ARTIKEL I
De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van Minister wordt ‘Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer’ vervangen door: Minister van Infrastructuur en Milieu.
2. In de begripsomschrijving van referentiewaarde wordt ‘bijlage 3’ vervangen door:
bijlage 4.
B
De artikelen 2, 20a, 27, 30, 31, 34, 36a, 37, 41, 44, 47, 50, 56, 59, en 62 en paragraaf
3.12 vervallen.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en.
2. In het derde lid vervalt: , totaal gasvormig kwik.
3. Het vijfde en zesde lid worden vervangen door een lid, luidende:
D
In artikel 4 wordt ‘, gedeputeerde staten en de Minister van Verkeer en Waterstaat’
vervangen door: en gedeputeerde staten.
E
In artikel 5, eerste lid, wordt ‘zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes
(PM10), lood, koolmonoxide en benzeen’ vervangen door: stikstofdioxide en zwevende deeltjes
(PM2,5 en PM10).
F
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
G
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt ‘, Bennebroek’ en wordt de komma na Haarlemmerliede vervangen
door: en.
2. In onderdeel c vervalt: , Rozenburg.
3. In onderdeel d wordt de komma na ‘Nieuwegein’ vervangen door ‘en’ en vervalt: en
Maarssen.
4. In onderdeel e wordt na Nuenen ingevoegd: c.a.
H
De artikelen 10 tot en met 18 komen te luiden:
Artikel 10
De agglomeratie Amsterdam/Haarlem bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht ten minste:
-
a. vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
b. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
c. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5);
-
d. drie vaste meetpunten voor ozon, waarvan er twee in voorstedelijk gebied worden geplaatst,
en twee tevens als meetpunten voor stikstofdioxide worden gebruikt, en
-
e. één vast meetpunt voor benzo(a)pyreen.
Artikel 11
De agglomeratie Den Haag/Leiden bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht ten minste:
-
a. vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
b. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
c. één vast meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5), en
-
d. drie vaste meetpunten voor ozon, waarvan er twee in voorstedelijk gebied worden geplaatst,
en twee tevens als meetpunten voor stikstofdioxide worden gebruikt.
Artikel 12
De agglomeratie Rotterdam/Dordrecht bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht ten minste:
-
a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;
-
b. vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
c. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
d. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5);
-
e. één vast meetpunt voor lood;
-
f. twee vaste meetpunten voor benzeen;
-
g. drie vaste meetpunten voor ozon, waarvan er twee in voorstedelijk gebied worden geplaatst,
en twee tevens als meetpunten voor stikstofdioxide worden gebruikt, en
-
h. één vast meetpunt voor benzo(a)pyreen.
Artikel 13
De agglomeratie Utrecht bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht ten minste:
-
a. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
b. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
c. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5);
-
d. twee vaste meetpunten voor benzeen, en
-
e. één vast meetpunt voor ozon, dat in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en tevens
als meetpunt voor stikstofdioxide wordt gebruikt.
Artikel 14
De agglomeratie Eindhoven bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht ten minste:
-
a. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
b. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
c. één vast meetpunt voor zwevende deeltjes (PM2,5), en
-
d. één vast meetpunt voor ozon, dat in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en tevens
als meetpunt voor stikstofdioxide wordt gebruikt.
Artikel 15
De agglomeratie Heerlen/Kerkrade bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht ten minste:
-
a. één vast meetpunt voor zwaveldioxide;
-
b. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
c. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
d. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5), en
-
e. één vast meetpunt voor ozon, dat in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en tevens
als meetpunt voor stikstofdioxide wordt gebruikt.
Artikel 16
De zone noord bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen
in de buitenlucht ten minste:
-
a. één vast meetpunt voor zwaveldioxide;
-
b. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide, waarvan er één tevens als meetpunt voor
stikstofoxiden wordt gebruikt;
-
c. zeven vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
d. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5);
-
e. één vast meetpunt voor lood, en
-
f. zes vaste meetpunten voor ozon, waarvan er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst
en drie tevens als meetpunt voor stikstofdioxide worden gebruikt.
Artikel 17
De zone midden bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen
in de buitenlucht ten minste:
-
a. drie vaste meetpunten voor zwaveldioxide;
-
b. acht vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
c. acht vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
d. zeven vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5);
-
e. één vast meetpunt voor lood;
-
f. drie vaste meetpunten voor koolmonoxide, en
-
g. zeven vaste meetpunten voor ozon, waarvan er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst
en vier tevens als meetpunt voor stikstofdioxide worden gebruikt.
Artikel 18
De zone zuid bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen
in de buitenlucht ten minste:
-
a. één vast meetpunt voor zwaveldioxide;
-
b. drie vaste meetpunten voor stikstofdioxide;
-
c. zes vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);
-
d. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM2,5);
-
e. één vast meetpunt voor lood;
-
f. één vast meetpunt voor benzeen, en
-
g. zes vaste meetpunten voor ozon, waarvan er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst
en drie tevens als meetpunt voor stikstofdioxide worden gebruikt.
I
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. Van de in de artikelen 10 tot en met 15 bedoelde meetpunten voor de meting van de
concentratie van ozon in de buitenlucht, wordt in totaal één meetpunt in stedelijk
of voorstedelijk gebied tevens als meetpunt voor de meting van de concentratie van
stikstofoxiden en één meetpunt in stedelijk of voorstedelijk gebied tevens als meetpunt
voor de concentratie van vluchtige organische stoffen in de buitenlucht gebruikt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. Van de in de artikelen 16 tot en met 18 bedoelde meetpunten voor de meting van de
concentratie van zwevende deeltjes (PM2,5) in de buitenlucht, wordt in totaal één meetpunt tevens als meetpunt gebruikt voor
de meting van de concentraties van de chemische samenstellingen van zwevende deeltjes
(PM2,5), die ten minste betreft: sulfaat (SO4
2-), nitraat (NO3
-), natrium (Na+), kalium (K+), ammonium (NH4
+), chloride (Cl-), calcium (Ca2+), magnesium (Mg2+), elementair koolstof (EC) en organisch koolstof (OC).
J
In artikel 20, eerste lid, onderdeel b, vervalt ‘, totaal gasvormig kwik’ en wordt
‘en voor’ vervangen door:, en.
K
In artikel 21, aanhef, vervalt: respectievelijk.
L
In de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, wordt ‘van de wet’ vervangen door:
, van de wet.
M
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘dertien’ vervangen door: achttien.
2. In het vijfde lid wordt ‘artikel 27, eerste of tweede lid’ vervangen door: artikel
29, tweede of derde lid.
N
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘zwaveldioxide’ vervangen door: concentraties van zwaveldioxide
in de buitenlucht.
b. Aan het slot van onderdeel a wordt ‘dan wel’ vervangen door: of.
3. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor zwaveldioxide is kleiner dan of gelijk aan 15
procent voor een uurgemiddelde waarde van 350 microgram per kubieke meter alsmede
voor een vierentwintig-uurgemiddelde waarde van 125 microgram per kubieke meter. De
eerste volzin is niet van toepassing in gebieden als bedoeld in bijlage 2, voorschrift
1.2, van de wet.
-
3. In gebieden als bedoeld in bijlage 2, voorschrift 1.2, van de wet is de relatieve
meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele condities
verkregen meetwaarden, voor zwaveldioxide kleiner dan of gelijk aan 15 procent voor
een jaargemiddelde waarde van 20 microgram per kubieke meter.
-
4. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede en derde
lid, wordt gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
-
5. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
O
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘concentraties in de buitenlucht van stikstofdioxide en stiktstofoxiden’
vervangen door: concentraties van stikstofdioxide en stikstofoxiden in de buitenlucht.
2. In het vierde lid wordt ‘artikel 30 of 31’ vervangen door: artikel 33, tweede of
derde lid,.
P
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘stikstofdioxide en stikstofoxiden’ vervangen door ‘concentraties
van stikstofdioxide en stikstofoxiden in de buitenlucht’ en wordt aan het slot een
dubbele punt geplaatst.
b. Aan het slot van onderdeel a wordt ‘dan wel van’ vervangen door: of.
3. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor stikstofdioxide is kleiner dan of gelijk aan
15 procent voor een uurgemiddelde waarde van 200 microgram per kubieke meter alsmede
voor een jaargemiddelde waarde van 40 microgram per kubieke meter.
-
3. De relatieve meetonzekerheid bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden voor stikstofoxiden is kleiner dan, of gelijk aan
15 procent voor een jaargemiddelde waarde van 30 microgram per kubieke meter.
-
4. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede en derde
lid, wordt gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
-
5. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
Q
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘dertien’ vervangen door: achttien.
2. In het vijfde lid wordt ‘artikel 34’ vervangen door: artikel 36, tweede en derde
lid,.
3. In het zesde lid wordt ‘bijlage 4’ vervangen door: bijlage 5.
R
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘meting’ vervangen door ‘en voor de meting van concentraties’
en wordt na ‘(PM10)’ ingevoegd: in de buitenlucht.
b. Onderdeel a, komt te luiden:
3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor zwevende deeltjes (PM10) is kleiner dan of gelijk aan 25 procent voor een vierentwintig-uurgemiddelde waarde
van 50 microgram per kubieke meter.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode beschreven in EN 14907:2005 ‘Ambient air quality –
Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM2,5mass fraction of suspended particulate matter’.
-
4. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
S
Artikel 36b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt ‘voorschriften 4.6 en 4.7 van bijlage 2’ vervangen door:
bijlage 2, voorschrift 4.6 en 4.7,.
2. In het vijfde lid, wordt ‘artikel 36a’ vervangen door: artikel 36c, tweede lid,.
T
Artikel 36c wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘bemonstering en meting’ vervangen door ‘monsterneming en voor
de meting van concentraties’ en wordt na ‘(PM2,5)’ ingevoegd: in de buitenlucht.
b. Onderdeel a, komt te luiden:
3. Er worden drie leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor zwevende deeltjes (PM2,5) is kleiner dan of gelijk aan 25 procent voor een jaargemiddelde waarde van 25 microgram
per kubieke meter.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
-
4. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
U
In artikel 38, derde lid, wordt ‘artikel 37’ vervangen door: artikel 40, tweede lid,.
V
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘van lood’ vervangen door: ter bepaling van concentraties van
lood in de buitenlucht.
2. In onderdeel a wordt ‘dan wel van’ vervangen door: of.
W
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘lood’ vervangen door: concentraties van lood in de buitenlucht.
b. Onderdeel a, komt te luiden:
-
a. de methode beschreven in EN 14902:2005 ‘Ambient air quality – Standard method for
the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter’, of.
3. Er worden drie leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor lood is kleiner dan of gelijk aan 50 procent
voor een vierentwintig-uurgemiddelde waarde van 0,5 microgram per kubieke meter.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
-
4. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
X
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘vijf’ vervangen door: zes.
2. In het derde lid wordt ‘artikel 41’ vervangen door: artikel 43, tweede lid,.
3. In het zesde lid wordt ‘van de wet’ vervangen door: , van de wet.
Y
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘koolmonoxide’ vervangen door: concentraties van koolmonoxide
in de buitenlucht.
b. Aan het slot van onderdeel a wordt ‘dan wel’ vervangen door: of.
3. Er worden drie leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor koolmonoxide is kleiner dan of gelijk aan 15
procent voor een acht-uurgemiddelde waarde van 10.000 microgram per kubieke meter.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
-
4. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
Z
In artikel 45, vijfde lid, wordt ‘artikel 44’ vervangen door: artikel 46, tweede lid,.
AA
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘benzeen’ vervangen door: concentraties van benzeen in de buitenlucht.
b. In onderdeel a wordt ‘en (deel 1, 2 en 3)’ vervangen door ‘(deel 1, 2 en 3)’ en wordt
‘dan wel van’ vervangen door: of.
3. Er worden drie leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor benzeen is kleiner dan of gelijk aan 25 procent
voor een vierentwintig-uurgemiddelde waarde van 5 microgram per kubieke meter.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
-
4. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
BB
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw), aanhef, wordt ‘ozon’ vervangen door: concentraties van
ozon in de buitenlucht.
3. Er worden drie leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor ozon is kleiner dan of gelijk aan 15 procent
voor een acht-uurgemiddelde waarde van 120 microgram per kubieke meter.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid als bedoeld in het tweede lid,
wordt gebruik gemaakt van de methode genoemd in het eerste lid, onder a.
-
4. Het eerste lid is met ingang van 11 juni 2013 van toepassing op apparatuur die niet
met het oog op toepassing van de EG-richtlijn luchtkwaliteit is aangekocht.
CC
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘concentraties in de buitenlucht van arseen, cadmium en nikkel’
vervangen door: concentraties van arseen, cadmium en nikkel in de buitenlucht.
2. In het derde lid wordt ‘van de wet’ vervangen door: , van de wet.
3. In het vierde lid, wordt ‘artikel 50’ vervangen door: artikel 52, tweede, derde of
vierde lid,.
DD
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘arseen, cadmium en nikkel’ vervangen door: concentraties van
arseen, cadmium en nikkel in de buitenlucht.
b. In onderdeel a wordt ‘EN 14902:2005/C1:2006’ vervangen door ‘EN 14902:2005’ en wordt
‘Standard’ vervangen door: Ambient air quality – Standard.
3. Er worden vier leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor arseen is kleiner dan of gelijk aan 40 procent
voor een vierentwintig-uurgemiddelde waarde van 6 nanogram per kubieke meter.
-
3. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor cadmium is kleiner dan of gelijk aan 40 procent
voor een vierentwintig-uurgemiddelde waarde van 5 nanogram per kubieke meter.
-
4. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor nikkel is kleiner dan of gelijk aan 40 procent
voor een vierentwintig-uurgemiddelde waarde van 20 nanogram per kubieke meter.
-
5. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede, derde en
vierde lid, wordt gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder
a.
EE
In artikel 57, vierde lid, wordt ‘artikel 56’ vervangen door: artikel 58, tweede lid,.
FF
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw), onderdeel a, komt te luiden:
3. Er worden twee leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor benzo(a)pyreen is kleiner dan of gelijk aan
50 procent.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
GG
In artikel 60, vierde lid, wordt ‘artikel 59’ vervangen door: artikel 61, tweede lid,.
HH
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘bemonstering en analyse’ vervangen door ‘monsterneming en voor
de meting van concentraties’ en wordt na ‘benzo(a)pyreen’ ingevoegd: in de buitenlucht.
b. Onderdeel a komt te luiden:
3. Er worden drie leden toegevoegd:
-
2. Voor de analyse van monsters van andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen
dan benzo(a)pyreen wordt gebruik gemaakt van:
-
a. de methode beschreven in EN 15980:2011 ‘Air quality ‘Determination of the deposition
of benz[a]anthracene, benzo[b]fluoranthene, benzo[j]fluoranthene, benzo[k]fluoranthene,
benzo[a]pyrene, dibenz[a,h]anthracene and indeno[1,2,3-cd]pyrene’, of
-
b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig
zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.
-
3. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen
dan benzo(a)pyreen is kleiner dan of gelijk aan 50 procent.
-
4. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het derde lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
II
In artikel 63, derde lid, wordt ‘artikel 62’ vervangen door: de artikelen 64, tweede
lid, 64a, tweede lid, dan wel 64b, tweede lid,.
JJ
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw), aanhef en onderdeel a, komt te luiden:
3. Er worden twee leden toegevoegd:
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor arseen, cadmium en nikkel is kleiner dan of
gelijk aan 70 procent.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
KK
Na artikel 64 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 64a
-
1. Voor de meting van de totale depositie van kwik wordt gebruik gemaakt van:
-
a. de methode beschreven in EN 15853:2010 ‘Ambient air quality – Standard method for
the determination of mercury’, of
-
b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig
zijn aan de resultaten verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor kwik is kleiner dan of gelijk aan 70 procent.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
Artikel 64b
-
1. Voor de meting van de totale depositie van polycyclische aromatische koolwaterstoffen
wordt gebruik gemaakt van:
-
a. de methode beschreven in EN 15980:2011 ‘Air quality – Determination of the deposition
of benz[a]anthracene, benzo[b]fluoranthene, benzo[j]fluoranthene, benzo[k]fluoranthene,
benzo[a]pyrene, dibenz[a,h]anthracene and indeno[1,2,3-cd]pyrene’, of
-
b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig
zijn aan de resultaten verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.
-
2. De relatieve meetonzekerheid, bij 95 procent betrouwbaarheid van de onder operationele
condities verkregen meetwaarden, voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen is
kleiner dan of gelijk aan 70 procent.
-
3. Voor het bepalen van de relatieve meetonzekerheid, bedoeld in het tweede lid, wordt
gebruik gemaakt van de methode, genoemd in het eerste lid, onder a.
LL
In artikel 65 wordt ‘de artikelen 21, 22, 24 en 25’ vervangen door: de artikelen 21,
22, 24, 25, en 35, zesde lid,.
MM
In artikel 65a, onderdeel d, wordt ‘PM2,5en’ vervangen door: PM2,5 en.
NN
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en.
2. In onderdeel b wordt voor ‘PM10’ ingevoegd ‘PM2,5 en’ en wordt ‘het jaar 2020’ vervangen door: het jaar 2030.
3. In onderdeel c wordt ‘de emissiefactoren van zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende
deeltjes (PM10)’ vervangen door: de emissiefactoren per voertuigkilometer van zwaveldioxide, stikstofoxiden,
stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10).
4. In onderdeel d wordt ‘de emissiefactoren van zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende
deeltjes (PM10)’ vervangen door ‘de emissiefactoren per voertuigkilometer van zwaveldioxide, stikstofoxiden,
stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10)’ en wordt ‘het jaar 2020’ vervangen door: het jaar 2030.
5. In de onderdelen g en h wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en.
6. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
i. een overzicht van de emissiefactoren per dier per jaar van zwevende deeltjes (PM10), en
-
j. een methode voor het bepalen van de dubbeltellingcorrectiegegevens van zwevende deeltjes
(PM10) voor veehouderijen.
OO
In artikel 67, eerste lid, wordt ‘artikel 66’ vervangen door: artikel 66, alsmede
van de ten tijde van de berekening meest recente versie van de methode PreSRM om gegevens
als bedoeld in artikel 66, onder a, b, e, f, g en h, geschikt te maken voor gebruik
in berekeningen overeenkomstig standaardrekenmethode 2 als bedoeld in artikel 71 of
standaardrekenmethode 3 als bedoeld in artikel 75.
PP
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘of de tijdelijke 1 % grens, genoemd in artikel 2, eerste
of tweede lid’ vervangen door: , genoemd in artikel 2, eerste lid.
2. Het derde lid komt te luiden:
-
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het door middel van berekening
vaststellen van het aantal dagen dat de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10), als bedoeld in bijlage 2, voorschrift 4.1, onder b, van de wet, wordt overschreden.
QQ
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘dan bedoeld in artikel 71’ vervangen door: als bedoeld in artikel
71.
2. In het derde lid, tweede volzin, wordt na ‘opnieuw’ ingevoegd: geheel of gedeeltelijk.
RR
In artikel 80 wordt ‘, gedeputeerde staten en de Minister van Verkeer en Waterstaat’
vervangen door: en gedeputeerde staten.
SS
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Paragraaf 3 wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef wordt als volgt gewijzigd:
1°. Onder 1 wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en.
2°. Onder 2 en 4 wordt ‘24-uurgemiddelde’ vervangen door: vierentwintig-uurgemiddelde.
3°. Onder 3 wordt ‘8-uurgemiddelde’ vervangen door: acht-uurgemiddelde.
b. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
1°. Voor ‘PM10’ wordt telkens ingevoegd: PM2,5 en.
2°. In het onderdeel bomenfactor, derde volzin, wordt ‘de gehele weg’ vervangen door:
een wegvak.
c. In onderdeel b wordt ‘24-uurgemiddelde’ telkens vervangen door: vierentwintig-uurgemiddelde.
d. onderdeel c komt te luiden:
-
c. acht-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide
Het resultaat van de concentratieberekening is voor koolmonoxide (CO) het 98-percentiel
van acht-uurgemiddelde waarden. Het 98-percentiel wordt berekend aan de hand van de
jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer met de volgende vergelijking:
met:
C98p[CO]: 98-percentiel van CO (acht-uurgemiddelde) [μg/m3];
PCO: omrekenfactor [-] van de jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer aan CO concentratie
naar het 98-percentiel (acht-uurgemiddelde);
Cb,jm[CO]: jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer aan CO concentratie [μg/m3];
Ca,98p[CO]: 98-percentiel acht-uurgemiddelde grootschalige concentratie van CO [μg/m3].
Voor de 98-percentiel acht-uurgemiddelde grootschalige concentratie wordt gebruik
gemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 66 van de regeling.
Omrekenfactor
De omrekeningsfactor van de jaargemiddelde concentratie CO naar het 98-percentiel
(acht-uurgemiddelde) is afhankelijk van het wegtype.
PCO wegtype 1
|
:
|
2,55;
|
PCO wegtype 2
|
:
|
2,50;
|
PCO wegtype 3
|
:
|
2,50;
|
PCO wegtype 4
|
:
|
2,50.
|
e. In de onderdelen d en e wordt ‘24-uurgemiddelde’ telkens vervangen door: vierentwintig-uurgemiddelde.
2. In paragraaf 4, aanhef, wordt ‘stikstof(di)oxiden’ vervangen door ‘stikstofdioxide,
stikstofoxiden’ en wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en.
3. Paragraaf 7 komt te luiden:
7. Cumulatie concentratiebijdragen van verschillende bronnen
Cumulatie concentratiebijdragen SO2, NOX, zwevende deeltjes (PM2.5 en PM10), CO en
benzeen van verschillende bronnen
In vergelijking 1.1 wordt de jaargemiddelde concentratie berekend op basis van de
grootschalige concentratiegegevens en de concentratiebijdrage door het wegverkeer
in de desbetreffende straat. Indien er naast het wegverkeer in de desbetreffende straat
nog andere bronnen een bijdrage leveren aan de concentraties zwaveldioxide, stikstofoxiden,
zwevende deeltjes (PM2.5 en PM10), koolmonoxide en benzeen op het rekenpunt, is het mogelijk om deze bijdrage op te
tellen bij de concentratie die berekend is met vergelijking 1.1.
Cumulatie NO2-concentratiebijdragen van SRM1-wegen en andere bronnen
Bij stikstofdioxide kunnen de bijdragen van meerdere lokale bronnen niet zonder meer
bij elkaar worden opgeteld.
Om te komen tot een cumulatie van de NO2-concentratiebijdragen van meerdere wegen die binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode
1 vallen (SRM1-wegen) of van SRM1-wegen en andere bronnen dan wegverkeer, moeten de
volgende stappen worden doorlopen:
-
1. berekenen jaargemiddelde concentratiebijdrage NOx van elk van de bronnen;
-
2. berekenen van de totale jaargemiddelde concentratiebijdrage NOx;
-
3. berekenen totale jaargemiddelde concentratiebijdrage NO2.
De NOx-concentratiebijdrage van SRM1-wegen wordt berekend met formule 1.2.
De NOx-concentratiebijdrage door de andere bronnen dan het wegverkeer in de betreffende
straat wordt berekend aan de hand van de opgegeven NO2-bijdrage(n). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de volgende vergelijking:
waarbij:
met:
CNOx-bijdrage
|
:
|
jaargemiddelde NOx-concentratiebijdrage bron [µg/m3]
|
fNO2
|
:
|
(gewogen) fractie direct uitgestoten NO2 [-]
|
CNO2-bijdrage
|
:
|
jaargemiddelde NO2-concentratiebijdrage [µg/m3]
|
Ca,jm[O3]
|
:
|
achtergrondconcentratie ozon [µg/m3]
|
B, K
|
:
|
parameters, zie vergelijking 1.3.
|
De achtergrondconcentratie ozon (Cachtergrond_O3) wordt uit het achtergrondconcentratiebestand gehaald en heeft betrekking op de x-
en y-coördinaat van de bijbehorende straat. Met de opgegeven NO2 kan dus de NOx-bijdrage van de betreffende bronnen 1, 2, … worden berekend. De NOx-concentratiebijdrage van het verkeer in de straat wordt op de gebruikelijke wijze
berekend. Voor het berekenen van de totale NO2-bijdrage worden de volgende vergelijkingen gehanteerd:
met:
Vervolgens dient het over de afzonderlijke NOx-bijdragen gewogen gemiddelde van
voor het totaal van de bijdragen te worden berekend:
De totale NO2-bijdrage wordt vervolgens:
Voor het optellen van de NO2 bijdrage van meer dan twee extra bronnen wordt een analoge werkwijze gevolgd. Nadat
de totale jaargemiddelde NO2-concentratie is berekend (conform formule 1.1) wordt op de gebruikelijke wijze het
aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie berekend
op basis van de nieuw berekende jaargemiddelde NO2-concentratie (CNO2-totaal).
Cumulatie concentratiebijdragen NO2 van SRM1- en SRM2-wegen
Indien de met SRM1 berekende NOx-bijdrage op een SRM1-locatie groter is dan 0.049
µg/m3, moeten de volgende stappen worden doorlopen om te komen tot een cumulatie van de
NO2-concentratiebijdragen van wegen die binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode
1 vallen (SRM1-wegen) en de NO2-concentratiebijdragen van wegen die binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode
2 vallen (SRM2-wegen):
-
1. Bepalen NO-concentratiebijdragen van zowel de SRM1- als de SRM2-wegen.
Indien de NO-concentratiebijdrage niet beschikbaar is en de NOX-concentratiebijdrage en de fractie direct uitgestoten NO2 wel beschikbaar zijn, dan volgen NO-concentratiebijdragen uit de volgende vergelijkingen:
met:
Cb,jm,SRM1[NO]: jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer op SRM1-wegen aan NO-concentratie
[µg/m3].
ƒNO2,SRM1: gewogen fractie direct uitgestoten NO2 op SRM1-wegen [-]: zie paragraaf 6.
Cb,jm,SRM1[NOx]: jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer op SRM1-wegen aan NOX-concentratie [µg/m3].
met:
Cb,jm,SRM2[NO]: jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer op SRM2-wegen aan NO-concentratie
[µg/m3].
ƒNO2,SRM2: gewogen fractie direct uitgestoten NO2 op SRM2-wegen [-]: zie paragraaf 6.
Cb,jm,SRM2[NOx]: jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer op SRM2-wegen aan NOX-concentratie [µg/m3].
-
2. Berekenen van de equivalente NO-bijdrage voor de SRM2-wegen op basis van de volgende
vergelijkingen:
en
met:
Cb,jm,SRM2,eq[NO]: equivalente jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer op SRM2-wegen aan NO-concentratie
[µg/m3].
K: 100 [µg/m3].
B: 0,6 [-].
-
3. Optellen van de equivalente NO-bijdrage voor SRM2-wegen bij de NO-concentratiebijdrage
van de SRM1-wegen.
Cb,jm,totaal[NO]: gesommeerde jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer op SRM1-wegen en SRM2-wegen
aan NO-concentratie [µg/m3].
-
4. Berekenen van de NO2-concentratiebijdrage op basis van de gesommeerde NO-bijdrage op basis van de volgende
vergelijking:
met:
Ccb,jm[NO2]: jaargemiddelde conversiebijdrage verkeer aan NO2-concentratie [µg/m3].
Ca,jm[O3]: jaargemiddelde grootschalige concentratie ozon [µg/m3]: hierbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens bedoeld in artikel 66, onder a, b,
g en h, van de regeling.
-
5. Berekenen van de totale gecumuleerde NO2-concentratiebijdrage op basis van de volgende vergelijking:
met:
Cb,jm,totaal[NO2]: totale gecumuleerde jaargemiddelde bijdrage verkeer aan NO2-concentratie [µg/m3].
Cdb,jm,SRM1[NO2]: jaargemiddelde bijdrage direct uitgestoten NO2 door verkeer op SRM1-wegen aan NO2-concentratie [µg/m3].
Cdb,jm,SRM2[NO2]: jaargemiddelde bijdrage direct uitgestoten NO2 door verkeer op SRM2-wegen aan NO2-concentratie [µg/m3].
De jaargemiddelde bijdrage direct uitgestoten NO2 door verkeer op SRM1- en SRM2-wegen aan NO2-concentraties wordt berekend op basis van onderstaande vergelijking:
Cb,jm,SRM1[NOX]: jaargemiddelde bijdrage verkeer op SRM1-wegen aan NOX-concentratie [µg/m3].
Cb,jm,SRM2[NOX]: jaargemiddelde bijdrage verkeer op SRM2-wegen aan NOX-concentratie [µg/m3].
Cumulatie bijdragen wegverkeer en inrichtingen aan overschrijdingsdagen zwevende deeltjes
(PM10)
Bij het bepalen van de cumulatie van het aantal dagen met overschrijding van de grenswaarden
voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 als gevolg van de bijdrage door wegverkeer en inrichtingen, wordt de volgende werkwijze
gevolgd:
-
1. Het aantal overschrijdingsdagen op het rekenpunt als gevolg van de grootschalige achtergrondconcentratie
en de bijdrage van inrichtingen, wordt berekend met standaardrekenmethode 3 (artikel
75, eerste lid) of een andere methode die is goedgekeurd door de Minister (artikel
75 en 76).
-
2. De bijdrage van een wegdeel aan het aantal overschrijdingsdagen wordt afgeleid van
de jaargemiddelde concentratiebijdrage PM10 door het verkeer op dit wegdeel. Daarbij wordt uitgegaan van de volgende vergelijking:
met:
ODVPM10: het aantal dagen dat de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 hoger is dan 50 µg/m3 als gevolg van verkeer
Cb,jm[PM10]: jaargemiddelde concentratiebijdrage PM10 door verkeer, zoals berekend met vergelijking 1.2.
Het totaal aantal overschrijdingsdagen wordt berekend door het afgeleide aantal overschrijdingsdagen
door het wegverkeer (zie onder 2) op te tellen bij het berekende aantal overschrijdingsdagen
als gevolg van de inrichtingen en de achtergrondconcentraties (zie onder 1).
TT
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Paragraaf 3 wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef wordt als volgt gewijzigd:
1°. In onder a wordt na ‘stikstofdioxide’ ingevoegd ‘, stikstofoxide’ en wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en;
2°. 24-uurgemiddelde’ wordt telkens vervangen door ‘vierentwintig-uurgemiddelde’;
3°. ‘8-uurgemiddelde’ wordt vervangen door: acht-uurgemiddelde;
b. In onderdeel a, aanhef, wordt ‘stikstofdioxiden’ vervangen door ‘stikstofoxiden’
en wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en;
c. In de onderdelen b en d wordt ‘24-uurgemiddelde’ telkens vervangen door: vierentwintig-uurgemiddelde.
d. In onderdeel c wordt ‘8-uurgemiddelde’ telkens vervangen door ‘acht-uurgemiddelde’
en wordt ‘gegevens bedoeld’ vervangen door: gegevens, bedoeld.
e. In onderdeel e wordt ‘24-uurgemiddelde’ telkens vervangen door: vierentwintig-uurgemiddelde.
2. In paragraaf 4, Emissie (E), wordt voor ‘PM10’ ingevoegd: PM2,5 en.
3. Paragraaf 6 wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘24-uurgemiddelde’ vervangen door: vierentwintig-uurgemiddelde.
b. In onderdeel 1 wordt ‘Minister van VROM’ vervangen door: Minister.
VV
In het opschrift van bijlage 4 wordt ‘artikel 71’ vervangen door: artikel 72, eerste
lid,.
WW
Bijlage 5 komt te luiden:
BIJLAGE 5. CORRECTIE JAARGEMIDDELDE CONCENTRATIES VAN ZWEVENDE DEELTJES (PM10)
Bijlage behorend bij artikel 35, zesde lid
Jaargemiddelde concentratie
Voor zwevende deeltjes (PM10) geldt een grenswaarde van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie (bijlage 2, voorschrift 4.1, onder b, van de wet).
Het aandeel zeezout in de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) varieert van 5 µg/m3 voor een aantal kustgemeenten, tot 1 µg/m3 in Limburg. Om een voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie te bepalen,
is een plaatsafhankelijke correctie nodig. In bijgevoegde tabel is per gemeente aangegeven
met welke getalswaarde de op de gebruikelijke wijze bepaalde jaargemiddelde concentratie
van zwevende deeltjes (PM10) gecorrigeerd dient te worden, om te komen tot een voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde
waarde.
Gemeente
|
Correctie jaargemiddelde concentratie PM10 in ug/m3
|
Aa en Hunze
|
2
|
Aalburg
|
2
|
Aalsmeer
|
3
|
Aalten
|
1
|
Achtkarspelen
|
3
|
Alblasserdam
|
2
|
Albrandswaard
|
3
|
Alkmaar
|
4
|
Almelo
|
2
|
Almere
|
2
|
Alphen aan den Rijn
|
3
|
Alphen-Chaam
|
2
|
Ameland
|
5
|
Amersfoort
|
2
|
Amstelveen
|
3
|
Amsterdam
|
3
|
Apeldoorn
|
2
|
Appingedam
|
3
|
Arnhem
|
2
|
Assen
|
2
|
Asten
|
1
|
Baarle-Hertog
|
2
|
Baarle-Nassau
|
2
|
Baarn
|
2
|
Barendrecht
|
2
|
Barneveld
|
2
|
Bedum
|
3
|
Beek
|
1
|
Beemster
|
3
|
Beesel
|
1
|
Bellingwedde
|
2
|
Bergambacht
|
2
|
Bergeijk
|
1
|
Bergen L
|
1
|
Bergen NH
|
4
|
Bergen op Zoom
|
2
|
Berkelland
|
1
|
Bernheze
|
2
|
Bernisse
|
3
|
Best
|
2
|
Beuningen
|
2
|
Beverwijk
|
4
|
Binnenmaas
|
2
|
Bladel
|
1
|
Blaricum
|
2
|
Bloemendaal
|
4
|
Boarnsterhim
|
3
|
Bodegraven-Reeuwijk
|
2
|
Boekel
|
1
|
Borger – Odoorn
|
2
|
Borne
|
2
|
Borsele
|
3
|
Boskoop
|
3
|
Boxmeer
|
1
|
Boxtel
|
2
|
Breda
|
2
|
Brielle
|
3
|
Bronckhorst
|
2
|
Brummen
|
2
|
Brunssum
|
1
|
Bunnik
|
2
|
Bunschoten
|
2
|
Buren
|
2
|
Bussum
|
2
|
Capelle a/ d IJssel
|
2
|
Castricum
|
4
|
Coevorden
|
2
|
Cranendonck
|
1
|
Cromstrijen
|
3
|
Cuijk
|
2
|
Culemborg
|
2
|
Dalfsen
|
2
|
Dantumadiel
|
3
|
De Bilt
|
2
|
De Marne
|
3
|
De Ronde Venen
|
3
|
De Wolden
|
2
|
Delft
|
3
|
Delfzijl
|
3
|
Den Helder
|
5
|
Deurne
|
1
|
Deventer
|
2
|
Diemen
|
3
|
Dinkelland
|
2
|
Dirksland
|
3
|
Doesburg
|
2
|
Doetinchem
|
1
|
Dongen
|
2
|
Dongeradeel
|
3
|
Dordrecht
|
2
|
Drechterland
|
3
|
Drimmelen
|
2
|
Dronten
|
2
|
Druten
|
2
|
Duiven
|
2
|
Echt-Susteren
|
1
|
Edam-Volendam
|
3
|
Ede
|
2
|
Eemnes
|
2
|
Eemsmond
|
3
|
Eersel
|
1
|
Eijsden-Margraten
|
1
|
Eindhoven
|
1
|
Elburg
|
2
|
Emmen
|
2
|
Enkhuizen
|
3
|
Enschede
|
1
|
Epe
|
2
|
Ermelo
|
2
|
Etten-Leur
|
2
|
Ferwerderadiel
|
3
|
Franekeradeel
|
3
|
Gaasterlan-Sleat
|
3
|
Geertruidenberg
|
2
|
Geldermalsen
|
2
|
Geldrop-Mierlo
|
1
|
Gemert-Bakel
|
1
|
Gennep
|
1
|
Giessenlanden
|
2
|
Gilze en Rijen
|
2
|
Goedereede
|
4
|
Goes
|
3
|
Goirle
|
2
|
Gorinchem
|
2
|
Gouda
|
3
|
Graafstroom
|
2
|
Graft-De Rijp
|
3
|
Grave
|
2
|
Groesbeek
|
1
|
Groningen
|
2
|
Grootegast
|
3
|
Gulpen-Wittem
|
1
|
Haaksbergen
|
1
|
Haaren
|
2
|
Haarlem
|
3
|
Haarlemmerliede en Spaarnwoude
|
3
|
Haarlemmermeer
|
3
|
Halderberge
|
2
|
Hardenberg
|
2
|
Harderwijk
|
2
|
Hardinxveld-Giessendam
|
2
|
Haren
|
2
|
Harenkarspel
|
4
|
Harlingen
|
3
|
Hattem
|
2
|
Heemskerk
|
4
|
Heemstede
|
4
|
Heerde
|
2
|
Heerenveen
|
2
|
Heerhugowaard
|
3
|
Heerlen
|
1
|
Heeze-Leende
|
1
|
Heiloo
|
4
|
Hellendoorn
|
2
|
Hellevoetsluis
|
3
|
Helmond
|
1
|
Hendrik-Ido-Ambacht
|
2
|
Hengelo Ov
|
1
|
het Bildt
|
3
|
Heumen
|
2
|
Heusden
|
2
|
Hillegom
|
3
|
Hilvarenbeek
|
2
|
Hilversum
|
2
|
Hof van Twente
|
2
|
Hollandse Kroon
|
3
|
Hoogeveen
|
2
|
Hoogezand-Sappemeer
|
2
|
Hoorn
|
3
|
Horst aan de Maas
|
1
|
Houten
|
2
|
Huizen
|
2
|
Hulst
|
2
|
IJsselstein
|
2
|
Kaag en Braasem
|
3
|
Kampen
|
2
|
Kapelle
|
3
|
Katwijk
|
4
|
Kerkrade
|
1
|
Koggenland
|
3
|
Kollumerland en Nieuwkruisland
|
3
|
Korendijk
|
3
|
Krimpen aan den IJssel
|
2
|
Laarbeek
|
1
|
Landerd
|
2
|
Landgraaf
|
1
|
Landsmeer
|
3
|
Langedijk
|
4
|
Lansingerland
|
3
|
Laren
|
2
|
Leek
|
2
|
Leerdam
|
2
|
Leeuwarden
|
3
|
Leeuwarderadeel
|
3
|
Leiden
|
3
|
Leiderdorp
|
3
|
Leidschendam-Voorburg
|
3
|
Lelystad
|
2
|
Lemsterland
|
2
|
Leudal
|
1
|
Leusden
|
2
|
Liesveld
|
2
|
Lingewaal
|
2
|
Lingewaard
|
2
|
Lisse
|
3
|
Littenseradiel
|
3
|
Lochem
|
2
|
Loon op Zand
|
2
|
Lopik
|
2
|
Loppersum
|
3
|
Losser
|
1
|
Maasdonk
|
2
|
Maasdriel
|
2
|
Maasgouw
|
1
|
Maassluis
|
3
|
Maastricht
|
1
|
Marum
|
3
|
Medemblik
|
3
|
Meerssen
|
1
|
Menameradeel
|
3
|
Menterwolde
|
2
|
Meppel
|
2
|
Middelburg
|
3
|
Middelharnis
|
3
|
Midden-Delfland
|
3
|
Midden-Drenthe
|
2
|
Mill en Sint Hubert
|
1
|
Millingen aan de Rijn
|
2
|
Moerdijk
|
2
|
Montferland
|
1
|
Montfoort
|
2
|
Mook en Middelaar
|
1
|
Muiden
|
2
|
Naarden
|
2
|
Neder-Betuwe
|
2
|
Nederlek
|
2
|
Nederweert
|
1
|
Neerijnen
|
2
|
Nieuwegein
|
2
|
Nieuwkoop
|
3
|
Nieuw-Lekkerland
|
2
|
Nijkerk
|
2
|
Nijmegen
|
2
|
Noord-Beveland
|
3
|
Noordenveld
|
2
|
Noordoostpolder
|
2
|
Noordwijk
|
4
|
Noordwijkerhout
|
4
|
Nuenen c.a.
|
1
|
Nunspeet
|
2
|
Nuth
|
1
|
Oegstgeest
|
3
|
Oirschot
|
2
|
Oisterwijk
|
2
|
Oldambt
|
2
|
Oldebroek
|
2
|
Oldenzaal
|
1
|
Olst-Wijhe
|
2
|
Ommen
|
2
|
Onderbanken
|
1
|
Oost Gelre
|
1
|
Oosterhout
|
2
|
Oostflakkee
|
3
|
Ooststellingwerf
|
2
|
Oostzaan
|
3
|
Opmeer
|
3
|
Opsterland
|
2
|
Oss
|
2
|
Oud-Beijerland
|
3
|
Oude IJsselstreek
|
1
|
Ouder-Amstel
|
3
|
Ouderkerk
|
2
|
Oudewater
|
2
|
Overbetuwe
|
2
|
Papendrecht
|
2
|
Peel en Maas
|
1
|
Pekela
|
2
|
Pijnacker-Nootdorp
|
3
|
Purmerend
|
3
|
Putten
|
2
|
Raalte
|
2
|
Reimerswaal
|
3
|
Renkum
|
2
|
Renswoude
|
2
|
Reusel-De Mierden
|
2
|
Rheden
|
2
|
Rhenen
|
2
|
Ridderkerk
|
2
|
Rijnwaarden
|
2
|
Rijnwoude
|
3
|
Rijssen-Holten
|
2
|
Rijswijk
|
3
|
Roerdalen
|
1
|
Roermond
|
1
|
Roosendaal
|
2
|
Rotterdam
|
3
|
Rozendaal
|
2
|
Rucphen
|
2
|
Schagen
|
4
|
Schermer
|
3
|
Scherpenzeel
|
2
|
Schiedam
|
3
|
Schiermonnikoog
|
5
|
Schijndel
|
2
|
Schinnen
|
1
|
Schoonhoven
|
2
|
Schouwen-Duiveland
|
4
|
's-Gravenhage
|
3
|
's-Hertogenbosch
|
2
|
Simpelveld
|
1
|
Sint Anthonis
|
1
|
Sint Michielsgestel
|
2
|
Sint-Oedenrode
|
2
|
Sittard-Geleen
|
1
|
Skarsterlan
|
3
|
Sliedrecht
|
2
|
Slochteren
|
2
|
Sluis
|
3
|
Smallingerland
|
3
|
Soest
|
2
|
Someren
|
1
|
Son en Breugel
|
1
|
Spijkenisse
|
3
|
Stadskanaal
|
2
|
Staphorst
|
2
|
Stede Broec
|
3
|
Steenbergen
|
2
|
Steenwijkerland
|
2
|
Stein
|
1
|
Stichtste Vecht
|
2
|
Strijen
|
2
|
Sudwest Fryslan
|
3
|
Ten Boer
|
3
|
Terneuzen
|
2
|
Terschelling
|
5
|
Texel
|
5
|
Teylingen
|
3
|
Tholen
|
3
|
Tiel
|
2
|
Tilburg
|
2
|
Tubbergen
|
2
|
Twenterand
|
2
|
Tynaarlo
|
2
|
Tytsjerksteradiel
|
3
|
Ubbergen
|
2
|
Uden
|
2
|
Uitgeest
|
4
|
Uithoorn
|
3
|
Urk
|
2
|
Utrecht
|
2
|
Utrechtse Heuvelrug
|
2
|
Vaals
|
1
|
Valkenburg aan de Geul
|
1
|
Valkenswaard
|
1
|
Veendam
|
2
|
Veenendaal
|
2
|
Veere
|
4
|
Veghel
|
2
|
Veldhoven
|
1
|
Velsen
|
4
|
Venlo
|
1
|
Venray
|
1
|
Vianen
|
2
|
Vlaardingen
|
3
|
Vlagtwedde
|
2
|
Vlieland
|
6
|
Vlissingen
|
3
|
Vlist
|
2
|
Voerendaal
|
1
|
Voorschoten
|
3
|
Voorst
|
2
|
Vught
|
2
|
Waalre
|
1
|
Waalwijk
|
2
|
Waddinxveen
|
3
|
Wageningen
|
2
|
Wassenaar
|
4
|
Waterland
|
3
|
Weert
|
1
|
Weesp
|
2
|
Werkendam
|
2
|
West Maas en Waal
|
2
|
Westerveld
|
2
|
Westervoort
|
2
|
Westland
|
3
|
Weststellingwerf
|
2
|
Westvoorne
|
4
|
Wierden
|
2
|
Wijchen
|
2
|
Wijdemeren
|
2
|
Wijk bij Duurstede
|
2
|
Winsum
|
3
|
Winterswijk
|
1
|
Woensdrecht
|
2
|
Woerden
|
2
|
Wormerland
|
3
|
Woudenberg
|
2
|
Woudrichem
|
2
|
Zaanstad
|
3
|
Zaltbommel
|
2
|
Zandvoort
|
4
|
Zederik
|
2
|
Zeevang
|
3
|
Zeewolde
|
2
|
Zeist
|
2
|
Zevenaar
|
2
|
Zijpe
|
5
|
Zoetermeer
|
3
|
Zoeterwoude
|
3
|
Zuidhorn
|
3
|
Zuidplas
|
3
|
Zundert
|
2
|
Zutphen
|
2
|
Zwartewaterland
|
2
|
Zwijndrecht
|
2
|
Zwolle
|
2
|
Vierentwintig-uurgemiddelde concentratie
Voor zwevende deeltjes (PM10) geldt een grenswaarde van 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze waarde maximaal
vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden (Bijlage 2, voorschrift
4.1, onder b, van de wet).
Op basis van meetgegevens heeft het RIVM de concentraties fijn stof door zeezout op
overschrijdingsdagen vastgesteld en de verdeling daarvan over Nederland. Aan de hand
van deze verdeling is per provincie het aantal overschrijdingsdagen vastgesteld dat
in mindering kan worden gebracht om te komen tot een voor zeezout gecorrigeerd aantal
overschrijdingsdagen.
Uitgaande van de niet voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie van zwevende
deeltjes (PM10), wordt het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde
grenswaarde van 50 microgram per m3 verkregen, door het op de gebruikelijke wijze bepaalde aantal overschrijdingsdagen
te verminderen met:
4 dagen in Noord-Holland en Zuid-Holland,
3 dagen in Friesland, Flevoland, Utrecht en Zeeland,
2 dagen in Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.
ARTIKEL II
De regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 8 december 2008 tot wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
(toepasbaarheid regels inzake de wijze waarop het kwaliteitsniveau wordt gemeten of
berekend en criteria voor meet- en rekenpunten) (Stcrt. 2008, 245) wordt ingetrokken.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van
artikel I, onderdeel WW, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.
TOELICHTING
I. Algemeen
Deze regeling strekt tot aanpassing van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
(hierna: Rbl 2007) met de bijbehorende bijlagen.
Hieronder worden deze wijzigingen toegelicht.
1. Aanpassingen in verband met zwevende deeltjes (PM2,5)
Per 1 januari 2015 wordt op grond van artikel 16 van richtlijn nr. 2008/50/EG van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 betreffende
de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152) (hierna: richtlijn
luchtkwaliteit) de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM2,5) (hierna: PM2,5) van kracht. De luchtkwaliteit moet dan voor PM2,5 overal voldoen aan de jaargemiddelde grenswaarde van 25 µg/m3.
Dit vormt de aanleiding voor een aantal aanpassingen in de Rbl 2007.
In artikel 5 van de Rbl 2007 zijn de stoffen genoemd waarvoor de Minister van Infrastructuur
en Milieu (hierna: de Minister), door middel van berekening met behulp van de standaardrekenmethoden,
bedoeld in de artikelen 71 en 75 van de Rbl 2007, de concentraties in de buitenlucht
vaststelt. Aan deze stoffen is PM2,5 toegevoegd. De vaststelling van de concentraties van PM2,5 gebeurt evenals voor de andere stoffen met behulp van de monitoringstool.
In de artikelen 10 tot en met 18 van de Rbl 2007 is per agglomeratie het aantal meetpunten
per stof aangegeven. Aan deze artikelen zijn nu ook meetpunten voor PM2,5 toegevoegd.
Aan artikel 19 van de Rbl 2007 is toegevoegd dat één van de meetpunten voor PM2,5 op een achtergrondlocatie wordt ingericht om de totale massaconcentratie en de chemische
samenstelling van PM2,5 vast te stellen. Dit is conform bijlage IV bij de richtlijn luchtkwaliteit.
In artikel 66 van de Rbl 2007 zijn de gegevens aangegeven die ieder kalenderjaar (voor
15 maart) door de Minister bekend worden gemaakt. Bestuursorganen gebruiken die gegevens
bij het door middel van berekening vaststellen van concentraties van luchtverontreinigende
stoffen. Aan de stoffen waarvoor grootschalige concentratiegegevens en emissiefactoren
(per voertuigkilometer) bekend worden gemaakt, is PM2,5 toegevoegd.
2. Aanpassingen in verband met zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen
De concentraties van zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen zijn in de afgelopen
jaren door het gevoerde beleid aanzienlijk gedaald, tot ver beneden de grenswaarden
en op de meeste plaatsen ook tot onder de onderste beoordelingsdrempel. Het jaarlijks
berekenen van de concentraties van zwaveldioxide, koolmonoxide en benzeen om te bepalen
hoe deze concentraties zich verhouden tot de grenswaarden, is niet langer nodig.
Artikel 5, eerste lid, van de Rbl 2007 waarin de stoffen zijn genoemd waarvoor de
Minister de concentraties in de buitenlucht berekent, is op dit punt aangepast. De
betreffende stoffen worden daar niet langer genoemd.
