklaring van medische ongeschiktheid binnenvaart aangevuld met de termijn waarbinnen herkeuring kan worden aangevraagd, overeenkomstig artikel 3:45, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Abusievelijk ontbrak deze op beide modellen.

Artikel II

In verband met de wijziging van richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG L 332), wordt met artikel II de verwijzing naar deze richtlijn aangepast.

Artikel III

Dit artikel bevat een redactionele verbetering die nodig is als gevolg van de met ingang van 1 november 2012 van kracht geworden wijziging van artikel 3.5 van de Regeling tarieven scheepvaart 2005, ingevolge artikel 8.14, onderdeel H, van de Regeling zeevarenden.

Artikel IV

Met deze wijziging wordt een foutieve verwijzing naar het SOLAS-verdrag aangepast.

Artikel V

In artikel 1, aanhef en onderdeel z, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen wordt de richtlijn monitoring- en informatiesystemen zeescheepvaart gedefinieerd door een grondslag te bieden om deze richtlijn bij ministeriële regeling aan te wijzen. Deze aanwijzing is abusievelijk tot op heden achterwege gebleven. Dit heeft, gelet op het feit dat in de sector algemene bekendheid bestaat met de desbetreffende richtlijn, niet tot problemen geleid. Met deze wijziging wordt richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEu 2002, L 208), zoals deze laatstelijk gewijzigd is bij richtlijn nr. 2011/15/EG van de Commissie van 23 februari 2011 (PbEU 2011, L 49) aangewezen.

Artikel VI

Dit artikel bevat een aantal verbeteringen van de (omvangrijke en grotendeels nog niet in werking getreden) Regeling zeevarenden. Voorafgaand aan de toelichting op die verbeteringen worden hierna allereerst twee onvolkomenheden in de tekst op de eerste bladzijde van de toelichting bij de Regeling zeevarenden gecorrigeerd.

In de tweede alinea staat ten onrechte dat de Zeevaartbemanningswet al de nieuwe citeertitel ‘Wet zeevarenden’ heeft gekregen. Dit laatste zal echter pas het geval zijn vanaf het tijdstip waarop artikel I, onderdeel JJ, van de wet van 6 juli 2011 (Stb. 394) inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) in werking treedt, te weten met ingang van of kort voor 20 augustus 2013.

In de laatste alinea staat ten onrechte dat paragraaf 9 van de regeling een voorziening bevat voor automatische aanpassing van verwijzingen naar Europese of internationale regels die worden gewijzigd. Deze voorziening is echter uiteindelijk niet in de regeling opgenomen, omdat ingevolge de hierboven vermelde implementatiewet de Zeevaartbemanningswet/Wet zeevarenden (artikel 78, tweede lid) zelf al een zodanige voorziening wordt opgenomen

De onderdelen A, B, E, H en K bevatten redactionele correcties.

Onderdeel C (wijziging van artikel 5.6 van de Regeling zeevarenden)

In dit onderdeel wordt een verwijzing naar een niet-bestaand artikel 5.3, vijfde lid, geschrapt (subonderdeel 1) en een andere verwijzing verbeterd (subonderdeel 2).

Onderdeel D (wijziging van artikel 7.3 van de Regeling zeevarenden) bevat een nader op de interne organisatie van de Inspectie Leefomgeving en Transport toegesneden uitwerking van de procedure voor klachtenbehandeling aan wal. De klachtenbehandeling omvat naast de behandeling in engere zin ook het in ontvangst nemen van de klachten. In dit kader is ook een actualisering van een adres en van een verwijzing naar een website opgenomen.

In onderdeel F (wijziging van artikel 8.12 van de Regeling zeevarenden) wordt een verwijzing verbeterd (subonderdeel 1) en een ten onrechte opgenomen vernummering geschrapt (subonderdeel 2).

In onderdeel G (wijziging van artikel 8.13 van de Regeling zeevarenden) wordt eveneens een verwijzing verbeterd (subonderdeel 1) en een ten onrechte opgenomen schrappingsbepaling en de bijbehorende vernummering geschrapt (subonderdeel 2).

In onderdeel I (wijziging van artikel 8.15 van de Regeling zeevarenden) wordt de in artikel 8.15 – in de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Verkeer en Waterstaat op het domein scheepvaart – op te nemen hernieuwing van een van de grondslagen alsnog vastgelegd in een nieuw artikel 2a. In eerste instantie was geregeld dat hiertoe artikel 3 van die regeling – de inwerkingtredingsbepaling – zou worden vervangen, maar dat kon misverstand wekken.

In onderdeel J vervalt, door herformulering van artikel 9.1 van de Regeling zeevarenden, de vermelding van artikel 8.2, onderdeel Q, bij de bepalingen die in werking treden op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel U, van de wet van 6 juli 2011 (Stb. 394) inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) voor wat betreft het in dat onderdeel opgenomen hoofdstuk 4B in werking treedt (dit tijdstip is inmiddels al gepasseerd op 1 november 2012).

Genoemd artikel 8.2, onderdeel Q, kon en kan echter nog niet in werking treden, omdat de grondslag daarvan, die is gelegen in de nieuwe tekst van artikel 104 van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, nog niet van kracht is. De desbetreffende wijziging van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, te weten artikel I, onderdeel F, van het Besluit van 5 juli 2012, houdende wijziging van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de scheepvaart in verband met de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Stb. 2012, 357), zal in het voetspoor van de meeste bepalingen van de genoemde implementatiewet kort voor of met ingang van 20 augustus 2013 in werking treden, evenals artikel 8.2, onderdeel Q, van de Regeling zeevarenden.

Voorts is de verwijzing in artikel 9.1 naar hoofdstuk 4B van de wet redactioneel verbeterd.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven