Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2011, 19253 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2011, 19253 | Besluiten van algemene strekking |
Categorie: Strafvordering
Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO
Afzender: College van procureurs-generaal
Adressaat: Hoofden van de parketten
Registratienummer: 2011R017
Datum vaststelling: 07-10-2011
Datum inwerkingtreding: 01-11-2011
Geldigheidsduur: 31-10-2015
Publicatie Stcrt.: PM
Vervallen: Richtlijn voor strafvordering jeugd (2010R012)
Relevante beleidsregels: Aanwijzing effectieve afdoening strafzaken jeugdigen (2011A008)
Aanwijzing Halt-afdoening (2009A023)
Wetsbepalingen: –
Jurisprudentie : –
Evaluatie: –
Bijlage(n): 1
Het jeugdstrafrecht kent als algemeen uitgangspunt het voorkomen van recidive. Daarnaast heeft het jeugdstraf- en strafprocesrecht een pedagogisch karakter. Op nationaal niveau blijkt dit uit een apart sanctiestelsel waarbij zoveel mogelijk interventies worden ingezet gericht op een positieve gedragsbeïnvloeding van de jeugdige, alsmede de formulering in het Wetboek van Strafvordering van een aantal aparte strafproceswaarborgen gericht op de speciale benadering van de jeugdige gedurende het strafproces. Op internationaal niveau blijkt de pedagogische aanpak van het jeugdstraf- en strafprocesrecht uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989) en de algemene aanbevelingen van de Verenigde Naties via de Beijing Rules (1985), de Havana Rules (1990) en de Riyadh Guidelines (1990).
Een belangrijk deel van de jeugdcriminaliteit bestaat uit grensoverschrijdend gedrag dat samenhangt met het verkennen van grenzen en het nemen van risico’s passend bij de puberteit. De strafrechtelijke interventie is er dan veelal op gericht de door de maatschappij gestelde grenzen te bevestigen en eventuele schade aan de benadeelde te laten vergoeden. Jeugdcriminaliteit kan echter ook bestaan uit zeer ernstige geweldsdelicten of veelvuldige recidive waarbij sprake is van de ontwikkeling van een voortdurende criminele levensstijl. Het is dan van belang om stevig en consequent te kunnen ingrijpen en maatwerk te leveren dat gericht is op tastbare normbevestiging en correctie van crimineel gedrag.
In deze richtlijn worden de strafmaten aangegeven voor de afdoening van jeugdstrafzaken. Voor veel voorkomende delicten worden de strafmaten aangegeven om gelijke afhandeling te bevorderen. Bij recidive en zwaardere delicten wordt de afdoening bepaald na rapportage op de persoon. Deze richtlijn dient te worden gelezen in samenhang met de ‘Aanwijzing effectieve afdoening strafzaken jeugdigen’, waarin de uitgangspunten en procedure voor jeugdstrafzaken uitgebreid zijn beschreven.
Het Openbaar Ministerie streeft samen met de ketenpartners naar voortdurende verbetering en versnelling van het jeugdstrafproces. Er wordt ingezet op snelle interventies en directe afdoening van eenvoudige strafzaken door samenwerking en vereenvoudiging ‘aan de voorkant’.
De officier van justitie zal steeds een afweging maken tussen de aard en ernst van het delict, recidive en omstandigheden van de jeugdige. In het jeugdstrafrecht wordt een persoonsgerichte aanpak toegepast, waarbij het streven is om criminogene factoren te beperken en beschermende factoren te versterken.
De reactie op strafbaar gedrag dient te voldoen aan de volgende uitgangspunten:1
– De aanpak is persoonsgericht, dat wil zeggen risicogestuurd en afgestemd op de jeugdige met zijn lerend vermogen, het kunnen. Daarbij wordt rekening gehouden met de zwaarte van het delict en de ernst van de berokkende schade.
– De aanpak is contextgericht, met medeneming van het primaire opvoedingsmilieu, de ouders en het gezin, en andere milieus waarin de jeugdige verkeert, zoals school, werk, vrije tijd en leeftijdgenoten.
– De aanpak biedt perspectief, levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de jeugdige tot een invoegende, autonome en participatieve volwassene.
Het is wenselijk om de jeugdige verdachte te laten inzien wat de gevolgen zijn geweest van zijn strafbaar handelen. Vergoeding van de door de benadeelde geleden schade is daarom een belangrijk onderdeel van de afdoening.
Ook excuses maken aan het slachtoffer kan bijdragen aan het herstel van de gevolgen van het strafbare feit.
Bij de afhandeling van jeugdstrafzaken wordt de volgende indeling gehanteerd:
1–2 lichte delicten (tot 40 uur). |
Meerpleger, meer dan 2 delicten of zwaarder delict (meer dan 40 uur). |
Ernstige delicten , veelpleger, meer dan 5 delicten |
---|---|---|
– Halt, – Voorwaardelijk sepot (schade) – OM-afdoening |
– Dagvaarden |
– Voorgeleiden – Dagvaarden |
Bij jeugdige verdachten, die de eerste of tweede maal een licht delict begaan en waarbij er geen signalen zijn van achterliggende problematiek, wordt volstaan met een reactie gericht op normbevestiging. Dit betekent in ieder geval het vergoeden van de geleden schade en eventueel een boete of een taakstraf.
De Halt-afdoening is een afdoening van een feit van geringe aard om de jeugdige de mogelijkheid te bieden strafrechtelijke vervolging te voorkomen. De Halt-feiten waarvoor de politie rechtstreeks naar Halt kan verwijzen worden opgesomd in het Besluit aanwijzing Halt feiten. De officier van justitie heeft de bevoegdheid om ook voor andere strafbare feiten van geringe ernst de jeugdige naar Halt te verwijzen.3 Daarbij zal een belangrijk onderdeel van de afdoening gericht zijn op excuses maken en vergoeding van schade.
Voor veel voorkomende delicten is een richtlijn met uniforme strafmaten opgenomen in de strafmaattabel. In de tabel wordt voor deze delicten een aantal uren taakstraf aangegeven; dit kan een werkstraf of een door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde leerstraf zijn. Een leerstraf wordt opgelegd als bij de jeugdige een of meer criminogene tekorten zijn geconstateerd, waar met een leerstraf op ingespeeld kan worden. Als er sprake is van achterliggende problematiek kan de maatregel hulp en steun, uitgevoerd door de Jeugdreclassering ingezet worden.
De officier van justitie legt in beginsel een strafbeschikking op of biedt een transactie aan als het een eerste of tweede delict betreft, verdachte bekent en de op te leggen taakstraf beperkt is tot 40 uur.
Na implementatie van de Wet OM-afdoening is de op te leggen taakstraf bij een strafbeschikking maximaal 60 uur.
Een geldboete wordt eveneens als een passende sanctie gezien voor bepaalde delicten voor jongeren, die een bron van inkomsten hebben of in staat moeten worden geacht zelf het geld voor de boete te verdienen. Dit betreft vooral jongeren vanaf 15 jaar. Er is verder geen sprake van signaalgedrag of (vermoede) achterliggende problematiek. Deze afdoening is geschikt voor feiten, die onder het officiersmodel kunnen worden afgedaan (geen ernstig geweld tegen personen, geen zedendelict, geen brandstichting). Vergoeding van geleden schade heeft voorrang op de boete.
De bedragen voor de geldboete staan aangegeven in de strafmaattabel. Bij het bepalen van de geldboete wordt rekening gehouden met draagkracht.
Als het slachtoffer een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend, wordt een schadevergoedingsmaatregel zo mogelijk opgelegd als onderdeel van de straf.
Onder een meerpleger wordt verstaan: een jongere in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar tegen wie in de laatste drie jaar tenminste twee processen-verbaal zijn opgemaakt waarop een inhoudelijke justitiële afdoening is gevolgd en die opnieuw een misdrijf pleegt.
Een jeugdige veelpleger is: een jongere in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar tegen wie meer dan vijf processen-verbaal zijn opgemaakt waarvan het laatste in de afgelopen 12 maanden.
In geval van een zwaarder delict of een meerpleger volgt een dagvaarding voor de kinderrechter, tenzij de officier van justitie van oordeel is dat gezien de relatief geringe ernst van het feit en de omstandigheden van de jeugdige opnieuw kan worden volstaan met een (zwaardere) transactie of strafbeschikking.
Indien opnieuw een taakstraf wordt overwogen leidt, dan dit tot een verhoging van maximaal 50%. De taakstraf wordt dan als uitgangspunt gevorderd in combinatie met een andere straf of maatregel.
Een afdoening met enkel een taakstraf wordt uitgesloten voor verdachten van ernstige gewelds- en zedendelicten, waarop een gevangenisstraf van 6 jaar of meer is gesteld, en die een ernstige aantasting vormen van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Evenmin kan enkel een taakstraf worden opgelegd bij een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250.
Bij ernstige delicten4 of meermalen recidive, geldt als uitgangspunt dat voorlopige hechtenis wordt gevorderd en in beginsel een (voorwaardelijke) jeugddetentie of een maatregel (gedragsmaatregel of Pij) wordt geëist.
Bij deze strafzaken is nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of een gedragsdeskundige geboden om een gerichte effectieve interventie te kunnen inzetten Trajecten, passend voor deze jongeren zijn onder meer Intensieve Traject Begeleiding (ITB) in het kader van de maatregel hulp en steun door de Jeugdreclassering, de Gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen (GBM) of de maatregel Plaatsing in een inrichting voor Jeugdigen (Pij).
Bij de toepassing van voorlopige hechtenis geldt het bepaalde in artikel 493 Sv als uitgangspunt: de kinderrechter dient ambsthalve te toetsen of de voorlopige hechtenis geschorst kan worden. Als lijn moet worden gehanteerd dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst, tenzij de ernst van het feit, en/of de stand van zaken in het onderzoek dit niet toelaten. Voorts wordt ervan uitgegaan dat een plan van aanpak voor begeleiding door jeugdreclassering gereed is en behandeling in ambulant of civiel kader tot de mogelijkheden behoort.
De GBM is vooral aan de orde bij een doelgroep waarbij sprake is van ernstig delictgedrag in combinatie met zwaardere gedragsproblemen. Het programma in het kader van de GBM kan bestaanl uit een intensieve systeemgerichte behandeling, jeugdpsychiatrische zorg, geïndiceerde jeugdzorg en verslavingszorg.
Bij de keuze of een interventie wordt ingezet in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie of in het kader van de GBM, vormen de intensiteit en duur van de in te zetten interventies, uitgangspunten. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit brengen met zich mee dat het stellen van voorwaarden die langer duren dan zes maanden of bijzonder intensief van aard zijn, bij voorkeur worden toegepast in het kader van deze maatregel in plaats van in het kader van de voorwaardelijke veroordeling.5
Als de jongere niet naar behoren meewerkt aan de uitvoering van de maatregel wordt de omzetting in de nog resterende vervangende jeugddetentie gelast en direct tenuitvoer gelegd. Een stevige ‘stok achter de deur’ is daarom van belang. Bij de vordering tot het opleggen van een Gedragsbeïnvloedende maatregel wordt voor elke maand die de maatregel duurt een maand vervangende jeugddetentie gevorderd.
Indien er bezwaar wordt gemaakt tegen de omzetting zal de rechter bij de behandeling van het bezwaar in raadkamer beoordelen of de jongere de deelname aan het programma mag hervatten. Op deze wijze kan worden gezorgd voor een ‘time-out’.
Als een jeugdige tijdens de uitvoering van de maatregel een nieuw strafbaar feit pleegt dient overleg plaats te vinden met de officier van justitie of de maatregel kan worden voortgezet. Indien de jongere voor het strafbare feit in voorlopige hechtenis zit, dan schort dit ingevolge art. 77w, achtste lid Sr. de termijn van de maatregel op. Als deze opschorting van zodanige duur is dat het programma niet direct kan worden hervat wordt de maatregel omgezet.
Als kortdurende onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt gevorderd, wordt bij de eis voorzien in nazorg in een gedwongen kader, door tevens een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door jeugdreclassering te vorderen. Dit geldt in het bijzonder in de gevallen waarin het strafrestant6 korter dan drie maanden zal zijn.
In het jeugdstrafrecht wordt wat betreft strafmaat geen onderscheid gemaakt naar de aard van het daderschap noch naar de mate van uitvoering van het delict. Art 77 gg Sr schrijft voor dat de straffen voor poging, voorbereiding, deelneming en medeplichtigheid dezelfde zijn als die voor het voltooide misdrijf.
Met factoren als bijvoorbeeld waarde van de goederen, wapengebruik of geweld tegen gezagsdragers en personen met een publieke functie en mate van letsel wordt wel rekening gehouden als strafverzwarende omstandigheid. Discriminerende aspecten bij ingrijpende delicten leiden eveneens tot strafverzwaring.
Bij het bepalen van de strafmaat wordt rekening gehouden met de leeftijd: voor 12- tot 14-jarigen wordt een matiging toegepast van het aantal uren werkstraf.
Als vooraf een geldboete is aangeboden door middel van een transactie of strafbeschikking en niet betaald, wordt de eis ter zitting verhoogd met maximaal 20% indien er geen inhoudelijke redenen zijn aangevoerd om de zaak aan de rechter voor te leggen.
Voor elke € 50 van de te betalen geldboete wordt 1 dag vervangende jeugddetentie gevorderd.
Voor elke 2 uur taakstraf wordt 1 dag vervangende jeugddetentie gevorderd. Bij een negatieve terugmelding van de taakstraf wordt direct de omzetting in vervangende jeugddetentie gelast.
In de strafmaattabel wordt als omrekenfactor voor iedere 2 uur taakstraf € 10 euro geldboete gehanteerd.
art |
omschrijving |
||
---|---|---|---|
137 |
(aanzetten tot) discriminatie |
32 uur / 160 euro |
|
141 |
openlijk geweld goederen |
||
schade < 900 euro |
20 uur / 100 euro |
||
schade > 900 euro |
40 uur / 200 euro |
||
141 |
openlijk geweld personen |
||
gering geweld/letsel |
40 uur / 200 euro |
||
fors geweld/letsel of gebruik slagwapen |
Vanaf 60 uur |
||
zwaar letsel |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
||
157 |
brandstichting |
||
schade < 900 euro |
vanaf 30 uur |
||
schade > 900 euro |
vanaf 60 uur |
||
aanzienlijke schade gevaarzetting /gevaar voor personen |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
||
180 |
wederspannigheid |
32 uur / 160 euro |
|
184 |
niet voldoen aan ambtelijk bevel |
20 uur / 100 euro |
|
188 |
valse aangifte |
||
zonder ernstig gevolg voor anderen |
32 uur/ 160 euro |
||
met ernstig gevolg voor anderen |
60 uur |
||
225 |
valsheid in geschrift |
28 uur / 140 euro |
|
239 |
schennis |
vanaf 32 uur |
|
242 |
verkrachting |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
|
(tongzoen – zie aanranding) |
|||
243–245 |
seksueel binnendringen bewusteloze, onmachtige, gestoorde, < 12 jaar en < 16 jaar |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
|
246 |
aanranding |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
|
tongzoen |
60 uur |
||
eenmalig billen / borsten knijpen |
vanaf 32 uur |
||
247 |
ontucht met kind <16 jaar |
Uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
|
266 |
belediging |
20 uur/ 100 euro |
|
267 jo 266 |
belediging ambtenaar in functie |
28 uur / 140 euro |
|
285 |
bedreiging |
||
alleen mondeling of via internet |
vanaf 20 uur / 100 euro |
||
met tonen mes |
vanaf 40 uur |
||
tonen (nep)vuurwapen |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
||
300 |
mishandeling |
||
geen letsel |
vanaf 20 uur / 100 euro |
||
gering letsel |
vanaf 40u / 200 euro |
||
302 |
zware mishandeling |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
|
310/311/416 |
diefstal (in vereniging) / opzetheling |
||
(winkel)diefstal met schade < 150 euro |
20 uur / 100 euro |
||
(winkel)diefstal met schade > 150 euro |
32 uur / 160 euro |
||
fietsdiefstal |
32 uur / 160 euro |
||
diefstal bromfiets |
40 uur / 200 euro |
||
zakkenrollerij of bagagediefstal |
60 uur |
||
diefstal uit auto |
60 uur |
||
– van auto |
vanaf 70 uur |
||
311 |
diefstal met braak of verbreking (in vereniging) |
||
bedrijfspand of school |
80 uur |
||
woning |
120 uur |
||
312/317 |
diefstal met geweld/ afpersing op openbare weg |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
|
321 |
verduistering |
||
schade < 150 euro |
20 uur / 100 euro |
||
schade > 150 euro |
32 uur/ 260 euro |
||
322 |
verduistering in dienstbetrekking |
||
schade < 150 euro |
32 uur / 160 euro |
||
schade > 150 euro |
40 uur / 200 euro |
||
326 |
oplichting |
||
schade < 150 euro |
28uur / 140 euro |
||
schade > 150 euro |
40uur / 200 euro |
||
350 |
vernieling (waaronder graffiti) |
||
schade < 900 euro |
20 uur / 100 euro |
||
schade > 900 euro |
Vanaf 32 uur / 160 euro |
||
416 |
opzetheling |
Zie 310/311 |
|
417bis |
schuldheling |
||
schade < 150 euro |
16 uur / 80 euro |
||
schade > 150 euro |
24 uur / 120 euro |
||
417 |
gewoonteheling |
Vanaf 60 uur |
|
7 WVW 1994 |
doorrijden na aanrijding |
vanaf 24 uur/ 120 euro |
|
8 WVW 1994 |
rijden onder invloed verdachte jonger dan 16 jaar |
||
Fiets |
|||
Vanaf AAG 235 / 0,54‰ |
15 uur/ 75 euro |
||
Bromfiets |
|||
AAG 95-230 / 0,22–0,53‰ |
10 uur/ 50 euro |
||
AAG 235-350 / 0,54–0,80‰ |
15 uur/ 75 euro |
||
AAG 355-435 / 0,81–1,00‰ |
20 uur/ 100 euro |
4 mnd OBM |
|
AAG 440-570 / 1,01–1,30‰ |
25 uur/ 125 euro |
4 mnd OBM |
|
AAG 575-650 / 1,31–1,50‰ |
30 uur/ 150 euro |
4 mnd OBM |
|
AAG 655-785 1,51–1,80‰ |
35 uur/ 175 euro |
5 mnd OBM |
|
AAG 790-865 / 1,81–2,00‰ |
40 uur/ 200 euro |
6 mnd OBM |
|
AAG 870-1090 / 2,01–2,50‰ |
45 uur |
7 mnd OBM |
|
AAG > 1090 / 2,51 ‰ |
50 uur |
8 mnd OBM |
|
Weigering fiets |
20 uur/ 100 euro |
||
Weigering bromfiets |
35 uur/ 175 euro |
5 mnd OBM |
|
163 WVW 1994 |
Vanaf 16 jaar wordt verwezen naar de Richtlijn rijden onder invloed in BOS/Polaris |
||
11 WVW 1994 |
joyriding |
32 uur/ 160 euro |
|
10 OW |
Opiumwet Lijst I |
||
aanwezig hebben >0–<5g of 1–10 pillen |
20–40 uur / 100–200 euro |
||
aanwezig hebben 5<25g of 10–50 pillen |
60–120 uur |
||
aanwezig hebben 25g of >50 pillen |
vanaf 100 uur |
||
dealerindicatie of drugsrunnen |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
||
11 OW |
Opiumwet Lijst II |
||
aanwezig hebben 0 < 5g |
12 uur / 60 euro |
||
aanwezig hebben 5–<30g |
16-30 uur / 80–150 euro |
||
aanwezig hebben 30g of > |
vanaf 40 uur |
||
dealerindicatie of drugsrunnen |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
||
Expliciet wordt vermeld dat het gedoogbeleid voor (soft)drugs niet geldt voor minderjarigen. |
|||
55 WWM |
busje CS-gas |
20 uur / 100 euro |
|
voorhanden hebben steekwapen of nepvuurwapen |
Vanaf 24 uur / 120 euro |
||
vuurwapen |
uitgangspunt onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden |
Halt staat voor Het Alternatief. In de Aanwijzing Halt-afdoening worden de procedure en de recidiveregeling beschreven.
In de strafmaattabel wordt bij ernstige delicten steeds aangegeven: onvoorwaardelijke jeugddetentie en voorgeleiden.
Onder een strafrestant dient te worden verstaan het gedeelte van een opgelegde vrijheidsstraf dan wel van het samenstel van dergelijke straffen dat nog moet worden ondergaan (artikel 1, onderdeel q, Bjj). De omvang van dit strafrestant wordt bepaald bij het onherroepelijk worden van de uitspraak.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-19253.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.