Naar aanleiding van de daling van concentraties van zwaveldioxide, lood, koolmonoxide
en benzeen, is ook het aantal locaties waar metingen voor deze stoffen worden uitgevoerd,
aangepast (artikelen 10 tot en met 18 van de Rbl 2007).
Voor de situatie waarin de concentraties op de meeste plaatsen zijn gedaald tot onder
de beoordelingsdrempel biedt artikel 6, vierde lid, van de richtlijn luchtkwaliteit
de mogelijkheid de luchtkwaliteit te beoordelen aan de hand van modelleringstechnieken
of objectieve ramingen.
Het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (hierna: RIVM) heeft aan de hand
van de criteria van de richtlijn luchtkwaliteit de strategie voor het vaststellen
van concentraties van de betreffende stoffen bijgesteld; RIVM rapport nummer 680704015
(koolmonoxide), 680704016 (zwaveldioxide) en 680704019 (benzeen). Geconcludeerd is
dat met het verrichten van metingen op een beperkt aantal locaties op de meest efficiënte
wijze voldaan kan worden aan de verplichtingen uit de richtlijn luchtkwaliteit.
Het aantal meetpunten voor zwaveldioxide is teruggebracht naar acht locaties, voor
koolmonoxide naar drie locaties en voor benzeen naar vijf locaties. Met behulp van
metingen op die locaties kunnen tevens trends in heersende concentraties worden gevolgd.
Op die manier kan een vinger aan de pols gehouden worden bij de ontwikkeling van de
concentraties.
3. Aanpassingen meetmethoden
In de artikelen 27 tot en met 64b van de Rbl 2007 is geregeld op welke wijze de concentraties
van verschillende stoffen in de buitenlucht moeten worden gemeten. Ter verbetering
van de implementatie van de bijlagen I en XI bij de richtlijn luchtkwaliteit is de
tekst van deze artikelen op een aantal punten gewijzigd.
In de formulering is zo veel mogelijk aangesloten bij de tekst van de richtlijn luchtkwaliteit.
Het betreft met name de wijze waarop de onzekerheid van de metingen wordt aangeduid,
alsmede het percentage gegevens dat vereist is om de concentraties van de verschillende
stoffen vast te stellen.
Ten tijde van het vaststellen van richtlijn nr. 2004/107/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische
aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEU 2004, L 23 (hierna: vierde dochterrichtlijn)
waren nog geen referentiemeetmethoden beschikbaar voor het meten van concentraties
en deposities van de betreffende stoffen. Inmiddels zijn die methoden wel beschikbaar
en zijn verwijzingen daarnaar opgenomen.
4. Aanpassing zeezoutcorrectie
Bij toetsing van berekende concentraties zwevende deeltjes (PM10) (hierna: PM10) aan de grenswaarden, mogen de concentraties worden gecorrigeerd voor de aanwezigheid
van zeezout in de lucht. Dit is vastgelegd in artikel 5.19, vierde lid, van de Wet
milieubeheer (hierna: Wm). De waarden voor deze correcties zijn vastgelegd in bijlage
5 bij de Rbl 2007.
Eind 2011 heeft het RIVM de correctiewaarden die tot dusverre zijn gehanteerd, geëvalueerd
op basis van nieuwe meetgegevens over zeezout; Assessment of the level of sea salt
in PM10 in the Netherlands (RIVM 2012 nummer 680704014/2011)). De nieuwe meetgegevens van
de geschatte hoeveelheid zeezout in de lucht zijn gebaseerd op gemeten concentraties
natrium. Dit is een meer betrouwbare bron dan de chlorideconcentraties waarop de huidige
correctiemethode is gebaseerd.
Uit de metingen volgen jaargemiddelde zeezoutconcentraties die variëren van 5 microgram
per m3 voor een aantal kustgemeenten, tot 1 microgram per m3 in Limburg.
Op basis van de meetgegevens heeft het RIVM ook de invloed van zeezout op het aantal
overschrijdingsdagen van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie
PM10 vastgesteld en de verdeling daarvan over Nederland. Aan de hand van deze verdeling
is per provincie het aantal overschrijdingsdagen dat in mindering kan worden gebracht
om te komen tot een voor zeezout gecorrigeerd aantal overschrijdingsdagen vastgesteld
op:
-
– 4 dagen in Noord-Holland en Zuid-Holland;
-
– 3 dagen in Friesland, Flevoland, Utrecht en Zeeland;
-
– 2 dagen in Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.
De correctiewaarden in bijlage 5 bij de Rbl 2007 zijn aangepast op basis van de resultaten
van de evaluatie. De aangepaste waarden liggen lager dan de waarden die tot dusverre
in de Rbl 2007 waren opgenomen.
5. Verdere noodzakelijke technische aanpassingen
De Rbl 2007 is voorts op een aantal onderdelen aangepast aan de technische ontwikkelingen.
5.1 Generieke invoergegevens
Het gaat om aanpassingen die betrekking hebben op:
-
– de jaren waarvoor prognoses van gegevens bekend worden gemaakt;
-
– de gegevens voor PM2,5;
-
– de emissiefactoren voor stikstofdioxide per voertuigkilometer;
-
– de emissiefactoren voor fijn stof per dier;
-
– de methode voor dubbeltellingcorrectie veehouderijen.
De Minister maakt emissiefactoren per voertuigkilometer, grootschalige concentratiegegevens
en grootschalige dubbeltellingcorrectiegegevens bekend voor het voorafgaande kalenderjaar
en kalenderjaren volgend op het voorafgaande kalenderjaar tot en met het jaar 2030.
Voorheen werden de kaarten bekend gemaakt tot en met het jaar 2020. Het is gewenst
om ook voor de kalenderjaren na 2020 berekeningen te kunnen uitvoeren ten behoeve
van ruimtelijke plannen waarbij de realisatietermijn ligt na 2020.
De grenswaarde voor PM2,5 geldt met ingang van 1 januari 2015. Om berekening en toetsing van de concentratie
PM2,5 mogelijk te maken, is PM2,5 toegevoegd aan de stoffen waarvoor grootschalige concentratiegegevens bekend gemaakt
worden en aan de emissiefactoren (per voertuigkilometer).
Omdat gegevens over het aandeel van stikstofdioxide in de emissies stikstofoxiden
nodig zijn om de concentraties van stikstofdioxide te kunnen berekenen, worden voortaan
naast de emissiefactoren van stikstofoxiden, ook emissiefactoren van stikstofdioxide
bekend gemaakt voor het voorafgaande kalenderjaar en voor alle kalenderjaren volgend
daarop tot en met 2030.
Voor dieren worden, anders dan voor voertuigkilometers, alleen emissiefactoren voor
PM10 bekend gemaakt. Dat is expliciet gemaakt door toevoeging van artikel 66, onderdeel
i, van de Rbl 2007.
De Minister maakt jaarlijks een dubbeltellingcorrectiemethode bekend voor:
-
– de grootschalige concentratiegegevens PM10, en
-
– het aantal dagen met overschrijding van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde
concentratie PM10.
De bijdrage van de intensieve veehouderij aan de concentraties PM10 is verwerkt in de grootschalige concentratiegegevens PM10. Indien de bijdrage van een individueel bedrijf aan de concentraties PM10 wordt berekend en deze wordt opgeteld bij de grootschalige concentratiegegevens PM10, treedt een dubbeltelling op.
Tot dusverre werd jaarlijks een methode voor correctie van de dubbeltelling van veehouderijen
in de achtergrondconcentraties bekend gemaakt, als onderdeel van de grootschalige
dubbeltellingcorrectiegegevens (artikel 66, onderdelen g en h, van de Rbl 2007). Dat
betrof een methode voor de bepaling van de dubbeltelling in de jaargemiddelde concentraties
PM10. Op basis van de emissies van een individueel bedrijf, alsmede van gegevens omtrent
de exacte locatie van het betreffende bedrijf, kunnen de grootschalige concentratiegegevens
van PM10 gecorrigeerd worden voor de gridcel waarbinnen het bedrijf is gelegen en voor de
acht omliggende gridcellen. Deze methode werd hiervoor vermeld in bijlage 3 bij de
Rbl 2007.
De methode is uitgebreid met een methode voor de bepaling van de dubbeltelling in
het aantal overschrijdingsdagen van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde
concentraties PM10. Op basis van de grootschalige concentratiegegevens PM10 zonder dubbeltellingcorrectie en de grootschalige concentratiegegevens PM10 met dubbeltellingcorrectie kan het aantal dagen met overschrijding van de grenswaarde
voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 worden gecorrigeerd.
Omwille van de duidelijkheid worden beide methoden in artikel 66 van de Rbl 2007 expliciet
genoemd. In samenhang daarmee is bijlage 3 bij de Rbl 2007 vervallen.
5.2 Bewerking generieke invoergegevens (preSRM)
De gegevens, genoemd in artikel 66 van de Rbl 2007, behoeven bewerking alvorens ze
als invoergegevens kunnen dienen voor een rekenmethode om concentraties van verontreinigende
stoffen in de buitenlucht vast te stellen. Voor die bewerking kunnen verschillende
methoden worden gebruikt. Tot nu toe kon per rekenmethode een eigen methode gebruikt
worden voor de bewerking van de invoergegevens. In opdracht van de Minister is door
ECN, in overleg met het RIVM en modeleigenaren, een uniforme methode (Preprocessingtool
SRM) ontwikkeld om de gegevens voor de grootschalige concentraties, de grootschalige
dubbeltellingcorrectiegegevens, de meteorologische gegevens en de ruwheidskaarten
geschikt te maken voor gebruik in de rekenmethoden. Door het gebruik van deze uniforme
methode voor de bewerking van de invoergegevens worden de resultaten van verschillende
rekenmethoden beter vergelijkbaar. Deze methode, die door de Minister kosteloos ter
beschikking wordt gesteld, dient in het vervolg gebruikt te worden bij bewerking van
de gegevens voor gebruik in de standaardrekenmethode 2 (hierna: SRM2) en standaardrekenmethode
3 (hierna: SRM3) en rekenmethoden die door de Minister zijn goedgekeurd overeenkomstig
artikel 72 of 76 van de Rbl 2007 voor gebruik in situaties die vallen binnen of buiten
het toepassingsbereik van SRM2 of SRM3. Dit is vastgelegd in artikel 67, eerste lid,
van de Rbl 2007.
Informatie over de Preprocessingtool SRM (PreSRM) is te vinden op de webpagina www.rijksoverheid.nl/invoergegevensluchtkwaliteit. Daar is ook aangegeven op welke wijze de methode beschikbaar wordt gesteld.
5.3 Afronding berekende concentratiewaarden
Omdat in de praktijk behoefte is gebleken aan duidelijkheid over de wijze van afronding
bij het berekenen van het aantal dagen met overschrijding van de grenswaarde voor
de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10, is daar in artikel 68, derde lid in voorzien.
Bij toetsing van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 aan de grenswaarde, wordt het aantal dagen in een kalenderjaar bepaald waarop sprake
is van een overschrijding van de grenswaarde van 50 microgram per m3 voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10.
Wanneer bij de berekening van het aantal overschrijdingsdagen wordt uitgegaan van
een empirische relatie tussen het aantal overschrijdingsdagen en de hoogte van de
jaargemiddelde concentratie, bedoeld in bijlage 1, onderdeel 3b, en bijlage 2, onderdeel
3b, worden waarden berekend voor het aantal overschrijdingsdagen tot één of meer cijfers
achter de komma. In deze situaties is een afronding vereist van het aantal berekende
overschrijdingsdagen. Daarbij wordt het berekende aantal overschrijdingsdagen afgerond
naar het dichtstbijzijnde hele getal, waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar
het dichtstbijzijnde even getal1.
5.4 Standaardrekenmethode 1 (bijlage 1 bij de Rbl 2007)
Het gaat om aanpassingen die betrekking hebben op:
Het 98-percentiel van de acht-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide (hierna: CO)
wordt berekend aan de hand van de jaargemiddelde concentratiebijdrage CO door verkeer,
in plaats van, zoals eerder aangegeven, de jaargemiddelde concentratie CO. De tekst
van bijlage 1, paragraaf 3, onderdeel c, bij de Rbl 2007 is op dit punt aangepast.
Dit betreft een technische correctie.
De methode voor cumulatie van de concentratiebijdragen NO2 van wegen die vallen binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 1 en
wegen die vallen binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 2, is aangepast
om onderschatting van de jaargemiddelde concentraties NO2 te voorkomen. De aangepaste methode is opgenomen in bijlage 1, paragraaf 7, bij de
Rbl 2007.
6. Administratieve lasten
De wijzigingen van de Rbl 2007 hebben geen gevolgen voor de rechten of plichten van
burgers en bedrijven. Er is derhalve geen effect op de administratieve lasten, de
inhoudelijke nalevingskosten of de toezichtslasten.
II. Artikelen
Artikel I
Onderdeel A
onder 1
Op 14 oktober 2010 zijn de taken en verantwoordelijkheden van de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer overgegaan op de Minister van Infrastructuur
en Milieu. De begripsomschrijving van “Minister” in de Rbl 2007 is daar op aangepast.
onder 2
Dit betreft de correctie van een verkeerde verwijzing.
Onderdeel B
Artikel 2 van de Rbl 2007 is vervallen omdat in artikel 5.19, eerste lid, van de Wm
is bepaald dat de luchtkwaliteit wordt beoordeeld in alle agglomeraties en zones.
Artikel 2 van de Rbl 2007 bepaalde hetzelfde voor een beperkt aantal stoffen en kon
dus vervallen.
Artikel 20a van de Rbl 2007 is vervallen omdat de in dat artikel genoemde meetlocaties
deel uitmaken van de in de (nieuwe) artikelen 10 tot en met 18 genoemde locaties.
De artikelen 27, 30, 31, 34, 36a, 37, 41, 44, 47, 50, 56, 59 en 62 en paragraaf 3.12,
van de Rbl 2007 zijn vervallen als onderdeel van de in paragraaf 3 van deze toelichting
toegelichte wijzigingen.
Onderdeel C
onder 1
Ter uitvoering van de richtlijn luchtkwaliteit zijn in eerste instantie metingen van
PM2,5 verricht op stedelijke achtergrondlocaties. Op basis van de gemiddelde stedelijke
achtergrondconcentratie in Nederland in 2010 ( over drie jaren, te weten 2009, 2010
en 2011) moest vastgesteld worden welke richtwaarde in Nederland zou gelden voor PM2,5 inzake vermindering van de blootstelling van de mens (bijlage 2, voorschrift 4.7,
van de Wm).
Ter uitvoering van de bijlagen IV en V bij de richtlijn luchtkwaliteit zijn ook metingen
nodig op regionale- en straatlocaties. Het RIVM heeft op basis van de richtlijn luchtkwaliteit
een meetstrategie voor PM2,5 vastgesteld; RIVM rapport nummer 680704018. In artikel 3, eerste lid, van de Rbl
2007 is PM2,5 toegevoegd aan de stoffen waarvoor de Minister metingen verricht op vaste meetpunten.
Dit behelst zowel de metingen op stedelijke achtergrondlocaties, als op regionale-
en straatlocaties.
Artikel 3, vijfde lid, van de Rbl 2007 waarin alleen de stedelijke achtergrondlocaties
werden genoemd, kon om die reden vervallen.
onder 2
Ter uitvoering van artikel 4, negende lid, van de vierde dochterrichtlijn moet op
iedere 100.000 km2 één vast meetpunt voor de indicatieve meting voor totaal gasvormig kwik geïnstalleerd
worden. De lidstaten mogen met onderlinge instemming één of meer gemeenschappelijke
meetstations plaatsen, die naburige zones in aangrenzende lidstaten bestrijken.
De meting van totaal gasvormig kwik wordt voor het gehele grondgebied van Nederland
en België tezamen verricht op één achtergrondlocatie, Houtem (Veurne) in de provincie
West-Vlaanderen in België, onder verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid.
De verplichting van de Minister in artikel 3, derde lid, van de Rbl 2007 om totaal
gasvorming kwik te meten, kon daarom vervallen.
onder 3
De richtlijn luchtkwaliteit verplicht de lidstaten metingen te verrichten ter beoordeling
van de luchtkwaliteit. Van rijkswege worden de betreffende metingen in principe verricht
in het kader van het landelijk meetnet luchtkwaliteit zoals dat door het RIVM wordt
beheerd. In de praktijk verrichten ook andere overheden metingen die aan de eisen
van de richtlijn voldoen. Van de uitkomsten van die metingen kan, in goed overleg
met de betrokken bestuursorganen, gebruik gemaakt worden om aan de uit de richtlijn
luchtkwaliteit voortvloeiende meetverplichtingen te voldoen.
Onderdeel D
Op 14 oktober 2010 zijn de taken en verantwoordelijkheden van de Minister van Verkeer
en Waterstaat overgegaan op de Minister van Infrastructuur en Milieu. De Minister
van Verkeer en Waterstaat hoefde daarom niet langer genoemd te worden in artikel 4
van de Rbl 2007.
Onderdeel E
Artikel 5, eerste lid, van de Rbl 2007 is aangepast in verband met het op 1 januari
2015 van kracht worden van de grenswaarde voor PM2,5 en de daling van de concentraties van zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen.
Jaarlijks worden van rijkswege, mede op basis van door andere bestuursorganen aangeleverde
gegevens, concentraties berekend van een groot aantal luchtverontreinigende stoffen.
Per 1 januari 2015 wordt de grenswaarde voor PM2,5 van kracht. De luchtkwaliteit dient dan voor PM2,5 overal te voldoen aan de jaargemiddelde grenswaarde van 25 microgram/m3. Om vast te stellen dat dit in Nederland het geval is, worden de door andere overheden
aangeleverde gegevens voortaan tevens gebruikt om de concentraties van PM2,5 vast te stellen met behulp van berekeningen. Dat gebeurt evenals voor de andere stoffen
met behulp van de monitoringstool.
De concentraties van zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen zijn in de afgelopen
jaren door het gevoerde bestrijdingsbeleid aanzienlijk gedaald, tot ver beneden de
grenswaarden en op de meeste plaatsen ook tot onder de onderste beoordelingsdrempel.
Aan de hand van een beperkt aantal metingen wordt de vinger aan de pols gehouden om
te bewaken of tegen de verwachting in een toename in concentraties optreedt. Het jaarlijks
berekenen van de concentraties van zwaveldioxide, koolmonoxide en benzeen om te bepalen
hoe deze concentraties zich verhouden tot de grenswaarden, is niet langer nodig.
Onderdeel F
De richtlijn luchtkwaliteit verplicht de lidstaten metingen te verrichten ter controle
van de luchtkwaliteit. Van rijkswege worden de desbetreffende metingen in principe
verricht in het kader van het landelijk meetnet luchtkwaliteit zoals dat door het
RIVM wordt beheerd. In de praktijk verrichten ook andere overheden metingen die aan
de eisen van de richtlijn voldoen. Van de uitkomsten van die metingen kan, in goed
overleg met de betrokken bestuursorganen, gebruik gemaakt worden om aan de uit de
richtlijn luchtkwaliteit voortvloeiende meetverplichtingen te voldoen. Artikel 7,
eerste lid, van de Rbl 2007 is aangepast aan die praktijk.
Onderdeel G
Door herindelingen en naamswijzigingen van gemeenten was de lijst van gemeenten, genoemd
in artikel 8 van de Rbl 2007, niet langer correct. De lijst is in overeenstemming
gebracht met de per 1 januari 2012 geldende lijst van gemeenten.
Onderdeel H
De artikelen 10 tot en met 18 van de Rbl 2007 zijn gewijzigd in verband met de daling
van concentraties van zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen.
Zie ook paragraaf 2 van deze toelichting.
