De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 2.8a, tweede lid, 2.8b, derde lid, 2.12, vierde lid, 3.5, vierde
lid, en 3.13 van het Besluit inburgering;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.2d wordt ‘artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a, b, c of d,’ vervangen
door ‘artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a, b, c of d, van het besluit’ en wordt
‘inburgeringsplichtige’ vervangen door: degene.
B
Het opschrift van Hoofdstuk 2, paragraaf 3, komt te luiden:
§ 3. Ontheffing van de inburgeringsplicht en verlenging van de inburgeringstermijn
C
Na artikel 2.4 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 2.4a
De minister verleent de ontheffing, bedoeld in artikel 2.8a van het besluit, indien:
-
a. de inburgeringsplichtige ten minste 10 jaar onafgebroken als ingezetene ingeschreven
is geweest in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens; én
-
b. de inburgeringsplichtige naar het oordeel van de minister aantoonbaar gedurende ten
minste 5 jaar betaald werk of vrijwilligerswerk heeft verricht in Nederland; én
-
c. in een gesprek is vastgesteld dat de inburgeringsplichtige de vaardigheden in de Nederlandse
taal, bedoeld in artikel 2.9, onderdelen a en b, van het besluit, beheerst op het
in dat artikel bedoelde niveau.
Artikel 2.4b
De minister verleent de ontheffing, bedoeld in artikel 2.8b van het besluit, indien
de inburgeringsplichtige:
-
a. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling
met het Blik op werk keurmerk en ten minste vier maal heeft deelgenomen aan de niet
behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen; of
-
b. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus bij een instelling
met het Blik op Werk keurmerk en uit een door de minister afgenomen toets blijkt dat
de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te
halen.
Artikel 2.4c
-
1. De minister verleent verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn
op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de wet, indien de inburgeringsplichtige
ten minste 300 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling
met het Blik op Werk keurmerk en ten minste twee maal heeft deelgenomen aan de niet
behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen.
-
2. De verlenging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor ten hoogste twee jaar verleend.
D
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt ‘artikel 4.4, eerste lid, van het besluit’ vervangen door:
artikel 4.4 van het besluit.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5. De minister betaalt per kwartaal de bedragen van de lening aan de hand van de facturen
met een maximum van € 1.250,–. Indien het bedrag van de facturen, bedoeld in het eerste
lid, hoger is dan € 1.250,– wordt de inburgeringsplichtige verzocht nieuwe facturen
te overleggen van nog verschuldigde bedragen voor gevolgde cursussen of voor examens
als bedoeld in het eerste lid.
E
Bijlage 6 wordt vervangen door de bijlage, opgenomen in bijlage A bij deze regeling.
ARTIKEL II
De Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2012,
nr. I&S/2012/17936, tot wijziging van de Regeling inburgering en enkele andere regelingen
naar aanleiding van de Wijziging van de Wet inburgering en het Besluit inburgering
in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige
(Stcrt. 2012, 26740) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, aanhef, wordt ‘bedoeld in het vierde lid’ vervangen door: bedoeld
in het tweede lid.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Op het toezicht op de exameninstellingen voor de examinering van de personen, bedoeld
in het derde lid, blijven hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Besluit inburgering en
de artikelen 3.15 tot en 3.18 van de Regeling inburgering, zoals die luidden op 31 december
2012, van toepassing betreffende de uitvoering van het toezicht op de exameninstellingen
en het Kwaliteitscentrum Examinering en de subsidiëring van het Kwaliteitscentrum
Examinering, tot en met 31 december 2014 voor zover het gaat om de personen die van
de mogelijkheid, bedoeld in het tweede lid, gebruik maken.
B
Bijlage 6 behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering, zoals deze luidde
op 31 december 2012, wordt vervangen door de bijlage, opgenomen in bijlage B bij deze
regeling.
ARTIKEL III
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
-
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt
terug tot en met 1 januari 2013.
TOELICHTING
Algemeen
In deze regeling worden enkele omissies hersteld in de Regeling inburgering en het
overgangsartikel in de laatste wijziging van deze Regeling. Deze worden toegelicht
in het artikelsgewijze deel van deze toelichting. Voorts wordt nader inhoud gegeven
aan de toepassing van de ontheffing en verlenging van de inburgeringsplicht.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt een kleine omissie te herstellen in artikel
2.2d. Doordat dit artikel alleen betrekking had op inburgeringsplichtigen, gold de
vrijstelling van bepaalde examenonderdelen niet voor anderen dan inburgeringsplichtigen,
die wel deelnemen aan het inburgeringsexamen. Nu wordt verwezen naar de examenkandidaten
waar het in dit artikel om gaat. Tevens is verduidelijkt dat de verwijzing naar ‘artikel
3.9’ betrekking heeft op het Besluit inburgering.
Artikel I, onderdelen B en C
Bij de Tweede Kamerbehandeling in 2012 van de wijziging van de Wet inburgering is
een motie van het lid Ortega-Martijn aangenomen die betrekking heeft op de in de wet
opgenomen mogelijkheden om:
-
a. een ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen aan een inburgeringsplichtige
die zich aantoonbaar heeft ingespannen om aan de inburgeringsplicht te voldoen;
-
b. een verlenging van de inburgeringstermijn te verlenen indien de inburgeringsplichtige
aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft terzake van het niet voldoen aan de inburgeringsplicht.
In de motie Ortega-Martijn wordt de regering verzocht om hiervoor heldere criteria
op te stellen en de Kamer hierover te informeren. Middels deze wijziging wordt uitvoering
gegeven aan die motie. De artikelen 2.8b en 2.12 van het Besluit inburgering geven
de bevoegdheid nadere regels te stellen bij ministeriële regeling inzake het verlenen
de onder a en b genoemde onderwerpen. Ook artikel 2.8a van het besluit geeft de mogelijkheid
nadere regels te stellen inzake de ontheffing van de inburgeringsplicht bij het oordeel
dat een inburgeringsplichtige aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. In de artikelen
2.4a, 2.4b en 2.4c van de Regeling wordt aan bovenstaande artikelen uit het Besluit
nadere invulling gegeven.
Deze criteria zijn mede bepaald op basis van de ervaringen van opleidingsinstellingen.
Een studiebelasting van 600 lesuren is zwaar maar niet onredelijk. Gemiddeld genomen
heeft een inburgeraar 300 lesuren nodig om het inburgeringsdiploma te behalen. Een
verzoek tot een ontheffing van de inburgeringsplicht of een verlenging van de inburgeringstermijn
dient vergezeld te gaan van een verklaring van de cursusinstelling waarin informatie
wordt gegeven over de deelname aan de cursus. Gegevens over de deelname aan het inburgeringsexamen
worden herleid uit het Informatiesysteem Inburgering.
Artikel I, onderdeel D
Aan artikel 4.2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat ertoe strekt dat per kwartaal
(d.w.z. de periode januari-maart, april-juni etc.) niet meer dan € 1.250 gedeclareerd
kan worden op de sociale lening. Achtergrond hiervan is dat in het verleden is voorgekomen
dat het bedrag van de cursusgelden ineens werd gedeclareerd bij vooruitbetaling, en
vervolgens de cursusinstelling failliet ging. Om de inburgeringsplichtige hiertegen
te beschermen is besloten dat grote bedragen niet in een keer gedeclareerd kunnen
worden. De cursusinstelling dient daardoor periodiek een factuur te sturen in plaats
van in één keer.
Tot slot wordt in het vierde lid een foutieve verwijzing hersteld.
Artikel I, onderdeel E
Het diplomamodel, dat als bijlage 6 is opgenomen bij de regeling, wordt vervangen
in verband met een foutieve verwijzing naar artikel 7 van de wet.
Artikel II, onderdeel A
Abusievelijk is in het overgangsrecht van de laatste wijziging van de regeling geen
bepaling opgenomen dat voor de personen die het oude examen doen, het toezicht op
de exameninstellingen, die het praktijkdeel van dit examen afnemen, gehandhaafd blijft,
en dat de subsidie aan de toezichthouder op deze instellingen, het Kwaliteitscentrum
examinering inburgering, gedurende overgangstermijn in stand blijft. Dat wordt in
artikel II, onderdeel A hersteld door in lijn met de andere artikelen in dit overgangsartikel
te bepalen dat deze bepalingen van toepassing blijven. Op grond daarvan kan tot en
met het jaar 2014 subsidie worden verstrekt op grond van het (oude)artikel 3.16 van
de Regeling inburgering voor de taken, genoemd in artikel 2.17 van het Besluit. Het
Kwaliteitscentrum examinering inburgering heeft tot taak het verrichten van onderzoek
naar de mate waarin: a. een instelling die voornemens is een aanvraag tot aanwijzing
als bedoeld in artikel 3.14 in te dienen, voldoet aan de bij en krachtens de wet aan
een exameninstelling gestelde eisen; b. de exameninstellingen en de examinering voldoen
aan de bij en krachtens de wet gestelde eisen.
Tevens wordt een foutieve verwijzing hersteld in het derde lid.
Artikel II, onderdeel B
Op het model van het diploma (oude stijl), opgenomen als bijlage bij de wijzigingsregeling,
werd abusievelijk een foutief jaartal vermeld, hetgeen hierbij wordt hersteld.
Artikel III
Omdat artikel II het herstel van enkele technische onvolkomenheden betreft in de laatste
wijziging van de Regeling inburgering, werkt deze wijziging terug tot en met 1 januari
2013, het tijdstip dat die wijziging in werking trad.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.