Per 1 januari 2003 is de energiepremieregeling in de regulerende
energiebelasting afgeschaft en vervangen door de Tijdelijke regeling
energiepremies 2003 (hierna: de VROM-regeling).
Bij wijze van overgangsregeling is bij besluit van 5 december 2002,
nr. CPP 2002/3625M, het volgende goedgekeurd. Energiebedrijven die in 2003 met
toepassing van de in 2002 geldende energiepremieregeling (hierna: de Epr 2002)
energiepremies uitkeerden met betrekking tot energiezuinige apparaten of
energiebesparende voorzieningen die al in 2002 waren gekocht maar pas in 2003
geleverd waren, konden deze energiepremies in mindering brengen op de
regulerende energiebelasting die zij ter zake van de levering van aardgas en
elektriciteit verschuldigd waren. Deze regeling gold echter alleen als de
apparaten of voorzieningen:
a. uiterlijk op 1 april 2003 geleverd en in gebruik genomen resp.
aangebracht waren;
b. de energiepremies uiterlijk op 1 april 2003 waren aangevraagd;
en
c. geen verzoek gedaan werd in het kader van de
VROM-regeling.
Inmiddels is gebleken, dat deze voorwaarden in een aantal gevallen
hebben geleid tot onbedoelde gevolgen. Dat is met name het geval bij
langlopende projecten waarbij het voorzienbaar was, dat voorzieningen die al in
2002 waren gekocht, niet op 1 april 2003 aangebracht konden zijn. In die
gevallen werden verzoeken om toekenning van een energiepremie veelal door het
ministerie van VROM afgewezen, terwijl ook geen aanspraak gemaakt kon worden op
een energiepremie op basis van de Epr 2002.
Omdat de overgangsregeling door de restrictieve toepassing van de
VROM-regeling niet tot het beoogde resultaat heeft geleid, heb ik met
toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uit
coulanceoverwegingen het volgende besloten.
Goedkeuring
In gevallen waarin
a. na 1 april 2003 doch binnen 13 weken na de levering een
energiepremie is aangevraagd met betrekking tot apparaten of voorzieningen ter
zake waarvan de koopovereenkomst reeds vóór 1 januari 2003 gesloten was en die
op grond van het besluit van 5 december 2002, nr. CPP 2002/3625M, in aanmerking
gekomen zouden zijn voor een energiepremie op basis van de Epr 2002 als aan de
voorwaarden van dat besluit was voldaan;
b. de aanvraag zowel door het energiebedrijf als door de
minister van VROM is afgewezen; en
c. de belanghebbende zich vervolgens heeft gewend tot de
inspecteur met het verzoek hem alsnog een energiepremie toe te kennen;
kent de inspecteur de energiepremie toe waarop de
belanghebbende op basis van de Epr 2002 aanspraak had kunnen maken als aan de
voorwaarden van evengenoemd besluit was voldaan.
Als de inspecteur met betrekking tot de energiepremie reeds
eerder een beslissing genomen heeft waartegen geen rechtsmiddelen (meer)
openstaan, vindt het vorenstaande slechts toepassing als de belanghebbende daar
schriftelijk om verzoekt. Het verzoek van de belanghebbende moet in dat geval
binnen 12 maanden na de dagtekening van dit besluit zijn ingediend bij de
Belastingdienst/Noord, kantoor Emmen, Energieteam (Energiepremieregeling),
Postbus 2164, 7801 CD Emmen, onder bijvoeging van een afschrift van de eerdere
beslissing van de inspecteur.
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot
en met de dagtekening van dit besluit.