Onderdeel I
onder 1
De situering van het meetpunt voor concentraties van ozon dat tevens wordt gebruikt
voor meting van concentraties van vluchtige organische stoffen is aangepast ingevolge
artikel 10, zesde lid, van en bijlage X, onderdeel c, bij de richtlijn luchtkwaliteit.
onder 2
Ingevolge bijlage IV bij de richtlijn luchtkwaliteit moet elke lidstaat ten minste
één meetstation inrichten op een achtergrondlocatie om de totale massaconcentratie
en de chemische samenstelling van PM2,5 vast te stellen. Op advies van het RIVM worden deze metingen verricht in Cabauw omdat
dit een regionale achtergrondlocatie betreft in het midden van het land, waar in het
kader van verschillende internationale onderzoekprogramma’s reeds diverse aerosol
metingen worden verricht.
Onderdeel J
Ter uitvoering van artikel 4, negende lid, van de vierde dochterrichtlijn moet op
iedere 100.000 km2 één vast meetpunt voor de indicatieve meting voor totaal gasvormig kwik geïnstalleerd
worden. De lidstaten mogen met onderlinge instemming één of meer gemeenschappelijke
meetstations plaatsen, die naburige zones in aangrenzende lidstaten bestrijken.
De meting van totaal gasvormig kwik wordt voor het gehele grondgebied van Nederland
en België tezamen verricht op één achtergrondlocatie, Houtem (Veurne) in de provincie
West-Vlaanderen in België, onder verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid.
De verplichting om een vast meetpunt in Nederland te hebben voor totaal gasvorming
kwik, genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, kon daarom vervallen.
Onderdelen K en L
Dit betreft redactionele verbeteringen.
Onderdeel M
onder 1
In bijlage XI, onderdeel A, bij de richtlijn luchtkwaliteit is geregeld dat voor berekening
van een vierentwintig-uurgemiddelde waarde, 75% van de uurgemiddelden beschikbaar
moet zijn, namelijk achttien uurwaarden. In artikel 28, tweede lid, werd nog uitgegaan
van de noodzakelijke beschikbaarheid van dertien uurwaarden. De tekst van dat lid
is in overeenstemming gebracht met de richtlijn luchtkwaliteit.
onder 2
Dit betreft de aanpassing van een verwijzing in verband met het vervallen van artikel
27.
Onderdelen N, O, P, R, T, U, W, Y, Z, AA, BB, DD, EE, FF, GG, HH, II, JJ en KK
Deze wijzigingen zijn onderdeel van de in paragraaf 3 van deze toelichting toegelichte
wijzigingen.
Onderdeel Q
onder 1
In bijlage XI, onder deel A, bij de richtlijn luchtkwaliteit is geregeld dat voor
berekening van een vierentwintig-uurgemiddelde waarde, 75% van de uurgemiddelden beschikbaar
moet zijn, namelijk achttien uurwaarden. In artikel 35, tweede lid, van de Rbl 2007
werd nog uitgegaan van de noodzakelijke beschikbaarheid van dertien uurwaarden. De
tekst van dat lid is in overeenstemming gebracht met de richtlijn luchtkwaliteit.
onder 2
Dit betreft de aanpassing van een verwijzing in verband met het vervallen van artikel
34.
onder 3
Dit betreft de verbetering van een verwijzing.
Onderdeel S
onder 1
Dit betreft een redactionele verbetering.
onder 2
Dit betreft de aanpassing van een verwijzing in verband met het vervallen van artikel
36a.
Onderdeel V
Dit betreft een redactionele verbetering.
Onderdeel X
In bijlage XI, onderdeel A, bij de richtlijn luchtkwaliteit is geregeld dat voor berekening
van een acht-uurgemiddelde waarde, 75% van de waarden beschikbaar moet zijn, namelijk
zes uurwaarden. In artikel 42, tweede lid, van de Rbl 2007 werd nog uitgegaan van
de noodzakelijke beschikbaarheid van vijf uurwaarden. De tekst van dat lid is in overeenstemming
gebracht met de richtlijn luchtkwaliteit.
onder 2
Dit betreft de aanpassing van een verwijzing in verband met het vervallen van artikel
41.
onder 3
Dit betreft een redactionele verbetering.
Onderdeel CC
onder 1 en 2
Dit betreft redactionele verbeteringen.
onder 3
Dit betreft de aanpassing van een verwijzing in verband met het vervallen van artikel
50.
Onderdeel LL
Met deze wijziging is expliciet gemaakt dat bijlage 5 bij de Rbl 2007 niet alleen
van toepassing is op het door middel van meting, maar ook op het door middel van berekening,
vaststellen van het kwaliteitsniveau.
Bijlage 5 bij de Rbl 2007 behoort bij artikel 35, zesde lid, van de Rbl 2007 en regelt
de zogenoemde zeezoutaftrek voor het door middel van meting vaststellen van concentraties
van PM10 in de buitenlucht die worden gebruikt om te bepalen in welke mate aan een norm voor
die stoffen wordt voldaan.
Onderdeel MM
Dit betreft een redactionele verbetering.
Onderdeel NN
Deze wijzigingen zijn toegelicht in paragraaf 5.1 van deze toelichting.
Onderdeel OO
Deze wijziging is toegelicht in paragraaf 5.2 van deze toelichting.
Onderdeel PP
onder 1
Artikel 2, tweede lid, van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
regelt niet langer de ‘tijdelijke 1 % grens’. De verwijzing naar die grens en dat
lid konden daarom vervallen.
onder 2
Artikel 68, derde lid, van de Rbl 2007 bevatte een afrondingsregel voor de berekening
van een effect als bedoeld in artikel 5.12, twaalfde lid, van de Wm. Bij wet van 29
april 2010 tot kleine wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van
volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (Stb. 2010, 187) is artikel 5.12, twaalfde lid, van de Wm gewijzigd waardoor de afrondingsregel niet
langer nodig was.
In plaats daarvan is in artikel 68, derde lid, van de Rbl 2007 voorzien in duidelijkheid
over de wijze van afronding bij het berekenen van het aantal dagen met overschrijding
van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10. De afronding vindt plaats op vergelijkbare wijze als bij het door berekening vaststellen
van concentraties (artikel 68, eerste lid, van de Rbl 2007).
Onderdeel QQ
onder 1
In artikel 72, eerste lid, aanhef, van de Rbl 2007 werd het woord “dan” gebruikt,
in plaats van “als”, waardoor het artikel een andere betekenis kreeg, dan was beoogd.
Het artikel ziet op de ‘andere methoden’ als bedoeld in artikel 71, tweede of derde
lid, en regelt in welke gevallen goedkeuring van die methoden wordt onthouden door
de Minister. Door gebruik van het woord dan wordt gesuggereerd dat de goedkeuringseisen
juist niet die methoden betreffen.
onder 2
In artikel 72, derde lid, van de Rbl 2007 is geregeld dat bestuursorganen gebruik
kunnen maken van een methode, anders dan SRM1 of SRM2, wanneer deze is goedgekeurd
door de Minister. Wijzigingen of aanpassingen die worden doorgevoerd in een reeds
goedkeurde methode, moeten gemeld worden aan de Minister. Op basis van deze melding
beslist de Minister of het gebruik van de methode opnieuw ter goedkeuring moet worden
voorgelegd. Bij bepaalde wijzigingen of aanpassingen in een rekenmethode is het niet
nodig om de methode als geheel opnieuw ter goedkeuring voor te leggen, maar kan worden
volstaan met een goedkeuring op onderdelen: bijvoorbeeld beoordeling of de berekende
concentraties vallen binnen de maximale afwijking van de referentiewaarde, zoals aangegeven
in bijlage 4 bij de Rbl 2007. Om een besluit van de Minister voor een gedeeltelijke
goedkeuring mogelijk te maken is artikel 72, derde lid, van de Rbl 2007 aangepast.
Onderdeel RR
Op 14 oktober 2010 zijn de taken en verantwoordelijkheden van de Minister van Verkeer
en Waterstaat overgegaan op de Minister van Infrastructuur en Milieu. De Minister
van Verkeer en Waterstaat hoefde daarom niet langer genoemd te worden in artikel 80
van de Rbl 2007.
Onderdeel SS
onder 1
onder a, b, c en e
Dit betreft enkele correcties, redactionele verbeteringen en aanvulling met PM2,5.
onder d
Het 98-percentiel van de acht-uurgemiddelde concentratie van CO wordt niet langer
berekend aan de hand van de jaargemiddelde concentratie CO, maar aan de hand van de
jaargemiddelde concentratiebijdrage CO door verkeer.
onder 2
Dit betreft aanvulling met PM2,5.
onder 3
De methode voor cumulatie van de concentratiebijdragen NO2 van wegen die vallen binnen het toepassingsbereik van SRM1 en wegen die vallen binnen
het toepassingsbereik van SRM2, is aangepast om onderschatting van de jaargemiddelde
concentraties NO2 te voorkomen.
Onderdeel TT
Dit betreft enkele correcties, redactionele verbeteringen en aanvulling met PM2,5.
Onderdeel UU
Omdat de methode voor de dubbeltellingcorrectie is genoemd in artikel 66, onderdeel
j, van de Rbl 2007, is bijlage 3 bij die regeling vervallen.
Onderdeel VV
Dit betreft de correctie van een onjuiste verwijzing.
Onderdeel WW
Bijlage 5 bij de Rbl 2007 bevat de zeezoutcorrectie. De bijlage is aangepast in verband
met de in paragraaf 4 van deze toelichting genoemde evaluatie van de gehanteerde correctiewaarden.
Artikel II
De genoemde wijzigingsregeling bevatte overgangsrecht en was daarom niet direct na
inwerkingtreding uitgewerkt. De termijn voor het overgangsrecht is uitgewerkt en daarom
is de regeling ingetrokken.
Artikel III
In de praktijk is de monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
(NSL) over 2011 al uitgevoerd overeenkomstig de gewijzigde Rbl 2007. De wijzigingen
waren relevant voor de betrokken overheden, die hiervan alle op de hoogte waren. Vasthouden
aan de vaste verandermomenten en de invoeringstermijnen zou de uitkomsten van die
monitoring juridisch kwetsbaarder gemaakt hebben.
Daarom is de uitzonderingsgrond hoge publieke kosten van het stelsel van vaste verandermomenten
en invoeringstermijnen van toepassing.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld.