ARTIKEL I
De Wet merken BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt ‘Onze Minister van Economische Zaken’ vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.
B
In de artikelen 7, eerste lid, en 10, achtste lid, wordt ‘bijlage IC’ vervangen door: bijlage 1C.
C
In de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste lid, onderdeel b, 41 en 47 wordt ‘de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale
inschrijving van merken van 14 april 1891’ telkens vervangen door: het Protocol van 27 juni 1989 (Trb. 1990, 44) bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891.
D
In artikel 10 worden het derde tot en met achtste lid vernummerd tot tweede tot en met zevende lid.
E
Artikel 18 komt te luiden:
Artikel 18
De internationale depots geschieden volgens de bepalingen van het Protocol van 27 juni 1989 (Trb. 1990, 44) bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891. De nationale rechten,
bedoeld in artikel 8, eerste lid, alsmede de rechten bedoeld onder artikel 8, zevende lid, onderdeel a, van het voorgenoemde
Protocol, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald.
F
In artikel 21, vijfde lid, wordt ‘artikel 23, vierde en vijfde lid’ vervangen door: artikel 23, derde en vierde lid.
G
In artikel 35 wordt na ‘artikel 32’ ingevoegd: en artikel 33.
H
In artikel 40 wordt ‘het Protocol van 28 juni 1989’ vervangen door: het Protocol van 27 juni 1989.
I
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891 en het Protocol
bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken 27 juni 1989’ wordt vervangen door: het
Protocol van 27 juni 1989 (Trb. 1990, 44) bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891.
2. De zinsnede ‘de genoemde Overeenkomst en Protocol’ wordt vervangen door: het genoemde Protocol.
ARTIKEL II
De Wet Kamers van Koophandel en Nijverheid BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Er wordt twee leden toegevoegd, luidende:
-
4. Het onderscheid tussen grootbedrijf en kleinbedrijf geldt niet voor de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.
-
5. De kiezers die ingezetene zijn van het openbaar lichaam Sint Eustatius kiezen twee leden en de kiezers die ingezetene zijn
van het openbaar lichaam Saba kiezen twee leden. Als vijfde lid van het bestuur wordt diegene gekozen die daarna de meeste
stemmen heeft behaald, ongeacht de herkomst van die stemmen.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: (tevens Nederlanders).
2. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘die gedurende 1 jaar, onmiddellijk’ vervangen door: die op 1 juli.
3. In het vijfde lid wordt ‘deze verordening’ vervangen door: deze wet.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
6. Voor de verkiezingen in het jaar 2011, kan, in afwijking van de in het eerste lid genoemde datum van 1 juli, de datum van
15 oktober gehanteerd worden.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘De Kamer’ ingevoegd: van Bonaire.
2. Aan het eind van het eerste lid wordt toegevoegd: De Kamer van Sint Eustatius en Saba maakt een kiezerslijst per openbaar
lichaam met de kiezers die ingezetene zijn van dat openbaar lichaam.
3. In het eerste lid vervalt de zinsnede: vaartuig bij laag water te lichten of uit hoofde van andere noodzakelijke redenen.
4. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. In de aanhef van het vijfde lid wordt ‘4de lid van artikel 1’ vervangen door: derde lid van artikel 1a.
D
In artikel 5, eerste lid vervalt de zinsnede: , tevens Nederlanders of Nederlandsche onderdanen zijn.
E
Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
F
Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
G
Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:
H
In artikel 10, eerste lid, wordt ‘bedoeld bij lid 4 van artikel 1’ vervangen door: bedoeld in het derde lid van artikel 1a.
ARTIKEL III
De Wet vestiging bedrijven BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 4 worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
-
1. Het bestuurscollege beslist binnen acht weken op een aanvraag.
-
2. De in het eerste lid genoemde termijn vangt aan op het moment dat een aanvraag op een door het bestuurscollege vast te stellen
wijze is ingediend en kan door het bestuurscollege schriftelijk worden verlengd met ten hoogste acht weken, indien het bestuurscollege
voornemens is een aanvraag af te wijzen op grond van artikel 5, tweede lid.
Artikel 4b
-
1. Indien niet tijdig op de aanvraag is beslist, is de vestigingsvergunning van rechtswege gegeven.
-
2. De verlening van rechtswege geldt als beschikking.
-
3. De beschikking, bedoeld in het tweede lid, treedt in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn, bedoeld in artikel
4a.
Artikel 4c
-
1. Het bestuurscollege maakt de beschikking, bedoeld in artikel 4b, tweede lid, op de daarvoor gebruikelijke wijze bekend binnen
twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.
-
2. Bij de bekendmaking wordt vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.
-
3. Het bestuurscollege kan nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 6, verbinden aan een van rechtswege gegeven vergunning,
door binnen acht weken na afloop van de beslistermijn een nadere beschikking te nemen.
B
Het tweede lid van artikel 5 komt als volgt te luiden:
-
2. De vergunning kan worden geweigerd met het oog op een te beschermen algemeen belang, onder voorwaarde dat de Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voorafgaand aan de weigering daarmee heeft ingestemd. Het gemotiveerde verzoek om
instemming wordt door het bestuurscollege aan de minister gezonden met in ieder geval een beschrijving van het te beschermen
algemeen belang. De Minister deelt zijn beslissing mee uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van het verzoek om instemming.
C
In artikel 8 wordt ‘een maand’ vervangen door: twee weken.
D
In artikel 7, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:
-
c. indien de vergunninghouder zijn zaak gedurende drie achtereenvolgende maanden of langer voor het publiek heeft gesloten en
hij het bestuurscollege daarvan niet schriftelijk in kennis heeft gesteld;
-
d. indien de vergunninghouder zijn zaak gedurende zes achtereenvolgende maanden of langer voor het publiek heeft gesloten en
hij het bestuurscollege van een tijdelijke sluiting schriftelijk in kennis heeft gesteld.
E
In artikel 10 wordt het vierde lid vervangen door twee leden:
-
4. De feiten, strafbaar gesteld in het eerste en tweede lid van dit artikel, worden beschouwd als overtredingen.
-
5. De feiten, strafbaar gesteld in het derde lid van dit artikel, worden beschouwd als misdrijven.
ARTIKEL IV
De wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 33, tweede lid, wordt ‘gevangenisstraf’ vervangen door: hechtenis.
B
In artikel 34 wordt ‘eerste en derde lid’ vervangen door: eerste lid.
ARTIKEL V
Het Uitvoeringsbesluit merken BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel c, wordt ‘Onze Minister van Economische Zaken’ vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.
B
Artikel 7, derde lid, vervalt.
C
Artikel 14, eerste lid, tweede volzin, vervalt.
D
Artikel 31, tweede volzin, vervalt.
ARTIKEL VI
Het Kiesbesluit voor de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt de zinsnede ‘artikel 1, vierde lid’ vervangen door: artikel 1a, derde lid, en artikel 6, zesde lid.
B
In artikel 5, eerste lid, vervalt de zinsnede ‘, Nederlanders en Nederlandsche onderdanen zijnde,’.
C
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 17a
-
1. Voor de verkiezingen in het jaar 2011 kan worden afgeweken van de data en termijnen genoemd in de artikelen 5, tweede lid,
6, 7, 10, 13, 14 en 17.
-
2. Het bestuur van de Kamer maakt de toepasselijke data en termijnen op passende wijze bekend.
D
In artikel 20, eerste lid, wordt na de zinsnede ‘ten minste 15 kiezers’ ingevoegd: voor de Kamer van Bonaire respectievelijk
ten minste 5 kiezers voor de Kamer van Sint Eustatius en Saba,.
E
In artikel 25, eerste lid, wordt ‘ten minste 15 kiezers als in artikel 20 bedoeld’ vervangen door: ten minste het aantal kiezers,
bedoeld in artikel 20.
F
Na artikel 69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 69a
De benoeming van de bestuursleden in de jaren 2011 en 2012 geschiedt voor een termijn van 1, 2, of 3 jaar, op basis van het
op grond van 6, vijfde lid, van de wet opgestelde aftreedrooster.
ARTIKEL VII
Artikel 2 van de Uitvoeringsregeling merken BES vervalt.
TOELICHTING
Algemeen
Grondslag en noodzaak
Artikel 20, eerste en tweede lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba biedt de mogelijkheid
om bij ministeriële regeling wetten te wijzigen die bij de transitie van 10 oktober 2010 op Caribisch Nederland zijn gaan
gelden. Voorwaarde voor het gebruik van deze grondslag is ofwel dat de aanpassing noodzakelijk is voor de toepassing van die
regelingen of ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen.
De wijzigingen in deze ministeriële regeling betreffen vier wetten, twee algemene maatregelen van bestuur en een ministeriële
regeling. De wijzigingen dienen ertoe enkele fouten te herstellen die in de loop van dit jaar aan het licht gekomen zijn.
Deze regeling streeft naast het herstellen van die fouten ook enkele beleidsmatige doelen na, te weten, de vereenvoudiging
van de administratieve afwikkeling van de vestigingsvergunning, versoepeling van de eisen voor het actief en passief kiesrecht
voor het bestuur van de kamer van koophandel en een praktische uitvoering van de verkiezingen voor dat bestuur.
De vereenvoudiging van de afhandeling van aanvragen voor een vestigingsvergunning is noodzakelijk omdat de afhandeling thans
nog vaak langer op zich laat wachten dan redelijk kan worden geacht. De enige remedie tegen een uitblijvende beslissing was
tot dusver het instellen van administratief bezwaar of beroep, hetgeen in zichzelf opnieuw een beroep deed op de beperkte
capaciteit van de bestuurscolleges en tevens onnodige kosten met zich meebracht voor het bedrijfsleven. De gevonden remedie
betreft een van rechtswege verleende vergunning (fictieve positieve beschikking, ook wel bekend als lex silencio positivo)
gekoppeld aan een reële beslistermijn. Op deze wijze zal op het merendeel van de aanvragen zonder al te veel omhaal een positieve
beschikking volgen hetgeen, zoals bekend, ook steeds de bedoeling is geweest van de Wet vestiging bedrijven BES. Een negatieve
beschikking volgt slechts in die gevallen waar de aanstaande ondernemer onmiskenbaar te weinig vermogen of capaciteiten heeft
dan wel waar het algemeen belang in het geding is. Naast het invoeren van een lex silencio positivo bleek het namelijk ook
noodzakelijk de afwijzingsgrond van artikel 5, tweede lid, te verruimen en te verduidelijken. Immers de omstandigheid dat
na de transitie nog niet op alle relevante beleidsvelden het noodzakelijk instrumentarium tot stand is gekomen, maakt dat
de vestigingswetgeving vooralsnog het enige beschikbare instrumentarium is om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Voor
een in beginsel beperkte periode treedt de Wet vestiging bedrijven BES dus in de lacune van instrumentarium dat nog tot stand
moet komen. Het tweede lid van artikel 5 van de Wet vestiging bedrijven BES bood reeds de mogelijkheid om met voorafgaande
instemming van Onze Minister een vestigingsvergunning voor een bedrijf af te wijzen, onder de voorwaarde dat op de overzeese
eilanden al een gelijksoortige onderneming is gevestigd. Deze afwijzingsgrond bleek in de praktijk niet te functioneren: het
tweede lid was onvoldoende inzichtelijk voor de bestuurscolleges en de ondernemers. Door in het tweede lid explicieter te
beschrijven dat het bestuurscollege een algemeen belang kan betrekken in de afweging, hoe de Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie betrokken dient te worden en door de reikwijdte van het lid te vergroten, wordt een tekortkoming in
de wet hersteld.
De Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES bevatte een vereiste van Nederlanderschap voor het passieve en het actieve
kiesrecht voor het bestuur van de Kamer van Koophandel. Met name voor de kleinere eilanden Saba en Sint Eustatius stuitte
dit op problemen voor de te vormen Kamer van Koophandel. Door het vereiste van Nederlanderschap te laten vervallen, wordt
recht gedaan aan het internationale karakter van de ondernemersgemeenschap op beide eilanden en wordt geen belemmering meer
opgeworpen voor geschikte kandidaten. Met deze wijziging kunnen betere besturen van de Kamers van Koophandel en Nijverheid
in Caribisch Nederland worden gevormd.
De voorstellen voor wijziging zijn in september 2011 voorgelegd aan de betrokken bestuurscolleges en de besturen van de Kamers
van Koophandel en Nijverheid. De reacties luiden instemmend, met op enkele onderdelen een suggestie voor verbetering. Waar
de reacties van deze partijen hebben geleid tot wijzigingen in deze regeling, is dat in de toelichting opgenomen.
De melding als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder d, van de Wet vestiging bedrijven BES, waarmee hij aan het bestuurscollege
aangeeft dat zijn zaak gedurende een periode van 3 tot 6 maanden voor het publiek gesloten zal zijn, leidt tot een (geringe)
toename van de administratieve lasten. Geschat kan worden dat een zodanige melding niet vaker dan 50 maal per jaar zal worden
gedaan (op de 3 eilanden tezamen); de kosten per melding kunnen worden geschat op USD 12,50 per melding (15 minuten tegen
een uurtarief van USD 50) in totaal dus USD 625. Als positief bedrijfseffect voor deze wijzigingsregeling valt te vermelden
dat de ondernemer door het invoeren van de lex silencio positivo snel duidelijkheid krijgt over het verlenen van zijn vergunning.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, B en H
De aanpassingen in artikel I onderdelen A, B en H zijn van redactionele aard.
Onderdelen C, E en I
De wijzigingen in onderdelen C, E en I betreffen de Overeenkomst van Madrid. Het systeem van Madrid inzake merkenwetgeving
omvat de Overeenkomst van Madrid en het Protocol van Madrid. Het Protocol van Madrid uit 1989 is goedgekeurd en geratificeerd
voor Caribisch Nederland, te weten Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Overeenkomst van Madrid uit 1891 is wel goedgekeurd,
maar niet geratificeerd voor Caribisch Nederland, en is dus niet in werking getreden voor Caribisch Nederland. Nederland is
aangesloten bij zowel de Overeenkomst als het Protocol. De gelding van het Protocol is uitgebreid tot Caribisch Nederland.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft ervoor gekozen om – bij wijze van uitzondering – de gelding
van de Overeenkomst niet uit te breiden tot Caribisch Nederland, ondanks het feit dat Nederland wel is aangesloten bij de
Overeenkomst. De redenen voor deze beslissing zijn de volgende:
-
• de Overeenkomst en het Protocol regelen beiden nagenoeg hetzelfde. Het Protocol is echter moderner, flexibeler en makkelijker
in gebruik. Een land kan ervoor kiezen alleen partij te zijn bij de Overeenkomst, alleen bij het Protocol, of van allebei.
Gezien de datum en flexibiliteit, zijn veel landen enkel aangesloten bij het Protocol.
-
• er is nog maar één land (Algerije) dat aangesloten is bij de Overeenkomst maar niet bij het Protocol. Het is de verwachting
dat deze staat zich binnen afzienbare tijd zal aansluiten bij het Protocol.
-
• aangezien het Protocol makkelijker is in gebruik en nagenoeg hetzelfde regelt als de Overeenkomst, is het zowel voor de WIPO
als voor aangesloten staten eenvoudiger om de Overeenkomst van Madrid buiten werking te laten, zodra alle partijen zijn aangesloten
bij het Protocol.
Aangezien Caribisch Nederland slechts aangesloten is bij het Protocol van Madrid, worden de verwijzingen naar de Overeenkomst
van Madrid in de Wet merken BES aangepast.
Onderdeel D
Van artikel 10 is in een eerdere fase het tweede lid al vervallen. Om de ontstane leemte weg te nemen, zijn de overige leden
vernummerd in onderdeel D van Artikel I.
Onderdeel F
De vorderingen, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, staan vermeld in het derde en vierde lid van artikel 23. Om deze reden
bevat onderdeel F een aanpassing in de verwijzing.
Onderdeel G
Teneinde elke twijfel weg te nemen of ook de voorwaarden, gesteld in artikel 33, in acht zijn genomen bij het inschrijven
van een collectief merk krachtens artikel 35 wordt expliciet gemaakt dat het depot van het reglement dat bij dat merk behoort
ook dient te voldoen aan de vereisten gesteld in artikel 33. Deze aanpassing is opgenomen in onderdeel G van artikel I.
Artikel II
Onderdelen A, B en D
Artikel II, onderdelen A, B en D, bevatten wijzigingen in de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES, die noodzakelijk
zijn in verband met de nieuw opgerichte Kamers van Koophandel en Nijverheid. Sinds de vorming van Caribisch Nederland op 10 oktober
2010 is er naast de bestaande Kamer van Koophandel op Bonaire een nieuwe Kamer van Koophandel voor Sint Eustatius en Saba.
Voor de transitiedatum kenden deze eilanden geen eigen Kamer van Koophandel maar vielen ze onder de Kamer van Koophandel die
gevestigd was op Sint Maarten.
Een aspect van de oprichting is de verkiezing voor de bestuursleden die binnen afzienbare termijn moet plaatsvinden. Met name
de bovenwindse eilanden kennen een zeer internationale ondernemersgemeenschap. Vandaar dat de beperking van het actieve kiesrecht
tot enkel Nederlanders als onrechtvaardig wordt gezien en deze het draagvlak voor de Kamer van Koophandel op de bovenwindse
eilanden dreigt te verkleinen. Daarnaast is zowel op Sint Eustatius als op Saba de bevolkingsomvang dusdanig klein dat de
Kamer en het eiland geen dienst bewezen wordt, indien capabele kandidaten, die zich willen inzetten voor het eiland, niet
in aanmerking komen voor een bestuursfunctie bij de kamer van Koophandel omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit beschikken.
Op grond van het bovenstaande en het feit dat de Kamerbesturen binnen korte termijn moeten worden gekozen, is het vereiste
Nederlanderschap voor het actieve en passieve kiesrecht komen te vervallen. Deze wijzigingen zijn ook doorgevoerd voor de
Kamer van Koophandel op Bonaire, omdat deze opereert binnen een overeenkomstige context.
Voor de bovenwindse eilanden vervalt in onderdeel A ook het onderscheid tussen grootbedrijf en kleinbedrijf. Voor Bonaire
geldt dat het aantal leden dat voor het grootbedrijf wordt verkozen van 3 naar 2 gaat. Voor het bestuur op de eilanden Sint
Eustatius en Saba wordt de volgende methode voor de verkiezingen gehanteerd. In eerste instantie kiezen de kiezers die ingezetene
zijn van een openbaar lichaam twee van de vijf leden. Dat wil zeggen, de kiezers van het eiland Sint Eustatius brengen hun
stem uit, waarbij de twee personen met de meeste stemmen namens hen in het bestuur plaatsnemen. Daarnaast brengen de kiezers
van het eiland Saba hun stem uit waarna twee personen namens hen in het bestuur plaatsnemen. Aangezien het bestuur vijf leden
telt, wordt het vijfde lid, diegene die, ongeacht de herkomst van de stemmen, daarna nog in absolute zin de meeste stemmen
heeft gekregen.
Deze wijzigingen vinden plaats op grond van opmerkingen die binnen gekomen zijn naar aanleiding van de consultatie.
Daarnaast wordt voor de aankomende verkiezingen ook de eis aangepast met betrekking tot het ingeschreven staan in het handelsregister.
Gegeven de schaal van de eilanden is de behoefte verdwenen om kieslijsten samen te stellen uit personen die gedurende het
gehele jaar voorafgaand daaraan als bestuurder van een onderneming ingeschreven stonden. Op grond van opmerkingen die bij
de consultatie zijn gemaakt, is besloten om daarvoor een vaste datum van enig jaar te kiezen. Omdat de kieslijsten voor een
jaar in de maand augustus worden vastgesteld (met uitzondering van het jaar 2011), is gekozen voor 1 juli als peildatum. Wie
op 1 juli van enig jaar is ingeschreven in het handelsregister, mag dat jaar stemmen voor de vrijgevallen bestuursposities.
De kamer moet de verkiezingen en het opstellen van de kieslijsten voorbereiden; de termijn van ruim een maand die hiervoor
geboden wordt is zo kort mogelijk en werkbaar.
In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is de Kamer van Koophandel Bonaire geherstructureerd
en de Kamer van Koophandel Sint Eustatius en Saba opgezet. De gedeeltelijke overdracht van het handelsregister van Sint Maarten
is geen garantie gebleken voor een volledig en correct register na de transitie. Ook op Bonaire is er geen garantie dat het
handelsregister ten tijde van de transitie helemaal op orde was. Daarom wordt voor de verkiezingen van de besturen van de
Kamers van Koophandel op Caribisch Nederland voor het jaar 2011 niet de eis opgelegd dat alleen diegenen mogen kiezen ‘die
gedurende 1 jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het opmaken van de kiezerslijst, in het handelsregister van het gebied van
de kamer voorkomen’, zoals stond in het eerste lid van artikel 3 van de wet. Ook is de nieuw ingevoegde peildatum van 1 juli
van enig jaar in dit geval niet werkbaar. Om bij de verkiezingen van 2011 in aanmerking te komen voor het kiesrecht, moet
men op 15 oktober 2011 in het handelsregister ingeschreven staan. Deze eenmalige aanpassing heeft ook te maken met de transitie
van de Kamers van Koophandel en het handelsregister, dat oorspronkelijk gehouden werd op Sint Maarten. Door de peildatum op
15 oktober 2011 te stellen, wordt de mogelijkheid geboden zich alsnog snel in het juiste register in te schrijven en in aanmerking
te komen voor het actief kiesrecht. De Kamers van Koophandel hebben inmiddels een nieuw registratiesysteem voor het handelsregister
geïmplementeerd en er bestaat de wettelijke plicht om zich in te schrijven.
De kieslijst die de Kamer van Koophandel opstelt, is gebaseerd op de inschrijvingen in het handelsregister. Om mee te kunnen
stemmen moet men dus wel geregistreerd staan.
Onderdeel C
Enkel voor de Kamer van Bonaire blijft het onderscheid tussen grootbedrijf en kleinbedrijf in stand. Dat onderscheid komt
tot uitdrukking in de twee kiezerslijsten die voor Bonaire worden opgesteld. Het reeds onder Antilliaanse regelgeving weggevallen
tweede lid van artikel 4 maakte duidelijk dat de verschillende lijsten bedoeld waren voor het grootbedrijf en kleinbedrijf.
Dat lid wordt daarom weer ingevoerd.
Voor Saba en Sint Eustatius geldt dat de kiezerslijsten per eilandgebied worden gemaakt, zonder differentiatie naar grootbedrijf
en kleinbedrijf. De aanpassingen in het derde en het vijfde lid zijn van redactionele aard.
Onderdeel E
Het gehele bestuur van de Kamer van Koophandel en Nijverheid voor Sint Eustatius en Saba wordt binnenkort gekozen. Voor de
Kamer van Koophandel en Nijverheid op Bonaire geldt dat de benoeming van een deel van het huidige bestuur zou kunnen worden
verlengd, hetgeen in verband met de continuïteit de voorkeur geniet. Indien de benoemingen niet worden verlengd is ook daar
een gehele bestuurswissel aan de orde. Om op termijn de continuïteit te waarborgen, is in de wet vastgelegd dat per jaar een
derde van het bestuur aftreedt. Dat houdt in dat afgeweken moet worden van het eerste lid van artikel 6, in ieder geval voor
de aankomende verkiezingen. Daardoor kunnen bestuursleden voor een kortere termijn dan drie jaar worden benoemd. Het gevolg
daarvan zal zijn dat bestuursleden eerder dan na 3 jaar zullen aftreden, op grond van het aftreedrooster, bedoeld in het vijfde
lid.
Onderdeel F
Voor de verkiezingen in 2011 is er geen sprake van periodieke aftreding ingevolge artikel 6 of het openvallen ingevolge artikel
7. Omdat de benoemingen aflopen per 31 december, dienen voor die tijd verkiezingen plaats te vinden. De mededeling wanneer
die verkiezingen plaats vinden, wordt daarom gedaan uiterlijk op 31 oktober.
Onderdeel G
De Kamer van Koophandel en Nijverheid voor de bovenwindse eilanden is gevestigd op Sint Eustatius. Op grond van artikel 4,
eerste lid, kan het bestuurscollege van Sint Eustatius een verkiezingscommissie instellen. Om de betrokkenheid van Saba veilig
te stellen is in het vierde lid van artikel 4 een instemmingsrecht opgenomen. Op die manier kan worden voorkomen dat de belangen
van de Sabaanse gemeenschap niet worden vertegenwoordigd.
Onderdeel H
De aanpassing is van redactionele aard.
Artikel III
Onderdeel A
Dit onderdeel voegt enkele artikelen toe aan de Wet vestiging bedrijven BES.
Door het toevoegen van deze artikelen kunnen de meeste aanvragen voor een vestigingsvergunning sneller en eenvoudiger worden
afgehandeld.
Degene die een vestigingsvergunning wenst te krijgen dient daartoe een aanvraag in. Het bestuurscollege controleert of de
aanvraag volledig is, en stelt de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag aan te vullen als dat niet het geval is.
Vervolgens hoort het bestuurscollege de Kamer van Koophandel en Nijverheid over de aanvraag.
Is het bestuurscollege van mening dat er geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van een vestigingsvergunning, dan kan het
de vergunning verlenen. Indien de beslistermijn van acht weken verloopt, wordt de vergunning van rechtswege aan de aanvrager
verleend.
Het bestuurscollege publiceert in de krant binnen twee weken na het van rechtswege verlenen een lijst met ondernemingen aan
wie een vestigingsvergunning is verleend. Daarna heeft het bestuurscollege, indien nodig, nog acht weken de tijd om nadere
voorwaarden te stellen als bedoeld in artikel 6 van de wet. Maar de ondernemer kan alvast beginnen met zijn bedrijf.
Indien er volgens het bestuurscollege wel bezwaar bestaat tegen het verlenen van de vestigingsvergunning, en dat bezwaar is
erin gelegen dat de ondernemer kennelijk onvoldoende vaardigheden bezit of kennelijk onvoldoende financiële middelen, dan
kan het college de aanvraag binnen acht weken na indiening gemotiveerd afwijzen. In dit geval is het essentieel dat het Bestuurscollege
de beslistermijn in acht neemt, omdat anders de beschikking van rechtswege toch wordt verleend.
Indien er volgens het bestuurscollege bezwaar bestaat tegen het verlenen van de vestigingsvergunning, en dat bezwaar is gelegen
in de noodzaak om een algemeen belang te beschermen, dan kan het de aanvrager binnen de eerste periode van acht weken meedelen
dat de beslistermijn met een tweede periode van acht weken wordt verlengd. Daarna treedt het bestuurscollege in contact met
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en licht toe op welke gronden de verlening afgewezen zou moeten worden.
Als de Minister instemt met het afwijzen van de vergunning, dan stuurt het bestuurscollege binnen de gestelde termijn een
afwijzingsbeschikking. Als de Minister niet instemt met de afwijzing, dan volgt alsnog een positieve beschikking en kan het
bestuurscollege nadere voorwaarden stellen, indien dat nodig wordt geacht.
Artikel 4a
Het artikel 4a bevat een beslistermijn. Deze termijn bedraagt acht weken. Gezien de relatief beperkte toets, waar in veel
gevallen mee kan worden volstaan, wordt dat geacht voldoende lang te zijn.
Wanneer de aanvraag afgewezen zou moeten worden op grond van een algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid (nieuw),
dan kan het bestuurscollege de beslistermijn schriftelijk verlengen met nog eens 8 weken. Op die manier is het bestuurscollege
in staat om de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te betrekken bij de afweging die ze maakt.
De termijn begint te lopen op het moment dat een aanvraag voor een vestigingsvergunning is ingediend, en deze aanvraag aan
alle daaraan gestelde eisen voldoet. Daaronder wordt ook begrepen dat alle benodigde bescheiden zijn aangeleverd.
Voldoet de aanvraag niet aan de gestelde eisen, dan stelt het bestuurscollege de aanvrager in staat om de aanvraag aan te
passen of aan te vullen. Als de aanvraag is aangepast of aangevuld, en als zij op dat moment aan de gestelde eisen voldoet,
dan begint op dat moment de beslistermijn te lopen.
Artikel 4b
Dit artikel regelt dat een vergunningsaanvraag waarop niet tijdig wordt beslist van rechtswege gegeven is. Dit wordt ook wel
een positieve fictieve beschikking genoemd of een Lex silencio positivo.
Op een aanvraag die aan de daaraan gestelde eisen voldoet, wordt binnen de beslistermijn van acht weken een beslissing genomen.
Indien het bestuurscollege niet binnen die termijn een beschikking heeft genomen, om welke reden dan ook, wordt de vestigingsvergunning
automatisch verleend. Ingeval het bestuurscollege de aanvraag wil afwijzen, is het van belang binnen de beslistermijn van
acht weken een afwijzende beschikking te nemen, dan wel een mededeling te doen aan de aanvrager dat het bestuurscollege voornemens
is de aanvraag af te wijzen op grond van artikel 5, tweede lid, en daarvoor de beslistermijn met acht weken verlengt. Blijft
een van beide achterwege, dan wordt de vergunning van rechtswege verleend.
Een van rechtswege verleende vestigingsvergunning treedt in werking drie dagen nadat de beslistermijn is verstreken.
Artikel 4c
In verband met de rechtszekerheid en de kenbaarheid van de afgegeven vergunning, maakt het bestuurscollege de van rechtswege
afgegeven vergunningen bekend. Het bestuurscollege doet dat binnen twee weken na het verstrijken van de beslistermijn, door
op de daartoe gebruikelijke wijze bekend te maken dat de gevraagde beschikking van rechtswege is verleend. Die ter plaatse
gebruikelijke wijze kan bijvoorbeeld zijn dat in een dagblad of huis-aan-huisblad de lijst wordt gepubliceerd aan wie een
vestigingsvergunning is verleend, en dat deze van rechtswege is verleend. Maar ook is toegestaan dat deze lijst of de individuele
beschikking op een publieke plaats wordt opgehangen. Op deze manier kunnen de aanvrager, toezichthoudende instanties en andere
belanghebbenden van de verstrekking kennis nemen. De publicatie kan dan, in combinatie met een afschrift van de aanvraag,
als bewijsmiddel dienen dat een vergunning is verleend.
Op grond van artikel 6 van de wet kan het bestuurscollege voorwaarden verbinden aan de vestigingsvergunning. De mogelijkheid
daartoe bestaat ook bij van rechtswege verleende vergunningen, zij het dat de voorwaarden binnen acht weken na van rechtswege
verlenen van de vergunning, door middel van een beschikking worden gestuurd aan de aanvrager. De ondernemer hoeft deze periode,
waarbinnen de voorwaarden opgelegd kunnen worden, niet af te wachten en kan, op grond van de reeds verleende vergunning reeds
een aanvang maken met zijn bedrijfsactiviteiten.
Onderdeel B
In de fragiele economieën van de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het nodig om het starten van ondernemingen en
de mate waarin geconcurreerd wordt meer te controleren dan in Europees Nederland.
Door middel van een verplichte vestigingsvergunning wordt deze controle uitgevoerd. De controle richt zich in eerste instantie
op het voorkomen van oprichten van ondernemingen die geen enkele kans zouden hebben en daarom snel failliet zouden gaan. Bij
het kennelijk ontbreken van de algemene vaardigheden van de ondernemer en de financiële middelen die redelijkerwijs benodigd
zijn, wordt een vestigingsvergunning geweigerd (artikel 5, eerste lid, van de wet).
De vestigingsvergunning is in het verleden ook geweigerd om andere algemene belangen te beschermen. Met de omzetting van 10 oktober
2010 is de mogelijkheid om die andere belangen te beschermen verminderd, in de veronderstelling dat andere regelgevingcomplexen
die belangen zouden kunnen beschermen. Dat blijkt niet, althans te weinig, het geval. Totdat die andere regelgeving in werking
is getreden om de algemene belangen te beschermen, heeft het bestuurscollege ook het instrument van het weigeren van een vestigingsvergunning
tot zijn beschikking, zij het dat de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met weigering van de vergunning
ingestemd moet hebben.
In onderdeel B wordt een nieuw tweede lid bij artikel 5 van de wet geformuleerd, waarbij meer ruimte is gegeven om een vestigingsvergunning
te weigeren, indien de vestiging een inbreuk zou maken op een te beschermen algemeen belang. Dergelijke belangen zijn onder
meer, maar niet uitsluitend, volksgezondheid, milieu, consumentenbescherming, openbare orde en veiligheid.
Voorwaarde voor het weigeren van de vergunning is wel dat de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft ingestemd
met de afwijzing van de vergunningaanvraag op grond van artikel 5, tweede lid. De Minister beslist over elke voorgenomen afwijzing
op grond van de individuele merites, maar zal in een beleidsregel wel duidelijk maken in welke gevallen hij in zal stemmen
met de afwijzing. Op die manier wordt zo veel als mogelijk kenbaar gemaakt aan potentiële aanvragers, wat de kansen zijn op
het verkrijgen van een vergunning.
Onderdeel C
Omdat de beslistermijn van het bestuurscollege is ingekort tot 8 weken, is ook de adviestermijn van de Kamer van Koophandel
en Nijverheid ingekort tot 2 weken.
Onderdeel D
Artikel 7, eerste lid, stelt in welke situaties een vestigingsvergunning kan – dus niet noodzakelijk: zal – worden ingetrokken
Onderdeel c gaf aan dat intrekking mogelijk was wanneer de zaak gedurende drie achtereenvolgende maanden voor het publiek
gesloten was. Dat betekent dat sterk seizoensgebonden ondernemingen, zoals de toeristensector, elk jaar het risico lopen de
vestigingsvergunning kwijt te raken. In het nieuwe onderdeel d is een voorziening voor die ondernemingen getroffen. Door een
schriftelijke kennisgeving van de tijdelijke sluiting te zenden aan het bestuurscollege kan de ondernemer de termijn verlengen
naar zes maanden. Deze voorziening is opgenomen op grond van de consultatie.
Onderdeel E
In artikel 10, vierde lid, werd geen onderscheid gemaakt tussen misdrijven en overtredingen. Misdrijven zijn naar hun aard
een ernstiger feit dan een overtreding en kunnen worden bestraft met gevangenisstraf of boete, terwijl overtredingen lichtere
feiten zijn en bestraft kunnen worden met boete of hechtenis. Dit onderscheid wordt nu wel tot uitdrukking gebracht in de
wet.
Artikel IV
Artikel IV bevat twee technische wijzigingen van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES. De wijziging van artikel
33, tweede lid, is ten behoeve van een consistent gebruik van de terminologie uit het Wetboek van Strafrecht BES voor de termen
‘gevangenisstraf’ en ‘hechtenis’ (onderdeel A). De overtredingen, bedoeld in artikel 33, tweede lid, worden niet aangemerkt
als misdrijven. In dat geval hoort de in dat lid genoemde vrijheidstraf te worden aangeduid met de term ‘hechtenis’.
De wijziging van artikel 34 betreft het herstel van een verschrijving die werd gemaakt bij de omzetting van de oorspronkelijke
landsverordening in de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES. In de wet zijn de overtredingen genoemd in artikel
33, eerste en derde lid, aangemerkt als misdrijf, terwijl in het oorspronkelijke artikel 34 van de landsverordening alleen
de overtredingen genoemd in artikel 33, eerste lid, werden aangewezen als misdrijf. De overtredingen, genoemd in artikel 33,
derde lid, lenen zich naar hun aard niet om aangemerkt te worden als misdrijf.
Beide wijzigingen zijn noodzakelijk voor de toepassing van de strafbepalingen uit de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming
BES. De verwarring die ontstaat als gevolg van de huidige tekst, kan ertoe leiden dat het Openbaar Ministerie de strafbare
feiten in een zaak onvoldoende kan kwalificeren en als gevolg daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Artikel V
In artikel 10, zesde lid, van de Wet merken BES wordt bepaald dat de wettelijke datum van inschrijving die van het depot is.
Hiermee is artikel 7, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit merken BES in tegenspraak, daar het bepaalt dat als datum van
inschrijving geldt de datum van de dag waarop De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie vaststelt dat het depot
voldoet aan de bij de wet en het besluit gestelde vereisten voor de inschrijving van het merk. Deze tegenstrijdigheid is in
het afgelopen jaar aan het licht gekomen. In artikel 1, onderdeel B, wordt dit recht gezet.
In de tweede volzin van artikel 14, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit merken BES staat dat de tijd van Bonaire, Sint
Eustatius en Saba wordt aangehouden bij het bepalen van het tijdstip waarop een stuk is binnengekomen, terwijl eerder is afgesproken
om de Nederlandse tijd aan te houden. De tweede volzin van artikel 14, eerste lid, dient dan ook te vervallen (zie artikel
I, onderdeel C).
De tweede volzin van artikel 31 van het Uitvoeringsbesluit merken BES kent een speciale grondslag voor de inwerkingtreding
van artikel 24, eerste lid. Voorheen omvatte dat lid een uitputtende opsomming van de verschuldigde bedragen. Aangezien de
verwachting is dat de bedragen regelmatig zullen worden gewijzigd, worden deze vastgesteld bij de Uitvoeringsregeling merken
BES. Daarnaast is besloten de regeling gelijktijdig met het Uitvoeringsbesluit merken BES in werking te laten treden. De tweede
volzin van artikel 31 kan dus vervallen (zie artikel I, onderdeel D, van deze regeling).
Artikel VI
Onderdeel A
In het Kiesbesluit voor de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES wordt de grondslag gecorrigeerd. Het betreft hier een redactionele
wijziging en een aanvulling met de nieuwe grondslag van artikel 6, zesde lid, in verband met de verkiezingen van het bestuur
van de Kamer van Koophandel en Nijverheid in het jaar 2011.
Onderdeel B
Daarnaast wordt in artikel 5, eerste lid, van dat besluit het opschrift voor de kiezerslijsten gewijzigd, in verband met het
vervallen van de eis van Nederlanderschap. Het vervallen van de eis zelf is opgenomen in artikel II, onderdelen A en D.
Onderdeel C
In verband met de recente transitie en de noodzaak om snel te komen tot een gekozen bestuur, kan worden afgeweken van de termijnen
en data bij het opstellen van de kiezerslijsten. Het huidige interim-bestuur van de kamers kan daardoor een pragmatische en
praktische oplossing kiezen voor de voorbereiding van de verkiezingen van 2011.
Onderdeel D en E
Op de eilanden Sint Eustatius en Saba is het minimumaantal steunbetuigingen voor een kandidaatstelling verlaagd naar 5. Vanwege
de omvang van de ondernemerspopulatie was het oorspronkelijke aantal van 15 aan de hoge kant.
Onderdeel F
In het nieuwe zesde lid van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES, is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken
van de in het eerste lid van dat artikel genoemde benoemingstermijn. Omdat de kamers in 2011 een volledig bestuur moeten benoemen,
en er nog geen aftreedrooster vastgesteld is voor het bestuur van de Kamer van Sint Eustatius en Saba, kan het bestuur benoemd
worden voor een kortere periode dan de in de wet genoemde 3 jaar.
Indien het aftreedrooster niet wordt vastgesteld voor de bestuursleden benoemd zijn, kunnen de benoemingen worden aangepast
zodra dat het geval is. Dit geldt alleen voor het bestuur dat op basis van de verkiezingen in de jaren 2011 en 2012 wordt
benoemd.
Artikel VII
Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn inmiddels als gebied aangewezen krachtens het Protocol van 27 juni 1989 (Trb. 1990, 44) bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891. Ingevolge artikel
2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling merken BES vervalt dit artikel.
Artikel VIII
Aan de aanpassingen in de regelgeving betreffende de verkiezingen voor het bestuur van de Kamers van Koophandel en Nijverheid
wordt terugwerkende kracht verleend. De Kamers zijn immers al bezig met het organiseren en voorbereiden van de verkiezingen.
Gedurende deze voorbereidingen is er al rekening gehouden met de wijzigingen in de wetgeving.
Deze wijzigingen in de wetgeving zijn begunstigend, meer ondernemers kunnen hun kiesrecht uitoefenen.
Deze reparatieregeling treedt zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor 10 oktober 2011 in werking, omdat de Wet openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot dat moment de grondslag biedt. De grondslag vervalt na dat moment. Daarom wordt
afgeweken van de twee maanden publicatietermijn en inwerkingtreding op een van de vier vaste verandermomenten. Dit valt binnen
het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten onder de uitzonderingsgronden van reparatieregelgeving (uitzonderingsgrond
3).
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.