Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juni 2012, nr. DE/394766, houdende regels voor subsidieverstrekking ten behoeve van projecten die bijdragen aan de sociale veiligheid van LHBT-jongeren op school in schooljaren 2012–2013 en 2013–2014 (Regeling sociale veiligheid LHBT-jongeren op school)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 70 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, artikel 74 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2 lid 1 van de Regeling OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. LHBT-jongeren:

lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender jongeren,

c. school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, of in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of in artikel 1 van de Wet op de Expertisecentra,

d. bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een school, als bedoeld in artikel 1 Wet op primair onderwijs, of artikel 1 van de Wet op het voorgezet onderwijs, of in artikel 1 van de Wet op de Expertisecentra,

e. project:

project ter bevordering van de sociale veiligheid van LHBT-jongeren op school,

f. projectplan:

door scholen zelf ontwikkeld voorstel voor een project,

g. onderzoek:

onderzoek naar de effectiviteit van projecten die bijdragen aan de sociale veiligheid van LHBT-jongeren op school,

h. procesevaluatie:

kwalitatief onderzoek naar het verloop van het project,

i. effectmeting:

scholen die in het schooljaar 2012–2013 een project uitvoeren, deelnemen aan de effectmeting en aan de procesevaluatie,

j. experimentgroep:

scholen die in het schooljaar 2012–2013 een project uitvoeren, deelnemen aan de effectmeting en aan de procesevaluatie,

k. controlegroep:

scholen die in het schooljaar 2012–2013 en 2013–2014 deelnemen aan de effectmeting, en in het schooljaar 2013–2014 een project uitvoeren,

l. kenniskring:

serie bijeenkomsten waarin vertegenwoordigers van deelnemende scholen ervaringen uitwisselen over het verloop van de projecten.

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan het bevoegd gezag subsidie verstrekken voor de uitvoering van een project dat bijdraagt aan de sociale veiligheid van LHBT-jongeren, in het primair onderwijs gelijktijdig in groep 7 en groep 8, of in het voortgezet onderwijs gelijktijdig in klas 1 en klas 2.

  • 2. Het project, als bedoeld in lid 1, bevat de volgende elementen:

    • a) Externe voorlichting,

    • b) Omgangsvormen,

    • c) Aandacht voor LHBT in het bestaande lesprogramma,

    • d) Nazorg op school en

    • e) Ouderbetrokkenheid.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van een project in het schooljaar 2012–2013, of in het schooljaar 2013–2014.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverstrekking voor uitvoering van een project moet worden ingediend vóór 1 augustus 2012. Aanvragen ontvangen op of na 1 augustus 2012 worden niet in behandeling genomen.

  • 2. Tegelijk met de aanvraag moet een projectplan worden ingediend. Het projectplan bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, die invulling geven aan alle vijf elementen die zijn genoemd in artikel 2, lid 2.

  • 3. De aanvraag tot subsidieverstrekking voor uitvoering van een project wordt ingediend door het bevoegd gezag. Een bevoegd gezag kan voor maximaal vijf scholen subsidie aanvragen. Indien een bevoegd gezag voor meerdere scholen tegelijk een aanvraag indient, moet voor iedere school afzonderlijk een projectplan worden ingediend.

Artikel 4. Onderzoek

  • 1. Het onderzoek, dat in opdracht van de minister wordt uitgevoerd, bestaat uit een effectmeting en een procesevaluatie.

  • 2. De effectmeting geschiedt door middel van een vragenlijst die op alle scholen wordt afgenomen bij de leerlingen in de klassen waarvoor subsidie is aangevraagd. De vragenlijst wordt tweemaal afgenomen: aan het begin van het schooljaar, in september of oktober, en aan het einde van het schooljaar.

  • 3. De procesevaluatie bestaat uit een digitale vragenlijst voor docenten en interviews op scholen.

    • a. De digitale vragenlijst onder docenten zal worden afgenomen aan het eind van het schooljaar op alle scholen in de experimentgroep.

    • b. De interviews op scholen worden afgenomen op enkele scholen in de experimentgroep, onder docenten, leerlingen, ouders, bestuurders en andere professionals die zijn betrokken bij de uitvoering van het project, individueel of in groepsverband. De minister beslist op welke scholen de interviews worden afgenomen.

Artikel 5 Verdeling experimentgroep en controlegroep

  • 1. Ten behoeve van het onderzoek, worden de scholen, op basis van loting door een notaris in een experimentgroep en een controlegroep verdeeld. De uitslag van de loting wordt bekendgemaakt in november 2012.

  • 2. Scholen in de experimentgroep voeren het project uit in het schooljaar 2012–2013, en ontvangen hiervoor subsidie. Daarnaast nemen scholen in de experimentgroep deel aan de effectmeting en de procesevaluatie, die zullen worden uitgevoerd in opdracht van de minister.

  • 3. Scholen in de controlegroep:

    • a. nemen in het schooljaar 2012–2013 deel aan de effectmeting, en

    • b. voeren hun project uit in het schooljaar 2013–2014, ontvangen hiervoor subsidie, en nemen nogmaals deel aan de effectmeting.

Artikel 6. Kenniskring

De minister organiseert enkele bijeenkomsten waarin vertegenwoordigers van deelnemende scholen ervaringen uitwisselen over het verloop van de projecten. De eerste bijeenkomst zal worden georganiseerd in 2012. Voor de experimentgroep zullen in de loop van het schooljaar 2012–2013 enkele bijeenkomsten worden georganiseerd, en voor de controlegroep in de loop van het schooljaar 2013–2014.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor deze regeling is € 1.260.000.

  • 2. De subsidie bedraagt € 8.000 per school in het primair onderwijs, en € 10.000 per school in het voortgezet onderwijs.

  • 3. Aan maximaal 70 scholen in het primair onderwijs wordt subsidie verstrekt, en aan maximaal 70 scholen in het voortgezet onderwijs. Na het schooljaar 2013–2014 wordt geen subsidie meer verstrekt.

Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Daarbij geldt dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld geldt als datum van ontvangst met betrekking tot de verdeling.

  • 2. Indien toekenning van aanvragen die op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot die aanvragen de volgorde door loting vastgesteld.

Artikel 9. Betaling

  • 1. Een beschikking tot subsidieverstrekking wordt gegeven binnen 6 weken na 31 juli 2012.

  • 2. De subsidie wordt in één keer uitbetaald, uiterlijk in de maand december van het schooljaar waarvoor subsidie is verstrekt.

Artikel 10. Besteding subsidie

  • 1. Het eventueel niet voor de activiteiten aangewende deel van de subsidie kan worden besteed aan andere activiteiten van de instelling waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De activiteiten moeten uiterlijk zijn uitgevoerd op de laatste dag van het schooljaar waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Verantwoording over besteding van de verstrekte subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving, zoals bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, behorende bij richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving.

Artikel 11. Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2015.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling sociale veiligheid LHBT-jongeren op school.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Projecten

De minister wil, met het verstrekken van subsidies voor projecten zoals bedoeld in deze regeling, bijdragen aan een veilig schoolklimaat voor jongeren, waarin aandacht is voor seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid. Ongeacht de persoonlijke opvattingen van leerlingen, docenten, ouders en schoolleiders over seksuele diversiteit, kan een school bevorderen dat lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender jongeren (‘LHBT-jongeren’) weerbaar, veilig en geaccepteerd zijn. Op advies van verschillende experts op het gebied van pesten en op het gebied van seksuele voorlichting dient het project te worden opgebouwd uit de elementen externe voorlichting, omgangsvormen, aandacht voor seksuele diversiteit in het bestaande aanbod, nazorg op school en ouderbetrokkenheid (zie toelichting ad art. 2).

De projecten worden uitgevoerd op scholen in het primair onderwijs en scholen in het voortgezet onderwijs. Scholen voor speciaal onderwijs vallen ook binnen de doelgroep van deze regeling.

Kenniskring

Voor deelnemende scholen wordt een kenniskring georganiseerd, waarin ervaringen worden uitgewisseld over het verloop van de projecten (zie toelichting ad art.7) .

Onderzoek

De minister wil onderzoeken of deze projecten effectief kunnen bijdragen aan het creëren van een veilig schoolklimaat.

Het is de bedoeling dat de inhoud van de projecten aansluit bij de eigen cultuur en identiteit van de scholen.

Tijdspad

De aanvraag voor de subsidie moet uiterlijk op 31 juli 2012 door DUO zijn ontvangen. In augustus of september 2012 ontvangen scholen de beschikking over de subsidieverstrekking. Alle scholen waaraan subsidie wordt verstrekt doen in september of oktober 2012 mee aan een eerste effectmeting (de ‘nulmeting’). Naar verwachting voor eind november 2012 ontvangen scholen bericht of subsidie verstrekt wordt in 2012, of in 2013. De subsidie zal worden uitbetaald in december 2012, of in december 2013. De eerste groep scholen zal beginnen met de uitvoering van de projecten in januari 2013, de tweede groep in januari 2014.

Administratieve lasten

Onder administratieve lasten wordt verstaan: ‘de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid’.

Voor scholen worden de administratieve lasten van deze regeling geraamd op € 99.225. Dat komt neer op 8% van het totaal verstrekte subsidiebedrag. Iets meer dan de helft van de administratieve lasten bestaat uit deelname aan het onderzoek, de rest uit het aanvragen van de subsidie. Voor burgers zijn de administratieve lasten geraamd op 150 uur. Dat is de tijd die is gemoeid met de interviews van een aantal ouders op enkele scholen in de experimentgroep.

Naast bovengenoemde administratieve lasten zijn er ook nog andere uitvoeringslasten voor de scholen. Dat betreft het bijwonen van de bijeenkomsten, waarin vertegenwoordigers van de deelnemende scholen ervaringen uitwisselen over het verloop van de projecten.

VVM

Op grond van de hoge private nadelen bij vertraging van de invoering en inwerkingtreding van deze regeling, wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor ministeriële regelingen.

De scholen die op grond van deze regeling in aanmerking komen voor subsidie, hebben er baat bij dat de regeling zo snel mogelijk wordt gepubliceerd, zodat zij een eventuele subsidieaanvraag goed kunnen voorbereiden. Daarbij speelt een rol dat voor scholen een bijzondere jaarindeling geldt. Om scholen de kans te geven om de aanvraag nog in te dienen vóórdat de zomervakanties aan het einde van het schooljaar beginnen, is het belangrijk dat publicatie en inwerkingtreding zo vroeg mogelijk, bij voorkeur nog vóór 30 juni 2012 (zomervakantie voortgezet en primair onderwijs regio zuid) geschieden.

Daarnaast is het, in verband met de verwachte aanpassing van de kerndoelen belangrijk dat de projecten en het bijbehorend onderzoek in het schooljaar 2012–2013 worden uitgevoerd.

Artikelsgewijze toelichting regeling sociale veiligheid LHBT-jongeren op school

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

De projecten die scholen uitvoeren mogen wat betreft inhoud zeer divers zijn, maar worden in dezelfde vorm gegoten. Het onderzoek richt zich op de instrumenten die kunnen worden ingezet om een veilig(er) schoolklimaat te creëren, niet op de opvattingen die een school uitdraagt over seksuele diversiteit.

De projecten moeten worden uitgevoerd in groep 7 en groep 8 in het primair onderwijs, en in klas 1 en klas 2 in het voortgezet onderwijs.

Scholen mogen zelf beslissen in hoeveel klassen van de beoogde doelgroep een project wordt uitgevoerd, maar in ieder geval moet het tegelijk in zowel klas 1 als klas 2 of tegelijk in zowel groep 7 als groep 8 worden uitgevoerd.

De projecten bevatten de volgende vijf elementen:

  • a) Externe Voorlichting

    Eén of meerdere lessen, waarin leerlingen onder begeleiding kennis verwerven en in gesprek gaan over thema's als seksuele diversiteit, geloof, liefde, discriminatie.

  • b) Omgangsvormen

    Hiermee wordt bedoeld dat de school activiteiten organiseert waardoor leerlingen en docenten zich bewust worden van hun eigen gedrag en de invloed ervan op hun eigen welbevinden en dat van anderen. Doel is dat leerlingen een positieve bijdrage gaan leveren aan de sociale veiligheid van hun medeleerlingen, en docenten zich uitspreken tegen pesten en discriminatie. Dit kan in verschillende werkvormen zoals rollenspellen, debatteren of ervaringsgericht leren.

  • c) Aandacht LHBT in het bestaande lesprogramma

    Het is de bedoeling dat de aandacht voor de sociale veiligheid van LHBT-jongeren niet beperkt blijft tot een geïsoleerd project, maar dat het op structurele wijze wordt geïntegreerd in andere onderdelen van het bestaande lesprogramma. Dit element kan worden ingevuld door in reguliere lessen aandacht te schenken aan seksuele diversiteit. Zo kan dit binnen het bestaande lesprogramma bij één of meerdere vakken worden opgenomen.

  • d) Nazorg op school

    Specifieke aandacht voor seksualiteit, seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid in de zorgstructuur van de school, zodat leerlingen die onderwerpen op school kunnen bespreken met een vertrouwenspersoon.

  • e) Ouderbetrokkenheid

    De betrokkenheid van ouders kan worden ingevuld op een manier die past bij de school. Het is de bedoeling dat ouders betrokken worden bij de invulling van het project, en erover worden geïnformeerd, zoals bijvoorbeeld tijdens een ouderavond of in een brief van de school.

Artikel 3. Aanvraag

Door DUO is een standaardformulier ontwikkeld waarmee de aanvraag kan worden gedaan. Gebruik van dat formulier is niet verplicht, maar wel gemakkelijk voor zowel verzender als ontvanger van de aanvraag. Het standaardformulier is te vinden op www.duo.nl.

Artikel 4. Onderzoek

Het onderzoek zal door een onderzoeksbureau worden uitgevoerd. Het zal bestaan uit een effectmeting en een procesevaluatie.

Effectmeting

Alle scholen doen mee aan de effectmeting. Gemeten wordt het effect van het project op de houding van leerlingen tegenover homoseksualiteit, de ervaringen van (LHBT-) leerlingen met pesten en discriminatie, de veiligheidsbeleving van de leerlingen en de weerbaarheid van (LHBT-) leerlingen. Voor de effectmeting zullen twee vragenlijsten worden afgenomen onder de leerlingen. Nog vóórdat de scholen zijn verdeeld in een experimentgroep en een controlegroep wordt de eerste vragenlijst voor de effectmeting afgenomen. Op die manier is de eerste meting het zuiverst. Na verdeling voeren de scholen in de experimentgroep het project uit, maar de scholen in de controlegroep nog niet. Aan het einde van het schooljaar wordt een tweede vragenlijst afgenomen bij de leerlingen.

Scholen die in de controlegroep zijn ingedeeld, ontvangen in het schooljaar dat volgt subsidie om het project uit te voeren. Ook van de projecten in dat schooljaar wordt het effect gemeten, op dezelfde manier als in het eerste schooljaar.

Procesevaluatie

Op alle scholen in de experimentgroep wordt eenmalig een digitale vragenlijst afgenomen onder alle docenten die werken met de doelgroep van het project, aan het einde van het schooljaar. Daarin worden docenten bevraagd over hun ervaringen met het project.

Op sommige scholen in de experimentgroep worden interviews afgenomen onder enkele docenten, leerlingen, ouders en andere professionals die werken met de doelgroep van het project. Het doel van de interviews is te achterhalen hoe bepaalde maatregelen in de praktijk hebben gewerkt, en factoren te identificeren die de effectiviteit ervan hebben bevorderd of juist belemmerd. Er zullen individuele interviews worden afgenomen, en groepsgesprekken onder leiding van een onderzoeker worden georganiseerd. Als voorbereiding op het onderzoek zullen de interviewers openbare documenten van de school bestuderen, zoals bijvoorbeeld de schoolgids.

De minister bepaalt op welke scholen de interviews zullen worden afgenomen.

Artikel 5.Verdeling experimentgroep en controlegroep

Scholen die zich hebben aangemeld, nemen deel aan een eerste effectmeting (‘nulmeting’), en worden vervolgens ingedeeld in een experimentgroep en een controlegroep. Het onderzoeksbureau dat de effectmeting uitvoert zorgt ervoor dat de verschillende soorten scholen gelijkmatig worden verspreid over twee groepen. In een lotingsprocedure, uitgevoerd door een notaris, wordt bepaald welke groep de experimentgroep is, en welke de controlegroep. Iedere school heeft dus evenveel kans om in de ene of in de andere groep terecht te komen.

Scholen die worden ingedeeld in de experimentgroep, ontvangen subsidie voor de uitvoering van hun project, en nemen deel aan een tweede effectmeting en de procesevaluatie. De resultaten van de effectmeting in de experimentgroep worden vergeleken met de resultaten van de effectmeting in de controlegroep. Scholen die in het schooljaar 2012–2013 worden ingedeeld in de controlegroep, ontvangen in het schooljaar 2013–2014 subsidie voor uitvoering van het project dat ze hebben ingediend bij de aanvraag. Daarvoor is het niet nodig om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Artikel 6.Kenniskring

De minister organiseert bijeenkomsten, waarin door vertegenwoordigers van scholen ervaringen worden uitgewisseld over de projecten. De eerste bijeenkomst wordt georganiseerd nog voordat de scholen zijn verdeeld in een experimentgroep en een controlegroep. Daarin zullen scholen dus vooral van gedachten wisselen over de projectplannen. Na de verdeling in de experimentgroep en de controlegroep, zullen voor de scholen kenniskringen worden georganiseerd in de loop van het schooljaar waarin de projecten worden uitgevoerd. Voor de scholen in de experimentgroep zal dat dus zijn in 2012–2013, en voor de scholen in de controlegroep in 2013–2014.

Artikel 7. Subsidieplafond

Voor de projecten is een totaalbedrag van € 1.260.000 beschikbaar dat wordt verdeeld over de scholen. Per school in het primair onderwijs wordt € 8.000 verstrekt voor een project dat wordt uitgevoerd gedurende één schooljaar. Aan maximaal 70 scholen in het primair onderwijs wordt subsidie verstrekt. Per school in het voortgezet onderwijs wordt € 10.000 verstrekt voor een project dat wordt uitgevoerd gedurende één schooljaar. Aan maximaal 70 scholen in het voortgezet onderwijs wordt subsidie verstrekt.

Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen

De subsidieaanvragen worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld: ‘Wie het eerst komt, het eerst maalt’. Subsidie wordt verstrekt aan de eerste 70 scholen in het primair onderwijs die een complete aanvraag indienen, en de eerste 70 scholen in het voortgezet onderwijs die een complete aanvraag indienen.

Aanvragen worden geadresseerd aan:

Dienst Uitvoering Onderwijs

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer.

De datum waarop een aanvraag, compleet met projectplan, door de post is bezorgd op het adres van DUO, geldt als de datum waarop de aanvraag is binnengekomen.

Als een aanvraag onvolledig is, omdat bijvoorbeeld het projectplan ontbreekt, kan de minister de aanvrager in de gelegenheid stellen de aanvraag aan te vullen. Als datum van ontvangst geldt dan de datum van ontvangst van de aangevulde aanvraag.

Het is mogelijk dat op één dag zoveel aanvragen tegelijk binnenkomen dat ze niet allemaal kunnen worden gehonoreerd zonder het subsidieplafond te overschrijden. In dat geval wordt door middel van loting bepaald in welke volgorde de aanvragen worden behandeld.

De volgorde van binnenkomst van de aanvragen heeft geen invloed op de verdeling van de deelnemende scholen in de experimentgroep en de controlegroep. Dat betekent dus dat een school die laat een aanvraag indient, net zoveel kans heeft om in 2012–2013 subsidie te ontvangen als een school die vroeg een aanvraag indient.

Artikel 9. Betaling

De betaling van het subsidiebedrag aan de experimentgroep vindt in één keer plaats, uiterlijk in de maand december van het schooljaar 2012–2013. De betaling van het subsidiebedrag aan de controlegroep vindt in één keer plaats, uiterlijk in de maand december van het schooljaar 2013–2014.

Artikel 10. Besteding subsidie

Het project waarvoor subsidie is verstrekt, moet volledig worden uitgevoerd. Indien de kosten daarvan lager zijn dan de verstrekte subsidie, mag het overschot besteed worden aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Over de besteding van de verstrekte subsidie wordt verantwoording afgelegd in het jaarverslag.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven